Interview Maatschappij Discordia
Maatschappij Discordia bestaat dit jaar dertig jaar. Nou ja, ongeveer. De voorgeschiedenis van het toonaangevende gezelschap is al net zo gelaagd en meerduidig als haar voorstellingen. Een gesprek met de oudste leden van een collectief dat zich continu ontwikkelt, maar niet verandert. “De vraag naar de methode van Discordia is onzinnig. Er is absoluut geen methode.”
“We zullen vertellen wat er is gebeurd”, belooft Matthias de Koning, “Voor zover we dat nog weten. En we hebben altijd veel gefalsifieerd.” We spreken elkaar in het atelier annex pakhuis van de groep op de Driekoningenstraat in Amsterdam, waar de groep werkt aan haar nieuwe voorstelling Stanislavski 2. Lachend citeert Jan Joris Lamers alvast een zin uit het nog te schrijven interview: “Hoewel zij alledrie hetzelfde zeiden, bedoelden ze alledrie iets anders.”
De wortels van Discordia liggen (onder andere) bij het Onafhankelijk Toneel, dat sinds 1973 in Rotterdam gevestigd is. Stijl uit 1980 is de voorstelling die ze als hun eerste beschouwen, al dateert de naam Discordia van een jaar later. Pas in 1984 gingen ze naar de notaris om de vereniging op te richten. “Daarvóór had het geen zin, want we hadden geen subsidie.”
Lamers: “Rond 1980 kwamen we met het Onafhankelijk Toneel tot een soort crux. We bestonden al tien jaar en er waren veel plannen en te weinig geld. Er moest iets gebeuren. We bedachten een enorm plan, dat noemden we 1908, omdat dat jaartal een keerpunt was in de moderne kunst, met het eerste abstracte schilderij van Ljoebov Popova. We vroegen daarvoor twee keer zoveel subsidie aan, maar de Toneelraad in Rotterdam wilde er niet aan. Die moest het Ro Theater redden, dat in een paar jaar drie artistiek leiders had versleten die steeds tekorten opbouwden.”