Interview Han Bakker
Voor de nieuwsbrief van Kunsten 92
Intendant en adviseur Han Bakker werkte onder meer voor de Dogtroep, Thinking Forward (het culturele programma ter gelegenheid van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie) en momenteel voor de gemeentes Utrecht en Dordrecht. Op al die plekken speelden steeds de verhouding tussen subsidies en overige inkomsten een rol. ‘Niet de kunstwereld moet de vragende partij zijn, de overheid moet de vragende partij zijn.’
In zijn huis in de Amsterdamse Jordaan draaien we lang om de hete brij heen. Pas helemaal aan het eind komt het gesprek op de nieuwe regering en de voorgestelde bezuinigingen. ‘We moeten toe naar meer helderheid in de verhouding tussen kunst en overheid,’ zegt hij stellig. ‘Kunst is er voor het algemeen nut van Nederland. Niet de kunstwereld moet de vragende partij zijn, de overheid moet de vragende partij zijn.’
In Dordrecht is hij nu ‘cultureel intendant’, een ‘superadviseur’ die zelf initiatieven kan nemen. Eén zo’n initiatief was de oprichting van een filmhuis in de stad: ‘Er was slechts een bioscoopdoek in de stad, maar voor de levendigheid van de stad was een echt filmhuis nodig. Dat kan op een ondernemende manier worden gedaan, maar honderd procent commercieel haalbaar is het niet. De gemeente financiert dus de “onrendabele top” van zo’n onderneming. Zo kun je ook nadenken over Nederlandse kunst in het buitenland. Nederland is verbonden met de wereld via handel, wetenschap en cultuur. Onze diplomatie maakt daar gebruik van. Als het Nederlands Dans Theater in Shanghai optreedt, dan neemt de overheid een product af. Het ministerie van Buitenlandse Zaken moet er dus geld voor hebben om dat voor een marktconforme prijs in te kopen.’
Maar eerst hebben we het vooral over het verleden. Aan de hand van vele voorbeelden en persoonlijke belevenissen schetst Bakker een helder en consistent beeld over hoe het verder moet met het Nederlandse cultuurbeleid.
Nationaal Historisch museum
‘In 2007 was ik via mijn werk voor de gemeente Dordrecht betrokken bij het opzetten van een netwerk van historische steden. Het lokale niveau is het beste om mensen geïnteresseerd te maken in geschiedenis. Burgers zijn geïnteresseerd in de stamboom van hun familie en in de geschiedenis van hun de leefomgeving; de geschiedenis in het klein. Het voordeel van samenwerking zit in het ontsluiten van erfgoed en op het terrein van educatie en promotie. Je kunt elkaar inspireren: Delft heeft bijvoorbeeld de Nationale Recherche ingeschakeld om de moord op Willem van Oranje nog eens te onderzoeken. Zo kun van elkaar leren en elkaars werk versterken.’