Presentatie: Sterrenstof 2016

overig — simber op 8 september 2016 om 11:37 uur
tags:

Gisteren hield ik in de Stadsschouwburg tijdens het debat Kritiek op Kritiek een presentatie over sterren bij theaterrecensies. Het is een update van de presentatie die ik twee jaar geleden hield in De Balie. Op basis van data van Theaterkrant heb ik onderzocht hoe de verdeling van de sterren is per krant en in hoeverre kranten en recensenten afwijken van het gemiddelde.

Opmerkelijkheden:

  • Het aantal theaterrecensies groeit. Hoera!
  • De overgrote meerderheid (rond de 80%) van de recensies heeft 3 of 4 sterren. Dat aandeel stijgt.
  • De oordelen in recensies groeien naar elkaar toe. Recensenten zijn het vaker eens.
  • De Volkskrant is de strengste krant, de Telegraaf de mildste, en dat ligt niet aan selection bias.

Download/bekijk de presentatie in PDF (4 MB)

 

 

Presentatie: Sterren bij theaterrecensies

overig — simber op 6 september 2014 om 20:04 uur
tags:

Vanmiddag hield ik in De Balie bij het debat Sterrenstof een presentatie over sterren bij theaterrecensies. Op basis van data van Theaterkrant heb ik onderzocht hoe de verdeling van de sterren is per discipline, per krant en per recensent.

Opmerkelijkheden:

  • 80% van alle recensies heeft 3 of 4 sterren
  • Meer dan de helft van de recensenten mijdt de 1-sterrecensie
  • Opera wordt verreweg het meest positief besproken
  • De Volkskrant is de strengste krant

Download/bekijk de presentatie in PDF (1,5 MB)

De kunstkritiek staat er slecht voor

beschouwingen,Theatermaker — simber op 23 april 2014 om 13:22 uur
tags:

De negatieve recensie die Ron Rijghard in NRC Handelsblad schreef naar aanleiding van de première van Dantons dood riep een heftige reactie op van de regisseur, Johan Simons, in diezelfde krant. De polemiek zette zich voort in de rijen van de toneelrecensenten, maar een algemeen debat over waarde en werking van de kunstkritiek bleef tot nog toe uit.

Hoera, polemiek. Er was een hoop enthousiasme te bespeuren toen Johan Simons in NRC Handelsblad reageerde op de recensie van zijn Dantons dood in die krant. Criticus Ron Rijghard gaf de voorstelling één bal, Simons vond de onderbouwing daarvan schandalig. De theaterkritiek was weer even onderwerp van discussie. Maar wie een stapje achteruit deed raakte minder opgewekt. Daarvoor was de aanleiding toch iets te treurig en waren de snel ingenomen posities iets te vertrouwd.

De discussies tussen theatermakers en critici verlopen over het algemeen volgens een vast patroon: na een negatieve recensie roept een regisseur de kritiek als geheel ter verantwoording; de aangesproken recensent beroept zich op zijn onafhankelijkheid; de overige critici roepen dat ze zo verheugd zijn over het debat, maar zijn ondertussen blij dat ze zelf niet zijn aangesproken. Ik in elk geval wel.

Mijn probleem is dat ik niet langer geloof dat die vertrouwde posities nog houdbaar zijn. Dat heeft niet zozeer te maken met de kunst, maar met onherroepelijke veranderingen in de media die ervoor zorgen dat mijn werk gestaag maar fundamenteel transformeert. Ik zal die transformatie hier proberen te schetsen, omdat ik denk dat het belangrijk is dat critici niet alleen anders over hun vak gaan nadenken, maar ook dat kunstenaars een beter beeld krijgen van de omstandigheden van de huidige kunst- en theaterkritiek.

De stervende krant

Allereerst het botte retorische geweld van Simons: als kunstcritici gaan meedoen aan het vergiftigde discours over kunst, ‘dan zal kunst in Nederland in geen tijd uitsterven’. Tja, dat kun je natuurlijk net zo makkelijk omdraaien: Simons’ wantrouwen jegens de kunstkritiek is net zo goed populistisch en als anderen daaraan gaan meedoen, zal de kunstkritiek in Nederland in geen tijd uitsterven. Ook onzin natuurlijk, en allebei uitingen van een vergiftigd discours bovendien.

Feit is echter wel dat de kunstkritiek er in Nederland veel slechter voor staat dan de kunst zelf. Als criticus ben ik geen onderdeel van de kunstwereld, ik werk in de media en wel in een segment van de media – de dagbladjournalistiek – dat in een langzame maar zekere glijvlucht is beland. Wie wil weten wat de vooruitzichten van kranten zijn op de langere termijn, leze de uiterst lucide blogpost van technologiejournalist Clay Shirky, Newspapers and thinking the unthinkable. ‘Het economische model voor kranten is stuk gemaakt door internet en er is geen model om het te vervangen,’ schrijft Shirky.

Wat dat in de praktijk betekent kan iedereen merken die wel eens een krant in handen heeft: het aantal advertenties neemt af, abonnementen lopen terug, redacties moeten inkrimpen en kranten worden langzaamaan dunner. Wat de theaterrecensies betreft: het aantal wordt beetje bij beetje minder en de lengte wordt korter. Dat is geen onwil – de meeste recensenten en redacteuren leveren denk ik binnen de beperkingen nog prima werk – maar de nieuwsorganisaties staan in de overlevingsstand. Iedereen die denkt dat die trend ooit omkeert, bedriegt zichzelf, aldus Shirky.

Het misverstand onafhankelijkheid

De verdediging van Rijghard tegen Simons klinkt al even bekend als de aanval. Voor een recensent is ‘zijn onafhankelijkheid zijn eerste en laatste beginsel’. Het is een argument dat je critici vaker hoort gebruiken, Hanny Alkema onlangs nog in haar jubileumrede, Hein Janssen in zijn column in de Volkskrant. Maar ik denk dat het niet klopt. Als onafhankelijkheid werkelijk het ‘eerste en laatste beginsel’ was, zou het beroep van criticus überhaupt niet bestaan. Dan zou je beter iemand van de sportredactie of van economie naar een toneelvoorstelling kunnen sturen.

Kranten doen dat niet, omdat hun lezers verwachten dat een recensie wordt geschreven door iemand met verstand van zaken. Critici die op onafhankelijkheid hameren, zien de olifant in de kamer niet – en die olifant heet deskundigheid. Rijghard zelf erkent dat impliciet ook: in zijn reactie beroept hij zich erop dat hij Simons’ en Büchners werk al lang en goed kent. Dit betekent overigens niet dat onafhankelijkheid geen groot goed is. Maar wel dat er voor iedere criticus een spanningsveld bestaat tussen deskundigheid en onafhankelijkheid.

Dat begint al met interviews. Je zou prima kunnen verdedigen dat de ideale criticus geen interviews zou moeten maken. Je zou maar eens in gesprek raken en sympathie voor een acteur of regisseur opvatten. Zou dat je kijk op diens volgende voorstelling (niet die waarover je hem of haar interviewt – die recenseer je niet) niet diepgaand kunnen beïnvloeden?

Ik denk dat die deskundigheid gebaat is bij op zijn minst een basisbegrip van hoe en waarom kunstenaars maken wat ze maken. Een kunstwerk staat namelijk nooit op zichzelf, maar wordt diepgaand beïnvloed door de omstandigheden – het geld, het beleid, de organisaties, en ja, ook de recensies. Mijn kijken en schrijven is gescherpt door te praten met makers over toeval en controle tijdens de voorstelling, over wat een publiek bijdraagt, over de invloed van recensies (dat na een positieve recensie er ineens allemaal toeschouwers met hun armen over elkaar zitten te controleren of het écht wel zo goed is).

Heel veel experimenten

En dat brengt me bij het laatste al te vertrouwde argument van Rijghard, dat de criticus uitsluitend verantwoording schuldig is aan zijn lezers. Ik heb daar moeite mee, omdat recensies daardoor uiteindelijk verworden tot louter consumentenadvies. Een recensent streeft – hoop ik – altijd naar iets meer: duiding, interpretatie en context. Als criticus volg ik het werk van een groot aantal theatermakers gedurende een lange tijd, ook al schrijf ik lang niet over alles wat ze maken. Daarnaast begint met het verschijnen van de recensies niet alleen de reflectie over de voorstelling, maar ook de geschiedschrijving ervan.

Wederom impliciet erkent Rijghard ook het belang van enige rekenschap van de criticus aan de kunstenaar, namelijk door überhaupt te reageren op Simons. Zelf vind ik het een van de verheugendste ontwikkelingen van sociale media dat recensies weerwoord krijgen van de makers, wat voor je het weet weer leidt tot dialoog en verdieping – zie bijvoorbeeld de recente uitwisseling tussen Ko van den Bosch en Vincent Kouters op Facebook en Van den Bosch’ kritiek op recensies elders in dit blad. Dit wordt nog versterkt door de sterrenaggregatie van Theaterkrant, die inzichtelijk maakt waarover de recensenten van mening verschillen.

Nog even terug naar Shirky. Hij concludeert dat de samenleving niet zozeer kranten nodig heeft als wel journalistiek, en er zijn nu heel veel experimenten nodig om te bekijken op welke manier journalisten (en dus ook critici) hun werk kunnen blijven doen. Gelukkig vindt ook op het gebied van de kunstkritiek een aantal experimenten plaats, denk aan Theaterkrant.nl, het Cultureel Persbureau, het Domein voor Kunstkritiek of het Labo Actuele Kunstkritiek in Vlaanderen. Gaan die het allemaal redden? Geen idee. Shirky: ‘Revoluties zijn chaotisch. Het oude wordt sneller afgebroken dan het nieuwe wordt opgebouwd. Kleine experimenten blijken pas achteraf keerpunten.’

Kortom: de toekomst van de instituten is zeer onzeker, maar de rol van de criticus wordt sowieso interactiever, minder autoritair en financieel precair. En niet per se minder belangrijk: het publiek blijft gidsen nodig hebben die het hele aanbod in zich opnemen, beoordelen wat de moeite waard is, kunstwerken een plek in de wereld geven, betekenissen suggereren en tegenstrijdigheden opsporen. Zo onafhankelijk én deskundig als mogelijk is.

Theaterkritiek in de dagbladen: de stand van zaken

beschouwingen,onderzoek,Theatermaker — simber op 10 juni 2010 om 17:12 uur
tags:

(Voor de TM van mei. De grafieken van Hans Bos zijn natuurlijk veel mooier!)

Het gaat slecht met de kunstkritiek. Het is platitude geworden, maar de feiten onderbouwen het. Nieuwe cijfers laten zien: in acht jaar tijd nam het aantal recensies in de dagbladen met dertig procent af. En de trend lijkt onomkeerbaar.

In maart 2002 publiceerde TM een artikel over de ‘Theaterkritiek in de verdrukking’. Richard Stuivenberg telde recensies in de landelijke dagbladen en concludeerde een sterke afname. In de door hem getelde kranten waren in de maand november van 2001 dertig procent minder recensies te zien dan in dezelfde maand in 1991. Maar in de jaren daarna zal het zelfs de niet ingevoerde kunstpaginalezer zijn opgevallen dat de negatieve tendens niet gekeerd is. Tijd voor een nieuwe stand van zaken.

Stuivenberg nam een steekproef: in november 1991 en in november 2001 telde hij alle recensies in de dagbladen Volkskrant, NRC, Parool, Trouw en AD. Het dóórzetten van die steekproef leidt echter tot problemen (waarover later meer) en dus wendden we ons tot een bron die álle dagbladrecensies over de podiumkunsten (uitgezonderd muziek) over het hele jaar bijhoudt: de database van het TIN.

Grafiek 1. Aantallen recensies: totalen

Continue reading “Theaterkritiek in de dagbladen: de stand van zaken” »

Nachtkritik

overig,Theatermaker — simber op 10 juni 2010 om 17:01 uur
tags: , ,

Een website vol met professionele recensies, dagelijks ververst met verslagen van de avond ervoor, met een trouwe aanhang die de artikelen enthousiast becommentarieert en bediscussieert. In Nederland wordt er veelvuldig over gedroomd, maar in Duitsland bestaat zo’n site al bijna drie jaar: Nachtkritik.de

Het oprichtingsverhaal klinkt bekend: ook in Duitsland neemt de aandacht voor theater in de kranten af en lonkt de onbeperkte ruimte van internet. Maar in de Bondsrepubliek spelen nog een aantal specifieke aspecten mee. Het zeer regionaal geörienteerde medialandschap bijvoorbeeld, dat ervoor zorgt dat krantelezers alleen recensies voorgeschoteld krijgen over de allergrootste producties en over voorstellingen in hun eigen contreien. Daarnaast zijn de status en macht van de criticus er nog veel groter dan ze in Nederland ooit geweest zijn. De theatercriticus is iemand tegen wie wordt opgekeken, met alle ijdelheid en pedanterie die daarbij hoort.

In mei 2007 nam een groep van vier critici het initiatief voor de nieuwe site. Ze wilden ruimte om over meer voorstellingen te schrijven, maar ook om recensies uit de hele ‘Deutssprachigen Raum’ (Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) bij elkaar te brengen. En daarbij moest de verhouding tussen criticus, voorstelling en publiek worden opengebroken. De oprichters zagen de recensies niet als gerechterlijk kunstoordeel, maar als het begin van een gesprek over een voorstelling. Daarom kon vanaf het begin iedere bezoeker onder iedere recensie zijn commentaar kwijt, ook anoniem. Dat leidt soms tot moddergooien en verhitte debatten, maar opvallend vaak ook tot goed geformuleerd en inhoudelijk onderbouwd weerwerk.

Nachtkritik is inmiddels een gevestigde naam in de Duitse theatersector, met zo’n honderdduizend lezers per maand (meer dan alle gespecialiseerde tijdschriften bij elkaar, pocht de redactie). Het belangrijkste onderdeel van de site zijn de ‘Nachtkritiken’, die de ochtend na de première worden gepubliceerd. Van Wenen tot Kiel en van Bern tot Berlijn wordt het theater op die manier gevolgd en bijeengebracht. De recensies zijn niet altijd origineel. Veel critici die voor regionale kranten schrijven, publiceren hetzelfde artikel zowel in hun eigen krant als op de site. Wel zijn de Nachtkritieken met zo’n 700 woorden vaak langer dan de papieren versies.

Naast de recensies publiceert de site een paar dagen later, als ook de kranten zijn verschenen, een ‘Kritikenrundschau’, een overzicht van de andere meningen. Andere onderdelen zijn nieuws, discussies, boekbesprekingen, profielen en een drukbezocht forum. Kortom, bijna een volledig theatertijdschrift op internet, met recensies als zwaartepunt. Overigens heeft de site niet de ambitie om het volledige Duitstalige theater te bespreken; per maand wordt een selectie van zo’n vijftig voorstellingen gemaakt.

De site doet veel moeite om professionele kwaliteit te waarborgen, ook al is er weinig geld. De bijna zeventig vaste schrijvers zijn allemaal professionele theatercritici en alle stukken gaan vóór publicatie langs de eindredactie. De schrijvers krijgen zestig euro per recensie. Dat lijkt niet veel, maar een recensie in een regionale krant levert ongeveer hetzelfde op. De redacteuren kunnen niet leven van hun werk aan de site. Nachtkritik is opgezet als zelfstandige non-profit, met investeringen van vrienden en bekenden. Over twee jaar hoopt de site genoeg reclame-inkomsten te hebben om kostendekkend te werken. Behalve uit adverteerders komt er ook geld van opdrachtgevers, die de site bijvoorbeeld inzetten als digitale festivaldagkrant.

Kritiek op de site is er natuurlijk genoeg. In het conservatieve Duitsland wordt internet nog niet helemaal serieus genomen als platform voor ernstige gedachtenuitwisseling. Veel critici vallen over de anonieme commentaren in het forum, waar achter de pseudoniemen opvallend vaak makers en dramaturgen verborgen zouden zitten.

Maar ondanks de enigszins voorspelbare kritiek heeft Nachtkritik langzaam maar zeker het nodige respect gewonnen binnen de theaterwereld. Wellicht is dit initiatief te gebruiken als model voor een Nederlandse variant, die hier de theaterkritiek kan redden. Toch geeft het te denken dat een website in het enorme en theatergekke Duitsland (waar een publicatie als Theater Heute commercieel kan worden geëxploiteerd) nog zoveel moeite heeft om quite te spelen. Inhoudelijk begint internet zo’n beetje volwassen te worden, maar op zakelijk gebied zijn de ontwikkelingen gaan de ontwikkelingen vooralsnog erg langzaam.

Kunstkritiek weer kopje kleiner

beschouwingen,Theatermaker — simber op 19 april 2009 om 10:32 uur
tags:

Het aantal theaterrecensies in de dagbladen neemt sinds jaren met horten en stoten af. Periodes van relatieve stabiliteit worden afgewisseld met hevige veranderingen, vaak vergezeld met rumoer, debat en pessimisme. Het lijkt erop dat de theatersector zich moet opmaken voor een nieuwe hobbel.

Nu is de druk op de kunstkritiek natuurlijk onderdeel van de grotere problematiek van de dagbladen: oplages dalen en de advertentiemarkt is ingestort. Maar met recensies is méér aan de hand, die worden door krantenmensen vaak als saai of niet relevant gezien. Kunstpagina’s worden meer gevuld met shownieuws, interviews en human interest. Soms worden recensies daarbij zo goed als of geheel afgeschaft.

Het begon met de gratis kranten: Spits verbrak de relatie met de enige recensent Coromandel Brombacher, nadat De Pers al eerder aankondigde zich minder te concentreren op cultuur en Robbert van Heuven heenzond. De GPD volgt: de landelijke koepel van de regionale dagbladen, schaft per 1 april dit jaar haar kunstredactie af. “De individuele aangesloten kranten zullen af en toe nog een recensie plaatsen”, zegt GPD-recensent Wijbrand Schaap, “De GPD zorgt per maand nog voor welgeteld twee features, verdeeld over alle kunsten. Het tekent de malaise van de regionale kranten.”

Maar nu zijn ook de kwaliteitskranten aan de beurt. De Volkskrant past vanaf 6 april haar opmaak aan. Het tweede katern (‘De Voorkant’) verschijnt voortaan op tabloidformaat en krijgt een dagelijks thema. De huidige kunstpagina wordt in dit katern opgenomen met twee tabloidpagina’s. Op twee tabloidpagina’s past echter ongeveer twintig procent minder dan op één broadsheet: er zijn meer randen en de opmaak van koppen en foto’s kost meer ruimte.

“De nieuwe opmaak betekent sowieso minder recensies”, zegt Hein Janssen, recensent en coördinator toneel van De Volkskrant, “Ik probeer in ieder geval de dagelijkse rubriek ‘Kritiek kort’ te behouden. Die stukjes worden dan wel nóg korter, 240 in plaats van 280 woorden. Als dat niet lukt halveert het aantal recensies in de krant, anders wordt het ongeveer een kwart minder. Het is frustrerend dat ik als vakredacteur ook vaak nog een gevecht moet leveren met de reactie. Die willen minder recensies en meer nieuws uit de sector en interviews. Maar het gaat allemaal ten koste van de serieuze kunstjournalistiek.”

De bezwaren tegen recensies zijn niet alleen inhoudelijk. De kunstpagina is relatief duur, door het grote aantal freelance medewerkers en de kosten van (buitenlandse) reizen. Bij Het Parool zijn bezuinigingen de reden voor het deze maand aangekondigde ontslag van drie werknemers op de kunstredactie. De Amsterdamse krant wil echter cultuur behouden als speerpunt, nadat een jaar geleden de sectie ‘kunst en media’ werd uitgebreid tot vier á vijf (tabloid)pagina’s per dag, met een stabiel aantal recensies.

“Ik krijg af en toe oekazes van de hoofdredactie dat er minder recensies moeten komen”, zegt chef kunst Ronald Ockhuysen, “Dan ga ik erheen en dan leg ik het uit. Recensies zijn essentieel, het is hét nieuws van de kunstpagina. Ik ben het gewend, ik leg het al tien jaar uit. Maar het is wel een duidelijke trend dat kranten veel meer naar hun lezers zijn gaan luisteren, meer gefocust zijn op marktwerking. Kranten vertellen je minder en minder wat je nog niet weet en meer en meer wat je al wel weet.

Bij NRC Handelsblad gaan de veranderingen geleidelijk. “Een vormgever liet onlangs een pagina uit 2006 zien”, vertelt toneelrecensent Wilfred Takken, “Dat zag er alweer heel ouderwets uit. De pagina heeft nu één ‘dagstuk’, met een grote foto. We hadden toen zeven of acht stukken op een pagina; dat is nu vijf á zes. De inhoud is sowieso breder geworden, na de vergrote aandacht voor ‘low culture’ staat sinds kort ook televisie op de kunstpagina.”

Takken ziet het afnemend aantal recensies niet per se als een probeem: “Het ligt toch vooral bij de aanbodkant: er wordt meer theater gemaakt dan wij kunnen bijhouden. We beperken ons meer en meer tot voorstellingen van de grote gezelschappen. Die móeten we doen en dat kunnen we redelijk blijven volgen. Maar het scouten van talent wordt een probleem. We willen onze aandacht ook niet versnipperen; we volgen groepen langere tijd en niet de ene voorstelling wel en de andere niet. Het liefst zou ik die kleinere voorstellingen onder voorbehoud laten recenseren: alleen als het opmerkelijk is plaatsen we een stuk. Maar dat kan niet met freelancers.”

Eigenlijk is de Telegraaf de enige krant waar de storm aan voorbij lijkt te trekken. De grootste krant van Nederland publiceert vijf tot acht recensies over podiumkunsten per week. “We kunnen als kunstredactie grotendeels onze eigen koers volgen”, zegt recensent Marco Weijers, “We krijgen niet te horen dat dat aantal minder moet worden. Wel staat de omvang van de krant als geheel onder druk: uit kostenoverwegingen moet het totaal aantal redactiepagina’s verminderen. Dat uit zich vooral in de lengte van de stukken, niet zozeer in het aantal. Recensies konden vroeger zo’n 600 woorden tellen, nu is 500 het maximum.”

“Ik durf wel de harde uitspraak te doen dat er ruimte blijft voor recensies in de Telegraaf”, Zegt Weijers, voor alle theatergenres, dus niet alleen cabaret en musical, maar zeker ook repertoiretoneel. We moeten wel scherper gaan selecteren en kortere stukken gaan schrijven. We doen natuurlijk al veel aan human interest, de verhouding tussen recensies en andere stukken is bij ons geen issue. Kunst weerspiegelt toch de maatschappij en als serieuze krant kun je daar niet om heen. Niet alleen uit het oogpunt van service, maar ook signalerend.”

Maar de overkoepelende trend is anders. Eigenlijk neemt het aantal recensies al zo’n twintig jaar af. Het lange termijn-perspectief voor kunstrecensies lijkt dus niet rooskleurig. Worden het er op een gegeven moment gewoon nul? Hein Janssen denkt van niet: “Ik ben geen pessimist. Ik geloof dat het aantal recensies uiteindelijk stabiel wordt. Er zitten nu mensen op de kunstredacties van de verschillende  kranten die tot het laatst toe het genre recensies zullen verdedigen.”

Wijbrand Schaap is minder optimistisch: “Ik vind het ironisch om te zien dat de hoofdredacties van NRC en Volkskrant nu precies hetzelfde zeggen als de hoofdredactie van het AD zo’n acht jaar geleden: dat de lezers minder belangstelling voor kunst hebben, en dat de krant zich daaraan moet  aanpassen. Maar het is een niet te stoppen neergaande spiraal. Als er in de kolommen minder aandacht is, wordt het kunstenveld minder belangrijk en is minder aandacht gerechtvaardigd.”

Ligt de oplossing wellicht elders? Schaap denkt van wel. Hij gaat samen met een aantal collega’s van de GPD en een paar freelancers iets nieuws doen: een online cultureel persbureau nieuws en meningen over kunst in verschillende vormen aanbiedt aan kranten, televisieprogramma’s en een eigen website. “We willen de expertise, ervaring en het talent van kunstrecensenten behouden en een podium te blijven geven”, zegt Schaap, “Het persbureau wordt ondergebracht in een stichting. We genereren inkomsten door content te verkopen, maar vooral door subsidie. Minister Plasterk heeft aangegeven de kranten te willen ondersteunen. Wij zeggen: ondersteun de journalisten. Wij kunnen dan goedkoop artikelen leveren aan (met name de regionale) kranten, terwijl we onze mensen wel fatsoenlijk kunnen betalen. De tijd is er rijp voor, we kunnen het goedkoop opzetten met drie of vier specialisten per discipline en een kleine back-office. Volgend seizoen willen we gaan draaien.”

Ook De Volkskrant heeft online plannen. In samenwerking met het Uitburo wil de krant dé cultuuragenda van Nederland gaan ontwikkelen, wellicht met speciaal voor de website geschreven recensies. Omdat ook TM plannen heeft voor een recensie-afdeling op internet, breekt nu dus eigenlijk een bijzonder interessante fase aan voor de theaterkritiek: professionele recensies krijgen (deels gesubsidieerde) online platforms. Het is dan nu de vraag of de recensenten daar hun expertise en gezag kunnen handhaven.

Verslagje debat: Wat de boer niet kent dat ziet hij niet

Theatermaker,verslagjes — simber op 31 januari 2008 om 16:44 uur
tags: ,

Voor de TM van december/januari:
Gezien: debat: Wat de boer niet kent dat ziet hij niet, 12 november 2007 in het TIN

Hoe moet een recensent een voorstelling bespreken uit een heel andere cultuur? Over deze vraag discussieerde een klein gezelschap van critici en specialisten in het TIN, met als praktisch voorbeeld de voorstelling Second Visit to the Empress van Shen Wei Dance Arts, een Peking-opera met moderne dans.

Het vriendelijke debat liet vooral een tegenstelling zien tussen de opvatting van Frank Kouwenhoven -deskundig op het gebied van Chinese muziek- en die van Raymond van den Boogaard, chef kunst van NRC Handelsblad.

Kouwenhoven blijkt een duidelijk voorstander van het vergroten van de specialistische kennis van recensenten. Hij trok meermalen de vergelijking tussen economische en politieke verslaggeving en literatuurrecensies in de dagbladen, waar volgens hem wel ruimte (en geld) is om mensen met specifieke kennis aan het woord te laten.

In tegenstelling tot Huib Haringhuizen, directeur van het Wereld Muziektheater Festival die enthousiast was over het informatieve gehalte van de kritieken, leek Kouwenhoven niet echt onder de indruk van het niveau van de overigens positieve recensies over Shen Wei. Wellicht was hij te beleefd om dat tegen de aanwezige schrijvers te zeggen, hij klaagde liever over de Amerikaanse recensies die stelden dat omdat deze voorstelling saai was het hele genre Peking Opera niet geschikt is voor de VS.

Tegenover Kouwenhoven staat Van den Boogaard die keer op keer wijst op het algemene publiek dat door de krant bediend moet worden. Iemand die veel weet van de cultuur achter een voorstelling schrijft niet noodzakelijkerwijs een betere recensie dan een relatieve leek die met goede argumenten een leesbaar stuk kan schrijven. Van den Boogaard beklaagde zich juist over de gebrekkige vaardigheid van Nederlandse wetenschappers om hun vakgebied in lekentaal uit te leggen

Andere stemmen zorgen voor nuancering. Parool-dansrecensente Francien van der Wiel vertelt dat haar krant een zogenaamde “etno-recensent”, een journalist gespecialiseerd in wereldmuziek. Theaterwetenschapper Lucia van Heteren herinnerde de verzamelde critici nog even fijntjes aan het bestaan van vakliteratuur, die natuurlijk niet de ervaring van de voorstelling kan vervangen, maar wel de nodige basale inzichten kan verschaffen.

Het was echter aan dovemansoren gericht. Onder toneelrecensenten lijkt research uit de mode. Informatie en uitleg hoort thuis in voorbeschouwingen, voor een recensie dient een voorstelling juist ‘droog’ bekeken te worden.

Het bleef in het midden of theater-, opera- of danscritici eigenlijk niet al enorm specialistisch zijn en of het in een dagbladrecensie niet beter is om een dergelijke voorstelling te plaatsen binnen het Nederlandse podiumkunstaanbod, dan te relateren aan de oorspronkelijke context.

Aan het eind probeerde gespreksleider Constant Meijers nog een morele draai aan de discussie te geven door te focussen op specialisme binnen de Nederlandse theaterscene: veel allochtone theatermakers lijken te vinden dat hun werk te veel vanuit ‘wit’ perspectief wordt beoordeeld. Verrassend genoeg blijkt er volgens de aanwezigen ineens geen enkele culturele hindernis te zijn; voorstellingen uit China behoeven wellicht specialistische kennis, maar alles wat binnen de landsgrenzen gemaakt kan kan allemaal langs dezelfde meetlat. Waar is Laurien Saraber wanneer je haar nodig hebt?

Internet en het einde van de theaterkritiek

beschouwingen — simber op 29 augustus 2006 om 11:59 uur
tags: , ,

Heel oud stukje, uit maart 2003, voor het CC Berchem (inmiddels offline), later opnieuw gepubliceerd op Onlijn en in ‘Een nieuwe generatie cultuurjournalisten’.

Klagen over theaterkritiek is als klagen over het weer. Tijdens het jaarlijkse debatje ‘Kritiek op Kritiek’ tijdens Het Theaterfestival in Amsterdam hoor je ieder jaar dezelfde verwijten: recensies hebben te weinig diepgang, te weinig binding met andere kunstvormen en verworden tot veredelde columns. Geen wonder dat de kranten de afgelopen tien jaar minder en minder ruimte zijn gaan besteden aan theaterkritieken, ten gunste van foto’s, voorbeschouwingen en interviews.

Het lijkt wel alsof de critici zijn vergeten wat de belangrijkste vraag is van hun lezerspubliek: moet ik naar deze voorstelling? De meeste stukken bestaan tegenwoordig uit weinig meer dan het navertellen van de plot, uitleggen wie regisseur en schrijver zijn en beschrijving van het decor. Aan oordelen komt de recensent nauwelijks toe. En of de lezer erheen moet? De recensie zal het ze niet vertellen.

Vanuit deze kritiek startte al in 1997 theaterwebsite Moose. Op Moose kon en kan iedere theaterbezoeker een kleine recensie schrijven over geziene voorstellingen. Deze ‘Minirecensies’ zijn kort door de bocht, ongenuanceerd, slecht geschreven soms, maar vrijwel altijd doortrokken van enthousiasme, woede, ergernis, bewondering, verwarring of andere emoties die de geharde theatercriticus liever niet beschrijft. De Minirecensies zijn een hoogst functionele manier om de lezer te vertellen waar ze heen moeten.

Op grote, internationale sites zoals Amazon of IMDb zie je wat de toekomst op dit gebied brengt. Miljoenen bezoekers leveren een bijdrage aan deze sites door respectievelijk boeken en films te beoordelen. En de lezers blijken deze meningen van hun ‘peers’ veel hoger te achten dan die van professionele critici. Zo zal het binnenkort ook in het Nederlands en Vlaams theater gaan: op sites zoals Moose zullen meer en meer mensen meer en meer Minirecensies schrijven over meer en meer voorstellingen. Daarmee zullen ze een veel groter deel van het theateraanbod bestrijken dan de kranten nu kunnen. Door een slimme database zal iedere bezoeker een persoonlijk theateradvies kunnen krijgen, op basis van eerder geschreven recensies en meningen van anderen met dezelfde smaak.

Deze overgang heeft louter voordelen. De theatermakers zullen nu ècht gaan leren wat de toeschouwers er nou van vonden en worden voor hun beoordeling minder afhankelijk van een geslaagde première. Schouwburgdirecteuren en publiciteitsmedewerkers krijgen beter inzicht in de luimen van het publiek en het publiek zelf krijgt van vrijwel iedere voorstelling te horen of het er al dan niet heen moet.

Zelfs voor de theaterkritiek ligt er een kans. Hoewel de theaterrecensies zoals we die nu in de kranten lezen in toenemende mate overbodig worden, zal er juist méér behoefte ontstaan aan diepgaande interpretaties, vergelijkingen met andere kunstvormen en beschouwingen over het oeuvre van een theaterkunstenaar. Voor kranten verdwijnt de noodzaak om van veel voorstellingen snel na de première een recensie te plaatsen. Dit kan voor de theaterkritiek ruimte en tijd maken om minder voorstellingen beter te beschouwen. Maar wil de theatercriticus geen werkloze dinosaurus worden, dan zal die nu zijn of haar kans moeten grijpen.

Kritiek op kritiek

beschouwingen,Theatermaker — simber op 28 augustus 2006 om 18:49 uur
tags:

Dit artikel (geschreven door Floortje Bakkeren en mij) verscheen in het juni 2006 nummer van TM, als jeugdige vervanging voor een vaste rubriek van Max Arian. Een andere versie -wellicht iets toegankelijker voor niet-ingewijden- verscheen op De Nieuwe Reporter en oogste daar enige reacties.

Normaalgesproken vergelijkt Max Arian, als door leeftijd en ervaring boven alle partijen verheven toneelbeschouwer, in deze rubriek de verschillende recensies over één voorstelling. Vervolgens mag de maker van de voorstelling weerwoord geven. De bedaagde wijze waarop Arian het veld overziet en de dagbladrecensenten de mantel uitveegt geeft blijk van een consistente visie op theaterkritiek, waarbij een voorstelling welwillend tegemoet wordt getreden, zorgvuldig bekeken en mild beoordeeld.

Het is eenvoudig om als jonge en nog een beetje wilde cultuurcritici deze rubriek in te vullen of te parodiëren, maar liever verbreden we ons blikveld. De rubriek bestaat -net als de positie van Max Arian, bij de gratie van een praktijk van dag- en weekbladkritiek die nogal twintigste-eeuws is. Want als we kijken naar het veld van reflectie op theater in den brede zien we wellicht grotere veranderingen dan de veronderstelde laksheid en gebrek aan nuance die Arian signaleert. En wellicht zijn daarbij ontwikkelingen die de relevantie van deze rubriek an sich ter discussie stellen. Of, om in de geest van dit TM20 nummer te blijven: is deze rubriek over tien jaar nog wel denkbaar? Kunnen gepassioneerde theaterbeschouwers zoals wij nog Max Arian worden, later als ze groot zijn?

Laten we beginnen met het doortrekken van een inmiddels behoorlijk uitgekauwde trend: kranten zullen minder en minder ruimte en aandacht aan kunstrecensies besteden. De oorzaken zijn bekend: kunst is geen ‘lekker’ onderwerp, recensies zijn saai, interviews en voorbeschouwingen zijn beter. Dat vinden kranten niet per se zelf, maar dat blijkt uit lezersonderzoek. Schreven kranten vroeger voor hun zuil, nu schrijven ze voor hun lezersprofiel.

De nieuwe krant NRC.next heeft bijvoorbeel erg goed onderzocht wat haar lezers willen en besteedt daarom weinig aandacht voor kunst in het algemeen en theater in het bijzonder. De jonge urbane professional, op wie die krant zich richt, is sowieso slechts met zeer veel moeite het theater in te krijgen. Kansen voor een brede theaterbeschouwing liggen eerder bij een krant die de oudere witte vrouw tot haar doelgroep rekent.

Als we uitgaan van de (ook al zo uitgekauwde) trend dat theateraanbod blijft groeien, zullen over tien jaar in één seizoen rond de 10.000 voorstellingen te zien zijn. Theatermarketeers, ook niet gek, zullen ook steeds meer gebruik maken van bezoekersprofielen en weten welke kanalen ze voor welk soort theater moeten gebruiken. Kranten met lezersprofiel A zullen voorstellingen met bezoekersprofiel B links laten liggen. En producenten van die voorstellingen zullen zich de energie besparen om die kranten uitgebreid op de hoogte te houden.

Maar ook de krant die zich expliciet op kunstliefhebbers gaat richten zal dat speerpunt waarschijnlijk niet met extra recensies vormgeven. Die gaat dat zoeken in communities, lezersaanbiedingen en speciale reizen. Deze mix van verslaggeven en participeren geeft nieuwe ingangen voor een andere relaties met de lezers over het kunstaanbod. Nu al kiest NRC Handelsblad nu boeken waarover lezers op hun site en in de krant kunnen discussiëren, begeleid door redacteuren als Pieter Steinz en Elsbeth Etty. Het Parool investeerde in een coach-spel voor voetballiefhebbers. De perspectieven voor het theater zijn gunstig. Misschien gaat Hein Janssen gezellig inleidingen geven voor het speciale Volkskrant Toneelgroep Amsterdam-abonnement en kan Wilfred Takken bemoedigend commentaar geven bij geweblogde lezersrecensies. Pieter Bots mag dan leuk theaterreizen naar de Wiener Festwochen of Avignon begeleiden. Journalistieke onafhankelijkheid of strenge grenzen tussen makers en pers -laatst in dit blad nog onderwerp van een felle polemiek tussen Bots en Loek Zonneveld- zijn over tien jaar nog slechts echo’s in theoretische discussie’s. Kranten zullen enthousiast participeren in de distributie van het aanbod.

De morele scherpslijpers zijn al lang aan de verliezende hand. NRC Handelsblad is al enige jaren sponsor van het Oerol festival, terwijl in de krant ook recensies over de voorstellingen staan en twee redacteuren een dagelijkse talkshow verzorgen. De Telegraaf is mediapartner van de voorstelling Alegría van Cirque du Soleil, het Brabants Dagblad is zeer zichtbaar aanwezig op Festival Boulevard. Het nieuwe festival TF-1 zal binnen een paar jaar bezoekersprogramma’s samenstellen voor het publiek van zijn mediapartners, zoals het International Filmfestival in Rotterdam en het IDFA al jaren doen.

Terwijl in de getroubleerde kranten de ruimte voor klassieke recensies afnam, diende zich de afgelopen jaren een nieuw podium aan. Op internet schrijven inmiddels enkele tientallen veelal jonge theaterbezoekers regelmatig recensies. Op Moose was kort en krachtig zo’n negen jaar het adagium, nieuwe sites zoals TheaterCentraal, 8Weekly en een aantal weblogs van theaterbezoekers maken gebruik van de oneindige ruimte die internet biedt. Op TheaterCentraal zijn de recensies zo’n 500 woorden, op 8Weekly zelfs 700 tot 800. Ter vergelijking: in de Volkskrant tellen recensies ongeveer 500 woorden, in het Parool hoogstens 400.

Het verbazende is dat al deze woorden gratis en voor niks geschreven worden. Blijkbaar is er een groot aantal theaterbezoekers dat om niet of met hoogstens een vrijkaartje als vergoeding een uitgebreid artikel over een voorstelling wil schrijven. Overigens zal Max Arian op dit moment nog maar matig tevreden zijn over de kwaliteit van deze kritieken. De recensies op deze sites zijn over het algemeen opvallend mild, maar analyse of interpretatie ontbreken geheel.

Op deze sites is niet alleen het schrijven van recensies vrijwilligerswerk, maar ook het begeleiden van de schrijvers, de redactiewerk en het werven van de schamele advertentie-inkomsten. Het is dus nog maar de vraag hoeveel continuïteit deze sites de komende tien jaar kunnen bieden, zolang er geen economisch model is voor geschreven tekst op internet. Aan schrijvers zal internet de komende tien jaar geen gebrek hebben, aan professionele werkomgevingen, redacties en context des te meer.

De bezoekscijfers van deze websites zijn overigens heel aardig, maar staan nog niet in verhouding tot de oplagecijfers van de kranten. De sitebeheerders malen ook niet om marketingplannen en doelgroepanalyses. De nieuwe vormen van theaterkritiek bestaan louter vanwege de behoefte van de schrijvers, en lijken dan ook niet een nieuw lezerspubliek voor theaterbeschouwing aan te boren.

Kortom, in de kranten moet het korter, op internet dreigt de oppervlakkigheid. In reactie daarop zoeken schrijvende dramaturgen en theaterwetenschappers ruimte voor afgewogen argumentatie, doorwrochte analyse en onafhankelijke expertise. Een jaar geleden richten drie dramaturgen en een criticus het internet-uitprint-tijdschrift Lucifer op, theaterwetenschappers creëerden met Theater Topics een nieuw tijdschrift voor theaterwetenschap en theaterwerkplaats het Gasthuis startte Volume, een onregelmatig verschijnende blad met artikelen over eigen makers en voorstellingen. Tenslotte werkt Sonja van der Valk op het Theater Instituut Nederland aan een workshoptraject voor jonge cultuurjournalisten, wat jaarlijks een publicatie oplevert.

Met deze diepgravende publicaties, die slechts voor een kleine groep interessant zijn, is ook geen droog brood te verdienen. In een landschap waarin het serieuze theater wordt gedomineerd door subsidie, moet serieuze beschouwing en reflectie ook gesubsidieerd worden. Die situatie geldt nu voor TM, dat ook grotendeels van subsidie afhankelijk is om reflectie te bieden op de podiumkunsten. Er zijn echter zeer weinig fondsen beschikbaar voor publicaties, maar het is zeer wel denkbaar dat daar de komende jaren, mede onder invloed van de ontwikkelingen bij de kranten, verandering in komt.

Door het teruglopend aantal kranterecensies, het gebrek aan geld voor schrijvers op internet en het gebrek aan subsidies voor diepgravende theaterbeschouwing zal het beroep van toneelcriticus verdwijnen. Mensen die nog professioneel recensies schrijven doen dat als flexwerkers naast een groot aantal andere activiteiten, soms journalistiek van aard, maar ook binnen het theaterveld, zoals educatie, dramaturgie of publiciteit. Het aantal hobby-recensenten zal het aantal professionele critici ruimschoots overtreffen. Want hoewel de fulltime toneelcriticus zal uitsterven, over tien jaar zal er meer over theater worden geschreven dan ooit tevoren.

De combinatie van gesubsidieerde uitgaven, de nieuwe rol van de pers in het theaterveld, de sterke aanwas aan amateurcritici en het al maar groeiende aantal voorstellingen zal leiden tot een theaterbeschouwing die even divers is als het theateraanbod zelf. In 2016 zijn er voorstellingen die aanleiding geven tot zowel dramaturgische analyses van twaalf pagina’s in gespecialiseerde tijdschriften, als tot twee vernietigende regels op een website; worden festivals gevolgd door honderden webloggers, terwijl de kwaliteitskranten er geen aandacht aan besteden; rapporteert een gesubsidieerd tijdschrift over jonge makers en hun werk bij de produktiehuizen; vult een gratis ochtendkrant zijn hele cultuurpagina met advertorials; en is er een website met uitsluitend recensies over uitvoeringen van Shakespeare, een andere site die kinderen zelf laat oordelen over jeugdtheater, en een derde die consequent een muziekfreak en een theaterfan naar operavoorstellingen stuurt en de recensies naast elkaar publiceert. Al die verschillende vormen zijn niet op dezelfde manier te vergelijken als tien recensies uit de huidige dag- en weekbladen. De rubriek ‘Kritiek op kritiek’ zal over tien jaar onmogelijk zijn.

Maar niet alleen onmogelijk, ook overbodig. Internet zal het verbinden van al die ongelijksoortige vormen van reflectie automatiseren. Nu al krijgen krantenrecensies een tweede leven op sites van kranten, individuele recensenten of gezelschappen. Maar als over tien jaar de grote problemen met auteursrechten opgelost zijn, wordt alles nog veel beter. Omdat alle artikelen over theater, van kranten, tijdschriften en websites aan elkaar gekoppeld zijn -bijvoorbeeld via de database van het Theater Instituut- kun je per voorstelling of regisseur niet alleen oordelen, maar ook manieren van kijken en schrijven vergelijken. De lezer -theaterbezoeker of professional- kan dan per voorstelling zelf bepalen welke soort kritiek hem of haar op dat moment het meeste aanstaat. En de zoekmachine die dat mogelijk maakt noemen we dan Max Arian.

Floortje Bakkeren en Simon van den Berg

Op woensdag 14 juni 2006 organiseert de Kring voor Nederlandse Theatercritici in Theater Bellevue een debat over de rol van internet in de theaterjournalistiek. Aanvang: 16:00 uur.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity