Recensie: ‘Orlando’ van Het Toneelhuis

Parool,recensies — simber op 5 februari 2013 om 10:00 uur
tags: , , , , ,

Het is een verhaal dat opvallend vaak op het toneel gebracht wordt: Orlando van Virginia Woolf, over een man die ruim driehonderd jaar leeft en halverwege in een vrouw veranderd. Ooit speelde Catherine ten Bruggencate het als monoloog, twee jaar geleden won Maria Kraakman de Theo d’Or voor de rol in de versie van Oostpool en gisteravond stond Katelijne Damen solo op het podium in een voorstelling die ze maakte met de Vlaamse regisseur Guy Cassiers.

Damen bewerkte het fantastische verhaal zelf tot toneelmonoloog en verhult met lang uitgesponnen zinnen de literaire oorsprong niet. De tekst legt daarbij tussen de avonturen in Elizabethaans Londen en in Turkije veel nadruk op de uitgebreide en barokke natuurbeschrijvingen. Orlando wordt dan ook voortgedreven door een verlangen om de oude eik in de tuin van zijn jeugd overtuigend te beschrijven.

Woolf schreef het verhaal als een weerspannige biograaf en Damen zet die dubbelzinnige houding mooi om naar veelvormig toneelspel: nu eens ingeleefd, dan weer demonstratief afstand nemend. Gedurende de voorstelling wordt ze vrijer, darteler en lichamelijker.

Cassiers zet tegenover de vertellende acteerstijl zijn bekende videovormgeving: de vloer staat vol afbeeldingen die via erboven hangende camera’s gefragmenteerd worden geprojecteerd op het achterdoek. Soms wordt er eindeloos ingezoomd, terwijl er steeds nieuwe snippers van schilderijen, architectuur en geschriften ontstaant, als een soort fractal. Dan weer vormen de verschillende projecties één grote afbeelding, van een koepelplafond, of van een onscherpe boom. Tegenover de geconstrueerde natuur in de tekst plaatst hij scherven cultuur in beeld.

Toch gaat de voorstelling vervelen en zelfs een beetje tegenstaan. Het is allemaal erg mooi en smaakvol, maar ook bloedeloos en te weinig dynamisch. Cassiers cerebrale aanpak werkt buitengewoon goed bij zijn epische toneelbewerkingen van boeken als Op zoek naar de verloren tijd of De man zonder eigenschappen, maar bij Orlando is iets meer warmbloedigheid op z’n plaats.

Orlando van Het Toneelhuis. Gezien 28/1/13 in de Stadsschouwburg. Tournee t/m 27/2. Meer info op www.toneelhuis.be

Recensie: ‘In Ongenade’ van Toneelgroep Amsterdam

Wat een hoop figuranten, denk je even als je de zaal binnen komt. Maar nee, het zijn poppen. Een toneel vol met zwarte etalagepoppen met goedkope kleren aan. Er zitten veel kinderen tussen, achterop staat een auto die helemaal vol staat met wassen beelden. En helemaal vooraan zit op een stoel Gijs Scholten van Aschat.

In zijn roman In Ongenade schetst de Zuidafrikaanse schrijver J.M. Coetzee op genadeloze wijze de schuivende machtsverhoudingen in zijn land. De toneelversie die bewerker Josse de Paauw en regisseur Luk Perceval maakten voor Toneelgroep Amsterdam is tegelijkertijd universeler en persoonlijker dan het boek. Een statige, sombere, maar ook een tikje eentonige voorstelling, gedragen door de lucide hoofdrol van Scholten van Aschat.

Het verhaal draait om de teloorgang van professor David Lurie, die in de problemen komt na een relatie met een studente aan de hogeschool in Kaapstad. Hij zoekt zijn toevlucht bij zijn dochter Lucy, die een boerderij heeft op het platteland, waar continu geweld dreigt. De voorafschaduwde uitbarsting komt als twee zwarte jongens de boerderij binnendringen en Lucy verkrachten.

David is geen aangename man, pompeus, zelfgenoegzaam en kritisch. Scholten van Aschat toont enerzijds Davids zelfinzicht, maar tegelijk laat hij hem opgaan in zijn grote liefde, de poëzie van Byron en de wens om over hem een kameropera te schrijven. Futiel plukkend aan een ukelele tussen al die zwarte figuren maakt hij prachtig duidelijk hoe zinloos en ijdel dat verlangen is.

In Ongenade is een voorstelling in een kalm, bijna plechtig tempo. De Pauw laat de literaire taal zijn vormelijke karakter houden. Meer dan het boek maakt Percevals voorstelling duidelijk tegen welke overmacht de beschaving die David pretendeert te vertegenwoordigen het moet opnemen. Ook de tegenstelling tussen de zwarte en witte acteurs wordt niet verhuld; Djamila Landbrug en Sergio Hasselbaink kunnen zich steeds verschuilen tussen de poppen, Chris Nietveld (in een mooie geestig-treurige bijrol) en Celia Nufaar steken er steeds tegen af.

Als Lucy (Janni Goslinga die prettig aards contrasteert met de soms wat klinische toon) zwanger blijkt en niet van plan is om het kind te aborteren ziet ze zich genoodzaakt zich uit te leveren aan de genade van haar zwarte voormalige klusjesman, nu haar buurman (Felix Burleson, tegelijk charmant en dreigend). Hier wordt de kloof tussen vader en dochter pijnlijk duidelijk. Hij leeft nog in een wereld waar begrippen als rechtvaardigheid, schuld en vergelding waarde hebben, zij ziet in dat dergelijke romantische abstracties niets betekenen in het huidige Zuid Afrika.

Vergeleken met Percevals recente voorstellingen in Duitsland (zoals Hamlet of Kleiner Mann, was nun?) is In Ongenade lelijker en iets minder uitdagend. De hooggespannen verwachtingen voor zijn gastregie bij TGA weet hij niet helemaal waar te maken. Wat blijft is het diepe gevoel van zwaarmoedigheid dat uit deze voorstelling spreekt, door Scholten van Aschat zo helder getoond.

In Ongenade van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 4/12/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 10/12 en in jan en feb 2012. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘De Aanslag’ van Bos Theaterproducties

De Aanslag was volgens Harry Mulisch zelf ‘een ingewikkeld verhaal, eenvoudig verteld’. De roman, over de gevolgen van één daad in de oorlog op één jongen, gaat over wat we nu zo gemakzuchtig een trauma noemen. Vanuit de betrouwbare wet dat literatuurbewerkingen op het toneel nu eenmaal veel publiek op de been brengen heeft Bos Theaterproducties er nu een voorstelling van gemaakt die echter even saai en futloos is als het boek spannend en prikkelend.

Het grootste probleem is het gebrek aan dramatische spanning. De gebeurtenis waar het om gaat, een moordaanslag op een NSB’er in de straat van de jonge Anton Steenwijk (Victor Löw), waarna de buren het lijk voor zíjn deur neerleggen, voltrekt zich in het eerste kwartier en wat rest is uitpluizen wat er precies gebeurd is. En dat betekent: veel praten. Eén voor één komen nieuwe mensen op om hun puzzelstukje aan te dragen. Als het gesprek is afgelopen draait Löw zich om en daar staat de volgende gesprekspartner alweer klaar.

Daarbovenop zijn literaire dialogen nog geen toneeldialogen. Bewerker Léon van der Sanden laat Mulisch’ taal grotendeels intact en dat levert gruwelijk stijve woordenstrijd op. Sowieso schrijft Mulisch geen personages van vlees en bloed, maar eerder dragers van een idee, omgeven door symboliek. Je zou die literaire symboliek beeldend kunnen maken, maar nee, aan zulke theatrale flair doet regisseur Ursul de Geer niet.

In de vormgeving wordt met veel middelen weinig bereikt. Een grote hoeveelheid onopvallende kostuums, slecht passende muziek op verkeerd volume en een op witte stroken geprojecteerde videobeelden van vuur, as, kwallen en paarden.

En dan is de explosieve en sluwe acteur Victor Löw ook nog eens helemaal niet op z’n plek als de introverte en passieve Anton Steenwijk. Ieder personage van Löw is een vulkaan die op uitbarsten staat, en hij is dus tragisch gemiscast als berustende anesthesist. Het zijn de aardige bijrollen van Peter Bolhuis en Nelleke Zitman die de geestdodendheid doorbreken, hij als de gebroken verzetsman Takes en zij in diverse met grof penseel neergezette types.

Wat het boek zo meesterlijk doet is laten zien hoe de oorlog nog doorwerkt in het heden van 1981. En wat nog het kwalijkst is, is dat deze voorstelling niet eens de moeite neemt om te bedenken of hij nog doorwerkt in 2011. Daarmee maak je geen toneel, maar een onschadelijk en vervelend luisterboek met matige plaatjes.

De Aanslag van Bos Theaterproducties. Gezien 27/1/11 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (De Meervaart) 18/3, (De La Mar) 18-20/4. Meer info op www.bostheaterproducties.nl

Recensie: ‘Het voordeel van de twijfel’ van Laura van Dolron

Parool,recensies — simber op 28 november 2010 om 15:50 uur
tags: , , ,

‘Dit stuk vergt discipline, aandacht en geduld’, zegt een van de acteurs tegen het einde van Het voordeel van de twijfel tegen het publiek. Het is maar dat we het weten. Het is geestig, want wat we in het uur ervoor hebben gezien is licht en toegankelijk, al zit er een vaak een serieuze ondertoon in. Opnieuw weet Laura van Dolron lichtvoetige vorm te verbinden aan serieuze thema’s.

Van Dolron is een theatermaker die de onvrede over haar natuurlijke neiging tot ironie en relativering graag toetst aan andere kunstenaars. Eerder nam ze in haar voorstellingen Henry Thoreau en Lars von Trier op de korrel. Nu is het de beurt aan Herman Hesse en een van zijn bekendste werken: Narziss en Goldmund.

Het is een rare voorstelling geworden, losse stukken die op een krakkemikkige manier aan elkaar zijn gelijmd, gedragen door het naïeve, geestige spel van de twee acteurs Steve Aernouts en Dion Vincken, die demonstratief zichzelf staan te spelen, maar steeds met de woorden van Van Dolron. Toch werkt het.

Aernouts en Vincken beginnen losjes en heel grappig het verhaal van Narziss en Goldmund na te vertellen: een vriendschap tussen een monnik en een levensgenieter. Binnen een paar minuten zijn ze klaar. Oh nee, ze zijn het belangrijkste vergeten: halverwege wil Goldmund kunstenaar worden. Vanaf daar hink-stap-springt de voorstelling ineens naar een meta-niveau: Aernouts voelt geen motivatie meer om te spreken, Vincken barst uit in een tirade over zijn eigen lafheid, de twee acteurs spreken hun wederzijdse bewondering voor elkaar uit.

Langzaam zie je in het spel en de ideeën van de twee acteurs Narziss en Goldmund terug: Vincken als de razende rationele denker die geen houvast heeft van overtuigingen, Aernouts als de kalme wijze met innerlijke zekerheid. Het toneel is ook al zo keurig verdeeld: links de natuur (een paar tafels met hopen aarde en planten), rechts de cultuur (stapels papier en boeken).

Zingeving is het thema van Van Dolron en haar twijfel of ze haar heil niet beter kan zoeken in religie of politiek dan in de kunst heeft ze de afgelopen jaren vaak expliciet geuit. Maar dan houdt in Aernouts in deze voorstelling ineens een prachtige monoloog met instructies voor het theaterpubliek. En Vincken vertelt over een Boeddhistische bijeenkomst, waar hij over de rooie raakt van een tegen de verwarming geplakte Hema-tas en zegt: ‘Ik zoek een plek waar iemand heel precies over na had gedacht. Ik wil even verzorgd worden, geen consument zijn.’ En dan vermoed je dat Van Dolron haar geloof in het theater toch niet helemaal verloren heeft.

Het voordeel van de twijfel van Laura van Dolron. Gezien: 26/11/10 in Frascati. Aldaar t/m 4/12 en 9-10/3/11. Tournee. Meer info op www.theaterfrascati.nl

Recensie: ‘De man zonder eigenschappen I’ van Het Toneelhuis

De Vlaamse regisseur Guy Cassiers vestigde zijn naam met de Proust-cyclus bij het Ro Theater, een vierdelige theaterbewerking van Op zoek naar de verloren tijd. Nu kiest hij opnieuw een van de dikste romans uit de literatuurgeschiedenis voor een nieuwe serie: De man zonder eigenschappen van de Oostenrijkse schrijver Robert Musil.

Het eerste deel van dit drieluik biedt hetzelfde afstandelijk fluistertheater dat Cassiers al jaren kenmerkt, maar is ook actueel, mooi gespeeld en prachtig vormgegeven. Opnieuw maakt Cassiers veel gebruik zendmicrofoons en videoprojecties, al valt deze keer vooral de schoonheid op en niet het technische vernuft.

Uit de enorme roman koos Cassiers het verhaal van de ‘parallelactie’ als kern van het verhaal. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog moet de jonge Weense wiskundige Ulrich van zijn vader secretaris worden van de commissie die het zeventigjarig jubileum van koning en keizer Franz Jozef in 1918 van een passende viering moet voorzien. In de commisse verzamelt zich een kleurrijke dwarsdoorsnede van de Weense hofkliek en strijden conservatief en vaag idealisme, eigenbelang en besluiteloosheid om voorrang.

Musil en Cassiers schetsen een wereld in ontbinding. De roman wordt geroemd om zijn ironie, waarvan het feit dat in 1918 Frans Josef al dood is en Oostenrijk-Hongarije uit elkaar valt de grootste is. Ulrich is een ‘man zonder eigenschappen’ omdat hij passief is en overtuigingen mist. Hij is algemeen ontwikkeld, maar uiteindelijk net zo leeg als de bibliothecaris van de Hofburg, die steeds het juiste boek weet te vinden zonder er ooit een gelezen te hebben.

De voorstelling is zelf ook een parallelactie. Niet alleen blijken Musil’s teksten opvallend actueel, ook weten de personages verbazend raak commentaar te leveren op de schreeuwcultuur op internet, de rol van lingerie of de verhouding tussen politiek en zakenleven. Cassiers zorgen over wat er in Wenen op volgde zijn tastbaar, ook al wordt er in de voorstelling geen moment aan de oorlog gerefereerd.

Cassiers vult Musil’s veelheid aan thema’s aan met enkele grote gebaren in beeld en muziek. In het eerste deel projecteert hij steeds bewerkte uitsnedes van Da Vinci’s Laatste Avondmaal op het enorme achterdoek, aan het eind zien we Endsor’s De intocht van Christus in Brussel, hallucinerend verknipt door op en neer gaande rijen balkjes als projectiescherm. Op die manier komt veelkleurigheid in de plaats van harmonie en wordt het Christendom aan de kant gezet door de nieuwe volksbewegingen.

Meer dan in recente voorstellingen van Cassiers is er ruimte voor de acteurs. Gilda de Bal speelt een prachtige rol als oudere, sensuele dame van stand, die op het eind met één groot theatraal gebaar onttakelt. Daarnaast zijn er mooie rollen voor grote, grijze mannen – Vic de Wachter, Wim van der Grijn, Dirk Buyse, Johan Van Assche. Dit is toneel dan ook voor volwassenen, serieus en intellectueel, en met een angstwekkende deken van doem.

De man zonder eigenschappen I van Het Toneelhuis. Gezien in Utrecht op 26/10/10. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 29 en 30/10. Meer info op www.toneelhuis.be

Woeste Hoogten, rusteloze emo-kids door windmachine uiteen gedreven.

recensies — simber op 20 oktober 2010 om 18:06 uur
tags: , , , , , , ,

Geschreven voor digitale festivaldagkrant DeDodo, tijdens TF in september.

Wuthering Heights wordt vaak in een adem genoemd met andere negentiende eeuwse klassiekers als Jane Eyre of Pride and Prejudice, maar het boek van Emily Brontë is oneindig veel duisterder dan die andere kokette meisjesboeken. De grote, dramatische passie van Heathcliff en Cathy sluit eigenlijk verrassend goed aan bij emo’s die Twilight, True Blood en andere hedendaagse vampierenverhalen verslinden.

Dat hebben bewerker Jeroen Olyslaegers en regisseur Floor Huygen goed in de gaten gehad toen ze de roman voor het toneel bewerkten tot Woeste hoogten, rusteloze zielen, een coproductie van het Nederlandse jeugdtheatergezelschap Artemis en het Vlaamse Antigone. De voorstelling oogste veel lof, is nu te zien in TF, maar werd ook genomineerd voor twee Gouden Krekels, de prijzen voor jeugdtheater.

De vader van Cathy en Patrick ontfermd zich in zijn goedheid over een weeskind, Heathcliff. De twee verwende kinderen, tot dan toe eensgezind met elkaar aan het spelen, lijken eerst solidair in hun afkeer van de nieuweling; ze behandelen hem als een hond. Maar al snel raakt Cathy gefascineerd, en Joris Smit als Heathcliff weet een zekere dierlijke passie uit te dragen.

De wederzijdse hartstocht wordt verraden en er volgt wraak. Het verhaal wordt knap vooral met beelden verteld; de broer die zichzelf met een touw aan zijn zus wil vastbinden, maar zij die het steeds losmaakt, de huishoudster die een bos bloemen wurgt, Smit die bossen hout het toneel op smijt, en vooral de wind uit twee enorme machines die keer op keer de gordijnen doet wapperen en de hoofden van de personages op hol brengt. De chaos van de onstuimige begeerte is te beangstigend voor Cathy en ze trouwt met de saaie, maar degelijke Edgar.

Het werkt vooral omdat Alejandra Theus Cathy sympathiek weet te maken. Koud twee jaar van de toneelschool zet ze hier een prachtige, dragende rol neer. ‘Jouw wil maakt jou heel mooi’, zegt Heathcliff over haar en samen weten ze de strijd om het overwicht vrijwel de hele voorstelling interessant te houden. Een bijzondere rol is er ook voor de huishoudster (An Hackselmans), die als verteller de grote tijdsprongen in het verhaal ook aan de personages uitlegt, zodat ze een soort orakel wordt. Continu heeft ze een mandje wasgoed bij zich, wat ze probeert op te vouwen. Maar nooit krijgt ze haar klusje af, altijd komt de wind er weer tussendoor.

In de TF-selectie is Woeste hoogten een vreemde eend in de bijt. Geen prangende actuele kwesties op het toneel, maar een mooi verteld, dramatisch verhaal, voor jonge mensen van alle leeftijden. Maar vooral voor jongeren met hun eigen hartverscheurende leven.

Woeste Hoogten, rusteloze zielen van Artemis en Antigone. Gezien 8/9 in de Stadsschouwburg, aldaar nog te zien: 9/9

Recensie ‘Mensenkinderen’

Parool,recensies — simber op 26 september 2010 om 21:02 uur
tags: , , , , ,

Een veel gelezen en hooggewaardeerde schrijver overlijdt. In zijn nalatenschap vindt men een ongepubliceerd toneelstuk. Dat wordt gepubliceerd in een literair tijdschrift, maar moet het daarna ook nog gespeeld worden? Dat ligt eraan hoe goed het is, zou je denken.

J.J. Voskuil’s stuk Mensenkinderen –waarschijnlijk begin jaren tachtig geschreven- gaat over een Amsterdams grachtengordelechtbaar, Karel en Klaartje, dat niets anders doet dan ruziën. Drie scènes tonen drie opeenvolgende avonden, de tweede avond komen vrienden op bezoek. Het kinderloze paar dat op voet van oorlog met elkaar leeft, de vele drank en de buitenstaanders die de boel op scherp zetten; het lijkt allemaal erg op Who’s afraid of Virginia Woolf. En, het moet gezegd, het is een zeer matige imitatie.

In de romans van Voskuil gebeurt al het drama tussen de regels, maar voor het toneel blijkt dat niet genoeg. De echtelieden in Mensenkinderen ruzieën om het ruzieën; ze dreigen niet met weggaan dus er staat niets op het spel en ze gaan niet tot het bot. Maar tegelijk is er ook geen contrast tussen ruzie en iets eventueel anders, iets van genegenheid of een gemeenschappelijke afkeer van de bezoekers. Daarbij ontwikkelt de echtelijke onmin zich in de vijf kwartier die het stuk duurt niet. Klaartje blijft alles wat haar man zegt zo negatief mogelijk interpreteren; Karel geeft af en toe wat toe, maar maakt het daarmee alleen erger. Zo wordt het een kabbelend keuvelstuk. De komedie is soms goed getroffen, met een paar geslaagde grappen, maar even vaak zijn die oubollig en gedateerd.

Aan de acteurs de zware taak om er het beste van te maken en dat lukt ze wonderwel. Kees Hulst, met een verse Louis d’Or op zak, is de karakteristieke sul Karel, die toch op z’n tijd venijnige ripostes raak weet te plaatsen. Waar de tekst er mogelijkheid toe biedt (te weinig) weet hij fenomenaal snel zijn wanhoop even te laten doorschemeren. Els Ingeborg Smits speelt zijn onredelijke, zeurende kenau van een vrouw Klaartje als een terriër met haar tanden in z’n kuiten. De immer betrouwbare Cas Enklaar (met stemproblemen, leek het) is de oude vriend die Karels bewondering al lang niet meer verdient en Marian Mudder speelt zwierig in ’t knalrood zijn op seks beluste, té hard lachende vrouw die tegen ieders wil bij de vriendschap is inbegrepen.

Ze trekken er hard aan, maar nergens stijgt het stuk op. Als Karel aan het eind requisieten verzameld om zich op te hangen is dat alleen een flauwe grap zonder enige tragiek.

Het was misschien beter geweest om het stuk ongespeeld te laten. Maar ja, in de jacht op de de moeizaam te vangen theaterbezoeker is de belangstelling voor Nederlandse literatuur op het toneel een schaarse constante. De vele Voskuilfans zullen hun weg naar deze voorstelling wel weten te vinden.

Mensenkinderen van J.J. Voskuil. Gezien 25/9/2010 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 22 t/m 26/12. Meer info op www.mensenkinderentheater.nl

Recensie: ‘Hiob’ van de Münchner Kammerspiele (Holland Festival)

In één seizoen presenteert Johan Simons een voorstelling die Tien Geboden heet en een die Hiob heet, Duits voor de bijbelse Job. De Nederlandse regisseur die nu artistiek leider is bij NT Gent in België en die volgend jaar naar München verhuist heeft blijkbaar iets uit te zoeken met het Oude Testament.

In aanloop naar zijn directeurschap in München regisseert Simons al enkele voorstellingen bij het Duitse gezelschap. Hiob is daarvan de meest recente, en was dit weekend te zien in het Holland Festival. Het gaat Simons echter niet om theologische kwesties: hij snijdt religie aan om verder te denken over identiteit en cultuur en gebruikt hiervoor de roman van de Oostenrijks/Duitse schrijver Joseph Roth uit 1930.

De arme Joodse leraar Mendel Singer woont met zijn gezin in een Russisch dorp. Hij verliest zijn ene zoon aan het leger, zijn andere vlucht naar Amerika, en zijn geile dochter aan een regiment kozakken. Met zijn vrouw blijft hij over met zijn epileptische en gehandicapte zoon Menuchim, die volgens een profetie van een wonderrabbi ooit zal genezen. De zoon in Amerika blijkt echter succes te hebben en hij laat zijn familie overkomen en laat hen delen in zijn rijkdom. Maar opnieuw verliest Mendel iedereen: Menuchin moest al achterblijven omdat hij als zwakzinnige niet mag immigreren, de zoon sneuvelt in de oorlog, Mendel’s vrouw sterft van verdriet en de dochter wordt krankzinnig. Maar misschien nog wel belangrijker: Mendel is zijn vaderland kwijt en kan niet aarden in de nieuwe wereld.

Hoever Mendel ook reist, zijn wereld blijft klein. Het decor bestaat uit een carrousel van kitsch, bordkarton en verschoten dekbedhoezen. Tussen de lampjes bovenin staan de woorden ‘Birth’, ‘Love’ en ‘Death’. Net als bij Simons’ operaregie Die Entführung aus dem Serail kiest ontwerper Bert Neumann voor één theatraal object in een verder leeg toneelhuis. Op de achtergrond klinkt een geluidsmontage –weer- en stadsgeluiden- en muziek –Russische volksmuziek en moderne componisten- van Paul Koek.

Zoals de carrousel wel beweegt maar niet verplaatst, zo blijft Mendel vasthouden aan zijn identiteit -“Ik ben een vrome jood, met een zwarte hoed en bleke wangen” zegt hij een aantal keer, als een bezwering-  terwijl om hem heen alles in beweging is. De Amerikaanse zoon verandert zijn naam van Schemarjah in Sam, de dochter trouwt met een niet jood, en iedereen krijgt steeds mooiere kleren terwijl hij in z’n flodderige pak met dikke muts blijft rondlopen. Hij is ook niet geschikt om te reizen, hij loopt de hele voorstelling op sokken.

Juist vanwege de stilstand van Mendel wordt het de voorstelling van de vrouwen. Hildegard Schmahl als Mendel’s vrouw is een schitterende actrice die de dodelijke lijdzaamheid van haar personage bij iedere kans weet te doorbreken met nieuwe hoop. Wiebke Puls als de de dochter toont een mooie lijn van bronstig veulen naar zakenvrouw naar gekte. André Jung als Mendel is het onveranderlijke achterdoek waarvóór de andere personages zich bewegen.

Helemaal aan het eind, op het dieptepunt van zijn ellende, verloochent Mendel net als Job zijn geloof. Maar hij gaat verder dan Job: hij verbrandt zijn gebedsriemen en gebedenboek en vult zijn dagen met klusjes voor zijn buren in plaats van met bidden. En hij wordt beloond met een wonder. Want hoe religieus Simons’ thematiek de afgelopen jaren ook is, de wereld de wereld gaat vóór.

Holland Festival: Hiob van de Münchner Kammerspiele. Regie: Johan Simons. Gezien: 21/6/09 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: Schitterend Gebrek door De Tijd

Parool,recensies — simber op 25 oktober 2006 om 01:01 uur
tags: , , , , ,

Dat Nederlandse literatuur zich in warme belangstelling mag verheugen, blijkt maar eens uit de toneelbewerking van Arthur Japin’s hitroman uit 2003 Een schitterend gebrek. Het anders vooral door insiders bezochte Vlaamse gezelschap De Tijd trekt er uitverkochte zalen mee tijdens een langere tournee. Toch is dit zeker méér dan een voorstelling uitsluitend voor Japin-fans.

Japin kiest als hoofdpersoon voor zijn verhaal over onmacht in de liefde Lucia, de eerste geliefde van de legendarische vrouwenverslinder Giacomo Casanova. Als pubers ontmoeten ze elkaar op Italiaans landgoed en worden verliefd, dan nog gretig en ongeremd. Hij moet gaan, maar als hij terugkomt uit Venetië zullen ze trouwen. In de tussentijd raakt zij verminkt door de pokken en kiest ervoor te verdwijnen. Vele jaren en vele minnaars en minnaressen later ontmoeten ze elkaar opnieuw in Amsterdam zonder dat hij haar herkent; zij verbergt haar littekens achter een voile. Ze spelen het verleidingsspel opnieuw, maar nu ouder, wijzer, triester en harder.

Wie een geënsceneerde versie van de roman verwacht komt bedrogen uit. Regisseur Lucas Vandervost kiest voor rigoreus verteltheater, met een minimum aan theatraliteit. Twee jonge actrices -Rosa Vandervost en Suzanne Grotenhuis- spreken soms in de eerste persoon, soms in de derde en wisselen in de spitse dialogen tussen de minaars steeds van rol. Hun intense, zorgvuldige tekstbehandeling zorgt voor spanning en grote concentratie.

De actrices liggen qua leeftijd en mentaliteit dichter bij de jonge Lucia dan bij de oude en het is mooi om de schuchterheid en twijfel te zien waarmee ze de koele ideeën over liefde van de door schade en schande wijs geworden Lucia uitspreken. De voorstelling wordt daardoor melancholieker dan het boek.

Japin vertelt zijn verhaal met on-Hollandse charme, maar wijst met sardonisch genoegen op de gebreken van het idee van de romantische liefde. Door de strijd tussen de jonge en de oude geliefden uit het boek te vertalen naar de strijd tussen de actrices en het materiaal kiest De Tijd voor een iets hoopvoller conclusie.

De voorstelling dreigde deze avond van de Nederlandse première overigens nogal zwaar op de hand te worden. Het subtiele understatement de speelsters wel degelijk inzetten wordt door het Nederlandse publiek nauwelijks opgepikt. Vlamingen en Nederlanders kunnen hun literatuur delen, maar elkaars gevoel voor humor blijkt moeilijker overdraagbaar.

Theater Schitterend Gebrek door De Tijd, naar de roman van Arthur Japin. Gezien 24/10/06 in de Toneelschuur Haarlem. Te zien in De Brakke Grond in Amsterdam 9 t/m 11/11, tournee t/m 2/12. Meer informatie op www.detijd.be

Recensie: Zijde van Orkater

Parool,recensies — simber op 28 september 2006 om 17:19 uur
tags: , , ,

Porgy Franssen maakte twee jaar geleden Novecento, pianist der oceanen dat hem de kans gaf zijn talent als verteller te etaleren. Nu gebruikt hij opnieuw een verhaal van Allesandro Baricco als uitgangspunt voor een voorstelling in kleine setting, waarbij het publiek aan zijn lippen hangt.

Het verhaal gaat over Hervé Joncour die halverwege de 19e eeuw ieder jaar naar het Midden Oosten reist om zijderupsen te kopen voor de spinnerijen en wevers in zijn geboortedorp in Frankrijk. Een ziekte onder de rupsen zorgt ervoor dat hij zijn handel verder weg moet zoeken, in Japan.

Daar vindt hij de mooiste zijde, de zwijgzame heerser Hara-Kei en diens mysterieuze vrouw met westerse ogen. Hij raakt in de ban van haar en ondanks dat ze nooit met elkaar spreken wordt zij de belangrijkste reden om jaarlijks de lange, zware reis te ondernemen. Maar ondanks zijn verlangen onderdrukt Joncour zijn emoties: hij blijft een toeschouwer van zijn eigen leven.

Franssen vertelt het verhaal met oneindige charme. Zijn ingehouden stijl klopt mooi bij de geschetste wereld van tuinen, vogelkooien en wereldreizen die lang maar ook voorspelbaar zijn. Het geluidsdecor is onnadrukkelijk, romantische pianomuziek, maar ook oosterse klanken. Het decor is een toonzaal van japanse meubels in vitrines, overdekt met witte zijden doeken. Zij benadrukken de afstand waarmee Joncour zijn leven beschouwd.

Het is het contrast tussen die afstand enerzijds en de passie waarmee zijn verhaal verteld wordt anderzijds die dit een bijzonder aangename vertelvoorstelling maken.

Theater Zijde van Orkater. Naar de novelle van Alessandro Baricco, door Porgy Franssen. Gezien 22/9/06 in De Verkadefabriek, Den Bosch. Te zien in Amstelveen (Schouwburg) 13 en 14/10, in Amsterdam (Bellevue) 17 t/m 22/10. Meer info op www.orkater.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity