Voorstuk Moby Dick

Geen ruisende golven, maar loeiende electronicarock, geen grotesk monster, maar een frêle meisje en geen rampzalige climax maar een happy end met het hele publiek onder water. In Moby Dick – Het concert, een samenwerking tussen De Veenfabriek en Schauspielhaus Bochum, staat alles op z’n kop. De concertvoorstelling staat vandaag en morgen in de Stadsschouwburg. Intrigerend detail: de Duitse acteurs in de voorstelling spreken Nederlands. “Het voelt alsof je terug moet naar de toneelschool.”

Het podium ziet eruit als bij een standaard rockconcert. Veel electronica en rondwemelende snoeren. Hier en daar een gitaar. Maar over het toneel verspreid ook een aantal witte plastic bollen half gevuld met blauwe vloeistof. Hoog achterin een rond scherm waar sterren op geprojecteerd worden: een patrijspoort met uitzicht op het heelal.

Vier jaar geleden begon de samenwerking tussen het Leidse muziektheatergezelschap De Veenfabriek van voormalig Hollandia-regisseur Paul Koek en het Schauspielhaus in Bochum, midden in het Ruhrgebied. Hij maakte er een aantal voorstellingen (Candide, Drei Schwestern), steeds met Nederlandse en Duitse acteurs. Moby Dick, vooralsnog de laatste coproductie, is een radicale bewerking van de Herman Melville’s monumentale roman door de Vlaamse toneelschrijver Peter Verhelst.

“Peter had het idee om er vijf monologen van te maken”, vertelt Reinout Bussemaker, een van de Nederlandse acteurs in de voorstelling. “Ik ben de man in het kraaienest, die op dertig meter hoogte, heen en weer zwiept in de wind bespiegelt over de positie van de mens tussen hemel en aarde. De stuurman is weer een ander karakter: iemand die de koers uitzet, zich vasthoudt aan getallen om greep te krijgen op de wereld. En ook de walvis zelf krijgt een monoloog: Peter wilde de natuur, het ongewisse een stem geven.”

Verhelst gebruikt de verschillende personages om allerlei thema’s uit het boek naar voren te brengen. Hij waaiert uit naar techniek, filosofie, maatschappij, net zoals Melville doet in zijn roman. Bussemaker: “Peter schrijft in een stijl waarin heden, verleden en toekomst door elkaar lopen. Hij is niet van de dialogen, of de intrige of de actualiteit. Het is heel intens.”

Voor de Oostenrijkse acteur Werner Strenger, die de kapitein speelt, is het inmiddels de derde voorstelling die hij met Koek maakt. “Wat ik mooi vind aan Paul is dat hij altijd probeert altijd om de klankrijkheid van de wereld te onthullen. De muziek in Moby Dick komt voort uit het kraken van het schip, het razen van de storm en het fluitende gezang van walvissen, maar hij geeft er altijd weer een eigen draai aan.”

Voor Strenger is het een spannende avond, want hij moet, samen met twee andere acteurs uit Bochum, voor het eerst in het Nederlands spelen. Hij blijft er echter laconiek onder: “Het hoort bij het werk. We hebben de voorstelling deels in Leiden gemaakt en toen al aan de Nederlandse versie gewerkt. De Nederlandse collega’s hebben goed geholpen. Het gaat bij deze voorstelling niet alleen om de betekenis van de woorden, de klank is net zo belangrijk. We hebben veel gewerkt aan de muzikaliteit van de tekst.”

Hoe beoordeelt Bussemaker het Nederlands van zijn collega’s? “Ze komen heel ver, al blijft het met een Duitse tongval. Ik heb wel het idee dat de Nederlanders die in Bochum Duits moeten spelen verder komen. We kennen de taal al beter, en wij moeten overdreven gaan articuleren. Dat is makkelijker dan losser spreken. Ik hoop dat het publiek beseft hoe moeilijk het is. Toen ik voor het eerst op moest in Duitsland dacht ik: ik moet terug naar de toneelschool. Het voelde volstrekt machteloos.”

Bussemaker heeft in de afgelopen jaren veel bewondering voor Duitse acteurs gekregen: “Ze werken heel hard, geven de regisseur heel veel, zijn heel gedisciplineerd. Maar ze zijn ook heel serieus en zwaar.” “Ik ben niet zo gedisciplineerd hoor”, zegt Strenger. “Ik vind het juist mooi hoe Nederlandse spelers met veel gemak, lichtheid, vreugde en met veel rumoer dingen uitproberen. En ze houden een goed humeur. Dat bevalt me zeer.”

Sowieso is Strenger gecharmeerd van het Nederlandse theaterklimaat. “In Duitsland is theater soms een wedstrijd. Alle gezelschappen concurreren met elkaar. De Nederlandse theaterwereld lijkt mij veel minder competetief.”

Moby Dick – Het Concert van De Veenfabriek en Schauspielhaus Bochum staat 27 en 28/5 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.veenfabriek.nl

De ironische utopie

beschouwingen,Theatermaker — simber op 27 mei 2013 om 10:32 uur
tags: , , ,

En ineens steekt het utopisme opnieuw de kop op. Theatermakers kweken als een soort kolchoz zelf groente (Dood Paard en De Warme Winkel), bouwen nieuwe steden (Maas), luisteren naar utopische speeches (Laura van Dolron) of stichten een totaal nieuwe samenleving (Wunderbaum). Waar komt deze drang naar een betere wereld op de podia ineens vandaan? En hoe verhoudt dit nieuwe utopisme zicht tot de diepgewortelde ironie die de huidige generatie theatermakers kenmerkt?

De sla wil maar niet opkomen. Meer dan een paar iele sprietjes steken er niet uit de donkerbruine aarde. “Het is ook eigenlijk te warm voor sla. Sla houdt van kou: 8 á 9 graden.” Hier spreekt geen tuinder op zijn akkerweide, maar toneelspeler Kuno Bakker van Dood Paard. Samen met collega Manja Topper en Jeroen De Man en Vincent Rietveld van De Warme Winkel loopt hij rond in de voormalige mediatheek van het TIN, op de eerste verdieping van een oude bank aan de Sarphatistraat.

De balie is vol met aarde gestort, in de neergelegde boekenkasten groeien nu voorzichtig aardappelen en bonen en in de plastic displays waar een paar maanden geleden TM nog uitgestald stond ontkiemen nu doperwtenplantjes. Naast de lichtkoepel midden op de verdieping branden snelweggele groeilampen.

De plantenbakken zullen uiteindelijk het decor vormen voor de voorstelling die de twee groepen hier gaan spelen. Met thema’s als duurzaamheid, ecologie, urban farming en de instortende markt voor kantoorpanden lijken Dood Paard en De Warme Winkel de vinger stevig aan de pols van de tijd te hebben. Maar er is meer aan de hand. De voorstelling heet per slot van rekening Paradijs.

Op het woord ‘utopie’ reageren de makers van Dood Paard en De Warme Winkel nogal afhoudend: “Utopisch denken is te weinig concreet, vind ik”, zegt Bakker, “Er hangt een alomvattend toekomstbeeld aan vast.” De Man: “Maar in de start van het project zit wel een heel idealistische, utopische drive: het idee dat we de hele straat hier zouden kunnen voorzien van groente.” “Utopisch betekent ook onmogelijk”, vult Topper aan, “en dit lukt wél, al is het op een kleine schaal.”

Ondanks de bescheidenheid van de makers denk ik dat er toch een niet mis te verstane utopisch aspect aan dit project zit. Achter de naïeve ideeën over de mogelijkheden van stadstuinieren en de retoriek over alternatieve economische modellen is dit ook een samenleving in het klein.

Continue reading “De ironische utopie” »

Voorstuk Superkapitalisten

Twee acteurs repeteren in een zaaltje ergens op het WG terrein. Ze moeten in de voorsteling uit hun rol vallen en even ‘zichzelf spelen’. Regisseur Lineke Rijxman is niet tevreden: “Het is mèh. De energie is te laag. Het moet echt een gesprek zijn, niet een uitwisseling van vooraf ingenomen stellingen.” Nog eens doen ze de scène, en nog eens. Steeds meer gaat het sprankelen en vonken.

De acteurs zijn Sieger Sloot en Eva Marie de Waal. Vorig jaar maakten ze in een paar maanden tijd onder de hoede van theatergroep Mugmetdegoudentand de goed ontvangen voorstelling Superkapitalisten, die vanaf vandaag drie weken terugkomt in Bellevue. Het is een voorstelling over de ideeën van schrijfster en filosofe Ayn Rand en een van haar volgelingen, de Amerikaanse econoom Alan Greenspan, jarenlang directeur van de centrale bank en daarmee een van de voornaamste menners van het globale kapitalisme.

“We hebben de voorstelling vorig jaar in drie maanden geschreven én gerepeteerd”, vertelt Sloot na afloop van de repetitie, “Dat is onmogelijk kort. Het is eigenlijk absurd dat het zo goed is gegaan.” “Nu hebben we de afstand om te reflecteren”, vult De Waal aan, “We hebben de voorstelling geactualiseerd –de SNS-bank is intussen omgevallen– en wat meer nuance aangebracht.”

Het idee voor de voorstelling ontstond op de verjaardag van Sloot: “Eva Marie en ik kennen elkaar al lang en in die tijd speelde ik samen met Lineke Rijxman in een voorstelling van Mugmetdegoudentand. Eva Marie vertelde over een boek dat ik móest lezen: The Fountainhead van Ayn Rand. Terwijl ik net die avond van Lineke de biografie over Rand had gekregen. Zo viel het allemaal heel snel in elkaar: Eva Marie en ik wilden het samen maken, en Lineke moest het regisseren.”

Maar Ayn Rand is controversieel: haar filosofie is er een van bikkelhard egoïsme en laissez-faire kapitalisme. Liefde is niets anders dan wederzijds eigenbelang, iedere vorm van collectief denken is verachtelijk. The Fountainhead, over een compromisloze architect en zijn ruggegraatloze concurrent, is het favoriete boek van zulke uiteenlopende mensen als Geert Wilders en Ivo van Hove.

De Waal: “We zijn in de voorstelling vrij kritisch op haar, maar ik kan me voorstellen dat je door dat boek gegrepen wordt. Het is een pleidooi voor authenticiteit. Het gaat over het gevecht dat iedereen met zichzelf heeft: welke compromissen sluit ik terwijl ik mijn idealen probeer te verwezenlijken.” Sloot: “Maar ik hoop toch dat die mensen niet alleen maar fan zijn. Je leest het en denkt: oh, zo zou ik ook wel willen dat de wereld in elkaar zit. Maar het is uiteindelijk veel te zwart-wit.”

De twee verdiepten zich ook in het leven van Rand, die geboren werd in een joodse familie in het Rusland van voor de revolutie. Ze maakte de bolsjewistische machtsovername mee, die haar familie ruïneerde voordat ze naar Amerika vluchtte. Sloot: “Eigenlijk kun je stellen dat haar hele filosofie voortkomt uit haar jeugdtrauma: de onteigening van het familiebedrijf door de communisten. En dat is haar blinde vlek geweest.” De Waal: “Maar dat verhaal maakt haar ook wel weer sympathiek.”

De voorstelling drijft op het dramatische gegeven dat Alan Greenspan op tachtigjarige leeftijd moest verantwoorden voor zijn rol in het ontstaan van de kredietcrisis. Sloot: “Hij is gedwongen om min of meer afstand te nemen van de ideeën die hij zijn hele leven heeft aangehangen.” De Waal: “En we suggereren dat ze misschien ooit iets hebben gehad. Dat is dichterlijke vrijheid, maar het is spannend dat hij haar afzweert, terwijl hij misschien wel nog wel veel voor haar voelt.”

Maar De Waal en Sloot vertellen niet alleen het verhaal, ze meten ook zichzelf af aan de strenge maatlat van Rand. De Waal: “We stappen als het ware uit de voorstelling. Dat was voor ons echt nieuw. Maar Lineke en Joan Nederlof vonden dat we ons zelf niet buiten beschouwing konden laten. Bovendien maken we deze voorstelling bij Mugmetdegoudentand en dat persoonlijke engagement is essentieel voor hun stijl.” Sloot: “En dit is zo’n interessant onderwerp dat nog interessanter wordt als je ziet wat het met ons zelf doet.”

En dus vertelt Sloot over zijn ervaringen bij het inspreken van commercials. “Ik doe dat veel, en het geeft mij bijvoorbeeld de mogelijkheid om fulltime aan deze voorstelling te kunnen werken. Maar ik worstel er wel mee. Hoe geloofwaardig ben ik als ik een voorstelling maak over de uitwassen van het kapitalisme en ondertussen een onderdeel van dat kapitalisme in stand help houden?” De Waal: “Die vraag beantwoorden we niet. Het antwoord is ook voor iedereen anders. Maar de vraag stellen is al interessant genoeg.”

Superkapitalisten speelt van 21/5 t/m 9/6 in Bellevue. Meer info op www.superkapitalisten.nl

 

Recensie: Garry Davis van Marjolijn van Heemstra

Parool,recensies — simber op 24 mei 2013 om 10:00 uur
tags: , ,

Waarom kan Marjolijn van Heemstra zo makkelijk reizen naar haar vriendin Souad in Libanon, en is het vrijwel onmogelijk voor Souad om fort Europa binnen te komen? Simpel, zegt Souad: jouw leven is meer waard dan het mijne. Van Heemstra –dichteres, journalist en theatermaker– vindt dat een onverdragelijke gedachte en zoekt een manier om zich tegen die ongelijkheid te verzetten.

Garry Davis is de derde voorstelling die Van Heemstra maakt over het thema ‘verbondenheid’; sober, documentair verteltheater, waarin ze bijna essayistisch persoonlijke belevenissen en grote thema’s samenvoegt. De Garry Davis uit de titel is een Amerikaanse musicalster en vredesactivist die het wereldburgerschap uitdraagt en de wereld rondreist met zijn zelf bedachte wereldpaspoort. Van Heemstra gaat bij de inmiddels 91-jarige idealist op bezoek.

Ze vertelt erover, en over de avonturen met haar eigen wereldpaspoort, in een glinsterend gouden kostuum, in een volgspot voor een rood theatergordijn; schuchter bij zoveel show die niet bij haar past. Maar dat is de les van Davis: de marechaussee op Schiphol die haar niet doorlaat is alleen maar een betere acteur met een mooier kostuum. Nationale identiteit is slechts theater, als je het daar niet mee eens bent, moet je beter theater maken.

Wat het zo’n goede voorstelling maakt is de frictie tussen Van Heemstra’s verbeten, ingetogen moralisme en het exuberante, praktische en niet van ironie gespeende idealisme van Davis, dat ze zich moeizaam probeert eigen te maken.

Ze eindigt met een musicalnummer dat tegelijk zoet, hoopvol, theatraal, naïef en ontroerend is. Ondanks dat ze haar doel niet direct weet te verwezenlijken, heeft ze een mogelijkheid voor verzet gevonden. Nu is het een kwestie van oefenen.

Garry Davis van Marjolijn van Heemstra en het Ro Theater. Gezien 16/5 in Frascati. Aldaar t/m 23/5. Meer info op www.rotheater.nl

Recensie: Theater na de Dam

“Zonder herinnering geen dialoog. Zonder dialoog geen herinnering. Zonder herinnering geen toekomst.” Theatermaker Sadettin Kirmiziyüz ligt al op de grond als hij Theater na de Dam onbedoeld een motto geeft. Net als de eerdere personages die hij speelde is hij eerst gevangen door een rood zoeklichtje en daarna koel neergeknald. Voor sommigen is herinneren gevaarlijk.

Voor het vierde jaar vond zaterdag Theater na de Dam plaats, een programma van theatervoorstellingen die direct of indirect over de Tweede Wereldoorlog gaan, aansluitend op Dodenherdenking. Veel uitvoeringen zijn reprises (zoals Al mijn Zonen van Toneelgroep Amsterdam of Hannah & Martin van Mugmetdegoudentand), maar Theater na de Dam produceert jaarlijks  zelf ook een paar eigen voorstellingen.

Zo speelde Kirmiziyüz de voorstelling Ararat, stonden Freek en Hella de Jonge in het Compagnietheater, ging Adriaan van Dis in dialoog met de jonge acteurs van De Hollanders en, het meest grootschalig, studenten van de Amsterdamse toneelschool traden met enkele coryfeeën op in Carré onder de titel Talloze namen. De achttien studenten gingen samen met studieleider en regisseur van de avond Ruut Weissman op reis naar Auschwitz en doen op deze avond verslag van hun indrukken, in beweging en muzikaal, versneden met het verhaal Helmert Woudenberg, zoon van twee NSB’ers die beiden de oorlog niet overleefden. André van Duin, Meral Polat en Marlies Heuer verzorgen intermezzo’s.

Zo’n avond wordt al snel een wedloop van indrukwekkendheid, maar de toon blijft gepast plechtig met af en toe een lichte toets. Het levensverhaal van Woudenberg, sober en sonoor verteld, is werkelijk onvoorstelbaar, Polat zingt schitterend een onbekend lied van Brecht en Van Duin draagt ingehouden het gedicht voor van Willem Willink over de goochelaar Ben Ali Libi.

Daar hebben de studenten helaas weinig aan toe te voegen. Jazeker, ze kunnen ontegenzeggelijk mooi samenzingen in diverse stijlen, ritmisch stampen en toepasselijke poëzie voordragen, maar hun reflecties op het verdriet, de woede en de gêne die ze voelden in het concentratiekamp blijven te particulier en te vlak. Pas aan het eind, als Woudenberg het heeft over de “verloren levens” van zijn ouders, ellendig gestorven op hun 21e en 25e, snap je de drang van de studenten die zo’n beetje dezelfde leeftijd hebben.

Intrigerende reflectie was wel te vinden bij Kirmiziyüz, die het in Ararat wilde hebben over de Armeense genocide van 1915, in het land van zijn grootouders, Turkije. Maar de kwestie blijkt te groot en te beladen om überhaupt op een eenduidige manier te vertellen. Hij is een innemende speler die verschillende personages neerzet –Noach die met zijn Ark in het gebied strandt, een oude huurmoordenaar, een pasja die het verdacht goed voor heeft met de Armenen– die uiteindelijk een voor een worden neergeschoten.

Het initiatief van Theater na de Dam kan niet hoog genoeg geprezen worden. Waar de officiële herdenking de laatste jaren steeds opnieuw wordt ontsierd door conclicten over wie er wel en niet bij hoort, is de kunst –en speciaal het theater– dé plek waar deze spanningen tot uiting kunnen komen, waar de hoge moraal geconfronteerd wordt met de menselijke zwakte en waar argumenten het emotionele gewicht kunnen krijgen dat bij de geschiedenis past. Zelfs als niet alle voorstellingen in het programma die hoge aspiraties waarmaken, is Theater na de Dam nog steeds een traditie die niet meer mag verdwijnen.

Theater na de Dam. Gezien: Talloze Namen (5/5) in Carré en Ararat (3/5, try-out) van Sadettin Kirmiziyüz in Frascati. Meer info www.theaternadedam.nl

Recensie: ‘Beatrix en de Premiers’

Samen hebben ze al zo’n vijftien jaar het monopolie op alle televisieseries die er hier te lande over het koningshuis gemaakt worden. Ger Beukenkamp schreef onder andere Emily, of het geheim van Huis ten Bosch, De Kroon, De prins en het meisje en Majesteit, Tomas Ross was verantwoordelijk voor Wij Alexander, Bernhard, schavuit van Oranje en Beatrix, Oranje onder vuur. Het afscheid van koningin Beatrix konden ze vanzelfsprekend niet aan zich voorbij laten gaan.

Samen schreven ze Beatrix en de Premiers, zes scènes over de maandagmiddaggesprekken tussen de vorstin en de vijf eerste ministers die onder haar dienden, met Pim Fortuyn als bonusgast. Ze deden daarvoor inspiratie op in Londen, waar het toneelstuk The Audience van Peter Morgan een groot succes is. Dat stuk gaat over de twaalf(!) prime ministers onder Elizabeth II, die majestueus wordt gespeeld door Helen Mirren.

Het stuk werd in zeer korte tijd geschreven en is slechts twee keer in De Balie te zien als geënsceneerde lezing, waarbij de acteurs met de tekst in de hand spelen. Dat geeft de avond al een aangename losheid. Een paar acteurs hernemen rollen die ze al eens op tv speelden: Lukas Dijkema weet opnieuw knap het afgemetene van Wim Kok te vangen, Arnoud Bos (de broer van Wouter) speelde al eerder een naïeve Balkenende. Huub Stapel is een raak Roomse Van Agt en Tom Jansen een even warrige als wellustige Lubbers. Aan het begin komen ze trekken ze allemaal een nummertje uit een rode automaat en worden ze in de wachtkamer geplaatst door de kordate hofdame Pauline Greidanus.

Maar de ster van de avond is vanzelfsprekend Sophie van Winden die in een rood jurkje en op blokhakjes van de koningin een autoritaire vamp maakt die zich door Lubbers gewillig laat masseren.

De zes scènes zoomen allemaal in op dramatische keerpunten in de grootste schandalen van haar regeerperiode. Tegen Van Agt dreigt ze met geheime tapejes die een nieuw licht op de Lockheed-affaire werpen, ze krijgt Lubbers zover dat hij Brinkman laat vallen, ze dicteert Kok het rapport over vader Zorreguieta en ze doet tegenover Rutte vrijwillig afstand van haar rol in de kabinetsformatie om haar zoon te behoeden voor de blamage dat het hem zou worden afgenomen. Het is samenzweerderig gebabbel onder het genot van een glaasje sherry met als running gag dat iedere premier minister van Staat mag worden, mits de instructies van de majesteit strikt worden opgevolgd.

Zou het echt zo gegaan zijn? Beukenkamp en Ross gedragen zich altijd als republikeinse padvinders die met vochtige takjes fikkie willen stoken. Dat maakt hun series ook zo ongeloofwaardig; ze zijn niet geïnteresseerd in politici of de leden van het koningshuis als mensen, maar uitsluitend als pionnen in hun vergezochte complotten. Ook hier zien we zeven kleinzielige personages, uitsluitend op zoek naar persoonlijk gewin.

Peter Morgan wist eerder, in de film The Queen, al prachtig de persoonlijke dilemma’s en drama’s te vatten van mensen die gevangen zitten in het onmenselijk zware ambt van de monarchie. Voor Beukenkamp en Ross is dat ambt niets meer dan een sprookje, dweperij en sentimentaliteit.

In een nagesprek zeiden Ross en Beukenkamp dat ze niet verwachtten dat de komst van koning Willem-Alexander nog veel materiaal zal opleveren voor nieuwe koningshuisverhalen. Gelukkig maar. Tijd voor een nieuwe generatie schrijvers die het koningshuis iets serieuzer neemt en het spirituele verschil begrijpt tussen een sprookje en een mythe.

Beatrix en de Premiers. Gezien 23/4/13 in De Balie. Aldaar nog 27/4. Meer info op www.debalie.nl
The Audience
wordt op 13 juni live uitgezonden in Pathé Tuschinski

Recensie: ‘De Sunshine Show’ van Esther Scheldwacht

Parool,recensies — simber op 25 april 2013 om 10:00 uur
tags: ,

“You are the sunshine of my life/That’s why I’ll always be around”, staat er op het Karaoke-scherm. Maar Sunshine heeft niemand die voor haar “around” is, dus zingt ze het zelf maar, met zwaar oosters accent en een opgeplakte glimlach.

Sunshine is een personage dat actrice Esther Scheldwacht creëerde voor een eerdere voorstelling, waarin ze maar één scène had: een Thaise ‘ladyboy’ met een zoon in Holland. Deels op basis van interviews die haar broer Ricci hield met Thaise mannelijke prostitués die zich hebben laten ombouwen tot vrouw, gaf ze haar personage Shanu een eigen voorstelling.

Het is een tragisch verhaal over een kickbokser die na een ongeluk in de sexindustrie van Thailand terecht komt, maar blijft dromen over het kind dat hij verwekte bij een backpackster. Scheldwacht vertelt het in een aandoenlijke mix van slecht Engels en karaoke-nummers, op een bed dat geheel is opgebouwd uit niet verstuurde brieven aan zijn zoon.

Mooi is de tragiek van het personage dat steeds dichter bij zijn zoon in de buurt lijkt te komen –door Google en Hyves weet ze hoe zijn vrienden heten en hoe zijn school eruit ziet–, maar juist door steeds nieuwe geslachtsoperaties verder af komt te staan van de vader die ze voor hem zou willen zijn.

De voorstelling is een tikje larmoyant, maar houdt voor het grootste deel precies de goede afstand. Dat zie je het best in de doelbewuste bewegingen van de thaibokser die Scheldwacht steeds toont en in de emotieloze karaokeversies van There’s a place for us of The greatest love of all. Scheldwacht’s gezicht blijft in de plooi, maar erachter peil je diep en onspreekbaar verdriet.

De Sunshine Show van Esther Scheldwacht. Gezien 17/4 in Bellevue (lunchpauzevoorstelling). Aldaar t/m 5/5. Meer info op www.estherscheldwacht.nl

Terugblik: de Beckett-rel

overig,Parool — simber op 19 april 2013 om 10:00 uur
tags: , , , ,

Hij wordt wel de laatste grote toneelschrijver genoemd: Samuel Beckett. Twee van zijn stukken staan de komende week op het programma van de Stadsschouwburg, maar de nadruk van deze Beckettweek ligt op een bijzonder jubileum. Deze maand is het namelijk vijfentwintig jaar geleden dat de rechter uitspraak deed in de opmerkelijke zaak van de Ierse toneelschrijver tegen de Haarlemse Toneelschuur, die Wachten op Godot wilde laten spelen door vrouwen.

Deze affaire wordt komend weekend met twee manifestaties gememoreerd: zondagmiddag een discussie met zoveel mogelijk hoofdrolspelers van toen en de dag ervoor een uniek experiment: vijf regisseurs die in volledige vrijheid een scène uit Wachten op Godot onder handen nemen.

Want die vrijheid van de regisseur, dat is nu net het punt als het om Beckett gaat en dat was ook de kern van de affaire, vijfentwintig jaar geleden. Wat was er aan de hand?

Actrice Truus te Selle had het idee gekregen om Wachten op Godot te spelen met vier vrouwen, Matin van Veldhuizen zou de voorstelling regisseren. Actrice Trudy de Jong, die Estragon zou spelen, herinnert zich nog dat in februari 1988 tijdens de repetities Ina Otte Veen, zakelijk leider van de Toneelschuur, binnenviel en zei: “Ik weet niet of we dit mogen spelen. Ik krijg een proces aan m’n broek.” De Jong: “We deden er eerst wat lacherig over, maar toen we door kregen dat het serieus was waren we verbijsterd.” De rechtszaak kwam eraan, en Beckett verhoogde de inzet: als deze voorstelling niet zou worden gestopt zou zijn werk in Nederland helemaal niet meer gespeeld mogen worden.

De toen 82-jarige Beckett woonde in die tijd in Parijs en had met vrijwel niemand contact. Zijn zaken worden waargenomen door auteursrechtenbureau SACD en door zijn uitgever Jerome Lindon. Begin 1988 zijn die geïrriteerd door twee eerdere Godot’s met vrouwen, één in Israël, één in Zuid Frankrijk. En Nederland heeft dan al de naam als plek waar regisseurs veel te ver gaan in het interpreteren een aanpassen van toneelstukken. Eerder dat seizoen heeft het dan pas opgerichte Toneelgroep Amsterdam In de eenzaamheid van de katoenvelden zó opgevoerd dat er maar veertig toeschouwers per voorstelling in konden en het werd door veertien acteurs gespeeld, in plaats van de voorgeschreven twee.

De Jong, die bij Baal en bij Art & Pro speelde, beaamt dat er in die tijd veel werd geëxperimenteerd: “Het toneel was in die tijd heel politiek bewust en kritisch. Met Baal zetten we ons af tegen de manier waarop in de schouwburgen nieuw repertoire werd gespeeld. Wij wilden het minder pathetisch doen: minder gevoel en méér denken. Daar paste bij dat we alle toneelvormen onderzochten, ook man/vrouw-wisselingen. Het kwam soms ook voort uit gebrek aan mankracht hoor. Maar we wilden steeds het publiek verwarren en laten nadenken. En dat werd ook geaccepteerd door het publiek. Dat vond het allemaal heel leuk.”

Maar op dat laatste punt is De Jongs herinnering iets te rooskleurig. De zaak Beckett werd een mediastorm waarin het columnistengilde met veel venijn haar afkeer van de regisseursfratsen van het moderne toneel spuwde. Theaterwetenschapper Lucia van Heteren, die een boek schreef over Beckett in Nederland, vond zo’n zestig artikelen over de rechtszaak, van droge verslagen tot harde columns en recensies. “Iedereen bemoeide zich ermee”, zegt Van Heteren, “En ongeveer de helft van die artikelen is negatief over de vrouwen. De teneur was: waarom moeten Nederlandse regisseurs altijd maar denken dat ze het beter weten dan de schrijver?”

De rechter dacht daar anders over. Die kon in het spelen van de mannenrollen door vrouwen geen “misvorming, verminking of andere aantasting” van het oorspronkelijke toneelstuk zien, juist ook omdat het thema van Beckett universeel menselijk is. Opmerkelijk is dat de rechter zelf de voorstelling is gaan bekijken om zich ervan te vergewissen dat de tekst en ook de vele en gedetailleerde regieaanwijzingen keurig gevolgd werden zich zo in feite een artistiek oordeel over de voorstelling aanmeet. In Nederland zoeken rechters in artistieke zaken juist liever een procedurele of juridische uitweg.

Met de uitspraak op 29 april 1988 lijkt de kous af: de voorstelling werd onder aanzienlijke belangstelling doorgespeeld. Maar een aantal vragen blijft: was de oorspronkelijke opvoering niet veel radicaler en hebben de vrouwen de tekst en het decor aangepast onder dreiging van de rechtszaak? En hoe zit het met dat verbod op het spelen van Beckett in Nederland?

Die eerste vraag moet op de discussie zondag worden opgehelderd, maar de tweede is makkelijk te beantwoorden: dat verbod was een wassen neus.  Een half jaar na de rel speelde Het Nationale Toneel al een Beckett-monoloog en een jaar later werd een tekst gespeeld bij de opening van een tentoonstelling van Bram van Velde. Enkele maanden voor zijn dood in december 1989 herriep Beckett het embargo.

In die halfslachtigheid rond het verbod zit een onbekend aspect aan de hele zaak. Het lijkt waarschijnlijk dat Beckett zelf helemaal niet zo’n probleem had met drastische bewerkingen van zijn werk: hij gunde bevriende regisseurs veel interpretatievrijheid en toen in 1988 dramaturg Arthur Sonnen voor Beckett’s huis in Parijs postte om toestemming voor een opvoering los te peuteren kreeg hij die zonder veel problemen.

Het zijn de zaakwaarnemers, de uitgevers van zijn werk en –later– de erven Beckett die zich in de voorwaarden voor opvoering van zijn stukken nu zo rigide opstellen dat het museumstukken dreigen te worden, niet langer onderdeel van een levende theaterpraktijk. Het is bijvoorbeeld opvallend dat de de eminente toneelverslaggever Jac Heijer, die in 1988 in Parijs op onderzoek uitging, niemand te spreken kreeg die daadwerkelijk van Beckett te horen had gekregen dat die bezwaar had tegen de Haarlemse opvoering door vrouwen.

Van Heteren is er stellig over: “De Beckett-rel zit in het collectieve geheugen van de theaterwereld. Iedereen die Beckett wil gaan opvoeren is op z’n hoede.” Dat lijkt geen goed uitgangspunt voor spannend toneel. En zo werpt een toneelaffaire uit 1988 nog steeds z’n schaduw. Het is afwachten of zaterdagavond de hedendaagse theatermakers daar uit weten te stappen. De bijeenkomst is in ieder geval besloten. Via beckett@ssba.nl kunt u een wachtwoord aanvragen.

Beckettweek: 17 t/m 22/4 in de Stadsschouwburg, met o.a. Wachten op Godot van Oostpool, Krapp’s laatste band van NT Gent en Beckett: director’s cut. Programma op www.ssba.nl/beckett.

 

 

Interview Elsie de Brauw

interviews — simber op 11 april 2013 om 10:17 uur
tags: , , ,

Actrice Elsie de Brauw is net terug uit München en vertrekt volgende week weer naar Nantes. Haar leven lijkt een continuë Europese tournee van voorstellingen die ze maakt met de meest interessante regisseurs van het continent. Deze week is ze even in Amsterdam met de voorstelling Wassa van de Letse regisseur Alvis Hermanis. “Het is een voorstelling die je bekijkt zoals je een boek leest.”

Alvis Hermanis is nog even de ‘Brandstichter’ van dit jaar in de Stadsschouwburg: Vijf van zijn voorstellingen zijn in deze periode te zien. Na het succes van Sommergäste, Sounds of Silence en Long Life vorige maand, worden deze week nog de voorstellingen Väter en Wassa gespeeld.

Wassa is een in Nederland onbekend stuk van Maxim Gorki. Het speelt in 1910 in Rusland, waar de revolutie in de lucht hangt. De Brauw speelt de titelrol: “Wassa is een zakenvrouw die koste wat kost haar bedrijf op de rails probeert te houden. Het is een milieu van handelaars – mensen die heel veel te verliezen hebben bij die revolutie en die willen redden wat er te redden valt.”

Net zoals in de eerdere Brandstichter-voorstellingen is de minutieuze aankleding de blikvanger van de voorstelling. “Alvis Hermanis heeft er een soort kijkdoos van gemaakt: een volledig nagebouwde verdieping in een Russisch landhuis met duizenden details, waarin ieder korset, iedere lamp, iedere vork, ieder fotolijstje uit 1910 komt. Als ik de administratie zit te doen dan is dat ook werken met kroontjespen, telraam en lorgnet.” Vooraan op het podium zit  ook nog eens dozijn echte duiven (in kooitjes uit 1910).

Die prachtige uitdragerij heeft ook invloed op het spel van de acteurs: “Je moet voorzichtig zijn met de inventaris: veel is breekbaar en duur. Mijn personage drukt alles in geld uit. Ze heeft hard gewerkt om te komen waar ze is, en met al die bezittingen drukt ze haar liefde uit. Ze wil alles over kunnen dragen aan haar kinderen en als die te dom of te lui zijn om daar wat mee te doen dan maar aan haar kleinkinderen.”

De manier van regisseren volgt logisch uit het decor. De Brauw noemt het “een soort fotorealisme”, waarbij alle theatraliteit wordt vermeden. Alle bewegingen en handelingen komen logisch voort uit de omgang met al die spullen.

“Dat is lastig, maar het helpt ook bij het opbouwen van de rol. Vooral zo’n korset: je beweegt heel anders, en daardoor komen er andere emoties naar boven. In het stuk zit bijvoorbeeld een vechtpartij tussen mij en een dienstmeisje. Zij is van een andere klasse en draagt dus geen korset. Dat maakt het gevecht totaal ongelijk. Voor de zinnen die ik daarna moet zeggen heb ik echt nauwelijks adem.”

Hermanis maakte de voorstelling bij de Münchner Kammerspiele, waar De Brauw’s echtgenoot Johan Simons artistiek leider is. Wassa was er een enorm succes en de Nederlandse en Vlaamse acteurs (naast De Brauw ook Katja Herbers en Benny Claessens) worden door de Zuidduitse pers hoog geprezen. De Letse regisseur is dan ook kritisch op Duitse toneelspelers: die zijn te veel met hun hoofd bezig en te weinig met hun lichaam, vindt hij. De Brauw snapt wel wat hij bedoelt: “Als je een Duitse acteur vraagt om een tekst lichamelijker te brengen, dan gaat in eerste instantie met zijn handen z’n woorden benadrukken.”

Maar op een ander vlak had De Brauw, die haar carrière begon in de collectieve manier van werken van Theatergroep Hollandia, wel moeite met Hermanis’s strenge aanpak: “Ik ben heel erg gewend om me bij iedere rol af te vragen wat het met nu te maken heeft en om mijn persoonlijkheid te tonen in een rol. Alvis eist transformatie van top tot teen: hij wil levensechte poppetjes zien. ‘I’m not interested in your ego. I’m interested in your character.’ Je kunt het vergelijken met het lezen van Tolstoj. Dan zit je je ook niet op iedere pagina af te vragen wat het met het nu te maken heeft. Je laat je meevoeren, en als het boek dicht slaat denk je misschien: nou, er is eigenlijk niets veranderd; of: die mensen hadden het ook niet makkelijk.”

“Ik ben heel benieuwd naar reacties in Nederland. Je bent als toeschouwer een soort vlieg op de muur. Het is een onverbiddelijke vorm en de voorstelling breekt daar nergens doorheen.”

In mei staat De Brauw opnieuw op de planken van de Stadsschouwburg, in Tsjechov’s Platonov van regisseur Luk Perceval. “Tsjechov en Gorki zijn tijdgenoten, maar ik vind het verschil groot. Bij Tsjechov praten de personages altijd melancholisch om de grote problemen heen en ze handelen niet. De personages van Gorki zijn aanpakkers, ze zijn altijd bezig, ook al lukt het vaak niet.”

Wassa van de Münchner Kammerspiele: 5 en 6 april in de Stadsschouwburg
Väter van het Wiener Burgtheater: 3 en 4 april in de Stadsschouwburg
Meer info op www.ssba.nl

 

Reportage: Paradijs van Dood Paard en De Warme Winkel

In een oud bankgebouw aan de Sarphatistraat ontkiemen bonenplanten, komt sla voorzichtig op en groeien kruiden en planten in oude boekenkasten. Nee, het is geen verlaten gebouw dat door de natuur wordt overgenomen, maar het werkterrein van de theatergroepen Dood Paard en De Warme Winkel. Samen zijn ze begonnen aan urban gardening, wat moet uitmonden in de voorstelling Paradijs die donderdag in première gaat. “Wij proberen de toekomst te ontginnen.”

“We hebben tuinstress”, verzucht Manja Topper. Vier toneelspelers (Topper en Kuno Bakker van Dood Paard, Jeroen De Man en Vincent Rietveld van De Warme Winkel), ondersteund door een paar technici, hebben twee weken geleden de eerste verdieping –waar een paar maanden eerder nog de bibliotheek van het Theater Instituut gevestigd was– gestript en er vijf kuub tuinaarde naar binnen geschept. De kasten voor de boeken en de laden voor videobanden zijn verzaagd en gevuld met grond, een kantoortje is ingericht als warme kiemkamer, een paar helle groeilampen baden de ruimte in geel licht. Nu hebben ze nog een maand tot de première, maar aan theater maken lijken de vier nauwelijks toe te komen.

“We worden keihard geconfronteerd met ons eigen consumenten-gedrag”, zegt Topper bijna verontschuldigend. “We willen direct resultaat. Een week wachten voordat een bol die we in de grond stoppen een puntje groen laat zien vinden we écht heel lang.” Het ziet er al behoorlijk groen uit, maar de acteurs hadden hun verwachtingen hoog opgeschroefd. “We zagen al voor ons dat we de hele buurt van sla en courgettes zouden voorzien”, lacht De Man. Maar voorlopig zijn het vooral kleine puntjes en dunne groene draadjes.

De Warme Winkel en Dood Paard zijn geen onbekenden van elkaar, maar nu werken ze voor het eerst echt samen. “Met z’n vieren zijn we eigenlijk een nieuwe groep,” zegt Kuno Bakker, “Wij hebben met Dood Paard andere manier van werken dan De Warme Winkel. We hebben meteen in het begin gezegd dat we samen op zoek moesten naar iets dat we allemaal niet kunnen, en dat we samen moeten leren.”

Toen het duidelijk werd dat de onderwerpen rond ecologie, duurzaamheid en de huidige crisis op gezamenlijk enthousiasme konden rekenen, lag de keuze om zelf te gaan tuinieren in een leegstaand pand voor de hand. Bakker: “Het is de uiterste consequentie van zo’n idee: we willen onderzoeken hoe ver we zelf eigenlijk af staan van de natuur en van de productie van ons voedsel.” De Man: “Toen zagen we inspirerende video’s uit Detroit waar parkeerterreinen van leegstaande fabrieken worden omgeploegd om er voedsel te gaan verbouwen. In Nederland hebben we enorme leegstand van kantoren die voortkomt uit de hoogmoed van projectontwikkelaars die geloofden in eindeloze groei.”

De groep heeft een vast dagschema: ’s morgens tuinieren, ’s middags theater maken. “Dan doen we acts voor elkaar, we lezen dingen voor, we discussiëren”, zegt Vincent Rietveld. “We zitten nu midden in de keuze of het een hardcore performance wordt waarin we geen contact maken met het publiek en alleen tuinieren, of dat we het publiek ene heel apocalyptisch verhaal vertellen.” Topper: “Je kunt dit niet als decor gebruiken voor een toneelstukje.”

De tuin blijkt namelijk een behoorlijke eigen wil te hebben. “Er zijn heel veel dagen geweest dat we ons er totaal in verloren”, vertelt De Man. “We dachten: we hebben helemaal geen tijd om theater te maken. Het is zo energieverslindend.” Rietveld: “We staan hier te juichen als de zonnebloem twee nieuwe blaadjes heeft. Dat zijn de kleine triomfen die we iedere dag weer voelen.”

De spelers hebben een paar gemeenschappelijke bakken, maar ieder ook een eigen project. Rietveld teelt radijs, Topper maakt iets kunstzinnigs van planten in eierdopjes, zelfs publiciteitsmedewerker Raymond Querido zaait plantjes voor de vroege boekers van de voorstelling. Een bijzonder project hangt in vochtige plastic zakken. Bakker las een artikel over Gro-Holland, een bedrijfje dat oesterzwammen kweekt op koffieprut. “We hebben koffiedik gevraagd van cafés in de straat en in die zakken telen we onze eigen zwammen. Ik vind dat echt een mooi idee om van afval weer een grondstof te maken.”

Ondanks dat ze zichzelf er tomeloos in verliezen gaat het Dood Paard en De Warme Winkel uiteindelijk niet eens zozeer om hun hoogst kunstmatige tuin. Topper: “De vervreemding die we zichtbaar willen maken over de enorme energie die we stoppen in het heen en weer brengen van al dat voedsel gaat ook over iets groters. We staan in ons leven sowieso vrij ver af van allerlei problemen, waar we door ons gedrag wel aan bijdragen. Dat is het gevoel dat je als een soort toerist door je leven beweegt. Het gaat ons niet lukken om het hele systeem te veranderen, maar een heleboel kleine initiatieven uiteindelijk wel.”

Paradijs van De Warme Winkel en Dood Paard is te zien van 4 t/m 18/4 op locatie aan de Sarphatistraat 53. En in mei op het Spring Festival in Utrecht. Meer info op www.paradijs.nu

 

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity