Recensie: ‘Nora’ van Toneelgroep Amsterdam

Het is een foefje dat Halina Reijn als geen ander beheerst: de ongepaste lach. Een echtgenoot leest haar de les over haar spilzucht: een ondeugende lach en de stemming wordt weer speels; een vriend zegt dat hij op sterven ligt: de lach maakt het ineens bespottelijk. Het ongelofelijk knappe aan Reijn is dat ze met dat lachje alle situaties kan omdraaien: dreiging wordt vrolijkheid, leed wordt hanteerbaar, ernst wordt spel.

Er wordt veel ongepast gelachen in Nora van Ibsen, dat vrijdag bij Toneelgroep Amsterdam in première ging. Het stuk uit 1879, dat als proto-feministisch wordt gezien, gaat over het huwelijk van de titelheldin en Torvald. Aan de buitenkant ziet het er gelukkig uit, maar de harmonie wordt bedreigt door een misstap van Nora uit het verleden: in moeilijke tijden heeft ze een keer geld geleend (op zich al iets om niet aan haar man te vertellen) en daar zelfs een handtekening voor vervalst (erg genoeg voor totale maatschappelijke uitsluiting).

Bij regisseur Thibaud Delpeut (die eerder bij TA Al mijn zonen maakte) is dat huwelijk een vrij lichtvaardige aangelegenheid: Reijn’s Nora is een shopverslaafd, oppervlakkig en kinderlijk prinsesje. Stiekem peuzelt ze de door haar man verboden koekjes. Als haar man (Thomas Ryckewaert) zijn krekeltje berispt wordt ze kirrend onderdanig en ontstaat er een even pervers als routineus machtsspel. Tussen glimmend witte wanden staan drie totaal niet bij elkaar passende, maar zeer duur uitziende meubels: het gaat hier om protserigheid zonder achterliggend idee of gevoel. Tegen iedere bezoeker die op de banken plaatsneemt verkondigt Nora met een beate glimlach hoe gelukkig ze wel niet is.

Dat dit niet goed afloopt is al snel duidelijk, maar wat de voorstelling spannend houdt is in hoeverre Reijn’s Nora zich bewust is van de leegte van haar huwelijk en in hoeverre ze die leegte in stand houdt omdat die lekker eenvoudig en comfortabel is.

De plot wordt door Delpeut met een bijna abstracte helderheid afgewikkeld. De advocaat bij wie Nora ooit geld leende komt ongewild door haar toedoen in de problemen en dreigt de zaak openbaar te maken als zij hem niet helpt. Deze Krogstad wordt gespeeld door Bart Slegers, die per dit seizoen in het ensemble van TA is opgenomen. Dat is een aanwinst: zijn Krogstad is een prachtige engerd van wie je blijft zien dat zijn daden voortkomen uit wanhoop en niet uit perversie of sadisme.

Het eind, waarin alles uit elkaar knalt en er niets meer te lachen valt, is gelaagd en modern. Nora verwijt Torvald dat ze voor hem nooit meer is geweest dan een pop. Dat is waar, maar tegelijk is duidelijk dit geen onderdrukking is, maar een terugtrekking in gerieflijke rolpatronen met wederzijds goedvinden. Dat resoneert, niet in het minst omdat Reijn de hele voorstelling toch een soort uitvergrote versie speelt van haar eigen publieke imago.

Maar zowel Reijn als Nora zijn meer dan de oppervlakte die ze zo meesterlijk in de hand hebben. De slotscène is ronduit indrukwekkend, met een totaal getransformeerde actrice in diepe wanhoop en desillusie.

Nora is een van Reijns mooiste en meest intense rollen tot nu toe en is op een mooie manier complementair met haar rol van Kat in Het temmen van de Feeks van Ivo van Hove: allebei gevangen vrouwen die zich bevrijden. En meteen zie je hiermee zie je het verschil tussen de geestverwanten Van Hove, uiteindelijk een romanticus, en Delpeut, die jonger, politieker en harder is en die hier overtuigend debuteert in de grote zaal.

Nora van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 9/11/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar 6 t/m 13/12 en 22 t/m 26/1/13. Tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Portret: Toneelgroep Amsterdam

beschouwingen — simber op 15 september 2012 om 22:28 uur
tags: , ,

[Oude meuk van voor de zomer. Dit schreef ik voor het nieuwe (engelstalige) Arts Holland Magazine. Het tijdschrift is hier te lezen in het onhandige ISSUU formaat.]

In toneelspelerskringen heet het simpelweg ‘het plein’. Sinds eeuwen het adres van de Amsterdamse Stadsschouwburg, verzamelplaats van vuig artiestenvolk in de omringende kroegen en daarmee geroemd en gehaat maar onmiskenbaar het epicentrum van het theater in Nederland. Het Leidseplein in Amsterdam. Als het hier trilt, voelt heel het het land de naschokken.

In tegenstelling tot veel andere Europese landen zijn schouwburgen en toneelgezelschappen in Nederland gescheiden organisaties. De huisbespeler van de schouwburg is al vaak van naam veranderd, van Nederlandsche Comedie tot Publiekstheater tot –sinds 1987– Toneelgroep Amsterdam, maar in de basis is het steeds dezelfde organisatie en, gezien haar positie aan het plein, automatisch het eerste gezelschap van het land.

Dit is een verhaal over hoe Toneelgroep Amsterdam zich, onder leiding van artistiek leider Ivo van Hove, in het afgelopen decennium wist te ontwikkelen van een gewaardeerd nationaal avantgarde-groep tot internationaal toptheatergezelschap en hoe ze dat deed door de verworvenheden die in de kleine zalen van het Nederlands theater tot bloei waren gekomen op te nemen en te verbeteren.

Twee algemene opmerkingen vooraf: het Nederlandse kunstlandschap is nooit een plek geweest van grote instituten, zoals in Frankrijk of Duitsland. De dynamiek van de Nederlandse kunsten is altijd voortgekomen uit het bloeiende middenveld van kamermuziek, kleine en middelgrote theaterzalen, festivals op locatie en eigenzinnige musea voor moderne kunst.

Continue reading “Portret: Toneelgroep Amsterdam” »

Recensie: ‘Macbeth’ van Toneelgroep Amsterdam (HF)

Het mooist is het bloed. Zorgvuldig, teder bijna haalt Hans Kesting het uit een medisch uitziende container, een doorzichtige plastic zak met rode vloeistof. Hij loopt ermee naar het midden van het toneel, gooit hem met evenveel kracht als beheersing omhoog en kijkt hem na als hij vrijwel geluidloos op de vloer uiteenspat en het vocht in uitwaaierende patronen over de lichte vloer druipt, als in een kruising van CSI en Jackson Pollock.

Johan Simons regisseert Macbeth als seizoensafsluiter bij Toneelgroep Amsterdam, met Fedja van Huêt in de titelrol en Chris Nietvelt als zijn Lady. Het is een vette voorstelling geworden, vol bloed, slijk, spasmes en geschreeuw, waarmee de makers nauwelijks geprobeerd lijken te hebben om Shakespeares personages menselijk te maken. Het blijft nu eenmaal een bruut en duister stuk en het lukt regisseurs zeer zelden om van Macbeth en zijn vrouw iets anders te maken dan monsters in een nachtmerrie. Ook deze voorstelling blijft gruwelijk plaatjestheater, intens gespeeld, maar afstandelijk.

Bij Simons is Macbeth een veteraan die aan het begin van het stuk zojuist een opstand van rebellen wreed de kop heeft ingedrukt. Hij draagt, net als de andere personages, khaki badstof ondergoed: een soldaat met verlof.

Van Huêt valt zijn rol aan als een veldrijder een modderig parcours: verbeten, brullend, zwoegend en met het schuim op de lippen maakt hij van Macbeth een imposante rol in zijn oeuvre, maar de bewondering voor zijn temprament wordt afgewisseld met de vraag wat met al deze energie eigenlijk beoogd wordt.

De bloederige weg die hij aflegt naar de (hem door drie heksen voorspelde) Schotse troon kan dan niet anders worden gezien als de uiting van een posttraumatisch stresssyndroom. Zo gaat deze voorstelling al vanaf het openingsbeeld niet over wat een man in een beest kan doen veranderen, maar over een onmens die de oorlog naar huis brengt.

De speelvloer is een groot, licht gekleurd vierkant, omringd door een soort design keukenelementen en een wand met klapdeuren die langer heen en weer blijven bewegen dan fysiek mogelijk. Achteraan staat een kleine tribune waar de off-stage acteurs de verrichtingen volgen.

Vooral de rol van Lady Macbeth blijft onduidelijk: Van Huêt en Nietvelt praten met elkaar in kinderstemmetjes, hij voert haar mee als een hond aan een lijn en het is volstrekt duidelijk dat haar aanmoedigingen om de huidige koning te vermoorden geheel overbodig zijn: Macbeth kan zijn bloeddorst maar nauwelijks bedwingen. Aan het eind krijgt de Lady wroeging en pleegt ze zelfmoord, en Nietvelt vult Shakespeares tekst aan met fragmenten van Sarah Kane. Ook hier geldt: het is mooi, maar wat betekent het?

Aan het eind gooit Van Huêt een eindeloze hoeveelheid coniferen het toneel op – een vrij letterlijk citaat uit de Macbeth die Karin Henkel bij Simons’ eigen gezelschap Münchner Kammerspiele regisseerde. Het versterkt de indruk van een nogal stuurloze voorstelling. Macbeth blijft een rots die te steil is om te beklimmen.

Holland Festival: Macbeth van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 10/6/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 16/6 en volgend seizoen vanaf 15/8. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Husbands’ van Toneelgroep Amsterdam

“Afgezien van de seks zijn jullie gewoon veel leuker”, zegt Harry tegen z’n makkers als hij besluit zijn vrouw te verlaten. Het waren vier dikke vrienden, maar nu is er één dood en op de begrafenis moet de priester op een papiertje spieken hoe hij ookalweer heet. Husbands, de nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam, volgt de overgebleven drie in het lost weekend dat daarop volgt.

Husbands is gemaakt op uitnodiging van het Europese Prospero-project, waarbij een speciaal gemaakte voorstelling langs zeven Europese steden trekt. Opnieuw kiest regisseur Ivo van Hove, na Faces en Opening Night, voor een bewerking van een film van John Cassavetes, maar deze keer blijft de spanning en de tragiek van die eerdere voorstelling achterwege.

De eerste helft is erg mooi. Het zijn lome, losse scènes, met een minimum aan verhaal en context. De drie vrienden willen niet naar huis, doen wedstrijdjes, drinken te veel, zingen liedjes, laten een meisje meezingen, maar sabelen haar dan neer, hebben een kater, maken ruzie en leggen het weer bij. Hans Kesting, Roeland Fernhout en Barry Atsma hebben zichtbaar lol in hun fysieke rollen en onderlinge competitie – met krijt turven ze hun basketbal-score op de muur. Het is eenvoudig, maar vitaal toneel over ongecompliceerde mannenvriendschap op een breekpunt.

Ze bewegen zich in een ruimte die alles tegelijk kan zijn: huiskamer met banken, kroeg (met een tap bovenop een piano), sportschool, hotel. Decorontwerper Jan Versweyveld gebruikt minicameraatjes die de acteurs op hun gezicht geplakt hebben, zodat het publiek op groot scherm kan zien wat de spelers zien. Het is een aardige gimmick, een alternatief voor de zichtbare of verborgen camera’s die altijd in Van Hove’s voorstellingen voorkomen. De muziek is van Bruce Springsteen, met Born to run als leitmotief.

Als de drie in een opwelling besluiten om naar Londen te gaan kantelt de voorstelling. Eenmaal daar duikelen ze alledrie een meisje op, die allemaal worden gespeeld door Halina Reijn. Dat doet ze geweldig, soms wisselt ze van personage met niet meer dan een opgetrokken bovenlip, maar alle mannen moeten nu één voor één hun crisis doormaken en dan blijkt dat ze individueel een stuk minder interessant zijn dan met z’n drieën bij elkaar.

De scène tussen Reijn en Atsma boeit nog het meest, een verknipt sexueel verleidingsspel dat nergens erotisch wordt, eerder wanhopig en melancholiek.

Twee van de mannen keren uiteindelijk terug naar vrouw en kinderen om hun rol als husband te vervullen, één blijft er achter. Bruce zong het al: “Everybody needs a place to rest/Everybody wants to have a home”.

Husbands van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 18/4/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 12/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Tartuffe’ van NT Gent en Toneelgroep Amsterdam

Frieda Pittoors staat voorop een leeg toneel energiek het Wilhelmus te zingen. Ze heeft een oosteuropees accent, maar roept en zingt een opeenstapeling van Hollandse liedjes en clichéfrases en Toon Hermans-gedichtjes, in de categorie: “het leven is een feestje, je hoeft alleen zelf nog maar de slingers op te hangen.” Nou ja, díe zegt ze niet, maar die zou even later wel toepasselijk blijken.

Voor de tweede keer dit seizoen waagt Toneelgroep Amsterdam zich aan een komedie van Molière en voor de tweede keer is het resultaat ronduit teleurstellend. Tartuffe wordt geregisseerd door de Bulgaarse Dimiter Gotscheff, met een spelersgroep die voornamelijk bestaat uit acteurs van de Vlaamse coproducent NT Gent. Gotscheff voegde teksten van zijn Duitse leermeester Heiner Müller toe, en hoewel het in het begin lijkt te gisten blijken Müllers abstractie en Molières hoogstaande poep-en-pieshumor op rijm elkaar al snel hevig af te stoten.

Het decor (van Katrin Brack) is in ieder geval prachtig. Na Pittoors’ monoloog schieten een stuk of tien confettikanonnen minuten lang hun kleurige munitie hoog het toneel over. Een kleurig, dwarrelend feest, dat door de familie die er langzaam onder bedolven wordt onaangedaan wordt gadegeslagen. De verveling van het burgerlijk hedonisme werd zelden zo effectief verbeeld. Na afloop druipen de slingers uit de nok en ligt het toneel vol papiersnippers.

De familie is die van gezeten burgerman Orgon (Wim Opbrouck), zijn luxepaardje van een vrouw, zijn dommige, gemene kroost en de gepijnigde zenuwpees van een zwager (Eelco Smits). Het huishouden wordt nogal op stelten gezet door de komst van een vreemdeling, Tartuffe (Koen de Sutter). Zijn eerste optreden is nogal veelbelovend, een onnavolgbare stapeling van wikipediaweetjes, bijbelparafrases, woordspelingen en vaag moreel gezwatel, maar precies de toon van vrijblijvend engagement en naïef positief idealisme die goeroe’s altijd aantrekkelijk maakt.

Orgon raakt ervan in een soort spirituele manie, trekt zijn nette pak uit en laat Tartuffe toe in alle facetten van z’n leven. En daar begint het plotje van Molière en daarmee ook de problemen. Want Molière gaat niet over abstracties, maar over conventies en in deze voorstelling bijten die elkaar. De spelers lijken gevangen in een corset van grotesk, mallotig spel, dat niet past bij de eerder ingezette weldoordachte satire.

En zo trekken twee uren gedoe over ongewenste huwelijken, ontrouw en hypocrisie voorbij, terwijl ongemak en ergernis groeien. Jammer van de eerste paar schitterende scènes, en jammer van Molière.

Tartuffe van NT Gent en Toneelgroep Amsterdam. Gezien 22/3/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 31/3 en 16-19/5. Tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Na de zondeval’ van Toneelgroep Amsterdam

“Niemand kan zeker zijn van de zuiverheid van z’n eigen motieven.” Het zinnetje komt een paar keer terug in de nieuwe voorstelling Na de zondeval van Toneelgroep Amsterdam. Het is een waarschuwing tegen al te groot idealisme, zowel in de politiek als in de liefde. Maar probeer maar eens zuiver te blijven als Marilyn Monroe verliefd op je wordt.

Regisseur Eric de Vroedt maakte tot nu toe met name voorstellingen met concrete, actuele uitgangspunten. In zijn Mightysociety-serie ging het onder andere over terrorisme, babyboomers en de Probo Koala affaire en als hij bij Toneelgroep Amsterdam repertoire regisseerde, Tramlijn begeerte of Glengarry Glen Ross, dan plaatste hij dat rücksichtslos in het Hollandse heden. Bij Na de zondeval kiest hij nu echter voor vergaande abstractie.

Het toneelstuk van Arthur Miller is strikt genomen een sterk autobiografisch portret van een midlife crisis, maar tegelijk is het –net als Strindbergs Naar Damascus, dat TGA een paar jaar geleden speelde– een genadeloos zelfportret van een bitter geworden kunstenaar. Dat zal De Vroedt hebben aangesproken: vorig jaar stelde hij in Mightysociety8 doel en functie van zijn eigen geëngageerde theatervoorstellingen aan de kaak.

De voorstelling is opgezet als een therapiesessie van hoofdpersoon Quentin (Fedja van Huêt), met een kring stoelen in een smetteloos witte ruimte. In de eerste helft speelt een groep medepatiënten zijn ouders en eerste huwelijk en komen zijn politieke bezigheden aan bod, gebaseerd op Millers socialistische sympathieën en confrontie met McCarthys anticommunistische senaatscommissie. Het is een onderhoudend, maar inhoudelijk rommelig gedeelte, met veel personages en weinig focus, al spelen Marieke Heebink en Tamar van den Dop fijne rollen als respectievelijk eerste en derde vrouw. Ook een scène tussen Fred Goessens en Kitty Courbois als vader en moeder waarin hij al het familiekapitaal kwijtraakt tijdens de beurscrisis van 1929 is prachtig bedremmeld, maar het blijven losse fragmenten zonder verband.

Over de helft van de tweeëneenhalf uur durende voorstelling komen de zaken op scherp te staan. De geblokte muren beginnen door spectaculaire videotechniek te schuiven (decor van Maze de Boer en Remco de Jong) en in het licht van operatietafellampen wordt Quentins/Millers tweede huwelijk ontleed, dat met de op Marilyn Monroe gebaseerde Maggie.

In een lange, zinderende scène spelen Van Huêt en Karina Smulders en sneltreinvaart de verleiding, de heftige liefde en de door drugs en alcohol versnelde aftakeling en strijd. Van Huêt is prachtig als man die steeds op de rand van razernij staat, tot hij eroverheen valt. Smulders lijkt eerst makkelijk op verleiding en koketterie te spelen, maar als het huwelijk mislukt schakelt ze zó snel tussen flemende diva en om aandacht smekend wrak dat je eigenlijk geen tijd hebt om het te bewonderen. Die fenomenale tweestrijd tussen de twee –ook in het echte leven een koppel– tilt de voorstelling in de tweede helft naar een zeer hoog niveau.

Toch knaagt er iets; de voorstelling zet hoog in en lijkt iets te willen zeggen over politiek én hartstocht. Maar uiteindelijk blijft alleen de liefde over. En dus de vraag welke rol De Vroedt nog ziet voor de kunst.

Na de zondeval van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 4/3/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 10/3. Tournee t/m 31/3. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Verslagje: Lezing van ‘Simon’ door Toneelgroep Amsterdam

“Het woord oorlog is nog niet gevallen of we zitten al weer in de pijnlijkheden.” Beter is het toneelstuk Simon niet samen te vatten. Het stuk van Judith Herzberg, het laatste deel uit een trilogie de begon met Leedvermaak en Rijgdraad, werd nooit in Nederland opgevoerd, maar gisteravond organiseerde Toneelgroep Amsterdam een lezing.

Het is een informele setting in de grote zaal van de Stadsschouwburg. Het decor van de voorstelling Kreten en Gefluister, dat vanaf vanavond speelt, is half opgebouwd. De veertien acteurs van Toneelgroep Amsterdam, aangevuld met o.a. Tamar van den Dop en Felix Burleson,  dragen tshirts met de naam van hun personage met familierelaties en dat is handig ook, want wie zonder de twee eerdere stukken gezien te hebben zo in Simon valt, kon nog wel eens het spoor bijster raken in alle tweede en derde huwelijken en overleden personages die nog gewoon over het toneel wandelen.

De trilogie gaat over een Joodse familie en het zwijgen en verdriet van de tweede generatie na de Holocaust. Toen Leedvermaak in 1982 werd opgevoerd door Baal in regie van Leonard Frank was het een sensatie. Niet eerder was doorgeven van het trauma van Auschwitz aan de kinderen van de directe slachtoffers zo treffend verbeeld. Bij het Theater van het Oosten regisseerde hij in 1995 Rijgdraad, met grotendeels dezelfde cast. Niet een ‘vervolg op’, maar een ‘gevolg van’ noemde Frank het toen. Tegelijk maakte Frans Weisz ook filmversies van de stukken.

Herzberg schreef in 2002 nog een derde deel, Simon, in opdracht van het stadstheater van Düsseldorf, waarin de nieuwe generatie, de kleinkinderen van de kampslachtoffers heftig om zich heen slaan, maar nog steeds  “graag in het gezelschap zijn van mensen die hetzelfe hebben meegemaakt als ik, om het er dan samen niet over te hebben.”  Het stuk werd in 2002 openbaar gelezen door Maatschappij Discordia, maar tot een opvoering in Nederland kwam het niet. Wel in Duitsland, waar afgelopen voorjaar een enscenering van de hele trilogie in première ging in Berlijn.

De tekstlezing van Toneelgroep Amsterdam is sober en ongedwongen. Gemaakte fouten worden direct gecorrigeerd door een stukje eerder opnieuw te beginnen en halverwege grijpt regisseur Lucas De Man in om de tweede helft kalmer en verstilder te maken. Maar ondanks de mooie, open sfeer het blijft problematisch dat Herzbergs teksten een zekere precisie vereisen die slecht samengaat met de korte voorbereidingstijd van een dergelijke lezing. Gesprekken tussen haar personages kabbelen en ontsporen onverwachts en lichtvaardig spelen maakt het al snel oppervlakkige personages.

Judith Herberg zelf toonde zich in een nagesprek zeer tevreden over deze vorm: “Ik hou zelf heel erg van dit soort onaffe toestanden. Ik wil niet dat je gaat denken dat het geen probeersel meer is.” Ze is niet van plan nog een vierde deel te schrijven. “Het moet niet doorgaan tot in de vierde generatie. Uiteindelijk moet het leven doorgaan, de zwaarte moet ophouden.”

Aan het begin van de avond sprak Herzberg kort over de vorige week gestorven actrice Els Ingeborg Smits, die zowel in Leedvermaak als in Rijgdraad meespeelde, “een voorbeeldig iemand die overal een feestje van maakte”. De avond werd zo een in memoriam voor haar.

Recensie: ‘In Ongenade’ van Toneelgroep Amsterdam

Wat een hoop figuranten, denk je even als je de zaal binnen komt. Maar nee, het zijn poppen. Een toneel vol met zwarte etalagepoppen met goedkope kleren aan. Er zitten veel kinderen tussen, achterop staat een auto die helemaal vol staat met wassen beelden. En helemaal vooraan zit op een stoel Gijs Scholten van Aschat.

In zijn roman In Ongenade schetst de Zuidafrikaanse schrijver J.M. Coetzee op genadeloze wijze de schuivende machtsverhoudingen in zijn land. De toneelversie die bewerker Josse de Paauw en regisseur Luk Perceval maakten voor Toneelgroep Amsterdam is tegelijkertijd universeler en persoonlijker dan het boek. Een statige, sombere, maar ook een tikje eentonige voorstelling, gedragen door de lucide hoofdrol van Scholten van Aschat.

Het verhaal draait om de teloorgang van professor David Lurie, die in de problemen komt na een relatie met een studente aan de hogeschool in Kaapstad. Hij zoekt zijn toevlucht bij zijn dochter Lucy, die een boerderij heeft op het platteland, waar continu geweld dreigt. De voorafschaduwde uitbarsting komt als twee zwarte jongens de boerderij binnendringen en Lucy verkrachten.

David is geen aangename man, pompeus, zelfgenoegzaam en kritisch. Scholten van Aschat toont enerzijds Davids zelfinzicht, maar tegelijk laat hij hem opgaan in zijn grote liefde, de poëzie van Byron en de wens om over hem een kameropera te schrijven. Futiel plukkend aan een ukelele tussen al die zwarte figuren maakt hij prachtig duidelijk hoe zinloos en ijdel dat verlangen is.

In Ongenade is een voorstelling in een kalm, bijna plechtig tempo. De Pauw laat de literaire taal zijn vormelijke karakter houden. Meer dan het boek maakt Percevals voorstelling duidelijk tegen welke overmacht de beschaving die David pretendeert te vertegenwoordigen het moet opnemen. Ook de tegenstelling tussen de zwarte en witte acteurs wordt niet verhuld; Djamila Landbrug en Sergio Hasselbaink kunnen zich steeds verschuilen tussen de poppen, Chris Nietveld (in een mooie geestig-treurige bijrol) en Celia Nufaar steken er steeds tegen af.

Als Lucy (Janni Goslinga die prettig aards contrasteert met de soms wat klinische toon) zwanger blijkt en niet van plan is om het kind te aborteren ziet ze zich genoodzaakt zich uit te leveren aan de genade van haar zwarte voormalige klusjesman, nu haar buurman (Felix Burleson, tegelijk charmant en dreigend). Hier wordt de kloof tussen vader en dochter pijnlijk duidelijk. Hij leeft nog in een wereld waar begrippen als rechtvaardigheid, schuld en vergelding waarde hebben, zij ziet in dat dergelijke romantische abstracties niets betekenen in het huidige Zuid Afrika.

Vergeleken met Percevals recente voorstellingen in Duitsland (zoals Hamlet of Kleiner Mann, was nun?) is In Ongenade lelijker en iets minder uitdagend. De hooggespannen verwachtingen voor zijn gastregie bij TGA weet hij niet helemaal waar te maken. Wat blijft is het diepe gevoel van zwaarmoedigheid dat uit deze voorstelling spreekt, door Scholten van Aschat zo helder getoond.

In Ongenade van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 4/12/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 10/12 en in jan en feb 2012. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Interview Jacob Derwig

interviews,Theatermaker — simber op 28 september 2011 om 09:00 uur
tags: ,

Jacob Derwig heeft vakantie. Twee grote rollen speelde hij dit seizoen, waarvan één door de jury werd genomineerd voor een Louis d’Or. Daarnaast stond hij voor het eerst in jaren weer op het toneel met zijn oude collega’s van ’t Barre Land. En, net nadat de marathonvoorstellingen van De Russen! achter de rug waren, heeft hij nog even een nieuw seizoen van In Therapie opgenomen.

We spreken elkaar in het café van Felix Meritis, waar hij informeel in een hoodie en spijkerbroek komt aangelopen. Dat valt op, ik ken hem tegenwoordig bijna alleen nog maar in pak. Hij praat langzaam en weloverwogen. Niet als iemand die zijn woorden weegt, maar meer als iemand die al sprekend zijn gedachten ordent.

Is je leven heel erg ingedeeld in seizoenen?

“Ja, totaal. Ik weet heel precies wanneer het begint en ophoudt. Ik heb dit seizoen 86 keer gespeeld. Twee grote rollen, veel in het buitenland geweest en opnieuw met ’t Barre Land meegespeeld. Dat was echt een hoogtepunt. We speelden Langs de grote weg van Tsjechov. De laatste keer dat we het speelden was negen jaar geleden – en toen was het al een ouwe voorstelling. Het grappige is dat als je dat voor het eerst speelt je je ineens weer herinnert dat je het de laatste keer ook ongeveer op die manier deed. Daar heb je een bepaald geheugen voor. De eerste keer deden we het een beetje op herinnering, maar als het de tweede weer meer gaat vliegen dan is het helemaal een cadeautje. Echt een oude liefde die je weer uit de kast mag halen.

Wat mis je het meest aan ’t Barre Land?

Het belangrijkste dat ik mis is om voor méér verantwoordelijk te zijn dan voor die ene rol. Het maken is toch het geheel bekijken, steeds doorzoeken. Daarin ben ik opgeleid, dat is hoe ik bij bij ’t Barre Land heb gewerkt, en zelfs bij De Trust kon ik daaraan proeven. Nu ben ik ook echt naar Toneelgroep Amsterdam gekomen om me te verder ontwikkelen als toneelspeler. En dat wil niet zeggen dat ik bij Ivo van Hove alleen maar uitvoerende ben. Er is natuurlijk een gesprek over hoe we een personage of een scène vormgeven. Maar als je het wilt hebben over de muziek of over een speelstijl van de hele voorstelling dan is dat al lastig. Daarover is hij de baas. En dan heb ik het nog niet eens over het grote gesprek: over gastregisseurs, stukkeuze, enzovoort.

Continue reading “Interview Jacob Derwig” »

Recensie: ‘De Vrek’ van Toneelgroep Amsterdam

Voor een stuk over een vrek ziet het decor er behoorlijk overdadig uit. Op kleur gesorteerde kleertjes  in een inbouwkast achteraan, glimmende nieuwe Macs en spelcomputers meer naar voren en overal in de huiskamer ligt consumptietroep op en onder de designmeubels: flessen drank in AH-tasjes, kant-en-klaartijdschriften en en wegwerppizza’s.

Voor regisseur Ivo van Hove en ontwerper Jan Versweyveld gaat De Vrek van de Franse komedieschrijver Molière (1622-1673) dan ook niet over gierigheid, maar over noodlottige liefde voor geld. Het levert een even modern ogende als stuurloze voorstelling op, veel te zwaar voor een komedie en niet diepgravend genoeg voor een tragedie.

De vrek uit de titel is Harpagon (Hans Kesting) die meer van zijn bezit houdt dan van zijn kinderen en die zich omringt met hielenlikkers en jazeggers, van wie een het heeft aangelegd met zijn dochter. Zijn zoon (Eelco Smits) werkt zich in de schulden en wordt tot overmaat van ramp verliefd op het meisje dat zijn vader voor zichzelf had uitgekozen.

Er lijkt genoeg pit in de dialogen te zitten, maar de toon van de voorstelling blijft lang vlak en afwachtend. Een poging tot fysieke humor als de spelers met veel energie maar zonder enig resultaat de bende in de kamer opruimen is pijnlijk onleuk. De overaanwezige muziek is te loom als de situatie op toneel naar spannend neigt en te gehaast als er niks gebeurt.

Aan Kesting de eigenlijk ondoenlijke taak om Harpagon niet alleen menselijk maar uiteindelijk ook meelijwekkend te maken. Enerzijds is hij zó opvliegend dat hij zijn zoon in een ruzie bijna wurgt, anderzijds is hij beheerst harteloos wanneer hij even later al diens kleren in een gouden hoeslaken vouwt en buiten de deur zet. Zelfs tijdens de lieflijker scènes sluimert de redeloosheid steeds onder de oppervlakte.  Slecht plus slecht slaat dood en als hij aan het eind, berooid en door iedereen verlaten, door zijn huis zwerft, wekt hij geen medelijden maar ongeduld. Kestings 25-jarig jubileum had een beter vehikel verdiend.

Zo blijven er kleine momenten van brille over. Huiskok Fred Goessens –de enige de af en toe even contact maakt met de zaal – bakt terloops een eitje en voert dat aan koppelaarster Marieke Heebink; Heebink en Kesting in een verlegen flirt, maar tijdens het zoenen kijkt zij al vanuit haar ooghoeken naar haar iPad en checkt hij op een monitor de beurskoersen.

De Vrek is een symptoom van waar het de laatste jaren wel vaker fout gaat bij Toneelgroep Amsterdam: oppervlakkige kenmerken van de gekozen toneelstukken worden naar het heden vertaald (wij houden net zo veel van geld als Harpagon!), over de betekenisverschuiving achter die buitenzijde lijken de makers niet zorgvuldig genoeg te hebben nagedacht. Meestal wegen de buitengewone kwaliteit van regie en spel daar ruimschoots tegenop, maar dit keer leidt het tot een ronduit teleurstellende seizoensopening.

De Vrek van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 25/9/11 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity