Wat achterstallige stukken. Een interview voor de programmakrant van De Brakke Grond.
Cees de Graaff is van beroep directeur. Hij werkte onder meer bij Dansgroep Krisztina de Châtel, Kunst en Cultuur Noord Holland en Arti & Amicitiae. Vanuit behoefte aan een breder perspectief kwam hij terecht bij de Jeugdcircussen van Ethiopië en sindsdien is internationalisering zijn stokpaardje. Inmiddels is hij directeur van de SICA. ‘Ik ben ervan overtuigd dat cultuur meer is dan een hangplek voor de rijken.’
De Graaff is een bevlogen man, en daarbij een die zich de beleidstaal volkomen eigen heeft gemaakt. In zijn kantoor, ver achterin Felix Meritis, heeft hij het over ‘techniek’, ‘gereedschap’ of ‘instrumenten’, metaforen die moeten suggereren dat het internationaal cultuurbeleid veel concreter is als gemiddeld gedacht wordt. ‘De kennis van de SICA is niet alleen maar inhoudelijk’, zegt hij, ‘We investeren liever in relaties dan in bakstenen.’
Hij werkt nu een jaar bij de SICA. ‘Mijn eerste taak is hier samenhang brengen in onze doelstelling en taken. De SICA was toch een beetje een stapeling van projecten. We hebben een aantal basistaken, zoals het ondersteunen van de Nederlandse ambassades op cultureel gebied of de vraagbaakfunctie voor Nederlandse culturele instellingen die iets in het buitenland willen, maar daarnaast kiezen we zelf een aantal zwaartepunten. Zoals onze projecten in culturele hotspots als Rusland, Brazilië, Turkije en China.’
‘We zoeken steeds naar de combinatie van wat cultureel interessant en strategisch interessant is. Met die vier landen hebben we in de eerste plaats strategische motieven: Nederland wil betere betrekkingen met die landen en wij kijken welke culturele mogelijkheden er zijn om een beter begrip bevorderen: waar gebeuren artistiek interessante dingen waar we bij moeten zijn?’
Continue reading “Interview Cees de Graaff” »
Voor het engelstalige, internationale magazine Dutch Mountains van de SICA dat afgelopen week verscheen.
Een nieuwe generatie theatermakers uit Nederland verovert stilletjes aan Europa. Ze zijn vroeg in de dertig, ontwikkelden hun handtekening in het circuit van zomerfestivals en oriënteren zich internationaal, liever dan zich te richten op het veroveren van posities in het artistieke establishment.
Terwijl Ivo van Hove en Johan Simons zich opwerkten naar de eredivisie van Europese sterregisseurs ontwikkelden theatermakers als Jetse Batelaan, Lotte van den Berg, Boukje Schweigman en Dries Verhoeven een heel nieuw theatergenre, voortbordurend op het werk van Mickery en de Dogtroep uit de jaren ’70 en ‘80: ervaringstheater of beeldend locatietheater. Ze zochten naar manieren om hun publiek directer aan te spreken en kwamen uit bij een vorm die bijna geen theater meer is. De toeschouwer wordt hoofdpersoon, het kijken wordt onderwerp. Van hen lijkt Verhoeven de meest eigenzinnige. Zijn voorstellingen –als je ze nog zo kunt noemen- bewegen zich richting installatie en performance, maar weten vooral een buitengewone intimiteit te creëren. Zijn werk is inmiddels op festivals door heel Europa te zien en onlangs won hij op de Salzburger Festspiele de Young Directors Award.
Continue reading “Interview Dries Verhoeven” »
Dit artikel schreef ik voor een engelstalige uitgave van het SicaMag, met als ondertitel ‘From The Netherlands with attitude’. In dit magazine wordt een beeld geschetst van de huidige stand van zaken in alle kunstdisciplines, voor de buitenlandse relaties van de SICA. Ik schreef het hoofdstuk over theater. Engelse versie hier.
Het theater in Nederland staat op een kruispunt. Na een periode van bloei van enkele decennia lijken theatermakers, schouwburgdirecteuren en beleidsmakers op zoek naar een nieuwe rechtvaardiging. In het debat wordt de tegenstelling tussen artistieke ontwikkeling en maatschappelijke relevantie verscherpt en het afgelopen seizoen (2006/2007) werd het woord crisis veel in de mond genomen in een discussie die vooral ging over bezoekcijfers, subsidie en bestelhervorming (Nederlanders praten nu eenmaal liever over geld dan over kunst). Hoewel het Nederlandse taalgebied met Johan Simons (artistiek leider van NT Gent in België, Nederlandse regisseur in Vlaanderen) en Ivo van Hove (artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, Vlaamse regisseur in Nederland) zeker twee theatermakers van internationale klasse heeft, valt het toch moeilijk te ontkennen dat de artistieke hoogtijdagen van de jaren tachtig en negentig definitief voorbij zijn. Toch is de kiem van een nieuw internationaal elan van het Nederlandse theater gelegd. Nu is het de vraag of dat de kans krijgt te gaan bloeien.
Gedurende een aantal jaar nam het Nederlandse theater een toppositie in binnen de (continentale) Europese podiumkunsten. Vooral vanuit Duitsland werd met jaloezie gekeken naar de moderne Griekse tragedies van schrijver en regisseur Koos Terpstra, de radicale spelopvattingen van Jan Joris Lamers en zijn groep Maatschappij Discordia, de gedeconstrueerde montagevoorstellingen van Gerardjan Rijnders en het krachtige rituele locatietheater van Hollandia. Het boek Postdramatisches Theater van de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehman bezegelde de status van de ‘Hollandse school’. Sinds de jaren zestig is er een nieuwe theatervorm ontstaan waarin de verschillende elementen van een theatervoorstelling –de regie, het acteren en de vormgeving- niet meer in dienst staan van de tekst, maar naast elkaar staan als zelfstandige elementen. Volgens Lehman hebben Nederlanderse theatermakers hierbij een niet te onderschatten rol gespeeld. Continue reading “Theater in Nederland op een kruispunt” »