In Memoriam Jeroen Willems
Broeierige blik, geheimzinnige kop, hypnotiserende stem. Met de plotseling overleden Jeroen Willems verliest Nederland een acteur van de buitencategorie. Hij stierf in het harnas, nadat hij in elkaar was gezakt tijdens de repetities voor het feestelijke gala ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van Koninklijk Theater Carré.
Willems was een zeldzaam veelzijdig acteur. Hij begon zijn carrière in de autosloperijen en plantenkassen waar Theatergroep Hollandia van Johan Simons en Paul Koek bij voorkeur speelde. Vervolgens veroverde hij Europa met de solo Twee Stemmen, waarin hij een dozijn personages van Pasolini speelde. Hij kon de voorstelling spelen in vier talen, alnaargelang het land waar hij stond. Daarna maakte hij een bruuske wending en ging zingen. De voorstelling Brel, de zoete oorlog, met in het Nederlands vertaalde liederen van Jacques Brel, betekende zijn doorbraak bij een groter publiek. Hij won er de Louis d’Or voor, de belangrijkste Nederlandse toneelprijs.
En tussendoor speelde hij rollen in talloze films en televisieseries, van de zachte prins Claus in Majesteit (waarvoor hij een Gouden Kalf won), tot de geniepige closet-homo Wim Sonneveld in Bij ons in de Jordaan, en van aantrekkelijke Amsterdamse rechercheur in Ocean’s 12, tot enigmatische gangster in Cop vs. Killer, een rol die hem eerder dit jaar zijn tweede Gouden Kalf opleverde, op de editie van het Nederlands Film Festival waar hij gast van het jaar was. En dan leende hij zijn bronzen stem ook nog voor het inspreken van luisterboeken, waarvoor hij ook een prijs won.
Willems werd in 1962 in Maastricht geboren en groeide op in het Limburgse Welten in een artistiek gezin. Zijn ouders kenden elkaar van de theaterschool. Zijn vader, die stierf toen Jeroen vijftien was, was dramadocent, zijn moeder logopediste die graag gedichten voordroeg. Het kostte Willems zeven audities om aangenomen te worden op de Toneelschool Maastricht. Daar leerde de met zwaar Heerlen’s accent sprekende Willems ABN als was het een nieuwe taal, de basis voor zijn latere talenknobbel.
Willems kon zo veelzijdig worden door zijn eigenheid. Niet alleen zijn markante hoofd was uit duizenden herkenbaar, ook zijn aura van duister mysterie nam hij mee in iedere rol. In zijn films is Willems altijd een enigmatische verschijning. Achter zijn strakke gezicht lijken zijn personages altijd iets te verbergen te hebben. “Als ik vraag om een kopje koffie, denk je: of hij gaat me zo vermoorden, of hij wil met me naar bed. Ik slaag er kennelijk niet in om het bij dat kopje koffie te houden.”
Op het toneel waren zijn personages nooit mensen in wie je je kon herkennen. Hij tóónde zijn personage. Hij liet altijd merken dat het spel was, iets kunstmatigs. Zelf zei hij daarover: “Als je naar een groot acteur gaat kijken, en daar schaar ik me dan maar even tussen, dan wil je toch niet dat die verdwijnt, je wilt juist hém zien, zien zijn, ín een personage.”
Misschien was het die kwaliteit die Willems zo geliefd maakte in Duitsland. Toen regisseur Johan Simons artistiek leider werd van de Münchner Kammerspiele, was Willems een van de acteurs die hij met zich mee nam. Hij speelde er een paar van zijn mooiste rollen, zoals een oude, uitgebluste rechter in Drei Farben en de titelrol van de krankzinnige koning in Ludwig II (in regie van Ivo van Hove). Paradoxale rollen, die geheimzinnig werden juist door de oprechtheid waarmee hij liet zien hoe hij het deed.
Willems verbond zich niet vast aan het Münchense ensemble. De laatste jaren was hij nomadisch acteur, reizend tussen Amsterdam, Leiden, New York, München, Basel en Zürich. “Het heeft iets romantisch en aantrekkelijks, al dat werken in het buitenland, maar je moet oppassen dat je niet vereenzaamd. Ik mis een familie zoals Hollandia was, waarop je met iedere voorstelling kon voortbouwen”, zei hij een jaar geleden.
Ook bleef hij zingen, onder andere in een aantal opera’s die het hiernamaals expliciet als onderwerp hadden, La Commedia van Louis Andriessen en Orfeo naar Monteverdi. In La Commedia speelde hij Lucifer, een rol die hij bijna uitschreeuwde. “Iemand vroeg of ik zou kiezen voor de hemel of voor de hel. Dat wordt de hel – ik denk dat daar uiteindelijk interessantere mensen zitten. Meer stoute mensen, en die vind ik toch wel leuker. Dan moet het maar wat branden.”