Recensie: ‘The School for Scandal’ van Deborah Warner (HF)

Parool,recensies — simber op 26 juni 2011 om 16:29 uur
tags: , , , ,

Een Engelse theatergroep komt een komedie uit 1777 spelen. Dan weet je wat je kunt verwachten: uitstekende acteurs in wijde jurken en pruiken die elegant, geestig en glashelder de verfijnde spitsvondigheden van de schrijver debiteren. Heerlijk voor wie ervan houdt, maar met wel heel erg weinig verrassingen of diepgang.

Daarom is de verrassing zo groot bij het aankomen in de Stadsschouwburg. Even denk je nog dat de beats van Junkie XL bij de voorstelling De Russen! (die in de andere zaal speelt) tot hier klinken, maar het blijkt dat de Engelse groep rond regisseuse Deborah Warner z’n eigen soundtrack heeft, die al ruim voor het begin van de voorstelling de zaal in knalt.

Op het toneel is het ook al een vrolijke bende. Technici zijn nog in de weer met het decor – een groot vlak met daarop een uitvergrote ets van een interieur moet nog opgehangen of neergelaten worden – maar hebben tussendoor nog tijd om even te breakdancen of onderling grapjes te maken. De acteurs hangen wat rond, kijken nieuwsgierig en uitdagend de zaal in. Het is allemaal energiek, feestelijk en licht chaotisch, maar ineens staat iedereen in het gelid en lopen alle spelers tegelijk in een strakke catwalkdraf naar voren, met bordjes in hun hand met daarop hun naam of hun belangrijkste karaktereigenschap (‘egoïst’, ‘libertijn’, ‘een modieuze vrouw’). En zodra ze vooraan staan lost het weer op in informele vrolijkheid.

Het is een fantastisch veelbelovende prelude. Even krijg je een doorkijkje in hoe geweldig het Britse repertoiretoneel zou kunnen zijn als ze hun geweldige acteurs en hun klassieke stukken zouden kunnen verbinden met de hippe uitgaanscultuur van dansmuziek, verkleedfeestjes en Cool Britannia.

Maar helaas, het mag niet zo zijn. De eerste scène van School for Scandal bestaat voornamelijk uit het aankleden van een van de dames in een enorm kostuum, en vanaf de tweede scène wordt het stuk, over roddel, laster en hedonisme in de 18e eeuw in historisch kostuum gespeeld. Goed gespeeld hoor, geestig, heus met commentaar op de huidige celebrity-cultuur, uitstekende acteurs ook, John Shrapnel en Alan Howard voorop. Alleen in de scènewisselingen keert de sfeer van het begin nog even terug in muziek en projecties.

In Londen was deze voorstelling dit voorjaar een klein schandaal. Veel te modern met al die herrie, vond het conservatieve theaterpubliek. Dat is jammer. In Engeland is zeker ruimte voor baanbrekend theater, zie bijvoorbeeld Before I Sleep eerder op het HF, maar repertoiretoneel zit er hopeloos opgesloten in de traditie.

Holland Festival: School of Scandal van Deborah Warner. Gezien 25/6/11 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘De Russen!’ van Toneelgroep Amsterdam (HF)

Een paar keer zitten ze samen vooraan op het toneel. De een, Platonov, is een verlepte hedonist die vier vrouwen achter zich aan heeft, de ander, Ivanov, is een depressieveling met schulden die zijn doodzieke vrouw ontloopt en met een jong meisje aanpapt. Fedja van Huêt en Jacob Derwig zitten tegenover elkaar alsof ze weten dat ze ieder hun eigen tragedie beleven, dat ze niets kunnen doen om elkaars lot te verlichten.

Tsjechov schreef de twee stukken Platonov en Ivanov eind negentiende eeuw, helemaal aan het begin van zijn schrijversloopbaan. In een met hooggespannen verwachtingen omgeven voorstelling brengt regisseur Ivo van Hove met vrijwel het hele ensemble van Toneelgroep Amsterdam de twee nu samen in de zes uur durende marathonvoorstelling De Russen!, die imponeert in z’n schaal, maar even koud en bloedeloos blijft als het losgeslagen individualisme dat zij wil bekritiseren.

Aan de Vlaamse schrijver Tom Lanoye, die als toneelschrijver naam maakte met zijn grootscheepse Shakespeare-bewerking Ten oorlog, de pittige taak om de twee stukken in elkaar te schuiven. Vooral in het begin is dat goed gelukt. Alle achttien personages komen bij elkaar op een groot feest, dat speelt op een New York’s dak, tussen de schoorstenen, watertorens, reclameborden en graffiti. De mensen spreken over hufterigheid, het recht op beledigen en de aanwezige joodse kennis wordt op een akelig actuele manier gebruikt als zondebok voor de algemeen heersende ontevredenheid. Gedurende de hele voorstelling blijft Lanoye’s taal, vol barokke, maar levendige metaforen een van de grote attracties.

Maar het begin zet je op twee manieren op het verkeerde been. Gedurende het stuk worden de scènes steeds kleiner en intiemer en tegelijk gaan de thema’s steeds minder over de maatschappij en steeds meer over de individuele levens van de personages. En wat een verzameling onsympathieke slapjanussen bij elkaar! De meesten zijn dertigers die hun vroegere idealen in rook hebben zien opgaan. “Doodvermoeide utopisten die te klein, te laf en te ongelukkig zijn” om hun leven te veranderen.

Ze zijn ongebonden, voelen zich nergens thuis en zijn permanent onvoldaan. De oudere generatie is er nog erger aan toe; cynisch en meestal dronken. De enige jongere, het meisje van Ivanov, wordt in de knop gebroken. Maar in het massale decor en de enorme hoeveelheid personages vindt de toeschouwer zelf ook geen hechting om met een van deze personages mee te leven.

De vormgeving suggereert subtiel dat de gebeurtenissen zich in één lange nacht afspelen; na de warme schemering volgt de neonverlichte avond en de stille nacht. De daken, met hun rijkdom suggererende lichtkoepels, blijken verborgen nissen te hebben waar het leven van de zwervers en verslaafden dichtbij is. De muziek, van Tom Holkenborg, is helaas maar mondjesmaat aanwezig. In het begin zorgen de jachtige beats voor een nerveuze sfeer, naarmate het stuk en de nacht, vorderen worden het inwisselbare pianoklanken. Aan het eind staan alle personages in het kille ochtendlicht en wordt de rekening opgemaakt.

Aan het eind worden om en om de laatste scènes van de twee stukken gespeeld. Met als probleem dat beide stukken een nogal uitgesponnen, om niet te zeggen langdradig einde hebben. Dan gaat de exorbitante lengte van de voorstelling de toeschouwer opbreken.

Blijft over wat iedere TA-voorstelling overeind houdt: het spel van deze weergaloze troupe toneelspelers. Om er al te willekeurig een paar uit te lichten: de twee komische oudere schurken Gijs Scholten van Aschat en Hugo Koolschijn, Halina Reijn heel beheerst als Ivanov’s zieke vrouw en Barry Atsma als cynische, alcoholische dokter. Het contrast tussen de driftige, zinderende Van Huêt en de ingehouden, zelfbewuste Derwig is mooi uitgespeeld en had een centralere plaats in deze voorstelling verdiend. Nu blijft De Russen! cirkelen rondom een lege kern.

Holland Festival: De Russen! van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 19/6/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 25/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Before I Sleep’ van Dreamthinkspeak (HF)

Parool,recensies — simber op 13 juni 2011 om 15:41 uur
tags: , , , ,

Het FOZ gebouw aan de Zuidas staat leeg. Alleen op de begane grond zit een winkel voor kleding en design. Het staat in een omgeving van fantasieloze kantoorflats en doelmatige infrastructuur, maar hoe zou het er hier uitgezien hebben vóór de projectontwikkelaars, de Amsterdamse stadsuitbreiding en de sneltram? Je gaat het je onherroepelijk afvragen aan het eind van de installatie/voorstelling Before I sleep in het Holland Festival.

Before I sleep is een combinatie van beeldende kunst-installatie en theatervoorstelling van het soort dat we in Nederland ‘ervaringstheater’ zijn gaan noemen. De Britse groep Dreamthinkspeak liet zich inspireren door De Kersentuin van Tsjechov en maakte de voorstelling in een verlaten art-decowarenhuis in Bristol, waar het een groot succes was.

Het begint allemaal in de wachtruimte in de dienstingang van het gebouw. Van daaruit wordt je in een groepje van vier naar een deur geleid, waar je in het Russisch welkom wordt geheten door een stokoude man, die met een karig lampje rondscharrelt in zijn nog kariger hutje. Maar als om je heen ineens het licht aan gaat blijk je in de vitrines van een moderne Russische supermarkt te staan.

Van daaruit begint een dwaaltocht door een labyrinth van ruimtes, waar je grotendeels je eigen tempo mag bepalen. Elementen zoals kaarsen, een dansend paar, een prieeltje en een boomgaard komen steeds op nieuwe manieren terug; op film, in miniatuur of maquette of als gespeeld tableau. Het zijn herinneringen het leven op het landgoed met de beroemde kersentuin uit Tsjechov’s stuk. En steeds komen we een figuur tegen met een dienblad met een kop koffie. Het is Firs, de bediende, die hier nog rondstruint als een geest. Maar de aristocratie die hij diende is vervangen door museumsuppoosten en winkelpersoneel.

Via een lift bereik je het beste gedeelte van de voorstelling: een warenhuis, waar iets te opdringerige verkopers in alle Europese talen haute couture en Ikeabanken aanprijst, maar waar je via een kledingkast ook ineens weer bij een stramme man in zijn slaapkamer kan staan en waar het prieeltje met kunstgrasvloer, verkleurend licht en vogelgeluiden van DVD te koop wordt aangeboden. En als je in een klaarstaande lift stapt, sta je ineens beneden in de etalage van die designwinkel, tussen de paspoppen met weer een andere Rus die je waarschijnlijk koffie wil aanbieden.

Zo wordt de clash tussen oud en nieuw, tussen gecultiveerde bomen en chaotisch kapitalisme mooi voelbaar gemaakt. De natuur is cyclisch, de kersen bloeien ieder jaar weer. Cultuur is lineair en probeert met steeds nieuwe technologie de natuur opnieuw te vangen. Het is het tragisch lot van de romantische mens om gevangen te zitten tussen beide. Het einde is een schitterende, open ruimte op de bovenste verdieping met omgehakte bomen en de vloer bedekt met houtsnippers, en uitzicht op het kleurloze landschap van de Zuidas. Ook als toeschouwer zit je gevangen tussen nostalgie naar het verleden en de wens om de opbrengsten te genieten van een wereld die deze ruimte nodig heeft.

Holland Festival: Before I Sleep van Dreamthinkspeak. Gezien 11/6/11 in het FOZ gebouw op de Zuidas. Aldaar t/m 24/6. Meer info op www.hollandfestival.nl

Holland Festival: Christoph Schlingensief

Christoph Schlingensief, de bad boy van het Duitstalige theater, is dood. Vorig jaar augustus overleed hij, 49 jaar oud, aan longkanker. Zijn grillige werk staat nu centraal in het Holland Festival: zijn twee laatste voorstellingen, Mea Culpa en Via Intolleranza II, zijn te zien, en daarnaast worden een aantal van zijn recalcitrante films uit de jaren negentig vertoond in het Ketelhuis.

Nederland leerde Schlingensief pas laat kennen, toen hij al ongeneeslijk ziek was. Zijn eerste voorstelling over de strijd tegen kanker, Eine Kirche der Angst vor dem Fremde in mir, was in 2009 op het Holland Festival te zien; een even levenslustige als huiveringwekkende combinatie van Fluxus, gospel, Joseph Beuys, doe-het-zelf-religie en dierlijke doodsangst, met als hoogtepunt een toespraak door de zwakke Schlingensief zelf, een oproep tot liefde en luisteren.

Maar dit was al ver na zijn geruchtmakende stunts in Duitsland. In 1998 richtte hij als kunstwerk een politieke partij op voor werklozen en andere ‘van de maatschappij uitgeslotenen’, waarin iedereen op de kieslijst mocht komen om zo op zichzelf te kunnen stemmen. In hetzelfde jaar riep hij alle vier miljoen Duitse werklozen op om tegelijk te gaan zwemmen in een meertje bij Helmut Kohl’s buitenhuis, zodat het meer zou overstromen en het huis onder water zou komen.

Continue reading “Holland Festival: Christoph Schlingensief” »

Recensie: ‘Radio Muezzin’ van Rimini Protokoll (HF)

Parool,recensies — simber op 16 juni 2010 om 01:18 uur
tags: , , , ,

Het gezang van tienduizenden muezzin die tot het gebed oproepen is een onlosmakelijk onderdeel van de soundtrack van Caïro. Maar de Egyptische ministerie van Religieuze Zaken wil een einde maken aan deze luidruchtige chaos en de vijfmaal daagse aankondiging voortaan via de radio uitzenden. Alleen de dertig beste muezzin houden hun baan, maar zingen voortaan in een studio.

De Duitse documentairetheatergroep Rimini Protokoll van regisseur Stefan Kaegi gebruikt dit uitgangspunt voor de voorstelling Radio Muezzin, waarin drie (oorspronkelijk vier) muezzins op het toneel hun verhaal doen. Op de vloer ligt rood tapijt en terwijl ze op plastic tuinstoelen gezeten vertellen over hun uitstervende beroep, zien we op de achtergrond videobeelden van hun huis en hun moskee.

De drie zijn van eenvoudige komaf; een is blind, de tweede electricien en de derde werkte lang in het leger. De afgehaakte vierde was een ander slag: hij won wedstrijden koranreciteren en is een van de dertig uitverkorenen die op de radio mogen. Hij vertrok na spanningen binnen de groep, maar is nog wel te zien op de video. Zijn afwezigheid wordt een natuurlijk onderdeel van de voorstelling.

Die lijkt namelijk vooral te gaan over de invloed van techniek op eeuwenoude rituelen. Deze muezzin hebben bijvoorbeeld nooit zelf op de minaret van hun moskee gestaan, maar doen hun oproep via microfoon en luidspreker. De electricien knutselt met groen tl-licht en ventilatoren. Een technicus demonstreert een eenvoudige radiozender, maar laat ook een kitscherig toestel – Made in China – zien waarop de actuele gebedstijden voor iedere plaats van de wereld weergegeven kunnen worden, ook te downloaden als app op je mobiele telefoon.

De voorstelling oordeelt niet over deze vriendelijke, vrome mannen, die soms ernstig, dan weer uitgelaten en soms onverbloemd geeuwend de eenvoudige regelmaat van hun dagen –de oproep zingen, reparaties doen, koranles geven, het tapijt stofzuigen, familie bezoeken- uiteenzetten, en dan weer een vers zingen.

De voorstelling mag binnen het Holland Festival mooi samengaan met het openingsconcert van Amal Maher, maar eigenlijk is het een vreemde eend in de bijt binnen het verder uit tamelijk traditionele hoge kunst bestaande festival. En mensen met islam- of algemene religie-allergie hebben bij Radio Muezzin weinig te zoeken. Maar dat kan niet wegnemen dat dit de mooiste, puurste voorstelling van het festival is.

Holland Festival: Radio Muezzin van Rimini Protokoll. Gezien 15/6/10 in Bellevue. Aldaar t/m 17/6. Meer info op www.hollandfestival.nl.

Recensie: ‘I Demoni’ van Peter Stein (HF)

Parool,recensies — simber op 14 juni 2010 om 10:47 uur
tags: , , , ,

Architect Rem Koolhaas introduceerde de term ‘Automonument’ voor gebouwen die zo groot zijn dat ze vanzelf monumentaal worden, ongeacht hun kwaliteit. Iets vergelijkbaars is aan de hand met marathonvoorstellingen in het theater. De bewondering voor de inspanning (van de spelers, maar zeker ook van jezelf – een hele dag naar Italiaanse spelers luisteren is toch een hele opgave) kan kritische beschouwing nogal in de weg staan.

Maar die is wel op z’n plaats bij de twaalf uur durende voorstelling I Demoni, die afgelopen weekend op het Holland Festival te zien was. De grootse opzet van dit project wordt niet voldoende gedragen door buitengewone vorm of inhoud.

De inmiddels 72-jarige, gevierde regisseur Peter Stein -die de afgelopen jaren voornamelijke opera’s afleverde- maakte deze bewerking van Dostojevski op zijn landgoed in Umbrië, waar hij de Italiaanse acteurs eerst de meer melodische manier van spelen afleerde, om vervolgens te werken aan een meer filmische speelstijl.

Daarmee vertellen de maar liefst 26 spelers het verhaal van een Russisch provinciestadje in de jaren zestig van de negentiende eeuw waar een groep nihilistische revolutionairen de gevestigde orde omver wil werpen, daarbij geholpen door de charismatische aristocraat Stavrogin, die een duister verleden heeft in Sint Petersburg. In zeven delen, onderbroken door pauzes waarin ook gegeten kan worden, komen we in de vergaderzaaltjes van de opstandelingen en de salons van het establishment en volgen we talloze personages in hun spirituele en politieke zoektochten en in hun geldzorgen en liefdesperikelen.

Het decor is minimaal: op een lege toneelvloer met wat meubels drijft de voorstelling op de vertellende kracht van de spelers. Mooi is de verontschuldigende intimiteit van Andrea Nicolini, die als buitenstaander bij de revolutionairen het publiek als verteller af en toe even bijpraat en het sluwe fanatisme dat Allessandro Averone als leider van de beweging uitstraalt. Maar de cast is wisselend van kwaliteit en belangrijke rollen zijn te zwak bezet. En ook ga je verlangen naar ook maar één theatrale uitspatting om het murw makende scèneverloop te doorbreken.

Overdag zijn de grote ramen onverduisterd, ’s avonds –als de verwikkelingen afstevenen op hun tragische eind- wordt de zaal donker, meer een echt theater. Dan wordt ook duidelijk waar Stein de demonen van Dostojevski’s titel -de drijfveren van de nihilistische jeugd- wil plaatsen. Het hardvochtige idealisme (“Wij eisen honderd miljoen hoofden!” raaskalt een van hen) blijkt weinig meer dan verhulde levensangst. Een geboorte, een liefde en vele doden maken aan het eind duidelijk wat er echt toe doet. En zo blijf je achter met bewondering voor de onderneming, maar ook met het gevoel dat er méér in had gezeten.

Holland Festival: I Demoni van Peter Stein. Gezien 12/6/10 in de Westergasfabriek. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Rechnitz (Der Würgeengel)’ van de Münchner Kammerspiele (HF)

Vijf goed geklede mensen doen een dansje en vertellen goedgemutst over massamoord. Welkom in Rechnitz, Oostenrijk.

Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek is een eersteklas nestbevuiler, iemand die zich niet neerlegt bij het groteske zwijgen van haar vaderland Oostenrijk over het antisemitisme, het nationalisme en de kleinburgerlijke moraal, maar die keer op keer de allesbedekkende pleisters van de wonden van de samenleving afrukt om met haar scherpe pen de pijn te beschermen.

Rechnitz (Der Würgeengel) is haar hardste aanval tot nu toe: een toneelstuk over een dorpje waar aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, twee dagen voor de aankomst van de Russen een groepje SS’ers en plaatselijke notabelen na een feestje in het kasteel van de lokale gravin tweehonderd Hongaarse joden vermoordden. Een reden voor het bloedbad was er niet, en na de oorlog werd een rechtszaak tegengewerkt, getuigen vermoord en werd de zaak weggestopt onder een verstikkend stilzwijgen. Tot in de jaren ’90 woonden enkele daders als gerespecteerde burgers in het dorp.

Jelinek’s stuk is geen reconstructie, maar meer een reflectie op zwijgen. Vijf acteurs spelen een koor van de bedienden van het feest op het kasteel die de gebeurtenissen proberen te achterhalen, maar elkaar tegenspreken, afgeleid raken en zich meer en meer identificeren met de daders. En zo gaat het ook ineens over China, de holocaustindustrie, en slachtofferporno. “We kunnen niet allen slachtoffer zijn. We hebben ook daders nodig. Meldt u alstublieft.”

In een met hout gelambrizeerde ruimte spreken de geweldige acteurs (onder wie André Jung en Hildegard Schmahl) vrijwel nooit tegen elkaar, maar uitsluitend tegen het publiek, op het toontje dat showpresentatoren op televisie graag gebruiken: zelfingenomen en professioneel vrolijk. Maar tegelijkertijd moet er wel het nodige verhuld worden. Als er uit een kast ineens een partij geweren valt, gaan de spelers -inmiddels in hun ondergoed- er in een ongemakkelijk tableau voor liggen om ze aan het zicht te onttrekken. Tijdens de voorstelling verorberen ze een hele maaltijd: eerst pizza, dan eitjes, dan kippebouten en tenslotte chocoladetaart.

Het probleem is wel dat Jelinek’s taal, vol woordspelingen, daderlogica en verwijzingen naar nazi-leuzen weliswaar virtuoos is, maar ook moeilijk vertaalbaar. En misschien is een voorstelling als deze gewoon niet zo relevant in een land waar de grootste deugd niet zwijgen is maar ‘zeggen wat je denkt’.

Holland Festival: Rechnitz (Der Würgeengel) van Elfriede Jelinek door de Münchner Kammerspiele. Gezien 9/6/10 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Hiob’ van de Münchner Kammerspiele (Holland Festival)

In één seizoen presenteert Johan Simons een voorstelling die Tien Geboden heet en een die Hiob heet, Duits voor de bijbelse Job. De Nederlandse regisseur die nu artistiek leider is bij NT Gent in België en die volgend jaar naar München verhuist heeft blijkbaar iets uit te zoeken met het Oude Testament.

In aanloop naar zijn directeurschap in München regisseert Simons al enkele voorstellingen bij het Duitse gezelschap. Hiob is daarvan de meest recente, en was dit weekend te zien in het Holland Festival. Het gaat Simons echter niet om theologische kwesties: hij snijdt religie aan om verder te denken over identiteit en cultuur en gebruikt hiervoor de roman van de Oostenrijks/Duitse schrijver Joseph Roth uit 1930.

De arme Joodse leraar Mendel Singer woont met zijn gezin in een Russisch dorp. Hij verliest zijn ene zoon aan het leger, zijn andere vlucht naar Amerika, en zijn geile dochter aan een regiment kozakken. Met zijn vrouw blijft hij over met zijn epileptische en gehandicapte zoon Menuchim, die volgens een profetie van een wonderrabbi ooit zal genezen. De zoon in Amerika blijkt echter succes te hebben en hij laat zijn familie overkomen en laat hen delen in zijn rijkdom. Maar opnieuw verliest Mendel iedereen: Menuchin moest al achterblijven omdat hij als zwakzinnige niet mag immigreren, de zoon sneuvelt in de oorlog, Mendel’s vrouw sterft van verdriet en de dochter wordt krankzinnig. Maar misschien nog wel belangrijker: Mendel is zijn vaderland kwijt en kan niet aarden in de nieuwe wereld.

Hoever Mendel ook reist, zijn wereld blijft klein. Het decor bestaat uit een carrousel van kitsch, bordkarton en verschoten dekbedhoezen. Tussen de lampjes bovenin staan de woorden ‘Birth’, ‘Love’ en ‘Death’. Net als bij Simons’ operaregie Die Entführung aus dem Serail kiest ontwerper Bert Neumann voor één theatraal object in een verder leeg toneelhuis. Op de achtergrond klinkt een geluidsmontage –weer- en stadsgeluiden- en muziek –Russische volksmuziek en moderne componisten- van Paul Koek.

Zoals de carrousel wel beweegt maar niet verplaatst, zo blijft Mendel vasthouden aan zijn identiteit -“Ik ben een vrome jood, met een zwarte hoed en bleke wangen” zegt hij een aantal keer, als een bezwering-  terwijl om hem heen alles in beweging is. De Amerikaanse zoon verandert zijn naam van Schemarjah in Sam, de dochter trouwt met een niet jood, en iedereen krijgt steeds mooiere kleren terwijl hij in z’n flodderige pak met dikke muts blijft rondlopen. Hij is ook niet geschikt om te reizen, hij loopt de hele voorstelling op sokken.

Juist vanwege de stilstand van Mendel wordt het de voorstelling van de vrouwen. Hildegard Schmahl als Mendel’s vrouw is een schitterende actrice die de dodelijke lijdzaamheid van haar personage bij iedere kans weet te doorbreken met nieuwe hoop. Wiebke Puls als de de dochter toont een mooie lijn van bronstig veulen naar zakenvrouw naar gekte. André Jung als Mendel is het onveranderlijke achterdoek waarvóór de andere personages zich bewegen.

Helemaal aan het eind, op het dieptepunt van zijn ellende, verloochent Mendel net als Job zijn geloof. Maar hij gaat verder dan Job: hij verbrandt zijn gebedsriemen en gebedenboek en vult zijn dagen met klusjes voor zijn buren in plaats van met bidden. En hij wordt beloond met een wonder. Want hoe religieus Simons’ thematiek de afgelopen jaren ook is, de wereld de wereld gaat vóór.

Holland Festival: Hiob van de Münchner Kammerspiele. Regie: Johan Simons. Gezien: 21/6/09 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Antonioni Project’ van Toneelgroep Amsterdam (Holland Festival)

Drie filmbewerkingen maakte Ivo van Hove dit seizoen bij Toneelgroep Amsterdam, en geen van drieën overtuigden ze volledig. Na Kreten en gefluister (naar Ingmar Bergman) en Rocco en zijn broers (naar Visconti) brengt Van Hove met vrijwel zijn gehele ensemble nu onder de onaantrekkelijke titel Antonioni Project een multimediale voorstelling waarin het technische vuurwerk niet wordt geëvenaard door emotionele of intellectuele impact.

Dramaturg Bart Van den Eynde bewerkte drie films van Michelangelo Antonioni uit de vroege jaren ’60 –L’Avventura, La Notte en L’Eclisse– tot één verhaal over verschillende stellen. Halina Reijn en Jacob Derwig spelen twee jonge geliefden die twijfelen over commitment, Hans Kesting en Marieke Heebink zijn een ouder echtpaar in diepe crisis. Ze bewegen zich in in kringen van fotografen, schrijvers en beurhandelaars. Merkwaardigste koppel is dat van Fedja van Huêt en Karina Smulders, die een heftige verhouding beginnen na dat zijn vriendin plotseling verdwijnt bij het zwemmen bij een vaartocht met vrienden.

In het eerste deel van de voorstelling wordt intensief gebruik gemaakt van chroma key techniek, waarin de acteurs spelen in een geheel blauw decor, dat door de computer wordt vervangen door gefilmde achtergrondbeelden. Het is een merkwaardige gewaarwording om de acteurs ineens te zien binnenlopen in de filmbeelden van glazen luchtbruggen in een anonieme Amerikaanse stad die op een gigantisch scherm worden geprojecteerd.

Dat is natuurlijk verbazingwekkend knap –hoewel: het weerbericht op televisie wordt al een paar decennia zo gemaakt-, maar anders dan bij eerdere filmische elementen in de voorstellingen van Van Hove blijft de betekenis onhelder. Zijn dit mensen die hun eigen werkelijkheid vormgeven, of is hun hele bestaan virtueel? En omdat de filmtechniek zo realistisch is ga je je ineens ook ergeren aan de zichtbare zendmicrofoons, terwijl de personages volgens het scherm toch op een boot zitten. Kortom: de verhouding tussen de acteurs op het blauwe toneel en de filmbeelden zit scheef.

Het tweede deel is duidelijker. Alle personages komen samen op feest, ze flirten, gaan met elkaar naar bed, voeren zakelijke en intellectuele gesprekken. Achterin speelt jazzbandje The Trumpack Stan Getz-achtige liedjes. De filmbeelden komen hier van van één camera aan een lange kraan, die om de personages heen cirkelt, door muren beweegt, om hoekjes kijkt en steeds zorgt voor nieuwe, spannende gezichtspunten die verrassend theatraal zijn.

Tenslotte zakt het scherm naar beneden en wordt de gehele toneelopening één enorm projectiescherm. Eerst televisiebeelden van diverse aanslagen en rampen –zo grofkorrelig op deze schaal dat ze bijna abstract worden- dan krijgen alle stellen, close-up gefilmd een eigen eindscène, waarin allen besluiten toch bij elkaar te blijven.

Dan wordt ook duidelijk wat nu het echte probleem is van Antonioni Project: ondanks alle visuele en technische krachtpatserij worden de conflicten en beweegredenen van de personages voornamelijk geuit in taal, het beeld gaat alleen om het beschouwen. Daarnaast past het van ennui doortrokken werk van Antonioni gewoon niet zo goed bij de emotionele onstuimigheid van Van Hove. Eén scène doorbreekt beide bezwaren: Derwig die, enorm uitvergroot in beeld, Reijn voor het scherm aflikt; via het medium wisselen ze liefkozingen uit, lichamelijk kunnen ze het niet.

Ivo van Hove heeft na een schitterende serie voorstellingen nu een wat minder seizoen achter de rug –waarbij aangemerkt moet worden dat bij TA ook in een minder seizoen nog interessanter theater wordt gemaakt dan bij de meeste andere grote gezelschappen- , maar hij lijkt doelbewust te experimenteren: in Kreten en gefluister met performance art, in Rocco en zijn broers met rauw realisme en in Antonioni Project met state-of-the-art techniek.

Holland Festival: Antonioni Project van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 14/6/09 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 20/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir’ van Christoph Schlingensief (Holland Festival)

Christoph Schlingensief, de bad boy van het Duitstalige theater, heeft kanker. Een ongeneeslijke vorm  van longkanker, terwijl hij nog nooit gerookt heeft. Schlingensief, geboren in 1960, werd de afgelopen decennia berucht vanwege zijn provocatieve manifestaties. In Wenen maakte hij –toen Jörg Haider net aan de macht was- onder de titel Bitte liebt Österreich een Big Brother-installatie met asielzoekers die door het publiek het land uit mochten worden gestemd. In Zürich regisseerde hij een Hamlet met neonazi’s. In zijn werk neemt hij steeds de slogans waarin de samenleving spreekt over haar problemen zo letterlijk mogelijk; of het nu ‘Ausländer Raus!’ is of “Wie zijn wonden toont zal genezen worden.”

Dat laatste, ontleend aan Joseph Beuys,  is het motto voor zijn voorstelling Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir, die komende week in het Holland Festival te zien is. In een groteske mengeling van  een katholieke eredienst, fluxus-performances, reality televisie en zijn eigen theatrale happenings ensceneert hij een hoogmis, of liever een ‘prerequiem’ voor zijn eigen in rap tempo naderende dood.

Het publiek zit op kerkbanken in een ruimte die min of meer is gemodelleerd naar de kerk uit zijn geboortestad Oberhausen, waar hij als kind misdienaar was. Rondom zijn tekeningen opgehangen -rudimentaire schtesen van een menselijk lichaam met een grote piemel en een vogelkop,  de longen roodgekleurd-, slogans en beeldschermen waar zwartwit filmpjes op geprojecteerd worden.

De voorstelling bestaat uit liturgische muziek, soms heel mooi en ijl, dan weer parodiërend met extra galm, soms gospel, dan weer wegstervende metronomen. Tegelijkertijd trekt een parade van absurditeiten voorbij. Een verstandelijk gehandicapte vrouw als priester, kinderen met bloemen in hun haar, een schitterend uitgedost Afrikaans koor. Plechtig komen ze aangelopen, ze zingen een lied en dan gaan ze weer achteruit hollend door het middenpad de zaal uit. Filmpjes tonen het ontbinden van dode haas (wederom Joseph Beuys), vleermuizen, zich delende kankercellen en een brandend hoofd.

Maar hoe barok deze uitstalling van universee sterfelijkheid ook is, het blijft duidelijk dat het gaat om een rituele bezwering van Schlingensief’s persoonlijke lijden. Daarvoor zijn er de oude super-8 filmpjes van hemzelf als kleine jongen, gemaakt door zijn vader. En audiotapes die beginnen met een rationele evaluatie van de laatste medische uitslagen, maar die steeds eindigen in tranen, waarin even de onvoorstelbare eenzaamheid van de dood doorklinkt.

Geleidelijk wordt de dienst een begrafenis. Het altaar in deze kerk kan draaien en is ook een bed van de stervende. Tenslotte verschijnt Schlingensief zelf ten tonele en houdt de preek: een eenvoudige oproep tot luisteren en troosten van hen die behoeftig zijn. “De angst voor het verdwijnen is universeel. Het is een angst waarop je kunt vertrouwen. Je kunt hem uiten hem daarmee beheersen.” Dan geeft hij, als priester in deze dienst, de alternatieve communie: “Eet brood, want dan blijf je leven. Drink je eigen bloed, dan blijf je autonoom.”

Zo laveert Schlingensief steeds tussen exhibitionisme en kritisch intellectualisme en tussen troost  en een zorgvuldige processie om het larmoyante heen. En juist daardoor blijft het effect van deze uitbundige en eclectisch religieuze vorm beperkt. De verbanden die hij legt –tussen de combinatie van het irrationele en de levenslust van fluxus en de bijna dierlijke behoefte aan aandacht voor zijn lijden- zijn vooral verstandelijk en weerhouden het publiek ervan mee te voelen en zijn of haar eigen pijn vrij te laten. “Wie zijn wonden verbergt wordt niet genezen”, vervolgt het citaat van Joseph Beuys. Wellicht geldt het omgekeerde wel sterker.

Holland Festival: Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir van Christoph Schlingensief. Gezien 3/5/09 in Berlijn. Te zien in Amsterdam (Westergasfabriek) 5 t/m 8/6. Meer info op www.hollandfestival.nl en www.schlingensief.com

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity