Jonge Toneelschrijvers willen zichtbaarder worden
Een vijfde van alle theatervoorstellingen in de afgelopen seizoenen is gemaakt op basis van een nieuwe theatertekst. Bijna een kwart bestaat uit nieuwe vertalingen of bewerkingen. Toch blijft de toneelschrijver in Nederland relatief onzichtbaar. Dat zijn de belangrijkste conclusies van De Staat van de Theatertekst, die vanavond wordt gepresenteerd in het kader van het Nederlands Theaterfestival.
De Staat van de Theatertekst –een toespraak naar voorbeeld van de traditionele seizoensopening Staat van het Theater– wordt in de Stadsschouwburg uitgesproken door Timen Jan Veenstra en Malou de Roy van Zuydewijn van De Tekstsmederij, een bureau dat de belangen behartigt van (jonge) toneelschrijvers.
Voor hun Staat analyseerden Veenstra en De Roy van Zuydewijn de positie van toneelschrijvers in Nederland. Voor het eerst maakten ze daarbij onderscheid tussen ‘autonome toneelschrijvers’ (die niet zelf op het toneel staan of regisseren) en de in Nederland vaak voorkomende combinaties schrijver/regisseur (denk aan Eric de Vroedt of Gerardjan Rijnders) en schrijver/acteur (zoals Marjolijn van Heemstra of Laura van Dolron).
In hun brede onderzoek keken ze naar de carrières van diverse toneelschrijvers, het aandeel nieuwe, vertaalde en bewerkte teksten op de podia en vroegen ze het publiek naar hun motivatie om bepaalde toneelvoorstellingen te bezoeken.
Een opvallende uitkomst is dat het aantal plekken in het theaterveld die erop gericht zijn schrijvers te helpen in hun ontwikkeling sterk is teruggelopen, terwijl het aantal schrijvers dat van specifieke opleidingen voor dramaschrijven af komt sterk is toegenomen. “De trajecten voor talentonwikkeling in het theater zijn voornamelijk gericht op theatermakers en regisseurs”, zegt Veenstra, “Er ligt ruimte om ook nieuw schrijftalent te ontwikkelen.”
Ook blijkt dat een groot deel van de opdrachten die door toneelgroepen aan schrijvers wordt gegeven, door een harde kern van veelschrijvers wordt uitgevoerd, onder wie Rob de Graaf, Don Duyns, Jibbe Willems en Rik van den Bos. De praktijk van meer dan de helft van de toneelschrijvers bestaat voornamelijk uit het schrijven in opdracht.
Ook deden Veenstra en De Roy van Zuydewijn onderzoek naar de aandacht in theaterrecensies naar spel, tekst en regie. Daaruit blijkt dat in recensies schrijvers slechts de helft van de aandacht (gemeten in aantal woorden) krijgen van regisseurs. Deze onzichtbaarheid verhindert volgens de sprekers de doorstroming van nieuw toneelschrijftalent en het ontstaan van een “nieuwe, bestendige, kwalitatieve toneelschrijfcultuur. Een traditie die sterker is dan afzonderlijke kunstenplannen, en breder dan enkele voorvechters.”
De Staat van de Nederlandse Theatertekst wordt vanavond om 19:00 uur uitgesproken in de Stadsschouwburg