Na vele jaren wordt er weer regelmatig toneel uitgezonden op televisie. Producent Marc Nelissen had er acht jaar voor nodig om het project van de grond te krijgen, en de eerste resultaten lijken veelbelovend. Maar kan het eigenlijk wel, toneel op de buis? Een toneelrecensent kijkt naar de televisie.
door Simon van den Berg
In de theaterwereld wordt er soms nostalgisch over gesproken: de toneeluitzendingen uit de jaren ’50 en ’60. Iedere donderdagavond een stuk uit het wereldrepertoire voor een miljoenenpubliek, met sterren als Ko van Dijk en Mary Dresselhuys. Een aantal daarvan zijn zelfs nu nog, ondanks het tragere tempo, het aanzien waard. Maar de omroepen gingen hun eigen drama produceren en in dezelfde tijd werd het theater abstracter en conceptueler. Toneel was tot voor kort nog maar zelden te zien op televisie.
En dat is vreemd, want veel andere podiumkunsten werden wel uitgezonden: de VARA toont cabaret en de NPS maakte dansfilms en registreerde voorstellingen van De Nederlandse Opera. Inmiddels lijkt het tij te keren: afgelopen seizoen werden voor het project Toneel op 2 zes voorstellingen geregistreerd door de publieke omroep. De uitzendingen begonnen vorige week met Geslacht van Het Toneel Speelt.
Toneel op 2 is het geesteskind van televisieproducent Marc Nelissen, die acht jaar met het plan leurde voordat zowel omroepen als de theaterwereld overtuigd waren. “Het probleem was dat de theater- en de televisiewereld totaal niet in gesprek waren”, vertelt Nelissen een paar dagen voor de eerste uitzending aan de telefoon. “Bij de televisie hebben we dat overwonnen door de overkoepelende organisatie van de Publieke Omroep aan te spreken. Zij konden van bovenaf de omroepen prikkelen om samen te werken. Ik wilde het goed doen, met zes camera’s twee dagen achter elkaar opnemen. De kosten zijn een te groot risico voor één omroep, vooral omdat we niet weten of het gaat aanslaan. Nu verzorgen de VPRO, AVRO en NPS ieder twee uitzendingen.”
Aan de theaterkant was een andere oplossing vereist: “Daar zijn we met de individuele gezelschappen en regisseurs gaan praten, omdat er juist bij de koepelorganisaties weerstand was. Bij het Bureau Promotie Podiumkunsten bijvoorbeeld was een van de argumenten dat theater ‘transitorisch’ is – dat het weg is als het voorbij is en dat je het daarom niet moet wíllen vastleggen. Dat vind ik flauwekul: dat kun je dan ook zeggen over het Concertgebouworkest, of over een voetbalwedstrijd.”
De keuze voor de zes vast te leggen voorstellingen was een volgend issue. Er werd een selectiecommissie samengesteld, bestaande uit Ruud van Zuilen (voorzitter van de Louis d’Or jury), Nan van Houte (medewerker van Theater Instituut Nederland) en Inge van der Werf (agent en manager van een groot aantal acteurs). Nelissen: “We hebben een stichting opgezet om de verschillende belangen in de gaten te houden, en om de selectie onafhankelijk te houden. We willen een enigzins representatief beeld schetsen van het Nederlands theater. We hebben nu twee Shakespeares, een klassiek Nederlands stuk, nieuw Nederlands repertoire, muziektheater en locatietheater. We wilden graag een blijspel, maar dat lukte niet.”
Toch is juist de keuze het zwakste punt van het project: vijf van de zes zijn relatief traditionele repertoirevoorstellingen, vijf van de zes voorstellingen spelen in de grote zaal, Twee voorstellingen, Geslacht en Kasimir en Karoline, kregen een uitgesproken negatieve ontvangst in de pers.
De kracht zit echter in de de bijzonder sobere, toegewijde manier van vastleggen. Nelissen liet de registraties regisseren door mensen met een theater-achtergrond zoals Peter de Baan en Eddy Habbema en hield sterk vast aan het idee dat de voorstelling zoveel mogelijk ongewijzigd moest worden opgenomen. Terwijl bij een vroege presentatie toneel- en filmregisseur Theu Boermans al droomde over televisie-bewerkingen die als zelfstandig kunstwerk naast de toneelvoorstelling kunnen staan, staat Nelissen een zo helder mogelijke scheiding voor: “Theatermakers moeten een zo goed mogelijke voorstelling maken, en ik moet die zo goed mogelijk vastleggen. Natuurlijk doen we daarbij lichte aanpassingen -soms moet de camera voor een paar close-ups op het toneel, dat doen we dan ’s middags, of we veranderen hele kleine dingen aan een voorstelling die anders slecht te zien zijn-, maar als je dat te ver doorvoert kom je tussen twee werelden terecht.”
Bij het zien van een aantal registraties blijkt Nelissen’s gelijk. De spaarzame televisie-ingrepen in de voorstellingen – Ivo van Hove die zijn voorstelling Het Temmen van de Feeks inleidt; beelden van de branding in Geslacht – voelen meteen als storende elementen. Zolang je als kijker het gevoel houdt dat alles wat je ziet live is opgenomen weten de registraties opmerkelijk goed de spanning van een toneelavond over te brengen. Het vastleggen heeft blijkbaar z’n eigen wetten.
Het is dan ook interessant om te zien hoe de betekenis van de voorstellingen subtiel verschuift. In de registraties staan de personages centraal, de meer abstracte lagen van de theatervoorstellingen verdwijnen naar de achtergrond. Door de vele close-ups worden de personages ook gelijkwaardiger. Op het toneel waren Pierre Bokma en Marisa van Eyle de grote kracht in respectievelijk De Koopman van Venetië en Op Hoop van Zegen, maar in de registraties vallen daarnaast de jongere spelers op –zoals Loes Haverkort, Fockeline Ouwerkerk of Maarten Heijmans- met hun ruime camera-ervaring en hun sterkere naturel.
Toneel op televisie is dus wel degelijk het aanzien waard, maar wat is nu eigenlijk het doel van het project? “De drempel voor toneel moet naar beneden”, zegt Nelissen: “Er is denk ik een groot publiek dat niet weet hoe toegankelijk het toneel is. Bovendien worden er in het Nederlandse theater belangwekkende kunstzinnige prestaties geleverd -met gemeenschapsgeld bovendien- dus die moeten worden vastgelegd zodat we daar tot in lengte van dagen de vruchten van kunnen plukken, bijvoorbeeld door de registraties beschikbaar te houden op Uitzendinggemist.nl.”
Naar Geslacht, de eerste uitzending, keken 135.000 mensen, ruim meer dan de 100.000 waar Nelissen van tevoren op hoopte. Dat is niet een wereldschokkend aantal, maar ter vergelijking: de Stadsschouwburg trekt ongeveer dat aantal bezoekers in een jaar. Overigens heeft de Publieke Omroep, ongeacht de kijkcijfers, zich voor twee jaar aan het project verbonden. Ook komend jaar staan de camera’s dus weer in de zaal.
Sidebar: de uitzendingen
21 augustus: Geslacht van Het Toneel Speelt
Modern Nederlands toneelrepertoire over door cynisme verziekt huwelijk, met Mark Rietman en Carine Crutzen.
28 augustus: Blackface van Orkater
Muziektheater over een onmogelijke liefde tussen zwart en wit in het Zuiden van de VS, met Porgy Franssen als marktkoopman/spreekstalmeester.
4 september: Temmen van de Feeks van Toneelgroep Amsterdam
Boosaardige Shakespeare-komedie wordt in regie van Ivo van Hove vlammende maatschappijkritiek en onwaarschijnlijk liefdesverhaal, met Hans Kesting, Halina Reijn en vrijwel het volledige ensemble van Toneelgroep Amsterdam.
6 september: Op Hoop van Zegen van Het Toneel Speelt
Het klassieke, oerhollandse vissersdrama over de vis die duur betaald wordt, in een sobere regie van Jaap Spijkers, met Marisa van Eyle als Kniertje.
11 september: De Koopman van Venetië van De Theatercompagnie
Nog boosaardiger Shakespearekomedie, door Theu Boermans helder geregisseerd als bijdrage aan het integratiedebat. Met een magistrale Pierre Bokma als Shylock.
18 september: Kasimir en Karoline van NT Gent en De Veenfabriek.
Liefdesdrama op locatie (vliegbasis Soesterberg) van sterregisseur Johan Simons en met Vlaamse topacteurs Els Dottermans en Wim Opbrouck.
De uitzendingen zijn steeds op vrijdagavond, na NOVA om 22:50, behalve Op Hoop van Zegen dat op zondagavond om 20:15 wordt uitgezonden.
Themakanaal Cultura herhaalt de registraties een dag later, vergezeld van een Making of documentaire.
Ook het Nederlands Theaterfestival vertoont de uitzendingen op van 4 t/m 6 september, omlijst met feest en debat.