Interview Janni Goslinga
Een stuk over mannen die waardeloos vastgoed verkopen aan mannen die het niet kunnen betalen. Glengarry Glen Ross van David Mamet lijkt een actueel commentaar op de kredietcrisis. Toch is het stuk al bijna dertig jaar oud. Als enige vrouw tussen zes mannen speelt Janni Goslinga in de voorstelling van Toneelgroep Amsterdam die morgen in première gaat. “Je wilt er graag genuanceerd over denken, maar alle clichés over mannen en vrouwen en geld blijken waar te zijn.”
“Het is zeker ook een weelderige positie, zo in je eentje met die zes jongens”, lacht Goslinga een paar dagen voor de première in de bibliotheek van de Toneelschuur. “Repeteren met een groep mannen onder elkaar is ongecompliceerd: niet lullen maar doen. Maar het is ook lastig, want ik vertegenwoordig ‘de vrouw’ op het toneel, en dat kun je eigenlijk niet spelen.”
In Glengarry Glen Ross proberen vier makelaars bij een louche kantoor continu waardeloze vastgoedbeleggingen te verkopen aan goedgelovige klanten. Mamet schreef geen vrouwenrollen in het stuk, maar regisseur Eric de Vroedt gaf Goslinga twee kleine rollen en laat haar voortdurend aanwezig zijn op het podium, zodat ze een contrast wordt voor het gierende testosteron. “In het eerste deel ben ik een serveerster in een ultrahippe Aziatische loungebar, de droom van al die mannen, die hen troost en veiligheid geeft en over wie ze vieze grappen maken.”
“Later wordt ik een politievrouw”, zegt Goslinga: “Niet in uniform, meer een rechercheur van de afdeling financieel toezicht. Dan ben ik de nachtmerrie voor alle mannen, een vrouw met een hoge positie en een frigide bril.” Regisseur De Vroedt, vooral bekend van Mightysociety, zijn serie politiek geëngageerde voorstellingen, wil ook in deze voorstelling de Nederlandse actualiteit binnenhalen. “Die agente vindt ik een typisch Eric de Vroedt-personage”, verklaart Goslinga: “Een vrouw met een lichte burn-out die door zich aan de procedure te houden een vorm van beschaving probeert te handhaven, terwijl om haar heen de mensen elkaar afmaken. Het is de Hollandse poldermentaliteit: ze maakt het nog erger omdat ze niet ingrijpt.”
In de voorbereiding op de voorstelling spraken de acteurs met een verkoper van woekerpolissen die wroeging kreeg en onderzoeksjournalist werd. “Dat was wel confronterend”, vertelt Goslinga, “omdat in zijn werk bleek dat zoveel van die clichés over mannen en vrouwen zo vreselijk blijken te kloppen. De mannen in zo’n callcenter verkopen niet aan vrouwen, want die laten zich blijkbaar niet inpakken aan de telefoon. “Don’t pitch the bitch”, zeggen ze tegen elkaar. Ze spreken de mannelijke klanten aan op hun ego en dat werkt. Zelfs een van de acteurs in de voorstelling is zo een paar mille kwijt geraakt. Hij is “erin getrapt”. Zo noemen die verkopers het zélf.”
Is de crisis eigenlijk al voelbaar in de gesubsidieerde kunsten? “Nóg niet”, zegt Goslinga pessimistisch. “Ik heb natuurlijk een comfortabele positie, maar ik zie in mijn omgeving de subsidiepotten en de sponsoring wel minder worden. Als er te weinig geld is is kunst ineens luxe. Maar enger vind ik het gevoel dat de bodem wegvalt: als we lucht verkopen aan wanbetalers, dan is alles alleen maar opgeklopte emotie. Dat werkt ook door in onze voorstelling: het zit vol met vaudeville en acts en verwijzingen. Het gaat óver spelen. De stijl van Eric past heel goed bij de manier waarop die mannen hun klanten bedotten. Het is allebei koorddansen zonder vangnet.”
Glengarry Glen Ross wordt gemaakt in het kader van TA2, een traject voor jonge regisseurs van Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur in Haarlem. Goslinga is er enthousiast over: “Het was vroeger heel moeilijk voor jonge regisseurs om bij Toneelgroep Amsterdam te werken. Er was altijd veel druk van het apparaat dat een groot gezelschap toch is: decor en techniek en de acteurs. Regisseurs klampten zich dan vast aan hun strenge concept en ik heb mezelf ook wel eens horen zeggen “maar zo doen wij dat niet.” Door het gebrek aan ruimte werden acteurs en regisseurs een karikatuur van zichzelf.”
Binnen TA2 kunnen regisseurs een paar jaar binnen Toneelgroep Amsterdam werken. Voorstellingen worden niet meteen voor de leeuwen gegooid in de Amsterdamse Stadsschouwburg, maar spelen in de Toneelschuur, met daarna een korte tournee. “Dat geeft veel meer ruimte. Misschien is het ook een nieuwe generatie regisseurs, die echt iets uit te zoeken hebben met acteurs. Het is fijn om met iemand van je eigen generatie te werken; je hebt het over andere films, over andere muziek. Je kan citeren uit Youtube filmpjes of verwijzen The Office. Met leeftijdgenoten heb je een ander referentiekader. Maar sowieso moet je als acteur met jonge regisseurs werken. Als je dat niet doet kun je net zo goed in je graf gaan liggen.”
Glengarry Glen Ross gaat morgen in première in de Toneelschuur in Haarlem. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl