Interview Katie Mitchell

interviews,Parool — simber op 8 februari 2015 om 16:07 uur
tags: , ,

De Britse toneelregisseur Katie Mitchell is in eigen land omstreden, maar een ster in Duitsland. De komende maand staan vijf van haar voorstellingen in de Stadsschouwburg in het programma Brandstichter. “In Engeland denken ze dat ik in de vuilnisbak van het theater terecht ben gekomen.”

Welbespraakt, informeel, uiterst relativerend praat ze over haar werk. Terwijl haar zeven-jarige dochter op het ijsbaantje op het Leidseplein rondjes zwiert, staat Katie Mitchell vroeg in januari de Nederlandse pers te woord. Niet een vrouw waarvan je zou verwachten dat ze in de Britse kranten ‘princess of darkness’ wordt genoemd, vanwege haar voorkeur voor duistere thema’s.

Tijdens Brandstichter zijn onder meer een ‘live cinema’ voorstelling te zien over vrouwen en oorlog (The Forbidden Zone), een meditatie over de dood op muziek van Bach (Trauernacht) en een brutaal bewerkte klassieke tragedie over oorlogsgeweld (Alles Weitere kennen sie aus dem Kino).

Alle voorstellingen in het programma zijn gemaakt in Duitsland of Frankrijk. Is dat niet raar? “Ja, dat voelt cultureel vreemd. Het verschil tussen de reacties op mijn werk in Engeland en op het vasteland is extreem. Dat voelt erg schizofreen. Toen ik voor het eerst terugkwam na het maken van een voorstelling in Duitsland, deden mijn collega’s in Londen alsof ik thuiskwam van een begrafenis. Alsof ik volledig mislukt was en in de vuilnisbak van het theater terecht was gekomen. Dus ik vertrouw mijn succes in Duitsland en Frankrijk nooit helemaal, omdat dat in mijn eigen land geen waarde heeft.”

Mitchell kwam bij toeval in Duitsland terecht. Als jonge regisseur bezocht ze een conferentie, waar ze bevriend raakte met een Duitse collega, Karin Baier. “We bleven elkaars werk min of meer volgen, en toen zij artistiek leider werd van het theater in Keulen vroeg ze me om een voorstelling bij haar te maken. Die werd prompt uitgenodigd voor het Theatertreffen [het prestigieuze jaarlijkse festival met de tien beste voorstellingen uit het Duitse taalgebied], ik wist niet eens wat dat was.”

“Altijd wanneer ik een voorstelling maak in Engeland wordt er tegen me gezegd wat ik niet kan en mag doen. In Duitsland is het omgekeerd, ze willen dat je van alles méér doet. Onlangs regisseerde ik De Kersentuin in Londen en ik kreeg het niet goed voor elkaar. Ik wist niet meer wie ik was. Ik weet niet waar die negatieve ontvangst vandaan komt. Ik vermoed dat het een cocktail is van mijn feminisme, mijn Europeanisme en mijn radicale vormen.”

Waar Mitchell in Londen wel succes mee heeft is een serie voorstellingen over klimaatverandering en overbevolking. Na een ontmoeting met wetenschapper Stephen Emmot maakten ze samen de voorstelling 10 Billion, over de ecologische druk van een wereldbevolking van tien miljard mensen. “De wetenschap krijgt niet overgebracht hoe urgent het probleem is, misschien lukt het de kunst wel.”

Het project vergrootte met name ook haar eigen milieubewustzijn: “Je kunt niet zo’n ontmoeting hebben, zonder je leven te veranderen, en dus veranderde mijn leven. Ik vlieg niet meer en ik koop geen nieuwe kleren, en ik probeer mijn ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Niet vliegen is soms lastig, maar treinen is een goed alternatief, zeker in Duitsland. Alleen is het jammer dat ze langzamerhand de nachttreinen afschaffen. Dat is een enclave voor allerlei wonderbaarlijke mensen.”

Ook in haar selectie voor Brandstichter komt het groene thema terug. De voorstelling Atmen, een oorspronkelijk Engels stuk van de jonge toneelschrijver Duncan Macmillan, gaat over een hipsterstel dat tobt over kinderen. Mitchell laat het de spelers de hele voorstelling lang fietsen op hometrainers, waarmee ze de electriciteit opwekken voor de theaterlampen. En ook in Glückliche Tage (Happy Days van Beckett) is het thema aanwezig. “Je ziet een vrouw tot haar nek in een berg aarde. Ooit ging dat over de angst voor nucleaire oorlog, maar ik zie er een parallel in met milieuproblematiek: de natuur eet de vrouw op. Juist datgene waarover we denken controle te hebben, de natuur, gaat ons vernietigen. Zo zie ik het steeds als mijn taak om iets helders en concreets te maken van een intellectueel idee.”

“Jarenlang wist ik niet zo goed waarvoor ik nu eigenlijk betaald kreeg. Inmiddels weet ik het: het gaat om het vertalen van je basismateriaal – een partituur, een script of een wetenschapper – in een driedimensionale handeling die beweegt in de tijd. Mijn taak is om dat voor me te zien. En het wordt moeilijker en moeilijker om dat interessant en dynamisch te houden voor het publiek. Mijn voorstellingen worden ook steeds korter.”

“Ik heb vroeger met neurowetenschappers gewerkt om beter te begrijpen wat acteurs moeten doen. Nu zit mijn onderzoek meer in mijn werk. Ik heb ruim zestig voorstellingen gemaakt, ik hoef niet meer aardig gevonden te worden. Mijn voorstellingen worden eigenlijk steeds moediger en radicaler.”

Brandstichter begint op 11/2 met The Forbidden Zone. Meer info op www.ssba.nl/brandstichter

Interview Meral Polat

interviews,Parool — simber op 3 februari 2015 om 16:02 uur
tags: ,

Ineens is Meral Polat overal. Ze speelt in de politieserie Noord/Zuid naast Ariane Schluter, was afgelopen zaterdag te zien in de telefilm Undercover en speelt de komende weken in twee theatervoorstellingen in Amsterdam. “Ik probeer zoveel mogelijk uit alle hokjes te blijven.”

“Ik heb het nog nooit zo druk gehad”, zegt Meral Polat (1982) in een café in Amsterdam West. Afgelopen zomer nam ze drie films en een televisieserie op, meteen daarna volgde het werk aan twee theatervoorstellingen. In februari wordt het rustiger. “Dan is het alleen maar touren en ga ik overdag aan de slag met mijn band, Merals Harem.”

De drukte zit hem nu vooral in de première van haar eigen voorstelling Who’s afraid of Romeo & Julia, die ze maakte met Eran Ben Michael. “Het is een vervolg op onze afstudeervoorstelling. We vroegen ons af wat er zou gebeuren als Romeo en Julia niet dood zouden gaan aan het eind van het stuk, maar zouden trouwen. Zouden ze uiteindelijk gaan lijken op het ruziënde echtpaar George en Martha uit Who’s afraid of Virginia Woolf?

“Eran en ik zijn vrienden gebleven en we wilden altijd nog een keer samen iets doen. Hij stelde voorom deze voorstelling nog een keer te maken, maar nu vanuit onszelf. We praten veel over de liefde. Hij heeft heel lang een vriendin gehad, maar dat ging uit, en ik leef als een soort zigeunerin; mijn langste relatie duurde drie jaar, haha. We hebben zelf de tekst en de liedjes geschreven.”

Zijn ze wijzer geworden in de liefde? “We hebben meer ervaring. Maar ik ben bijna 33 en ik verlang nog steeds dezelfde dingen. Dat vind ik eigenlijk heel mooi. Wat we laten zien is onze bagage. Het gaat ook veel over onze ouders. Zijn ouders komen uit Israel de mijne uit Turkije. Het waren jonge mensen – mijn moeder was twaalf – die hiernaartoe zijn gekomen en tegelijkertijd volwassen moesten worden, een gezin moesten onderhouden, en hun identiteit moesten vinden in een andere cultuur. Ik heb nooit een rustige, burgerlijke gezinssituatie gehad. Mijn ouders hielden veel van elkaar, maar ze konden niet met elkaar leven. Qua temperament leek het op Martha en George.”

“Eran en ik hebben ook een soort Martha en George-gehalte: we kunnen heel hard naar elkaar zijn. De voorstelling is ook een excuus voor ons om ons gesprek voort te zetten. En voor Eran om meisjes te scoren, haha! Nee, dat is gemeen. Maar hij krijgt na afloop verdacht veel telefoonnummers van meisjes. En ik helemaal niks.”

Naast haar eigen voorstelling speelt Polat ook meer in Hoogwater voorheen Laagwater van Wim T. Schippers en de Veenfabriek. “Het werken aan die voorstelling was totale chaos, maar heel inspirerend. Wim heeft de bizarre combinatie van enorm intellect en de primaire reactie op de wereld van een kind. In de voorstelling komen veel disciplines en makers bij elkaar. Het was zoeken naar een manier om dat er niet op elkaar geplakt uit te laten zien, er moet echt contact zijn.”

Polat springt doelbewust om met haar veelzijdigheid. Haar ouders zijn Koerdisch, maar ze heeft er geen problemen mee om op de lijst invloedrijkste Nederlanders van Turkse afkomst te staan. “Mensen kunnen me niet claimen omdat ze uiteindelijk niet weten in welk hokje ze me moeten stoppen. Koerdisch of Turks, zangeres of actrice, film of theater, allochtoon of Nederlands. Ik probeer zoveel mogelijk uit alle hokjes te blijven door alle hokjes een beetje te besmeuren, haha. Ik geloof ook niet dat identiteit alleen maar kan bestaan als je ergens geworteld bent. We krijgen een meer vloeibare identiteit, en we hebben ankers die we soms uitgooien.”

Dat idee over identiteit speelt ook mee in haar manier van werken. “Elk personage dat je speelt brengt een wereld mee en ik mag in die wereld kijken. Ik speelde een undercoveragent in de telefilm Undercover en daarvoor sprak ik met politieagenten en het fascineert me hoe anders hun perspectief is. Ze lopen anders, ze kijken anders. Ik ben geïnteresseerd in de verschillende maatschappelijke lagen van een mens. Acteren is de wereld van de ander ontdekken.”

In april gaat ze met haar eigen band, Merals Harem, op tournee. “Die band bestaat al heel lang, en we komen allemaal uit andere disciplines. Sommige uit de pop op jazz, maar Beppe Costa is een Italiaanse theatermaker die veel met Orkater en het Ro Theater heeft gewerkt. We zoeken lang, en dan komt er iets uit wat vaak wereldmuziek heet, maar ik houd niet van dat label. Het is toch altijd een verhaal. Uiteindelijk ben ik een verhalenverteller.”

Who’s afraid of Romeo & Julia speelt 28 en 29/1 in Bellevue – www.rast.nl
Hoogwater voorheen Laagwater speelt 19 t/m 26/2 in Bellevue – www.veenfabriek.nl

Recensie: ‘De witte vloed’ van Bellevue Lunchtheater

Gestommel van achter het toneel. Uitgelaten meisjes stampen de trappen van Bellevue af. Zodra ze opkomen en het publiek ontdekken schrikken ze stil. Ineens zijn het onhandige veulens die mislukt-elegant hun jas ophangen en hun schoenen uitschoppen.

Het eerste dat opvalt aan de nieuwe lunchtheatervoorstelling De witte vloed is het prachtig overdadige decor. Ontwerper Daphne de Winkel maakte een Victoriaanse meisjesslaapkamer, vol beige lampen, opgezette dieren, vergeelde boeken, tapijten, talloze schilderijen, stapels spellen onder de divan en een levende kanarie.

Daarin spelen de drie actrices –Judith van den Berg, Eva van Gessel en Sarah Jonker– een nieuwe tekst van de vooral in Duitsland werkende regisseur Marc Wortel. Wortel baseerde zich op een boek van Max Ernst waarin hij surrealistische collages maakte van negentiende-eeuwse boekillustraties; Ernst gaf mannen leeuwenkoppen of hagedissenstaarten of zette salons en slaapkamers onder water.

Wortel en regisseur Sarah Moeremans maken van de tekst een serie morbide en perverse seksuele fantasieën van de jonge vrouwen die ze aan het publiek vertelen. Ze spreken lichtzinnig en wellustig over verkrachting, marteling, doodsstrijd en genot. De taal is visceraal en in de loop van het stuk opmerkelijk smerig.

Maar de meisjesachtigheid van de actrices –Van den Berg hitsig, Van Gessel naïef en Jonker zwoel en hooghartig– verzacht de heftigheid en geeft de voorstelling een vervreemdende laag. Ze moedigen elkaar aan en hitsen elkaar op.

De witte vloed lijkt te gaan over de duistere kant van de vrouwelijke seksualiteit – en de mannelijke fantasieën daarover (een foto van Freud is prominent aanwezig). Het is mysterieus, gedurfd en verwarrend, en juist daardoor zo aanlokkelijk.

De witte vloed van Bellevue Lunchtheater, regie Sarah Moeremans. Gezien 11/1/15 in Bellevue. Aldaar t/m 1/2. Meer info op www.lunchtheater.nl

Recensie: ‘Hoogwater voorheen Laagwater’ van Wim T. Schippers, De Veenfabriek, Female Economy

Het begin is misschien niet helemaal wat je bij Wim T. Schippers verwacht. Goed, er wordt een lied gezongen in een niet bestaande taal, en Schippers zelf werkt zich tamelijk onverdienstelijk door een pianosonate. Maar wat ziet iedereen er chic uit. En wat staan alle instrumenten keurig esthetisch achter elkaar. Maar gelukkig, daar komt een zeekapitein in uniform op een Segway het toneel over gereden. We zijn weer thuis.

Op papier is het een veelbelovende combinatie: het speelse absurdisme van Wim T. Schippers en het kunstzinnige muziektheater van Paul Koek en zijn Veenbriek. Maar de verwachtingen worden niet helemaal ingelost. De dunne lijn tussen superieur melig en gewoon flauw wordt iets te vaak overschreden.

In Hoogwater voorheen Laagwater speelt Schippers zelf ook mee, maar meteen in de eerste scène valt hij bijkans dood neer als hij –in keurig rokkostuum gehesen– struikelt op weg naar de vleugel. Waarna Meral Polat een prachtig rouwlied zingt en de uit de dood herrezen kunstenaar zich alsnog door Mozart worstelt.

Na dit muzikale begin komen we op vertrouwder terrein, met dialoogjes vol misverstanden, letterlijke betekenissen en woordspelingen, onder anderen tussen een dokter, twee ambulancemedewerkers, de muzikanten en Compère (spreekstalmeester) Joep van der Geest, die en passant het publiek aanraadt om vooral de telefoons aan te laten, te hoesten of de zaal te verlaten. “Op uw plaats zittend weerstaan van dringende behoeften, hevige verlangens, of opspelende driften is niet alleen voor uzelf belastend!”

Later volgen nog scènes in een met veel zorg door de naakte acteurs opgebouwd stukje bos –waarbij Schippers het publiek het vogelgekwetter laat verzorgen– , scènes in een theatercafé, een optreden van een lokaal amateurkoor en een weerzien met Henrik van Woerdekom, een personage uit Schippers’ succesvoorstelling Wuivend Graan.

Die voorstelling was overigens, zoals het meeste theaterwerk van Schippers, ook een soort parodie op het burgelijke toneel uit zijn jeugd in de jaren ’50. Hoogwater voorheen Laagwater lijkt in veel opzichten juist op modern toneel en gek genoeg krijgt zijn vrolijke anarchie daarmee iets pretentieus; het is alsof de uitstekende muzikanten en acteurs het materiaal iets te serieus nemen, en daar is het niet bij gebaat. Alleen Titus Muizelaar als Van Woerdekom weet de precieze nuance van ironie te vatten (en Schippers zelf natuurlijk ook).

Wat de voorstelling toch nog uittilt boven fan-service is de muziek, een groot aantal feilloos uitgevoerde, boven ieder genre verheven nieuwe composities van Jacques Plafond. Bovendien gaat na het applaus de voorstelling nog vrolijk door in de foyer, toiletten en andere ruimtes van het theater, met koorgezang, monologen en popliedjes, geflankeerd door bloemkolen en blikken doperwten die in alle hoekjes verborgen liggen.

Als gevolg van entropie zal alles wat ooit geordend is uiteindelijk vervallen tot chaos, legt een van de personages uit. Wim T. Schippers neemt daar in deze voorstelling weer op fraaie wijze een voorschot op.

Hoogwater voorheen Laagwater van Wim T. Schippers, De Veenfabriek, Female Economy. Gezien 7/1/15 in De Toneelschuur. Te zien in Amsterdam (Bellevue): 19 t/m 26/2. Meer info op www.veenfabriek.nl

Recensie: ‘Medea’ van Toneelgroep Amsterdam

Parool,recensies — simber op 5 januari 2015 om 12:30 uur
tags: , , ,

Een voorstelling Medea, waarin het personage Medea niet voorkomt. Dat kan natuurlijk ook. In de versie van Toneelgroep Amsterdam die zaterdag in première ging heet ze Anna, en Marieke Heebink speelt haar met een kordaat soort naturalisme. Een heel gewone vrouw – maar dan een die haar kinderen vermoordt.

Simon Stone is een begaafde jonge Australische regisseur, die op de afgelopen twee Holland Festivals indruk maakte met radicaal gemoderniseerde versies van De wilde eend en Thyestes, waarin alledaagse gesprekjes en extreem geweld fel contrasteerden. Zijn Medea is een heldere tearjerker.

Voor zijn regiedebuut bij Toneelgroep Amsterdam schreef hij een nieuw stuk geïnspireerd door Euripides’ tragedie, maar dat vooral leunt op de zaak van Debora Green, een moderne Amerikaanse Medea die in 1995 haar huis in brand stak met haar kinderen erin.

Stone laat het stuk beginnen als Anna, hier geen prinses, maar een succesvolle medisch onderzoeker, terug komt uit een kliniek, waar ze in behandeling is geweest, nadat ze haar man Lucas heeft geprobeerd te vergiftigen. Maar nu heeft ze haar driften onder controle en haar leven weer op orde. Om te vieren trekt ze een fles wijn open die ze niet mag combineren met haar medicijnen.

De voorstelling volgt Anna en haar gezin in de paar weken dat het kleine zelfbedrog uitgroeit tot ondraaglijke proporties. Ze denkt dat ze Lucas terug kan winnen en het gezinsleven weer op kan pakken, maar Lucas heeft andere plannen met zijn nieuwe vriendin – de affaire die eerder de aanleiding was voor Anna’s aanval. Bovendien is ze niet meer welkom op haar werk, waar Lucas langzaam haar plek heeft ingenomen.

Stone plaatst het verhaal in een klinisch witte vlakte zonder decor. De twee zonen van Anna en Lucas rollen er met bureaustoelen vrolijk doorheen. Aan het eind dwarrelt er een kolom pikzwart stof naar beneden als een kunstwerk van Anish Kapoor. De berg stof is als een zwart gat waarin alle hoop verdwijnt. Lucas raast erdoorheen en Anna begraaft er uiteindelijk de kinderen in.

Het probleem met de voorstelling is dat het uiteindelijk weinig meer is dan een erg goed gemaakte ware woensdagavondfilm. En dat wordt niet automatisch een tragedie als je er de titel Medea op plakt. De tekst is tamelijk banaal en de acteurs zijn goed, maar erg dienstbaar aan het voortdrijven van het verhaal.

Bovendien gaat Stone de belangrijkste kwestie uit de weg: Anna sterft met haar kinderen, terwijl zowel Medea als Green blijven leven. Wat iemand ná zo’n daad te zeggen heeft is een te moeilijke vraag voor dit emo-theater.

Waar nog een enig belang zit is in hoe Anna langzaam gestript wordt van haar waarde sinds ze moeder werd: een stap achteruit in haar carrière, man die niet meer naar haar omkijkt en ervandoor gaat. Als vrouwen gereduceerd worden tot moeder, loopt een reservoir aan woede vol. Medea waarschuwt voor een dijkdoorbraak.

Medea van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 13/12/14 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 17/12 en vanaf 21/1. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘As you like it’ van het Nationale Toneel

Romantisch verhaal met prins en prinses? Check. Melige cannabiskomedie tussen de wietplanten? Present. Aan Marthaler herinnerend weemoedig liedjesprogramma? Bingo. Vechtsportgala met Badr Hari-verwijzingen? Aanwezig. Melancholieke, Tsjechov-achtige interpretatie van Shakespeare? As you like it van het Nationale Toneel is het allemaal, maar een eenheid is het niet.

Regisseur Theu Boermans regisseert na het geslaagde Midzomernachtsdroom opnieuw een Shakespearekomedie bij Het Nationale Toneel. Opnieuw is het een uitbundige, lange toneelavond vol spelplezier en geslaagde grappen, in dit geval nog extra glanzend omdat er een cast vol fris nieuw talent op het toneel staat.

Hoe beter je het verhaal van een Shakespearekomedie probeert uit te leggen, hoe onbegrijpelijker het wordt. Laat het volstaan te zeggen dat allerlei types uit de stad waar een despotische president heerst hun toevlucht zoeken tot het platteland. Onder hen de broer van de president (ooit zelf president), diens dochter Rosalinde en de berooide edelman Orlando. De zijn na een ontmoeting in de stad smoorverliefd op elkaar, maar op het platteland is zij verkleed als man en ze lopen elkaar steeds mis.

Decorontwerper Bernhard Hammer plaatst de voorstelling in een witte doos, die eerst met artistieke projecties de kamers in de stad verbeeldt, maar waarachter later een sneeuwlandschap verborgen blijkt. Op het platteland is het namelijk steenkoud. De laatste scènes spelen in een schaapskooi, maar de herder compenseert “de bezuinigingen” met een wietplantage. Jaja, liefde is net een drug.

Er zit een geestig lijntje in dat iedereen die in de grote stad wreed, boosaardig of gierig is op het land een equivalent personage heeft (vaak een dubbelrol) die goedgunstig, poëtisch en vrijgevig is.

Op het platteland zitten allerlei gelieven achter elkaar aan, maar het centrale koppel is Rosalinde en Orlando, met verve gespeeld door Hannah Hoekstra en Reinout Scholten van Aschat. Die laatste is prachtig laconiek, de rechtschapen maar passieve dichter die door de gebeurtenissen wordt meegesleurd.

Maar Hoekstra is de ster van de avond, vooral met het trainingspakje en het dunne snorretje waarmee ze zich voordoet als man. Iel, maar met enorme power, staat ze tegenover Orlando om de touwtjes in handen te nemen. Als man kan ze hem vragen zijn liefde voor haar te bewijzen.

In de bijrollen vallen Arend-Jan Linde en Jappe Claes op. De eerste maakt van Orlando’s onaangename broer en later van een onhandige priester twee knappe, erg leuke typetjes en Claes loopt als een soort Oom Wanja, drinkend en melancholiek filosoferend, door de scènes heen. De beroemde monoloog ‘De wereld is een schouwtoneel’ brengt hij met meesterlijke ironie en tegelijk diep doorleefd.

De genderverwarring wordt aangevuld met een paar homopersonages, maar hun seksualiteit is eigenlijk alleen voer voor een paar foute, ouderwets aandoende grappen.

“Een moraal? Uit deze warboel?” Aan het eind wordt Hoekstra naar het midden van het toneel geduwd om de epiloog uit te spreken, maar verder dan dat iedereen er maar uit moet halen wat hem of haar het beste uitkomt komt ze niet. Het hoogtepunt van een driedubbele anticlimax. Ergens in de overvloed aan ideeën, moppen en stijlen in deze voorstelling zit vast een moraal, maar Boermans heeft het wel erg bont gekleurd.

As you like it van het Nationale Toneel. Gezien 20/12/14 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 12 t/m 14/1. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Maria Stuart’ van Toneelgroep Amsterdam

“Ik ben koningin. Niet u.” Halina Reijn als Maria Stuart zegt het eerst tegen haar tegenstreefster Koningin Elisabeth, en later nog een keer, rechtstreeks tegen het publiek in de zaal. Ivo van Hove’s nieuwste regie bereikt uiteindelijk een intensiteit waardoor we ons inderdaad even allemaal haar onderdanen voelen.

In Schillers koninginnedrama uit 1802 staan de twee muzes van Van Hove tegenover elkaar. Chris Nietvelt is de machtige Elisabeth, die van haar maagdelijkheid haar grootste wapen heeft gemaakt, Reijn is haar tegenstreefster, gevangen gezet wegens hoogverraad, die juist haar vrouwelijkheid inzet als machtsmiddel. Om hen heen een imposante roedel acteurs als adjudanten, raadgevers en verraders. Vooral de onstuimige Matteo Simoni valt op als de schimmige intrigant Mortimer.

Van Hove en vormgever Jan Versweyveld maken een toneelbeeld als een serie schilderijen. Een half doorzichtige wand geeft de acteurs een relatief ondiepe ruimte voor op het toneel. In hun strenge, zwarte, moderne kostuums zijn ze minutieus in de ruimte gezet, soms dynamisch als een schuttersstuk van Rembrandt, dan weer verloren als bij Edward Hopper.

De opkomsten van de vorstinnen zijn ook al zo picturaal: eerst zijn ze er niet, dan een korte donkerslag met geluidseffect en dan lopen ze er alsof ze er de hele tijd al zijn geweest. Majesteit is een functie zonder begin of eind.

De plot draait rond de ter dood veroordeling van Maria door Elisabeth. De Schotse, katholieke Maria is een evident gevaar voor Elisabeth: al haar tegenstanders –onder wie de Franse koning, Engelse rebellen en de paus– zien Maria als brandpunt voor het verzet tegen de Engelse vorstin en bovendien heeft Maria haar eerste man laten vermoorden om later met de moordenaar te trouwen. Maar Elisabeth aarzelt om haar vijandin ter dood te brengen. Want wat zal het volk ervan denken? En hoe zit het met haar eigen zieleheil?

In het stuk wisselen scènes met Maria en scènes met Elisabeth elkaar af. Slechts op één moment staan de koninginnen tegenover elkaar. Bij Van Hove wordt het een catfight in slow motion, een vertraagde choreografie van grijpende handen en vertrokken monden.

De eerste helft van Maria Stuart is streng en traag; eerder degelijk repertoire dan sprankelend toneel, maar na de pauze gaat de voorstelling vliegen. Met name in het laatste bedrijf, wanneer met een spectaculaire theatrale vondst de zwarte jurken met netkousen van de koninginnen worden omgewisseld voor de prachtig gedetailleerde gewaden die we kennen van hun iconische portretten. De biecht van Maria voor haar terechtstelling –in moderne uitvoeringen vaak geschrapt– wordt met Reijns tranen een stomp in je maag.

Nietvelt heeft in de voorstelling een korte choreografie, een vliegende handbeweging voor de borst; het bonken van het hart wordt een dubbelzinnig gebaar van wegjagen. Anders dan in Van Hove’s vorige voorstelling The Fountainhead maakt de eenzaamheid van de macht alleen maar slachtoffers.

Maria Stuart van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 3/12/14 in Antwerpen. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) vanaf 17/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Interview Daria Bukvić

interviews,Parool — simber op 18 december 2014 om 11:00 uur
tags: ,

Met Nobody Home maakt de van oorsprong Bosnische regisseur Daria Bukvić een voorstelling over haar verleden als vluchteling. De drie acteurs waren zelf ook ooit asielzoekers. “Het is een groot thema in mijn leven hoe ik de keuze van mijn ouders de moeite waard kan maken.”

Het is een week voor de première en Bukvić slaapt slecht. “Er is de stress of we het allemaal op tijd af gaan krijgen, dat ben ik wel gewend. Maar dit project is veel pittiger dan ik vantevoren verwachtte. We hebben ons nu een paar maanden bezig gehouden met wat voor ons allemaal de moeilijkste periode uit ons leven was, en die wonden blijken nog niet allemaal geheeld.”

In een café in Amsterdam West vertelt ze hoe het project tot stand kwam. “Ik leerde de drie spelers kennen op de Toneelacademie Maastricht. We zijn allemaal geboren in 1989 en in onze jeugd naar Nederland gevlucht.” Majd Mardo uit Syrië, Saman Amini uit Iran en Vanja Rukavina ook uit Bosnië. “Vanja en ik hebben bijna hetzelfde verhaal.”

Bukvić werd geboren vlak voor het uitbreken van de burgeroorlog in Joegoslavië. Toen ze drie was vond haar moeder het te onveilig worden en vluchtten moeder en dochter naar Nederland. Bukvi?’ eerste herinneringen zijn aan de twee jaar dat ze in een Limburgs asielzoekerscentrum woonde.

“We zijn in mei eerst bij al onze families langsgegaan om te eten uit ons thuisland en om onze ouders te interviewen. Daarna zijn we op Texel bij elkaar gaan zitten en hebben we elkaar geïnterviewd. Uit al dat materiaal hebben we de anekdotes en citaten die we mooi vonden op een eigen vel geschreven en aan het eind hadden we een hele repetitieruimte vol A4’tjes. We hebben heel veel darlings moeten killen. Er is nog zoveel materiaal, er komt vast een vervolg.”

“Het was pijnlijk om in onze verledens te wroeten”, zegt Bukvić, “Maar tegelijk is het heel belangrijk, omdat we vinden dat we met onze verhalen wel iets kunnen zeggen over deze tijd en over hoe we met vluchtelingen omgaan in Nederland. De noodzaak is hoog en de woede is heel groot. Maar voor ons persoonlijk was het niet gemakkelijk.”

In de voorstelling spelen de drie mannen zowel zichzelf als hun eigen moeder. “Dat vind ik heel belangrijk, want het is in bijna alle gevallen haar beslissing geweest om te vertrekken”, zegt Bukvić. “Allevier onze moeders zeggen: ‘Ik heb alles voor mijn kinderen gedaan’. Aan die keuze en die liefde zijn wij onderworpen. Dat is mooi, maar het leidt ook tot een soort compensatiedrang. Voor mij is dat een heel groot thema in mijn leven: hoe kan ik die keuze van mijn ouders de moeite waard maken.”

Voor Bukvić waren er twee plekken in haar jeugd bepalend voor haar keuze om het theater in te gaan. “In het asielzoekerscentrum zaten vooral Joegoslavische vrouwen en een paar getraumatiseerde, vaak invalide mannen. De situatie werd dragelijk gemaakt door heel veel verhalen te vertellen. Er was nauwelijks telefonisch contact, alleen af en toe brieven. Als er een brief uit Bosnië kwam was dat voor iedereen een geluid van thuis. Dan las mijn moeder die brief voor aan honderd vrouwen. Ook de erotische stukken. En later was ik in Limburg het enige niet gedoopte kind, maar ik ging wel met de school naar de kerk. Daar is mijn fantasie echt ontspoort. Ik dacht: er moet een vak zijn wat lijkt op dat wat die priester doet, maar dan zonder de religieuze boodschap. Dat ga ik worden.”

Een van de thema’s in de voorstelling is Bukvi? woede over wat ze de “gradaties van vreemdeling zijn” noemt. “Saman heeft een ‘terroristenbaard’ zoals we dat in de voorstelling noemen en het is duidelijk dat hij dagelijks wordt afgerekend op zijn uiterlijk. Alles wat ik heb meegemaakt is maar een flinter van wat Saman heeft meegemaakt. Als Saman op het podium staat is hij een kunstenaar en wordt er naar hem geluisterd, maar in het dagelijks leven wordt hij regelmatig bij een disco geweigerd en door de politie gecontroleerd.”

“We willen niet vervallen in een slachtofferrol, we nemen onszelf voortdurend op de hak. Maar ik vind het wel een groot en belangrijk verhaal om te vertellen en ik hoop dat er niet alleen kunstpubliek komt, maar ook beleidsmakers.”

Nobody Home speelt 11 t/m 14/12 en 16 t/m 18/1 in het Compagnietheater. www.nobodyhome.nl

 

Recensie: ‘The Immortals’ van Boogaerdt/Vanderschoot en Oostpool

Een appel schillen met een boormachine, dieren maken van ballonnetjes, met gekleurde nagellak je sleutels uit elkaar houden, cupcakes versieren, met een stuk papier een bierflesje openen. Van Youtube kun je het allemaal leren en mimegroep Boogaerdt/Vanderschoot doet het na.

In hun nieuwe voorstelling The Immortals lieten ze zich met name inspireren door tutorials en how-to-filmpjes op de videosite, van mensen die vanuit hun slaapkamer tips geven voor een nog beter leven. Maar al snel ontwikkelen de beelden in de voorstelling in weirde en unheimische richtingen.

Hoewel: voorstelling? The Immortals is meer een installatie. Een ruimte met vier kamertjes in het midden (ontworpen door Wikke van Houwelingen), waar je als publiek vrijelijk omheen mag lopen. De kamers zijn afgesloten met rolgordijnen en luxaflex, in ieder kamertje is een speler in de weer met camera’s en talloze attributen en de video’s die ze maken zijn live te zien op de vier grote schermen aan de buitenkant.

Als je als toeschouwer even gaat zitten, kun je dus de vier streams volgen, maar slechts bij één kamer naar binnen gluren om te zien hoe het gemaakt wordt. Het contrast tussen beeld en echt is het lolligst: zie je nou Bram Coopmans in een potje poepen? Nee hoor, in het echt zie je hem druk in de weer met een dikke spuit ontbijtkoekkledder. Likt Suzanne Boogaerdt een gebruikte tampon? Nee, het blijkt met limonade. Alleen de enge groene contactlenzen van Marie Groothof zijn echt.

In vijf kwartier dalen we af naar de grillige en ranzige dieptes van Youtube, van een pakje boter onder een föhn of extreme close-ups van printplaatjes binnenin electronische apparaten tot amateurporno, vissenkoppen bakkend in een pan en de mondholte van Floor van Leeuwen. De soundtrack van Remco de Jong en Florentijn Boddendijk versnijdt het opgewekte gebabbel van de Youtube sterren met opgefokte techno.

Slechts één moment is er een soort interactie met elkaar als een astronautenpoppetje naadloos van het ene scherm naar het volgende beweegt. Verder is het vooral psychedelische en surrealistische videokunst.

Het is inventief gemaakt en leuk om naar te kijken maar de betekenis van dit alles blijft onduidelijk. Wat er op internetfilmpjes te zien is, is oneindig veel schokkender en vulgairder dan je in het theater kunt doen. Het lijkt Boogaerdt en Bianca van der Schoot (die dit keer niet meespeelt maar regisseert) vooral te gaan om de vraag wat voor soort mensen het zijn, die zich vanuit de intimiteit hun slaapkamer via het beeldscherm zo blootgeven.

In hun eerdere voorstellingen, zoals Bimbo of Hideous (wo)men, kreeg je de indruk dat ze het meer over hun eigen wereld hadden. Uit The Immortals spreekt vooral afstandelijke verbazing. En die vertaalt zich in een nadruk op hoe ze het doen, en daardoor minder op het waarom.

The Immortals van Boogaerdt/Vanderschoot en Oostpool. Gezien 6/12/14 in Arnhem. Te zien in Amsterdam (Frascati) 9 t/m 20/12. Meer info op www.oostpool.nl

Recensie: ‘Groeten uit Den Ilp’ van Mugmetdegoudentand en Bellevue Lunchtheater

Parool,recensies — simber op 16 december 2014 om 11:07 uur
tags: , , , , ,

“Ouderhaat, museumhaat, huisjeboompjebeestjehaat, routinehaat, kunstkennershaat.” Voor iemand die het Boeddhisme is toegedaan legt Anton Heyboer nog een hoop haat aan de dag.

Bijna tien jaar na zijn dood is van kunstenaar Anton Heyboer weinig meer over dan een paar werken in het Stedelijk en het Haags Gemeentemuseum en vooral het verhaal dat hij met vier vrouwen op een boerderij in Den Ilp woonde.

Met dat cliché wordt vrolijk gespeeld in Groeten uit Den Ilp, de nieuwe lunchpauzevoorstelling van Theater Bellevue, maar uiteindelijk wordt het beeld van Heyboer niet echt bijgesteld.

Groeten uit Den Ilp werd geschreven en geregisseerd door Don Duyns en Heyboer wordt gespeeld door Dick van den Toorn. Eerder maakten deze twee samen voorstellingen over Benny Hill en Joop den Uyl. In al die voorstellingen wordt het hoofdpersonage teruggebracht tot overzichtelijke proporties: kleine, soms kleinzielige mensen vol tegenstrijdigheden.

Bij Heyboer zit die tegenstelling vooral tussen zijn uitbreid beleden antiburgerlijkheid en zijn uiteindelijk toch vrij Hollands kneuterige goeroeschap. “We hebben niks nodig. Ik heb geen eis aan het leven”, zegt Heyboer “Ik ga even naar de Aldi zo. Wat hebben we nog nodig?”, vraagt een van z’n vrouwen.

Die vrouwen worden allemaal gespeeld door Anneke Sluiters. Duyns comprimeerde ze allemaal in een rol: de vrouw die danst, de vrouw die als een hond aan Heyboers voeten ligt, de vrouw die wegloopt, de vrouw die smeekt om erbij te mogen, de vrouw die alles regelt waar Heyboer te gevoelig voor is. “Wij zijn het mooiste kunstwerk van Anton”, zegt ze, “Mooier dan alles wat hij geschilderd heeft.”

Het decor is een met weinig middelen neergezet schildersatelier, met een tafel met vier verschillende poten, een waterkoker met verfvlekken en heel veel schapevachten. Beiden dragen witte ook steeds bevlekter werkkleding en beschilderen ze hun gezicht met zwart en wit.

Om lust was het Heyboer niet te doen bij die polygame bedoening, zegt hij: “Geen grove seks. Een subtiele aanraking is genoeg.” Punt is wel dat Van den Toorn een door en door ironische acteur is. Alles wat hij zegt wordt misschien niet per se een grap, maar wel op z’n minst twijfelachtig. Tegenover het jonge, oprechte spel van Sluiters wordt het contrast nog groter.

Ook van Heyboers kunst wordt zo een grap gemaakt. Van den Toorn kwast met zwarte verf het ene na het andere blaadje vol en zegt ondertussen: “Het gaat er niet om dat ik het schilderij zie. Het schilderij moet mij zien.” Of: “De handtekening zetten duurt langer dan het schilderij zelf.” Duyns’ zinnen lijken in steen gehouwen, maar bij nadere beschouwing vliegen ze weg.

Op die manier wordt de antiburgerlijkheid van Heyboer effectief teruggebracht tot een pose. Maar grappig genoeg zie je juist dáárdoor de de aantrekkelijkheid ervan. Als Duyns en Van den Toorn hem helemaal serieus hadden genomen was Groeten uit Den Ilp waarschijnlijk onuitstaanbaar geweest. Nu is het vrolijk en licht toneel over de uitvinding van de hedonistische gemaksmens. Oftewel: over hoe antiburgerlijkheid uiteindelijk burgerlijk werd.

Groeten uit Den Ilp van Mugmetdegoudentand en Bellevue Lunchtheater. Gezien 5/12/14 in Bellevue. Aldaar t/m 28/12 Meer info op www.theaterbellevue.nl

(aangepast op 16/12: Duyns en Van den Toorn maakten eerder niet een voorstelling over Tommy Cooper maar over Benny Hill)

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity