Recensie: ‘Obsession’ van Toneelgroep Amsterdam en The Barbican

Een affaire die sexy en veelbelovend begint, maar die een fatale afslag neemt en niet goed afloopt. Dat is het verhaal van de voorstelling Obsession, die regisseur Ivo van Hove maakte als coproductie tussen Toneelgroep Amsterdam het het Londense Barbican theater. Maar het geldt ook voor de voorstelling zelf.

Bijzonder is het wel: Halina Reijn, Gijs Scholten van Aschat en Robert de Hoog in vlekkeloos Engels spelend tegenover Jude Law. Law speelt zwerver Gino die iets te eten komt bietsen in het restaurantje van Joseph (Scholten van Aschat als een fijne rotzak) en als een blok valt voor diens vrouw Hanna (Reijn). Jan Peter Gerrits bewerkte de film Ossessione van Visconti, die op zijn beurt het boek The Postman Always Rings Twice van James M. Cain als basis had.

De verleidingsscène is mooi werk; Law kalm en met militair postuur tegenover een speelse, ervaren femme fatale, zoals Reijn er al meer speelde. Maar zoals altijd bij Van Hove is de liefde onmogelijk: hij wil met haar vertrekken, zij wil niet weg. Het contrast tussen de twee wordt in de vormgeving (Jan Versweyveld) met grof penseel geschetst: Gino speelt mondharmonica, en op het toneel staat een machinale accordeon die vervormde klanken uitbraakt; Gino rent op een lopende band – een knipoog naar films – en de tirannieke Joseph heeft een auto, gesymboliseert door een grote, vieze, ronkende en schuddende motor.

Met een flinke dosis goede wil zou je er een metafoor in kunnen zien voor de kloof tussen kosmopolieten en neo-nationalisten die Europa nu splijt.

De twee zien maar één uitweg: Joseph moet dood. Na een smerig autoongeluk, waarbij de machine olie over de spelers uitspuugt, volgt de mooiste scène van de voorstelling: Van Asschat boent de vlekken van zijn eigen fatale ongeluk weg, terwijl Reijn en Law in bad zichzelf schoon wassen voor het happy end.

Daarna glijdt de voorstelling weg, want ineens is Hanna veranderd van vamp in nood naar zeurende huisvrouw. Dan begint ook op te vallen dat Reijn al het zware werk moet doen in dit duet: tegengas geven aan het moeiteloze, jongensachtige charisma van Law plus de mensbeeldtechnisch onaantrekkelijke positie van de huismus vertegenwoordigen.

En dan gaan al die elementen in het decor onbedoeld tegen de voorstelling werken: de motor die brommend in de lucht hangt maar nergens naartoe gaat; Law die heftig rennend op de loopband op dezelfde plek blijft; De Hoog – in een geestige bijrol als Jack Kerouac-achtige avonturier – die een muntje opgooit om te beslissen welke kant hij op gaat, maar beide kanten niet aanwijst en erna ook blijft staan: het is een voorstelling die veel moeite doet om intens te zijn, maar uiteindelijk vrij dof is.

Leuk is het wel om het verschil tussen Nederlandse en Engelse acteurs te observeren. Zo zie ik Chukwudi Iwuji of Aysha Kala (die kleinere rollen spelen), laat staan Law, nog niet zo gauw de vloer boenen of hard en vrij lelijk opera zingen. Die performance-achtige inzet compenseren de Britten dan weer met fijnzinnigheid in tekstbehandeling en spel. De twee tradities hebben elkaar dus wel degelijk iets te bieden. Het is te hopen voor Van Hove en Toneelgroep Amsterdam dat het geen gedoemde liefde is.

Obsession van Toneelgroep Amsterdam en The Barbican. Gezien 25/4/2017 in Londen. Te zien in Amsterdam tijdens het Holland Festival. Meer info op www.tga.nl

Recensie ‘De stille kracht’ van Toneelgroep Amsterdam

Boekbewerkingen van Couperus waren altijd een Haagse aangelegenheid. Bewerkers als Ger Thijs en Léon van der Sanden legden de nadruk op Indische weemoed of Hofstadse deftigheid. De stille kracht, de eerste van drie boekbewerkingen van schrijver die Toneelgroep Amsterdam heeft gepland in samenwerking met het Duitse festival Ruhrtriennale, maakt radicaal korte metten met die traditie.

Regisseur Ivo van Hove en bewerker Peter van Kraaij maakten van Couperus’ verhaal over de werdegang van de Nederlandse machthebber Otto van Oudijck (mooie rol van Gijs Scholten van Aschat) in een Indisch stadje een uitwaaierende voorstelling over strijd en onderwerping.

Vormgever Jan Versweyveld maakt de kracht uit de titel nadrukkelijk niet stil, maar vervaarlijk en pompeus. Een vleugel en een paar stoelen staan verloren op het enorme toneel van de Rabozaal en met een batterij aan theatertechniek creëert hij regengordijnen, stormen en mist van een schaal en intensiteit die werkelijk imposant zijn.

Kortom: de natuur heeft bij Van Hove en Versweyveld de plek ingenomen die het bovennatuurlijke heeft in de roman. Net zoals de bloemrijke, eindeloos meanderende beschrijvingen van Couperus vervangen zijn door korte voice-over fragmenten en video’s met Indische archiefbeelden.

De eerste helft van de voorstelling is het interessantst. Van Oudijck ontheft een lokale vorst uit zijn positie, en jaagt de bevolking tegen zich in het harnas als hij de smeekbedes van diens moeder in de wind slaat. Dit is een man die zich volledig onderwerpt aan zijn werk: hij zit geknield voor een stoel waarop zijn paperassen liggen.

Ondertussen negeert hij zijn vrouw (Halina Reijn, in een bijna potsierlijke opeenvolging van robes en peignoirs) die hem bedriegt met zijn stiefzoon en met de halfbloed lover van haar stiefdochter.

De koloniale attitude, de verhouding met de lokale moslims, het gevoel van futiliteit van de westerse beschaving in deze vijandige omgeving – mooi verbeeld door het van de vleugel druipende water – zijn veelbelovende thema’s die halverwege echter vrij plotseling overboord gegooid worden. Dan gaat het ineens alleen maar over de onttakeling van de familie van Oudijck.

Het zijn de twee bijpersonages Eva Eldersma en Frans van Helderen die de voorstelling een emotionele kern geven. Aus Greidanus Jr. en vooral Maria Kraakman weten te raken als een onmogelijk liefdeskoppel, waarbij Kraakman prachtige diepe wanhoop vertolkt – niet alleen van de zinloze aanwezigheid van Nederlanders in Indië, maar van ieder strevend mens in een chaotisch universum.

Verder zit de voorstelling vol weirde details: de acteurs die Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit zingen, Rob Malasch in een figurantenrol, Marieke Heebink met een licht rollende r als Indische prinses – nog net geen blackface, maar wel opmerkelijk in een voorstelling die verder grotendeels etnisch gecast is. Niet onprettig, maar het is allemaal veel minder strak dan Van Hove’s recente werk.

De stille kracht van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 1/10/15 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 11/10 en vanaf januari 2016. www.tga.nl

Recensie: ‘Maria Stuart’ van Toneelgroep Amsterdam

“Ik ben koningin. Niet u.” Halina Reijn als Maria Stuart zegt het eerst tegen haar tegenstreefster Koningin Elisabeth, en later nog een keer, rechtstreeks tegen het publiek in de zaal. Ivo van Hove’s nieuwste regie bereikt uiteindelijk een intensiteit waardoor we ons inderdaad even allemaal haar onderdanen voelen.

In Schillers koninginnedrama uit 1802 staan de twee muzes van Van Hove tegenover elkaar. Chris Nietvelt is de machtige Elisabeth, die van haar maagdelijkheid haar grootste wapen heeft gemaakt, Reijn is haar tegenstreefster, gevangen gezet wegens hoogverraad, die juist haar vrouwelijkheid inzet als machtsmiddel. Om hen heen een imposante roedel acteurs als adjudanten, raadgevers en verraders. Vooral de onstuimige Matteo Simoni valt op als de schimmige intrigant Mortimer.

Van Hove en vormgever Jan Versweyveld maken een toneelbeeld als een serie schilderijen. Een half doorzichtige wand geeft de acteurs een relatief ondiepe ruimte voor op het toneel. In hun strenge, zwarte, moderne kostuums zijn ze minutieus in de ruimte gezet, soms dynamisch als een schuttersstuk van Rembrandt, dan weer verloren als bij Edward Hopper.

De opkomsten van de vorstinnen zijn ook al zo picturaal: eerst zijn ze er niet, dan een korte donkerslag met geluidseffect en dan lopen ze er alsof ze er de hele tijd al zijn geweest. Majesteit is een functie zonder begin of eind.

De plot draait rond de ter dood veroordeling van Maria door Elisabeth. De Schotse, katholieke Maria is een evident gevaar voor Elisabeth: al haar tegenstanders –onder wie de Franse koning, Engelse rebellen en de paus– zien Maria als brandpunt voor het verzet tegen de Engelse vorstin en bovendien heeft Maria haar eerste man laten vermoorden om later met de moordenaar te trouwen. Maar Elisabeth aarzelt om haar vijandin ter dood te brengen. Want wat zal het volk ervan denken? En hoe zit het met haar eigen zieleheil?

In het stuk wisselen scènes met Maria en scènes met Elisabeth elkaar af. Slechts op één moment staan de koninginnen tegenover elkaar. Bij Van Hove wordt het een catfight in slow motion, een vertraagde choreografie van grijpende handen en vertrokken monden.

De eerste helft van Maria Stuart is streng en traag; eerder degelijk repertoire dan sprankelend toneel, maar na de pauze gaat de voorstelling vliegen. Met name in het laatste bedrijf, wanneer met een spectaculaire theatrale vondst de zwarte jurken met netkousen van de koninginnen worden omgewisseld voor de prachtig gedetailleerde gewaden die we kennen van hun iconische portretten. De biecht van Maria voor haar terechtstelling –in moderne uitvoeringen vaak geschrapt– wordt met Reijns tranen een stomp in je maag.

Nietvelt heeft in de voorstelling een korte choreografie, een vliegende handbeweging voor de borst; het bonken van het hart wordt een dubbelzinnig gebaar van wegjagen. Anders dan in Van Hove’s vorige voorstelling The Fountainhead maakt de eenzaamheid van de macht alleen maar slachtoffers.

Maria Stuart van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 3/12/14 in Antwerpen. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) vanaf 17/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Nora’ van Toneelgroep Amsterdam

Het is een foefje dat Halina Reijn als geen ander beheerst: de ongepaste lach. Een echtgenoot leest haar de les over haar spilzucht: een ondeugende lach en de stemming wordt weer speels; een vriend zegt dat hij op sterven ligt: de lach maakt het ineens bespottelijk. Het ongelofelijk knappe aan Reijn is dat ze met dat lachje alle situaties kan omdraaien: dreiging wordt vrolijkheid, leed wordt hanteerbaar, ernst wordt spel.

Er wordt veel ongepast gelachen in Nora van Ibsen, dat vrijdag bij Toneelgroep Amsterdam in première ging. Het stuk uit 1879, dat als proto-feministisch wordt gezien, gaat over het huwelijk van de titelheldin en Torvald. Aan de buitenkant ziet het er gelukkig uit, maar de harmonie wordt bedreigt door een misstap van Nora uit het verleden: in moeilijke tijden heeft ze een keer geld geleend (op zich al iets om niet aan haar man te vertellen) en daar zelfs een handtekening voor vervalst (erg genoeg voor totale maatschappelijke uitsluiting).

Bij regisseur Thibaud Delpeut (die eerder bij TA Al mijn zonen maakte) is dat huwelijk een vrij lichtvaardige aangelegenheid: Reijn’s Nora is een shopverslaafd, oppervlakkig en kinderlijk prinsesje. Stiekem peuzelt ze de door haar man verboden koekjes. Als haar man (Thomas Ryckewaert) zijn krekeltje berispt wordt ze kirrend onderdanig en ontstaat er een even pervers als routineus machtsspel. Tussen glimmend witte wanden staan drie totaal niet bij elkaar passende, maar zeer duur uitziende meubels: het gaat hier om protserigheid zonder achterliggend idee of gevoel. Tegen iedere bezoeker die op de banken plaatsneemt verkondigt Nora met een beate glimlach hoe gelukkig ze wel niet is.

Dat dit niet goed afloopt is al snel duidelijk, maar wat de voorstelling spannend houdt is in hoeverre Reijn’s Nora zich bewust is van de leegte van haar huwelijk en in hoeverre ze die leegte in stand houdt omdat die lekker eenvoudig en comfortabel is.

De plot wordt door Delpeut met een bijna abstracte helderheid afgewikkeld. De advocaat bij wie Nora ooit geld leende komt ongewild door haar toedoen in de problemen en dreigt de zaak openbaar te maken als zij hem niet helpt. Deze Krogstad wordt gespeeld door Bart Slegers, die per dit seizoen in het ensemble van TA is opgenomen. Dat is een aanwinst: zijn Krogstad is een prachtige engerd van wie je blijft zien dat zijn daden voortkomen uit wanhoop en niet uit perversie of sadisme.

Het eind, waarin alles uit elkaar knalt en er niets meer te lachen valt, is gelaagd en modern. Nora verwijt Torvald dat ze voor hem nooit meer is geweest dan een pop. Dat is waar, maar tegelijk is duidelijk dit geen onderdrukking is, maar een terugtrekking in gerieflijke rolpatronen met wederzijds goedvinden. Dat resoneert, niet in het minst omdat Reijn de hele voorstelling toch een soort uitvergrote versie speelt van haar eigen publieke imago.

Maar zowel Reijn als Nora zijn meer dan de oppervlakte die ze zo meesterlijk in de hand hebben. De slotscène is ronduit indrukwekkend, met een totaal getransformeerde actrice in diepe wanhoop en desillusie.

Nora is een van Reijns mooiste en meest intense rollen tot nu toe en is op een mooie manier complementair met haar rol van Kat in Het temmen van de Feeks van Ivo van Hove: allebei gevangen vrouwen die zich bevrijden. En meteen zie je hiermee zie je het verschil tussen de geestverwanten Van Hove, uiteindelijk een romanticus, en Delpeut, die jonger, politieker en harder is en die hier overtuigend debuteert in de grote zaal.

Nora van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 9/11/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar 6 t/m 13/12 en 22 t/m 26/1/13. Tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Husbands’ van Toneelgroep Amsterdam

“Afgezien van de seks zijn jullie gewoon veel leuker”, zegt Harry tegen z’n makkers als hij besluit zijn vrouw te verlaten. Het waren vier dikke vrienden, maar nu is er één dood en op de begrafenis moet de priester op een papiertje spieken hoe hij ookalweer heet. Husbands, de nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam, volgt de overgebleven drie in het lost weekend dat daarop volgt.

Husbands is gemaakt op uitnodiging van het Europese Prospero-project, waarbij een speciaal gemaakte voorstelling langs zeven Europese steden trekt. Opnieuw kiest regisseur Ivo van Hove, na Faces en Opening Night, voor een bewerking van een film van John Cassavetes, maar deze keer blijft de spanning en de tragiek van die eerdere voorstelling achterwege.

De eerste helft is erg mooi. Het zijn lome, losse scènes, met een minimum aan verhaal en context. De drie vrienden willen niet naar huis, doen wedstrijdjes, drinken te veel, zingen liedjes, laten een meisje meezingen, maar sabelen haar dan neer, hebben een kater, maken ruzie en leggen het weer bij. Hans Kesting, Roeland Fernhout en Barry Atsma hebben zichtbaar lol in hun fysieke rollen en onderlinge competitie – met krijt turven ze hun basketbal-score op de muur. Het is eenvoudig, maar vitaal toneel over ongecompliceerde mannenvriendschap op een breekpunt.

Ze bewegen zich in een ruimte die alles tegelijk kan zijn: huiskamer met banken, kroeg (met een tap bovenop een piano), sportschool, hotel. Decorontwerper Jan Versweyveld gebruikt minicameraatjes die de acteurs op hun gezicht geplakt hebben, zodat het publiek op groot scherm kan zien wat de spelers zien. Het is een aardige gimmick, een alternatief voor de zichtbare of verborgen camera’s die altijd in Van Hove’s voorstellingen voorkomen. De muziek is van Bruce Springsteen, met Born to run als leitmotief.

Als de drie in een opwelling besluiten om naar Londen te gaan kantelt de voorstelling. Eenmaal daar duikelen ze alledrie een meisje op, die allemaal worden gespeeld door Halina Reijn. Dat doet ze geweldig, soms wisselt ze van personage met niet meer dan een opgetrokken bovenlip, maar alle mannen moeten nu één voor één hun crisis doormaken en dan blijkt dat ze individueel een stuk minder interessant zijn dan met z’n drieën bij elkaar.

De scène tussen Reijn en Atsma boeit nog het meest, een verknipt sexueel verleidingsspel dat nergens erotisch wordt, eerder wanhopig en melancholiek.

Twee van de mannen keren uiteindelijk terug naar vrouw en kinderen om hun rol als husband te vervullen, één blijft er achter. Bruce zong het al: “Everybody needs a place to rest/Everybody wants to have a home”.

Husbands van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 18/4/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 12/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘De Russen!’ van Toneelgroep Amsterdam (HF)

Een paar keer zitten ze samen vooraan op het toneel. De een, Platonov, is een verlepte hedonist die vier vrouwen achter zich aan heeft, de ander, Ivanov, is een depressieveling met schulden die zijn doodzieke vrouw ontloopt en met een jong meisje aanpapt. Fedja van Huêt en Jacob Derwig zitten tegenover elkaar alsof ze weten dat ze ieder hun eigen tragedie beleven, dat ze niets kunnen doen om elkaars lot te verlichten.

Tsjechov schreef de twee stukken Platonov en Ivanov eind negentiende eeuw, helemaal aan het begin van zijn schrijversloopbaan. In een met hooggespannen verwachtingen omgeven voorstelling brengt regisseur Ivo van Hove met vrijwel het hele ensemble van Toneelgroep Amsterdam de twee nu samen in de zes uur durende marathonvoorstelling De Russen!, die imponeert in z’n schaal, maar even koud en bloedeloos blijft als het losgeslagen individualisme dat zij wil bekritiseren.

Aan de Vlaamse schrijver Tom Lanoye, die als toneelschrijver naam maakte met zijn grootscheepse Shakespeare-bewerking Ten oorlog, de pittige taak om de twee stukken in elkaar te schuiven. Vooral in het begin is dat goed gelukt. Alle achttien personages komen bij elkaar op een groot feest, dat speelt op een New York’s dak, tussen de schoorstenen, watertorens, reclameborden en graffiti. De mensen spreken over hufterigheid, het recht op beledigen en de aanwezige joodse kennis wordt op een akelig actuele manier gebruikt als zondebok voor de algemeen heersende ontevredenheid. Gedurende de hele voorstelling blijft Lanoye’s taal, vol barokke, maar levendige metaforen een van de grote attracties.

Maar het begin zet je op twee manieren op het verkeerde been. Gedurende het stuk worden de scènes steeds kleiner en intiemer en tegelijk gaan de thema’s steeds minder over de maatschappij en steeds meer over de individuele levens van de personages. En wat een verzameling onsympathieke slapjanussen bij elkaar! De meesten zijn dertigers die hun vroegere idealen in rook hebben zien opgaan. “Doodvermoeide utopisten die te klein, te laf en te ongelukkig zijn” om hun leven te veranderen.

Ze zijn ongebonden, voelen zich nergens thuis en zijn permanent onvoldaan. De oudere generatie is er nog erger aan toe; cynisch en meestal dronken. De enige jongere, het meisje van Ivanov, wordt in de knop gebroken. Maar in het massale decor en de enorme hoeveelheid personages vindt de toeschouwer zelf ook geen hechting om met een van deze personages mee te leven.

De vormgeving suggereert subtiel dat de gebeurtenissen zich in één lange nacht afspelen; na de warme schemering volgt de neonverlichte avond en de stille nacht. De daken, met hun rijkdom suggererende lichtkoepels, blijken verborgen nissen te hebben waar het leven van de zwervers en verslaafden dichtbij is. De muziek, van Tom Holkenborg, is helaas maar mondjesmaat aanwezig. In het begin zorgen de jachtige beats voor een nerveuze sfeer, naarmate het stuk en de nacht, vorderen worden het inwisselbare pianoklanken. Aan het eind staan alle personages in het kille ochtendlicht en wordt de rekening opgemaakt.

Aan het eind worden om en om de laatste scènes van de twee stukken gespeeld. Met als probleem dat beide stukken een nogal uitgesponnen, om niet te zeggen langdradig einde hebben. Dan gaat de exorbitante lengte van de voorstelling de toeschouwer opbreken.

Blijft over wat iedere TA-voorstelling overeind houdt: het spel van deze weergaloze troupe toneelspelers. Om er al te willekeurig een paar uit te lichten: de twee komische oudere schurken Gijs Scholten van Aschat en Hugo Koolschijn, Halina Reijn heel beheerst als Ivanov’s zieke vrouw en Barry Atsma als cynische, alcoholische dokter. Het contrast tussen de driftige, zinderende Van Huêt en de ingehouden, zelfbewuste Derwig is mooi uitgespeeld en had een centralere plaats in deze voorstelling verdiend. Nu blijft De Russen! cirkelen rondom een lege kern.

Holland Festival: De Russen! van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 19/6/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 25/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Kinderen van de zon’ van TGA en NT Gent.

Toneelgroep Amsterdam en haar directeur Ivo van Hove leken een paar jaar zoekende, na hoogtepunten als Romeinse Tragedies, Opening Night en Angels in America volgden mindere seizoenen. Maar het gezelschap is terug, en hoe. Kinderen van de Zon is steengoed; een fel en indrukwekkend maatschappijportret, Van Hoves stevigste politieke stellingname sinds Het temmen van de feeks en een prachtig ensemblestuk, waarin de Vlaamse en Nederlandse spelers kluchtige vrolijkheid laten omslaan in diepe beklemming.

De voorstelling begint opvallend luchtig en speels. De verstrooide chemicus Pavel Protassov (Jacob Derwig met overkammer en fantastisch slechtzittend pak) ontsnapt steeds weer op een drafje naar zijn laboratorium om de problemen van alledag te ontlopen – met zijn huisbaas, zijn oude bediende (Frieda Pittoors als mooie kankerpit) en zijn getraumatiseerde zusje Lisa (Halina Reijn).

Het hele decor lijkt een parodie op de  stijlvolle design-huiskamers die Jan Versweyveld normaalgesproken maakt. Alles is lelijk, smakeloos en ouderwets. Een wittig kleedje hangt tot over de televisie die Russische tekenfilms en Rad van fortuin uitzendt. Pavel’s experimenten hebben het hele huis overgenomen. Tafels vol erlenmeyers, pipetten, kolven, horlogeglazen en thermometers laten nauwelijk ruimte voor thee, bier en brood. Het aanrecht is half voor een deur gebouwd. De hele eerste helft is gelardeerd met komische special effects met rook, schuim en harde knallen.

Pavel’s vrouw (Hilde van Mieghem) is zijn afwezigheid zat en zoekt aandacht bij een huisvriend, de schilder Wagin (Wim Opbrouck). In hun gesprekken over schoonheid, het goede, vrije wil vertegenwoordigt ieder een eigen filosofische stellingname, maar veel van hun gekeuvel lijkt weinig verband te hebben  met de problemen die zich buiten hun huis afspelen, zoals de oprukkende cholera in het dorp. Het sympathiekst lijkt nog de veearts Boris (Gijs Scholten van Aschat, in zijn eerste rol als ensemblelid van TGA, nuchter en aards), die niet zo hoogdravend is als de anderen en voor een paar roebel de staart van een hond spalkt. Zijn langdurige liefde voor Lisa wordt echter niet beantwoord.

Na de pauze wordt de stemming heel langzaam maar gecontroleerd grimmig. Het idealisme van de intellectuelen Pavel en Wagin blijkt hol (‘Ik zou iets willen doen; iets groots, iets heldhaftigs. Maar wat?’, roept de kunstenaar Boris uit) en maskeert een grote minachting voor het gewone volk. Pavel wijst verzoeken om zijn kennis in te zetten voor concrete problemen af. Alleen Lisa voelt de crisis aankomen. De televisie vertoont inmiddels Russische propagandafilms

Maxim Gorki schreef het stuk in 1905 in de gevangenis, waar hij terechtkwam door zijn kritiek op het Tsarenbewind die de arbeidersopstand in datzelfde jaar bloedig had onderdrukt. Van Hove trekt duidelijke lijnen tussen het onrustige Rusland van begin vorige eeuw naar nu. Aan het einde, waarin de buitenwereld verontrustend gewelddadig binnenkomt, pakt hij stevig uit. Maar de mokerslag is de monoloog die Reijn, onopgesmukt nu, tegen de zaal houdt en die eindigt met de woorden ‘Ik heb zo met jullie te doen.’

Kinderen van de zon van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 28/11/10 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 11/12. Tournee t/m 18/1. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Antonioni Project’ van Toneelgroep Amsterdam (Holland Festival)

Drie filmbewerkingen maakte Ivo van Hove dit seizoen bij Toneelgroep Amsterdam, en geen van drieën overtuigden ze volledig. Na Kreten en gefluister (naar Ingmar Bergman) en Rocco en zijn broers (naar Visconti) brengt Van Hove met vrijwel zijn gehele ensemble nu onder de onaantrekkelijke titel Antonioni Project een multimediale voorstelling waarin het technische vuurwerk niet wordt geëvenaard door emotionele of intellectuele impact.

Dramaturg Bart Van den Eynde bewerkte drie films van Michelangelo Antonioni uit de vroege jaren ’60 –L’Avventura, La Notte en L’Eclisse– tot één verhaal over verschillende stellen. Halina Reijn en Jacob Derwig spelen twee jonge geliefden die twijfelen over commitment, Hans Kesting en Marieke Heebink zijn een ouder echtpaar in diepe crisis. Ze bewegen zich in in kringen van fotografen, schrijvers en beurhandelaars. Merkwaardigste koppel is dat van Fedja van Huêt en Karina Smulders, die een heftige verhouding beginnen na dat zijn vriendin plotseling verdwijnt bij het zwemmen bij een vaartocht met vrienden.

In het eerste deel van de voorstelling wordt intensief gebruik gemaakt van chroma key techniek, waarin de acteurs spelen in een geheel blauw decor, dat door de computer wordt vervangen door gefilmde achtergrondbeelden. Het is een merkwaardige gewaarwording om de acteurs ineens te zien binnenlopen in de filmbeelden van glazen luchtbruggen in een anonieme Amerikaanse stad die op een gigantisch scherm worden geprojecteerd.

Dat is natuurlijk verbazingwekkend knap –hoewel: het weerbericht op televisie wordt al een paar decennia zo gemaakt-, maar anders dan bij eerdere filmische elementen in de voorstellingen van Van Hove blijft de betekenis onhelder. Zijn dit mensen die hun eigen werkelijkheid vormgeven, of is hun hele bestaan virtueel? En omdat de filmtechniek zo realistisch is ga je je ineens ook ergeren aan de zichtbare zendmicrofoons, terwijl de personages volgens het scherm toch op een boot zitten. Kortom: de verhouding tussen de acteurs op het blauwe toneel en de filmbeelden zit scheef.

Het tweede deel is duidelijker. Alle personages komen samen op feest, ze flirten, gaan met elkaar naar bed, voeren zakelijke en intellectuele gesprekken. Achterin speelt jazzbandje The Trumpack Stan Getz-achtige liedjes. De filmbeelden komen hier van van één camera aan een lange kraan, die om de personages heen cirkelt, door muren beweegt, om hoekjes kijkt en steeds zorgt voor nieuwe, spannende gezichtspunten die verrassend theatraal zijn.

Tenslotte zakt het scherm naar beneden en wordt de gehele toneelopening één enorm projectiescherm. Eerst televisiebeelden van diverse aanslagen en rampen –zo grofkorrelig op deze schaal dat ze bijna abstract worden- dan krijgen alle stellen, close-up gefilmd een eigen eindscène, waarin allen besluiten toch bij elkaar te blijven.

Dan wordt ook duidelijk wat nu het echte probleem is van Antonioni Project: ondanks alle visuele en technische krachtpatserij worden de conflicten en beweegredenen van de personages voornamelijk geuit in taal, het beeld gaat alleen om het beschouwen. Daarnaast past het van ennui doortrokken werk van Antonioni gewoon niet zo goed bij de emotionele onstuimigheid van Van Hove. Eén scène doorbreekt beide bezwaren: Derwig die, enorm uitvergroot in beeld, Reijn voor het scherm aflikt; via het medium wisselen ze liefkozingen uit, lichamelijk kunnen ze het niet.

Ivo van Hove heeft na een schitterende serie voorstellingen nu een wat minder seizoen achter de rug –waarbij aangemerkt moet worden dat bij TA ook in een minder seizoen nog interessanter theater wordt gemaakt dan bij de meeste andere grote gezelschappen- , maar hij lijkt doelbewust te experimenteren: in Kreten en gefluister met performance art, in Rocco en zijn broers met rauw realisme en in Antonioni Project met state-of-the-art techniek.

Holland Festival: Antonioni Project van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 14/6/09 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 20/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Kreten en gefluister’ van Toneelgroep Amsterdam

Als Agnes na een moeizame nacht wakker wordt zit er kots rond haar mond en haar haar ligt sliertig om haar smalle gezicht. Ze is ziek, stervend en lijdt hevige pijn. Ze wordt omringd door drie vrouwen, twee zussen die hulpeloos toekijken en een bediende die rustig en efficiënt de zieke verzorgd en bijstaat.

Kreten en gefluister is na Scènes uit een huwelijk de tweede film van Ingmar Bergman die regisseur Ivo van Hove voor het toneel bewerkt. Hij verplaatste het verhaal naar het heden en maakte van Agnes (getergd en krachtig gespeeld door Chris Nietvelt) een videokunstenares die haar stervensproces vastlegt op camera.

Het eerste deel is de voorstelling heeft nauwelijks tekst. In een klinisch, installatie-achtig decor -video-apparatuur en medische installaties vloeien in elkaar over- zien we bediende Anna (Karina Smulders) het ochtendritueel van Agnes uitvoeren; bed en kleren verschonen, voorzichtig ontbijt.
Zussen Karin en Maria (Renée Fokker en Halina Reijn) drentelen er hulpeloos doorheen. Pijnlijk scherp weten Van Hove de onmacht en de angst die bij ernstige ziekte hoort te vatten, zonder dat het illustratief wordt.

Er heerst een sfeer van grote kunstmatigheid: een overdreven soundtrack van buitengeluiden met hondjes en vogels, video’s van bloemen en zonlicht; alle natuur komt via luidspreker of beeldscherm. Het contrasteert enorm met strenge wit met grijze ruimte. Agnes doorbreekt de grauwheid door een wit vel te besmeuren met blauwe verf en haar eigen uitwerpselen in een hyperkinetische sterfscène. Een slingerende camera zwiept de projectie van Nietvelt’s getergde gezicht heen en weer over het langgerekte decor.

En daarna volgt nog een eindeloze, maar ongehoord mooie scène waarin Anna met een tweede vrouw het lichaam van Nietvelt schoonmaken en wassen, terwijl in nette pakken gestoken technici zakelijk het kille huis uitruimen en Fokker en Reijn nog steeds onbeholpen door het decor dolen.

Hierna kantelt de voorstelling. In een serie flashbacks leren we dat beide nog levende zussen vastzitten in een liefdeloos huwelijk (beetje clichématig verbeeld met twee mensen aan de hoofdeinden van een hele lange tafel), dat ze elkaar haten en geen intimiteit verdragen kunnen. Op de achtergrond werkt Nietvelt aan Agnes’ kunstwerken, projecties van baarmoeders die engelenvleugels worden. De scènes geven reliëf en nieuwe invalshoeken voor het ogenschijnlijk herkenbare begin, maar het wordt ook ineens teksttoneel, terwijl het daarvóór juist de prettige kunstmatigheid van een performance had.

Kreten en Gefluister speelt al een tijdje, maar de voorstelling voelde gisteravond toch als een première vanwege de plek waar hij werd opgevoerd: de nieuwe zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Regisseur Van Hove leidde de voorstelling kort in, wijzend op de bijzonderheid van een eerste keer spelen op een geheel nieuwe plek, waarvan je nog niet weet hoe hij voelt of klinkt. Welnu de zaal voelt en klinkt prachtig (op een hopelijk nog te verhelpen brom in de airconditioning na), en heeft een groot gevoel van gezamenlijkheid. In combinatie met deze voorstelling bijna kerkelijk.

Kreten en gefluister van Toneelgroep Amsterdam. Gezien in de Stadsschouwburg 14/4/09. Aldaar t/m 18/4. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

‘Huis van de Toekomst’ van Toneelgroep Amsterdam

Parool,recensies — simber op 28 augustus 2006 om 18:00 uur
tags: , , , ,

In 2000 maakte Carina Molier bij Toneelgroep Amsterdam de fantastische voorstelling Ruigoord 2. Of was dat nog wel een voorstelling? Het was eerder een hallucinerende, multimediale happening over sterven op live televisie, je ziel uploaden naar internet en spirituele wedergeboorte op de maat van een pompende housebeat.

Molier’s nieuwe voorstelling Huis van de Toekomst leek vooraf een veelbelovend vervolg: opnieuw bij Toneelgroep Amsterdam, opnieuw een Big Brother-huis op het podium waar het publiek vrij omheen mag lopen en opnieuw filmen de acteurs elkaar en zijn ze in veelvoud te zien op de talloze beeldschermen die in het theater verspreid staan. Maar wat zes jaar geleden zo glorieus lukte gaat nu even glorieus de mist in.

Het huis in kwestie staat op het leeg gemaakte podium van het Compagnietheater. Het is een soort noodwoning met plexiglazen wanden. Het heeft woon- en slaapkamers, een keuken en een speciale Zikr-ruimte voor spirituele dansen. Eromheen staan luie banken voor de toeschouwers. De personages zijn kunstenaars, filosofen, wetenschappers die zijn samengebracht voor een experiment met een nieuwe, ideale samenleving, onder het toeziend oog van de televisiecamera. Eerder is dat al goed uit de hand gelopen: één van de deelnemers is onder verdachte omstandigheden omgekomen. Opnameleidster Agnes (Marnie Blok) wil nu uitzoeken wat er gebeurd is.

Als een ware Miss Marple houdt ze een serie interviewtjes met alle deelnemers. Ieder vertelt zijn verhaal, maar de waarheid komt niet boven tafel. In deze wereld van vooruitstrevende denkers maakt Iedereen z’n eigen werkelijkheid, alle perspectieven zijn even waar. Dan nodigt Sharaf (Sabri Saad El-Hamus) alle aanwezigen en het publiek uit voor de Zikr, een spirituele dans waarin de ziel wordt gereinigd van begeerte en eigenbelang. Kortom: de werkelijkheid is te beperkt, extase is de oplossing.

Wat mij hogelijk verbaasde is dat de voorstelling op dat moment -na iets meer dan een uur- ineens afgelopen was. Voordat het publiek überhaupt gewend is aan de onconventionele vorm en eigenzinnige inhoud van de voorstelling moet het alweer naar buiten. De enorme hoeveelheid research naar wetenschappelijke en filosofische ideeën van de personages, de batterij aan beeld- en geluidstechniek, het verzamelde acteurstalent (o.a. Halina Reijn, Frieda Pittoors, Frank Sheppard, Janni Goslinga): het leidt tot het theatrale equivalent van een nat rotje.

Molier heeft een uitgesproken visie op de filosofische mogelijkheden van technologie en op het combineren van vertelvormen uit theater, televisie en beeldende kunst. Die visie uit zich in ambitieuze en complexe voorstellingen en het is te prijzen dat Toneelgroep Amsterdam zo’n risicovol project op zich neemt. De teleurstelling dat het niets meer wordt dan een licht filosofische whodunnit is er niet minder om.

Huis van de Toekomst van Toneelgroep Amsterdam. Regie Carina Molier. Gezien 12/3 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 1/4. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity