Recensie: De Kersentuin van ITA (HF)

De Engelse regisseur Simon McBurney werd in Nederland geïntroduceerd door het Holland Festival met The Master and Margarita in 2012 en regisseerde sindsdien een aantal opera’s bij de Nationale Opera en Ballet. Nu maakt hij zijn debuut bij Ivo van Hove’s ITA met een überklassieker: Tsjechovs Kersentuin.

Waar Van Hove in de angelsaksische theaterwereld vaak ‘a maximalist minimalist’ wordt genoemd – waarmee denk ik wordt bedoeld dat hij spaarzame theatermiddelen gebruikt, maar dan tot uiterste intensiteit opvoert – zou je McBurney juist een minimalistische maximalist kunnen noemen. In zijn voorstellingen gebeurt heel veel, maar de impact lijdt eronder.

Zo ook De Kersentuin, die tegelijk komisch, tragisch en geëngageerd wil zijn, in alledrie die registers mooie momenten heeft, maar als geheel onbevredigend blijft.

Opvallendste kenmerk aan deze enscenering zijn de beige pakken, bloemetjesjurken, wijde pijpen en brede stropdassen (ontwerp Fauve Ryckebusch). McBurney verplaatste de handeling – spilzieke landeigenenares Amanda (Chris Nietvelt) omringd door mensen met verantwoordelijkheidsvakantie moet haar landgoed verkopen – naar het Nederland van de jaren ’70. Robert Icke (die vorig seizoen een mooie, geheel naar het heden gehaalde Oedipus schreef en regisseerde) bewerkte de tekst en plaatst heel subtiel accenten op jaren ’60 idealen en de wens tot ongebondenheid van een gegoede klasse die de nieuwe tijd niet aankan.

De vet aangezette vormgeving geeft zeker aan het begin ruimte voor kluchtige scènes. De spelers komen door gemimede deuren (met geluidseffect) het houten platform op dat de kinderkamer voorstelt. Eromheen een enorm grasveld omsloten door een rond videoscherm dat een Hollands landschap met electriciteitsmasten en energiecentrale toont. De stemmen van achterop toneel krijgen een lichte echo mee, alsof ze vanuit een flashback praten.

Maar hoe clownesk de personages zich ook gedragen, Tsjechov toont altijd ergens hun tragische kern; het zelfinzicht van de kletsgrage, lollies sabbelende broer (Bart Slegers), het nihilisme van de stuntelige boekhouder (Robert de Hoog), de onbeantwoorde liefde van de verstandige maar saaie dochter (Janni Goslinga). Het blijft prachtig om te zien hoe de acteurs van dit ensemble een komische act kunnen doen en dan met een handbeweging of een halve zin de ijzingwekkende afgrond van hun personages kunnen laten zien.

Het geëngageerde aspect van deze Kersentuin gaat over de schulden uit het verleden die we meedragen in het heden. Op het landgoed is jaren geleden het zoontje van Amanda verdronken. We horen hem af en toe nog om haar roepen. Intrigerend is het moment dat plotseling een overduidelijk gewonde, zwarte man (Ruurt de Maesschalk) het podium op struikelt en door Amanda wordt afgepoeierd. Hij blijft staan terwijl eeuwige student Peter (Majd Mardo) een gloedvolle monoloog over de voorwaardse schuld van de lijfeigenschap houdt. “Om in het heden te gaan leven moeten we afrekenen met het verleden.” Zo verbindt McBurney knap Tsjechov aan het onverwerkte Nederlandse slavernijverleden.

In zijn maatschappijkritiek lijkt deze voorstelling op Kinderen van de Zon van Van Hove uit 2011: een intellectuele elite heeft haar verantwoordelijkheid voor de publieke verzaakt met gebeuzel en hedonisme. Alleen self made zakenman Steven (Gijs Scholten van Aschat), zoon van een arbeider op het landgoed, weet te handelen en koopt het landgoed om er op een nieuwe manier geld mee te gaan verdienen. In zijn ongepolijste vreugdedansje op Jimi Hendrix zit een verhaal van generaties samengebald.

Aan het eind staan het kind en de zwarte voorbijganger bij de stervende huisdienaar (Hugo Koolschijn), die door iedereen vergeten is bij het afsluiten van het landgoed. Een beeld dat zegt: we hebben onze kinderen, onze ouderen en onze minderheden niet beschermd tegen de grote lokroep van het geld die ná de jaren ’70 weerklonk.

Maar tegelijk echoot dit beeld een foto die ik gisteren zag van Greta Thunberg en Barrack Obama. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de makers zo snel hebben kunnen reageren, maar het resultaat is een intrigerende combinatie van boete en hoop.

Holland Festival: De Kersentuin van ITA. Gezien 16/6/19 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 23/6 en 22/8 t/m 28/8.
ita.nl

Recensie: ‘Obsession’ van Toneelgroep Amsterdam en The Barbican

Een affaire die sexy en veelbelovend begint, maar die een fatale afslag neemt en niet goed afloopt. Dat is het verhaal van de voorstelling Obsession, die regisseur Ivo van Hove maakte als coproductie tussen Toneelgroep Amsterdam het het Londense Barbican theater. Maar het geldt ook voor de voorstelling zelf.

Bijzonder is het wel: Halina Reijn, Gijs Scholten van Aschat en Robert de Hoog in vlekkeloos Engels spelend tegenover Jude Law. Law speelt zwerver Gino die iets te eten komt bietsen in het restaurantje van Joseph (Scholten van Aschat als een fijne rotzak) en als een blok valt voor diens vrouw Hanna (Reijn). Jan Peter Gerrits bewerkte de film Ossessione van Visconti, die op zijn beurt het boek The Postman Always Rings Twice van James M. Cain als basis had.

De verleidingsscène is mooi werk; Law kalm en met militair postuur tegenover een speelse, ervaren femme fatale, zoals Reijn er al meer speelde. Maar zoals altijd bij Van Hove is de liefde onmogelijk: hij wil met haar vertrekken, zij wil niet weg. Het contrast tussen de twee wordt in de vormgeving (Jan Versweyveld) met grof penseel geschetst: Gino speelt mondharmonica, en op het toneel staat een machinale accordeon die vervormde klanken uitbraakt; Gino rent op een lopende band – een knipoog naar films – en de tirannieke Joseph heeft een auto, gesymboliseert door een grote, vieze, ronkende en schuddende motor.

Met een flinke dosis goede wil zou je er een metafoor in kunnen zien voor de kloof tussen kosmopolieten en neo-nationalisten die Europa nu splijt.

De twee zien maar één uitweg: Joseph moet dood. Na een smerig autoongeluk, waarbij de machine olie over de spelers uitspuugt, volgt de mooiste scène van de voorstelling: Van Asschat boent de vlekken van zijn eigen fatale ongeluk weg, terwijl Reijn en Law in bad zichzelf schoon wassen voor het happy end.

Daarna glijdt de voorstelling weg, want ineens is Hanna veranderd van vamp in nood naar zeurende huisvrouw. Dan begint ook op te vallen dat Reijn al het zware werk moet doen in dit duet: tegengas geven aan het moeiteloze, jongensachtige charisma van Law plus de mensbeeldtechnisch onaantrekkelijke positie van de huismus vertegenwoordigen.

En dan gaan al die elementen in het decor onbedoeld tegen de voorstelling werken: de motor die brommend in de lucht hangt maar nergens naartoe gaat; Law die heftig rennend op de loopband op dezelfde plek blijft; De Hoog – in een geestige bijrol als Jack Kerouac-achtige avonturier – die een muntje opgooit om te beslissen welke kant hij op gaat, maar beide kanten niet aanwijst en erna ook blijft staan: het is een voorstelling die veel moeite doet om intens te zijn, maar uiteindelijk vrij dof is.

Leuk is het wel om het verschil tussen Nederlandse en Engelse acteurs te observeren. Zo zie ik Chukwudi Iwuji of Aysha Kala (die kleinere rollen spelen), laat staan Law, nog niet zo gauw de vloer boenen of hard en vrij lelijk opera zingen. Die performance-achtige inzet compenseren de Britten dan weer met fijnzinnigheid in tekstbehandeling en spel. De twee tradities hebben elkaar dus wel degelijk iets te bieden. Het is te hopen voor Van Hove en Toneelgroep Amsterdam dat het geen gedoemde liefde is.

Obsession van Toneelgroep Amsterdam en The Barbican. Gezien 25/4/2017 in Londen. Te zien in Amsterdam tijdens het Holland Festival. Meer info op www.tga.nl

Recensie ‘De stille kracht’ van Toneelgroep Amsterdam

Boekbewerkingen van Couperus waren altijd een Haagse aangelegenheid. Bewerkers als Ger Thijs en Léon van der Sanden legden de nadruk op Indische weemoed of Hofstadse deftigheid. De stille kracht, de eerste van drie boekbewerkingen van schrijver die Toneelgroep Amsterdam heeft gepland in samenwerking met het Duitse festival Ruhrtriennale, maakt radicaal korte metten met die traditie.

Regisseur Ivo van Hove en bewerker Peter van Kraaij maakten van Couperus’ verhaal over de werdegang van de Nederlandse machthebber Otto van Oudijck (mooie rol van Gijs Scholten van Aschat) in een Indisch stadje een uitwaaierende voorstelling over strijd en onderwerping.

Vormgever Jan Versweyveld maakt de kracht uit de titel nadrukkelijk niet stil, maar vervaarlijk en pompeus. Een vleugel en een paar stoelen staan verloren op het enorme toneel van de Rabozaal en met een batterij aan theatertechniek creëert hij regengordijnen, stormen en mist van een schaal en intensiteit die werkelijk imposant zijn.

Kortom: de natuur heeft bij Van Hove en Versweyveld de plek ingenomen die het bovennatuurlijke heeft in de roman. Net zoals de bloemrijke, eindeloos meanderende beschrijvingen van Couperus vervangen zijn door korte voice-over fragmenten en video’s met Indische archiefbeelden.

De eerste helft van de voorstelling is het interessantst. Van Oudijck ontheft een lokale vorst uit zijn positie, en jaagt de bevolking tegen zich in het harnas als hij de smeekbedes van diens moeder in de wind slaat. Dit is een man die zich volledig onderwerpt aan zijn werk: hij zit geknield voor een stoel waarop zijn paperassen liggen.

Ondertussen negeert hij zijn vrouw (Halina Reijn, in een bijna potsierlijke opeenvolging van robes en peignoirs) die hem bedriegt met zijn stiefzoon en met de halfbloed lover van haar stiefdochter.

De koloniale attitude, de verhouding met de lokale moslims, het gevoel van futiliteit van de westerse beschaving in deze vijandige omgeving – mooi verbeeld door het van de vleugel druipende water – zijn veelbelovende thema’s die halverwege echter vrij plotseling overboord gegooid worden. Dan gaat het ineens alleen maar over de onttakeling van de familie van Oudijck.

Het zijn de twee bijpersonages Eva Eldersma en Frans van Helderen die de voorstelling een emotionele kern geven. Aus Greidanus Jr. en vooral Maria Kraakman weten te raken als een onmogelijk liefdeskoppel, waarbij Kraakman prachtige diepe wanhoop vertolkt – niet alleen van de zinloze aanwezigheid van Nederlanders in Indië, maar van ieder strevend mens in een chaotisch universum.

Verder zit de voorstelling vol weirde details: de acteurs die Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit zingen, Rob Malasch in een figurantenrol, Marieke Heebink met een licht rollende r als Indische prinses – nog net geen blackface, maar wel opmerkelijk in een voorstelling die verder grotendeels etnisch gecast is. Niet onprettig, maar het is allemaal veel minder strak dan Van Hove’s recente werk.

De stille kracht van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 1/10/15 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 11/10 en vanaf januari 2016. www.tga.nl

Recensie ‘Koningin Lear’ van Toneelgroep Amsterdam

“Er doemt een monster aan de einder op/Waarvan geen mens de omvang kan beschrijven./De markt wordt volatiel als nooit tevoren./De ene bubbel spat de andere kapot.” De ene grote troef van de de voorstelling Koningin Lear is de spanning tussen de archaïsch aandoende verzen van Tom Lanoye en de hoogst actuele inhoud. De andere is Frieda Pittoors.

De tweede Shakespearebewerking van de Vlaamse schrijver voor Toneelgroep Amsterdam is nog radicaler dan de eerste (het magistrale Hamlet vs Hamlet). Lanoye maakte van Shakespeares Koning Lear een hedendaagse vrouw, die een reusachtige multinational leidt in plaats van een koninkrijk. Een bedrijf dat ze gezien haar hoge leeftijd en aanvangende geestelijke achteruitgang wil overdragen aan haar drie zoons. Pittoors’ personage Elisabeth Lear lijkt gemodelleerd naar Neelie Kroes en Madeleine Albright.

De voorstelling begint met de hele familie – zoons plus aanhang en trouwe consigliere Kent (Gijs Scholten van Aschat) – aan een grote bestuurstafel, ieder in een eigen kleur; een regenboog van rendementsdenken. Want Lear wil in ruil voor een deel van de portefeuille een liefdesverklaring van elk van haar zoons. Zo doordringt geld alle vormen van menselijke relaties.

Zoons Gregory (Roeland Fernhout als afschuwelijke patser) en Hendrik (Jip van den Dool als beursnerd) dissen gedwee een ongemeend verhaal op, maar de jongste, de idealistische Cornald (Alwin Pulinckx) weigert, en wordt pardoes verstoten.

Daar begint de onttakeling van het familiebedrijf die door regisseur Eric de Vroedt rechtlijnig wordt getoond. Gedurende de voorstelling gaat Pittoors’ haar steeds piekeriger zitten en het decor (Maze de Boer), dat aan het begin nog een realistische boardroom hoog in een wolkenkrabber voorstelde – inclusief James Bond-achtige wereldkaart met lampjes die aangeven waar de bedrijfsactiviteiten plaastvinden – is aan het eind een opzichtig theatraal staketsel.

De neergang is zowel economisch (beurskrach en vijandige overnames) als ecologisch, met een dreigende orkaan die slim Shakepeares beroemde stormscène echoot, als mentaal, met Pittoors als steeds verder dementerende Lear.

Die scène is het hoogtepunt van de voorstelling. Pittoors, als een rockster tegen de wind in bulderend, met achter haar een regengordijn die ingenieus stroboscopisch verlicht wordt, waardoor de associatie met de vallende computertekens uit The Matrix onmiskenbaar is. Hier wordt de apocalyptische inzet voelbaar.

Maar gedurende de rest van de voorstelling zijn die angst en de gekte vreemd afwezig. De tekst van Lanoye lijkt rijk en gelaagd genoeg, maar misschien is het de al te heldere dramaturgie van De Vroedt die de voorstelling ontdoet van een vorm van mysterie of weerstand, die nodig is om drie uur lang te boeien.

Dat wordt gelukkig gecompenseerd door Pittoors. Tegen de vrij realistische setting in blijft haar Lear een nukkig personage dat met plotselinge clowneske grimassen en abrupte bewegingen over het toneel zwerft.

Koningin Lear is niet in de laatste plaats een metafoor voor hoe de babyboom-generatie de leiding over de door haar gecreëerde wereld doorgeeft aan haar verwende kroost. Hebzucht is de collectieve zonde van beide generaties. De voorstelling eindigt in een piëta: een kindse moeder die de borst geeft aan haar dode zoon. Een demente vrouw komt tot inzicht.

Koningin Lear van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 8/3/15 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 15/3 en 4/4 t/m 18/4. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Lange dagreis naar de nacht’ van Toneelgroep Amsterdam

De bitterste beledigingen, meteen gevolgd door excuses. Regisseur Ivo van Hove heeft al lang iets met het werk van Eugene O’Neill. Bij Het Zuidelijk Toneel regisseerde hij Het begeren onder de olmen en het fascinerende Rijkemanshuis, bij Toneelgroep Amsterdam maakte hij het veel geprezen Rouw siert Electra (deze weken in reprise te zien). Nu waagt hij zich aan het meest complexe stuk van de Amerikaanse toneelschrijver en Nobelprijswinnaar, of in ieder geval z’n meest autobiografische.

Lange dagreis naar de nacht toont een dag in het leven van de familie Tyrone, bestaande uit een alcoholische vader (Gijs Scholten van Aschat), een morfineverslaafde moeder (Marieke Heebink) en twee zoons, een mislukte acteur (Ramsey Nasr) en een mislukkende dichter (Roeland Fernhout). In een in whiskey gedrenkte nacht zeggen ze elkaar de waarheid, maken ze elkaar verwijten en beuken ze elkaar murw.

Het decor is een onpersoonlijke huiskamer, zoals ontwerper Jan Versweyveld er al dozijnen maakte, hier volstrekt kloppend met de beschrijving van de moeder dat het huis nooit een thuis is geworden. Er staat niets anders in dan een enorme tafel en een even grote plant. Een eindeloze wenteltrap spiraalt de kap in, die Heebink beklimt als ze haar spuit gaat zetten. Er staan geen stoelen en de acteurs zitten op de grond of hangen op de tafel. Alle muziek is van singer/songwriter Randy Newman, wiens afstandelijk sarcasme slecht lijkt te passen bij O’Neills intensiteit.

Het is niet de enige merkwaardige keuze in deze voorstelling. Van Hove lijkt te willen benadrukken dat achter al het kwetsen ook nog steeds familiale warmte en genegenheid te vinden is en de voorstelling begint met de familie in omhelzing verstrengeld. Maar het contrast werkt niet: de combinatie van verbale beledigingen en lichamelijke affectie voelt onwaarachtig aan.

Door die ongeloofwaardigheid gaat O’Neills stuk nogal trekken en gaat je ineens opvallen hoe mechanisch de psychologie van de personages eigenlijk is. Allevier hebben de gezinsleden hun eigen beschadiging, die expliciet ontraadseld wordt en die hun gedragingen tot in detail verklaart. Het ouderwets reductionistische mensbeeld krijgt op geen enkel moment tegenwicht, en daardoor rijst de vraag waarom Toneelgroep Amsterdam eigenlijk dit stuk wilde spelen.

Wat rest is dat de spelers voor mooie momenten zorgen. Met name Scholten van Aschat is prachtig: oud en verslagen, maar dan plotseling zijn autoriteit doen gelden. Zijn monoloog over de jeugd van de oude Tyrone is het hoogtepunt van de voorstelling. Ook Fernhout is mooi getormenteerd.

Het meest opmerkelijke aan deze voorstelling is dan ook iets dat de toeschouwers niet kunnen zien: tegelijkertijd speelt theatergroep De Warme Winkel achterop het toneel de voorstelling Achterkant. Als je even wacht nadat de zaal leegstroomt duiken ineens Vincent Rietveld en Ward Weemhoff op op het toneel. Weemhoff noemde in een interview Achterkant een protest tegen het huidige repertoiretoneel. Daar hebben ze een uitstekend mikpunt voor gevonden.

Lange dagreis naar de nacht van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 25/8/13 in de Stadsschouwburg. Aldaar nog t/m 13/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Na de repetitie / Persona’ van Toneelgroep Amsterdam

Met haar rug naar het publiek ligt Marieke Heebink op een tafel. Onnatuurlijk uitgestrekt, monumentaal, naakt. De blauwe lijnen op haar bewegingloze lichaam versterken de suggestie van een marmeren beeld. Maar als ze zich omdraait zien we het stretchverband waarin de zender zit, het microfoonsnoer is op haar zij geplakt als de hechting op een lange wond. Voor een keer stoort het niet: Na de repetitie/Persona is een tweeluik dat het theater met al z’n trucs als onderwerp heeft.

Na eerder Scènes uit een huwelijk en Kreten en gefluister regisseert Ivo van Hove opnieuw scripts van de Zweedse filmmaker Ingmar Bergman, en wel twee achter elkaar. Na de repetitie is een televisiescript uit 1984 over een toneelregisseur in een repetitielokaal in een discussie verzeilt raakt met zijn jonge hoofdrolspeelster. Persona (1966) is een film over een actrice die gestopt is met praten en als vorm van therapie met een jonge verpleegster op een verlaten eiland belandt.

Van Hove regisseert Na de repetitie als kamermuziek. Gijs Scholten van Aschat speelt de regisseur zoekend, getergd, in wezen onzeker. Karina Smulders heeft lol met haar rol als slechte jonge toneelspeelster. Samen debiteren ze aardige wijsheden over toneel, maar het wordt pas interessant als Marieke Heebink opkomt. Is zij de overleden moeder van de jonge actrice, of een oudere (maar niet wijzere) versie van dezelfde vrouw? Heebink maakt er een gedenkwaardig nummer van, snel wisselend tussen hitsig, flemend en beklagenswaardig en continu in gevecht met de mouwen van haar jas.

Toch gaat het storen dat er zoveel clichés getoond worden; de regisseur wil controle en kan alleen in zijn kunst leven, de actrices zoeken aandacht en bevestiging. Het eindigt met een mooie dialoog tussen Smulders en Scholten waarin ze hun potentiële affaire in een serie toneelscènes aan elkaar voorstellen en zo de hele verhouding bij voorbaat overbodig maken.

Persona wordt bij Van Hove een soort opera. Na het begin met de naakte Heebink in een klinische ziekenhuiskamer, vallen de muren om en blijkt het hele toneel van de Rabozaal een gigantische vijver, met de vloer als het eiland waar de zwijgende actrice (Heebink dus) zich terugtrekt met haar verpleegster (opnieuw Smulders). Opnieuw is het spel prachtig: de zwijgende, maar aggressief expressieve Heebink tegenover de alsmaar wanhopiger voortbabbelende Smulders, terwijl ze gegeseld worden door de storm, regen en mist die gemaakt wordt door de pontificaal neergezette hi-tech toneelmachinerie rechts.

De paralellen en tegenstellingen tussen de twee delen zijn aardig. Theater als vlucht uit het leven, als plaatsvervanging voor het leven of als oefening hóe te leven. Maar het blijft light toneel, waarin de beelden het gekeuvel overdonderen.

Na de repetitie / Persona van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 13/12/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 22/12 en later in februari en mei. Tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘In Ongenade’ van Toneelgroep Amsterdam

Wat een hoop figuranten, denk je even als je de zaal binnen komt. Maar nee, het zijn poppen. Een toneel vol met zwarte etalagepoppen met goedkope kleren aan. Er zitten veel kinderen tussen, achterop staat een auto die helemaal vol staat met wassen beelden. En helemaal vooraan zit op een stoel Gijs Scholten van Aschat.

In zijn roman In Ongenade schetst de Zuidafrikaanse schrijver J.M. Coetzee op genadeloze wijze de schuivende machtsverhoudingen in zijn land. De toneelversie die bewerker Josse de Paauw en regisseur Luk Perceval maakten voor Toneelgroep Amsterdam is tegelijkertijd universeler en persoonlijker dan het boek. Een statige, sombere, maar ook een tikje eentonige voorstelling, gedragen door de lucide hoofdrol van Scholten van Aschat.

Het verhaal draait om de teloorgang van professor David Lurie, die in de problemen komt na een relatie met een studente aan de hogeschool in Kaapstad. Hij zoekt zijn toevlucht bij zijn dochter Lucy, die een boerderij heeft op het platteland, waar continu geweld dreigt. De voorafschaduwde uitbarsting komt als twee zwarte jongens de boerderij binnendringen en Lucy verkrachten.

David is geen aangename man, pompeus, zelfgenoegzaam en kritisch. Scholten van Aschat toont enerzijds Davids zelfinzicht, maar tegelijk laat hij hem opgaan in zijn grote liefde, de poëzie van Byron en de wens om over hem een kameropera te schrijven. Futiel plukkend aan een ukelele tussen al die zwarte figuren maakt hij prachtig duidelijk hoe zinloos en ijdel dat verlangen is.

In Ongenade is een voorstelling in een kalm, bijna plechtig tempo. De Pauw laat de literaire taal zijn vormelijke karakter houden. Meer dan het boek maakt Percevals voorstelling duidelijk tegen welke overmacht de beschaving die David pretendeert te vertegenwoordigen het moet opnemen. Ook de tegenstelling tussen de zwarte en witte acteurs wordt niet verhuld; Djamila Landbrug en Sergio Hasselbaink kunnen zich steeds verschuilen tussen de poppen, Chris Nietveld (in een mooie geestig-treurige bijrol) en Celia Nufaar steken er steeds tegen af.

Als Lucy (Janni Goslinga die prettig aards contrasteert met de soms wat klinische toon) zwanger blijkt en niet van plan is om het kind te aborteren ziet ze zich genoodzaakt zich uit te leveren aan de genade van haar zwarte voormalige klusjesman, nu haar buurman (Felix Burleson, tegelijk charmant en dreigend). Hier wordt de kloof tussen vader en dochter pijnlijk duidelijk. Hij leeft nog in een wereld waar begrippen als rechtvaardigheid, schuld en vergelding waarde hebben, zij ziet in dat dergelijke romantische abstracties niets betekenen in het huidige Zuid Afrika.

Vergeleken met Percevals recente voorstellingen in Duitsland (zoals Hamlet of Kleiner Mann, was nun?) is In Ongenade lelijker en iets minder uitdagend. De hooggespannen verwachtingen voor zijn gastregie bij TGA weet hij niet helemaal waar te maken. Wat blijft is het diepe gevoel van zwaarmoedigheid dat uit deze voorstelling spreekt, door Scholten van Aschat zo helder getoond.

In Ongenade van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 4/12/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 10/12 en in jan en feb 2012. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘De Russen!’ van Toneelgroep Amsterdam (HF)

Een paar keer zitten ze samen vooraan op het toneel. De een, Platonov, is een verlepte hedonist die vier vrouwen achter zich aan heeft, de ander, Ivanov, is een depressieveling met schulden die zijn doodzieke vrouw ontloopt en met een jong meisje aanpapt. Fedja van Huêt en Jacob Derwig zitten tegenover elkaar alsof ze weten dat ze ieder hun eigen tragedie beleven, dat ze niets kunnen doen om elkaars lot te verlichten.

Tsjechov schreef de twee stukken Platonov en Ivanov eind negentiende eeuw, helemaal aan het begin van zijn schrijversloopbaan. In een met hooggespannen verwachtingen omgeven voorstelling brengt regisseur Ivo van Hove met vrijwel het hele ensemble van Toneelgroep Amsterdam de twee nu samen in de zes uur durende marathonvoorstelling De Russen!, die imponeert in z’n schaal, maar even koud en bloedeloos blijft als het losgeslagen individualisme dat zij wil bekritiseren.

Aan de Vlaamse schrijver Tom Lanoye, die als toneelschrijver naam maakte met zijn grootscheepse Shakespeare-bewerking Ten oorlog, de pittige taak om de twee stukken in elkaar te schuiven. Vooral in het begin is dat goed gelukt. Alle achttien personages komen bij elkaar op een groot feest, dat speelt op een New York’s dak, tussen de schoorstenen, watertorens, reclameborden en graffiti. De mensen spreken over hufterigheid, het recht op beledigen en de aanwezige joodse kennis wordt op een akelig actuele manier gebruikt als zondebok voor de algemeen heersende ontevredenheid. Gedurende de hele voorstelling blijft Lanoye’s taal, vol barokke, maar levendige metaforen een van de grote attracties.

Maar het begin zet je op twee manieren op het verkeerde been. Gedurende het stuk worden de scènes steeds kleiner en intiemer en tegelijk gaan de thema’s steeds minder over de maatschappij en steeds meer over de individuele levens van de personages. En wat een verzameling onsympathieke slapjanussen bij elkaar! De meesten zijn dertigers die hun vroegere idealen in rook hebben zien opgaan. “Doodvermoeide utopisten die te klein, te laf en te ongelukkig zijn” om hun leven te veranderen.

Ze zijn ongebonden, voelen zich nergens thuis en zijn permanent onvoldaan. De oudere generatie is er nog erger aan toe; cynisch en meestal dronken. De enige jongere, het meisje van Ivanov, wordt in de knop gebroken. Maar in het massale decor en de enorme hoeveelheid personages vindt de toeschouwer zelf ook geen hechting om met een van deze personages mee te leven.

De vormgeving suggereert subtiel dat de gebeurtenissen zich in één lange nacht afspelen; na de warme schemering volgt de neonverlichte avond en de stille nacht. De daken, met hun rijkdom suggererende lichtkoepels, blijken verborgen nissen te hebben waar het leven van de zwervers en verslaafden dichtbij is. De muziek, van Tom Holkenborg, is helaas maar mondjesmaat aanwezig. In het begin zorgen de jachtige beats voor een nerveuze sfeer, naarmate het stuk en de nacht, vorderen worden het inwisselbare pianoklanken. Aan het eind staan alle personages in het kille ochtendlicht en wordt de rekening opgemaakt.

Aan het eind worden om en om de laatste scènes van de twee stukken gespeeld. Met als probleem dat beide stukken een nogal uitgesponnen, om niet te zeggen langdradig einde hebben. Dan gaat de exorbitante lengte van de voorstelling de toeschouwer opbreken.

Blijft over wat iedere TA-voorstelling overeind houdt: het spel van deze weergaloze troupe toneelspelers. Om er al te willekeurig een paar uit te lichten: de twee komische oudere schurken Gijs Scholten van Aschat en Hugo Koolschijn, Halina Reijn heel beheerst als Ivanov’s zieke vrouw en Barry Atsma als cynische, alcoholische dokter. Het contrast tussen de driftige, zinderende Van Huêt en de ingehouden, zelfbewuste Derwig is mooi uitgespeeld en had een centralere plaats in deze voorstelling verdiend. Nu blijft De Russen! cirkelen rondom een lege kern.

Holland Festival: De Russen! van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 19/6/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 25/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Nooit van elkaar’ van Toneelgroep Amsterdam

‘Ik ben groot en sterk en fantastisch.’ Steeds komt het zinnetje terug. Maar de vrouw die het uitspreekt zit alleen in haar lege appartement achter haar glazen rode wijn, wachtend op een man die niet komt. Maar ellendig is ze niet. In een schitterende rol geeft Chris Nietvelt haar wanhopig zelfinzicht en tegelijk bedaarde waardigheid.

De teksten van de Noorse toneelschrijver Jon Fosse (1959) werden tot nu toe alleen in de kleine zalen gespeeld, meestal door jonge acteurs. Het zijn anti-dramatische stukken over wat hij zelf noemt ‘de lege ruimte in menselijke relaties’, minimalistisch van taal en zonder conflict of climax. Dat Ivo van Hove het nu regisseert is alleen al interessant door de casting van Nietvelt en Gijs Scholten van Aschat, ineens wordt het ‘volwassen’.

De overeenkomsten met La Voix Humaine met Halina Reijn, vorig jaar in Amsterdam te zien, zijn duidelijk. Opnieuw zien we een eenzame vrouw die zich obsessief overgeeft aan verlangen naar een geliefde die haar al verlaten heeft. Maar in Nooit van elkaar komt de verbeelding tot leven en keert de man als droombeeld terug. Of is hun ontmoeting werkelijk en kunnen ze niet anders dan langs elkaar heen praten?

Het enorme decor is een onregelmatig gevormde ruimte, het lijkt een half verbouwd appartement, met onafgewerkte betonnen pilaren, een gat in het keukenblok en kartonnen dozen. Is ze er net in verhuisd of staat ze op het punt er te vertrekken? Zonnig licht schijnt door grote ramen links, later wordt het scherper en killer. De voorstelling is gestructureerd rondom de maaltijd, die in de schaarse tekst benoemd wordt. Aan het begin gaat Nietvelt naar het voorbeeld van Julia Child op televisie een kip te lijf, later dekt ze een tafel voor twee personen, terwijl ze maar één stoel heeft.

Het is de verdienste van Van Hove en zijn spelers – naast genoemden ook stagiaire Hélène Devos in een kleine rol als nieuwe vriendin van de man die akelig veel op haar voorgangster lijkt – dat ze in opperste beheersing de muzikaliteit en suggestieve kracht van Fosse’s steeds herhalende zinnetjes weten over te brengen en lading te geven.

Maar meer nog dan de taal is het Chris Nietvelt die de voorstelling spannend maakt. Het is fascinerend hoe gecontroleerd ze haar personage laat ontsporen. Door taal houdt ze zichzelf in de hand, maar tegelijk laat ze in de taal haar obsessies de vrije loop. In alles is ze het tegendeel van de uitvergrote Phaedra die ze eerder dit seizoen speelde. Scholten van Aschat is ook al zo mooi, bedaard en bijna een zelfbewust fantasiebeeld.

Het is jammer dat de tekst tegen het einde te veel uitlegt en niet genoeg vertrouwt op z’n aangename raadselachtigheid. Nietvelt’s personage kan berusten in haar ongeluk, maar dat was al duidelijk. Nee, Fosse is noch een nieuwe Ibsen, noch Beckett. Er valt zeer veel te genieten aan Nooit van elkaar, maar de spelers overvleugelen de tekst.

Nooit van elkaar van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 10/2/11 in Antwerpen. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 17/4 t/m 19/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Kinderen van de zon’ van TGA en NT Gent.

Toneelgroep Amsterdam en haar directeur Ivo van Hove leken een paar jaar zoekende, na hoogtepunten als Romeinse Tragedies, Opening Night en Angels in America volgden mindere seizoenen. Maar het gezelschap is terug, en hoe. Kinderen van de Zon is steengoed; een fel en indrukwekkend maatschappijportret, Van Hoves stevigste politieke stellingname sinds Het temmen van de feeks en een prachtig ensemblestuk, waarin de Vlaamse en Nederlandse spelers kluchtige vrolijkheid laten omslaan in diepe beklemming.

De voorstelling begint opvallend luchtig en speels. De verstrooide chemicus Pavel Protassov (Jacob Derwig met overkammer en fantastisch slechtzittend pak) ontsnapt steeds weer op een drafje naar zijn laboratorium om de problemen van alledag te ontlopen – met zijn huisbaas, zijn oude bediende (Frieda Pittoors als mooie kankerpit) en zijn getraumatiseerde zusje Lisa (Halina Reijn).

Het hele decor lijkt een parodie op de  stijlvolle design-huiskamers die Jan Versweyveld normaalgesproken maakt. Alles is lelijk, smakeloos en ouderwets. Een wittig kleedje hangt tot over de televisie die Russische tekenfilms en Rad van fortuin uitzendt. Pavel’s experimenten hebben het hele huis overgenomen. Tafels vol erlenmeyers, pipetten, kolven, horlogeglazen en thermometers laten nauwelijk ruimte voor thee, bier en brood. Het aanrecht is half voor een deur gebouwd. De hele eerste helft is gelardeerd met komische special effects met rook, schuim en harde knallen.

Pavel’s vrouw (Hilde van Mieghem) is zijn afwezigheid zat en zoekt aandacht bij een huisvriend, de schilder Wagin (Wim Opbrouck). In hun gesprekken over schoonheid, het goede, vrije wil vertegenwoordigt ieder een eigen filosofische stellingname, maar veel van hun gekeuvel lijkt weinig verband te hebben  met de problemen die zich buiten hun huis afspelen, zoals de oprukkende cholera in het dorp. Het sympathiekst lijkt nog de veearts Boris (Gijs Scholten van Aschat, in zijn eerste rol als ensemblelid van TGA, nuchter en aards), die niet zo hoogdravend is als de anderen en voor een paar roebel de staart van een hond spalkt. Zijn langdurige liefde voor Lisa wordt echter niet beantwoord.

Na de pauze wordt de stemming heel langzaam maar gecontroleerd grimmig. Het idealisme van de intellectuelen Pavel en Wagin blijkt hol (‘Ik zou iets willen doen; iets groots, iets heldhaftigs. Maar wat?’, roept de kunstenaar Boris uit) en maskeert een grote minachting voor het gewone volk. Pavel wijst verzoeken om zijn kennis in te zetten voor concrete problemen af. Alleen Lisa voelt de crisis aankomen. De televisie vertoont inmiddels Russische propagandafilms

Maxim Gorki schreef het stuk in 1905 in de gevangenis, waar hij terechtkwam door zijn kritiek op het Tsarenbewind die de arbeidersopstand in datzelfde jaar bloedig had onderdrukt. Van Hove trekt duidelijke lijnen tussen het onrustige Rusland van begin vorige eeuw naar nu. Aan het einde, waarin de buitenwereld verontrustend gewelddadig binnenkomt, pakt hij stevig uit. Maar de mokerslag is de monoloog die Reijn, onopgesmukt nu, tegen de zaal houdt en die eindigt met de woorden ‘Ik heb zo met jullie te doen.’

Kinderen van de zon van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 28/11/10 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 11/12. Tournee t/m 18/1. Meer info op www.tga.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity