Recensie: ‘Husbands’ van Toneelgroep Amsterdam

“Afgezien van de seks zijn jullie gewoon veel leuker”, zegt Harry tegen z’n makkers als hij besluit zijn vrouw te verlaten. Het waren vier dikke vrienden, maar nu is er één dood en op de begrafenis moet de priester op een papiertje spieken hoe hij ookalweer heet. Husbands, de nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam, volgt de overgebleven drie in het lost weekend dat daarop volgt.

Husbands is gemaakt op uitnodiging van het Europese Prospero-project, waarbij een speciaal gemaakte voorstelling langs zeven Europese steden trekt. Opnieuw kiest regisseur Ivo van Hove, na Faces en Opening Night, voor een bewerking van een film van John Cassavetes, maar deze keer blijft de spanning en de tragiek van die eerdere voorstelling achterwege.

De eerste helft is erg mooi. Het zijn lome, losse scènes, met een minimum aan verhaal en context. De drie vrienden willen niet naar huis, doen wedstrijdjes, drinken te veel, zingen liedjes, laten een meisje meezingen, maar sabelen haar dan neer, hebben een kater, maken ruzie en leggen het weer bij. Hans Kesting, Roeland Fernhout en Barry Atsma hebben zichtbaar lol in hun fysieke rollen en onderlinge competitie – met krijt turven ze hun basketbal-score op de muur. Het is eenvoudig, maar vitaal toneel over ongecompliceerde mannenvriendschap op een breekpunt.

Ze bewegen zich in een ruimte die alles tegelijk kan zijn: huiskamer met banken, kroeg (met een tap bovenop een piano), sportschool, hotel. Decorontwerper Jan Versweyveld gebruikt minicameraatjes die de acteurs op hun gezicht geplakt hebben, zodat het publiek op groot scherm kan zien wat de spelers zien. Het is een aardige gimmick, een alternatief voor de zichtbare of verborgen camera’s die altijd in Van Hove’s voorstellingen voorkomen. De muziek is van Bruce Springsteen, met Born to run als leitmotief.

Als de drie in een opwelling besluiten om naar Londen te gaan kantelt de voorstelling. Eenmaal daar duikelen ze alledrie een meisje op, die allemaal worden gespeeld door Halina Reijn. Dat doet ze geweldig, soms wisselt ze van personage met niet meer dan een opgetrokken bovenlip, maar alle mannen moeten nu één voor één hun crisis doormaken en dan blijkt dat ze individueel een stuk minder interessant zijn dan met z’n drieën bij elkaar.

De scène tussen Reijn en Atsma boeit nog het meest, een verknipt sexueel verleidingsspel dat nergens erotisch wordt, eerder wanhopig en melancholiek.

Twee van de mannen keren uiteindelijk terug naar vrouw en kinderen om hun rol als husband te vervullen, één blijft er achter. Bruce zong het al: “Everybody needs a place to rest/Everybody wants to have a home”.

Husbands van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 18/4/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 12/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Kritiek: ‘They shoot horses, don’t they?’ van Susanne Kennedy bij de Münchner Kammerspiele

Spreekstalmeester Rocky tergt nog het meest. Er is niets opzwepends aan hem, lijzig en vermoeid spreekt hij zijn tekst in de van het plafond hangende microfoon. ‘Roken op de vloer is strikt verboden’, lispelt hij terwijl hij er midden op staat en nog een haal van zijn sigaret neemt. Thomas Schmauser heeft voor de rol een lila jumpsuit aan en een lange blonde pruik op.

In Nederland is regisseur Susanne Kennedy al een paar jaar bekend als een van de grote talenten van haar generatie. Met een herkenbare signatuur en grote stijlvastheid maakte ze een eigenzinnig oeuvre, waarin ‘de blik’ centraal staat, het confronterende en uitdagende terugkijken van de spelers naar het publiek.

Johan Simons nodigde haar uit in München voor een gastregie in de Werkraum van de Münchner Kammerspiele, een nieuwe kleine zaal van het mega-gezelschap waar regisseurs kunnen experimenteren en voorstellingen langer aaneengesloten kunnen spelen (een bijzonderheid binnen het Duitse repertoiresysteem). Eerder dit seizoen maakte René Pollesch er al een voorstelling, later volgt Stefan Pucher.

Het is Simons’ bedoeling dat de Werkraum ieder jaar door een andere ontwerper wordt ingericht. Dit jaar maakte vaste Simons- en Volksbühne-vormgever Bert Neumann er een zilver-met-paarse kruising tussen een boksarena en een jaren tachtig-disco van, waarin het publiek in ingeschotte banken rondom het speelvlak zit.

Kennedy koos voor een bewerking van het boek They shoot horses, don’t they? van de Amerikaanse schrijver Horace McCoy, vooral bekend van de verfilming uit 1969 (met Jane Fonda), over een onbarmhartige danswedstrijd in de crisisjaren. Maar Kennedy laat haar spelers niet dansen. Ze wiebelen een beetje of maken minimale bewegingen met hun armen en langzaam cirkelen ze om het middelpunt, Rocky met zijn microfoon.

De spreekstal meester legt aan het begin de regels uit. Wie met z’n knieën de grond raakt is af, iedere paar uur is er tien minuten pauze en voor eten en drinken wordt gezorgd. De eerste week moet je dansen, daarna is er slechts één regel: je moet in beweging blijven. Degene die het langst overeind blijft krijgt duizend dollar. ‘Het zijn strenge regels, want het zijn harde tijden.’ De wedstrijd is echter zo coulant ingericht dat de uitputtingsslag zo lang mogelijk duurt. ‘Sadisme is sexy, masochisme een talent’, fleemt Rocky.

De verzameling deelnemers is weer zo’n vervreemdend ratjetoe als in al haar voorstellingen, hier lijken ze in hun kostuums al gespleten. We zien een Marilyn in een bruidsjurk, een boxer met een uitgestreken gezicht, een zwanger meisje dat gespeeld wordt door een acteur met een flinke baard en een oudere zeekapitein in een korte broek. Çigdem Teke, die ook in al Kennedy’s Nederlandse voorstellingen meespeelt, speelt Gloria, een Sneeuwwitje in hotpants met een knipperend oplichtende strik in haar haar. De eerste indruk is dat deze voorstelling cool is; nog even zelfverzekerd als in Nederland, maar nonchalanter omdat het minder ostentatief afwijkend is wat ze maakt.

Het en ronde spelen blijkt een rigoreuze ingreep in Kennedy’s stijl. In eerdere voorstellingen plaatste ze haar acteurs in een afgesloten ruimte, van waaruit ze voortdurend het publiek doordringend aankeken. Nu bewegen ze uitdagend rond en moeten ze steeds nieuwe focuspunten vinden. Ze komen jouw kant op en bewegen zich weer van je af. Het is fascinerend om die wisselende, zoekende concentratie van de spelers te observeren.

Je zag het de laatste jaren vaker in het Duitse theater: regisseurs grijpen terug op de jaren dertig om de huidige economische crisis te duiden. Ook Johan Simons deed eraan mee, met zijn Kasimir und Karoline door Von Horváth geschreven in 1932. Maar They shoot horses… gaat verder dan dat en weet met haar sfeer van exhibitionisme en verveling een duidelijke link te leggen naar reality shows en andere talententelevisie. Bovendien is er een scène toegevoegd uit de film Sunset Blvd. over de oudere actrice Norma Desmond die geen vrede kan vinden met haar leven buiten de spotlights.

In die zin werkt Kennedy verder aan het thema van Over Dieren. In die voorstelling ging het over vrouwen die pas waarde krijgen als ze door mannen ‘in gebruik’ worden genomen. In deze voorstelling vraagt ze zich af wanneer een mensenleven waarde krijgt. Want waarom doen mensen eigenlijk mee met deze wedstrijd? Niet vanwege het prijzengeld. De een wil er een film mee maken, hoewel hij weet dat het daarvoor veel te weinig is. Gloria wil er rattegif mee kopen om zich van kant te maken.

En zo onderzoekt Kennedy het filosofische begrip thymos – te vertalen als woede, eerzucht of bezieling. Plato plaatste het naast de rede en het verlangen (eros) als een van de drijfveren voor menselijk gedrag en Peter Sloterdijk schreef in zijn boek Woede en tijd (onder meer) een aanklacht tegen de postmoderne samenleving die door en door ‘erotisch’ is geworden: we laten ons leiden door onze (materiële) verlangens en door ons gebrek aan woede worden we apathisch.

Juist die verhouding tussen eerzucht, verlangen en apathie zit in al Kennedy’s voorstellingen. In Over Dieren werken de vrouwen werken mee aan prostitutie om ‘nut’ te hebben, in Emilia Galotti offert de hoofdpersoon zich welbewust op om haar eer te redden, Gloria in They shoot horses… vraagt een genadeschot als ze niet meer kan meedoen en dus niet meer ‘gezien’ zal worden. Kennedy heeft dus geen oplossing. Haar wereld bestaat uit eeuwig apatisch lijden of of eerzucht die leidt tot de dood. Haar schitterend vormgegeven pessimisme valt in Duitsland in goede aarde.

They shoot horses, don’t they? van Susanne Kennedy bij de Münchner Kammerspiele. Gezien 1/3/11 in München.

 

Reportage: Ivo van Hoves ‘Ludwig II’ in München

In een Jezuïetenkerk in renaissancestijl aan de drukste winkelstraat van München ligt in een ondergrondse crypte het graf van Ludwig II, de sprookjeskoning van Beieren. Bij de kist van de vorst, die in 1886 onder mysterieuze omstandigheden stierf, liggen altijd verse bloemen: vazen met lelies en enkele rode rozen. Onder de Münchners  is Ludwig nog steeds geliefd, en zijn nalatenschap – omvangrijke patronage van de kunst, fantastische kastelen (zoals het later door Walt Disney gekopieerde Neuschwanstein) – behoren tot de Beierse identiteit.

Het is dus een tamelijk beladen onderneming dat Ivo van Hove, artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam in München de voorstelling Ludwig II regisseert, gebaseerd op de film van Visconti. Die film legt namelijk de nadruk de meer problematische kanten van Ludwigs persoonlijkheid: zijn obsessie met kunst en desinteresse in staatszaken, zijn vermeende krankzinnigheid en het feit dat hij hoogstwaarschijnlijk homoseksueel was. En dan ook nog met Jeroen Willems in de titelrol.

Vantevoren was er dus wel enige angst voor een rel. Johan Simons, de Nederlandse artistiek leider van het gezelschap de Münchner Kammerspiele, die Van Hove uitnodigde om de voorstelling te komen maken, vertelt: ‘Er zijn in München nog behoorlijk wat aanhangers van de koning die niet bang zijn om van zich te laten horen. “Stimmt nicht”, hoor je dan ineens uit de zaal roepen. We hebben in de repetitieperiode een bijeenkomst gehad met een aantal historici, waarin we aan het publiek uitlegden en hoeverre Visconti’s film op waarheid berustte. Maar dat die man gewoon homosekueel was, wat uit allerlei bronnen blijkt, dat wil er gewoon niet in.’

Er was dus afgelopen donderdag wel wat meer spanning dan de gebruikelijke premièrestress, en de angst voor de ruim zestig critici in de zaal.

Het eerste dat opvalt aan deze enscenering is de sobere zwartwitte esthetiek. In tegenstelling tot de exuberante stijl van Visconti kozen Van Hove en zijn vaste ontwerper Jan Versweyveld voor een spaarzame vormgeving: een vrijwel leeg toneel met muren van lij waarop de koning later met schoolkrijt kinderlijk kasteeltjes en planeten tekent. Midden op de vloer staat een afgesloten huisje. We zien alleen de witte buitenzijde, als de enige deur opengaat blijkt het een overdadig gedecoreerde kamer, met gouden krullen en grote spiegels. Wat er binnen gebeurt zien we op het huisje geprojecteerd, maar de camerastandpunten zijn steeds zo dat je doelbewust de essentie mist.

Het is Jeroen Willems die de voorstelling samenbindt en speelsheid van de krijttekeningen verbindt met de bewakingscamera’s. Van de drieëneenhalf uur die de voorstelling duurt staat hij vrijwel ieder moment op toneel. Nerveus ronddolend en niemand aankijkend als hij zich geketend voelt aan het verstikkende hofprotocol, dan ineens vrij ademend als hij spreekt over zijn bewondering voor Wagner (meesterlijk zelfingenomen gespeeld door Wolfgang Pregler) of als hij een lakei verleidt tijdens het zwemmen. Het is een prachtrol, een waarin de paradoxale acteur, van wie je alles mag zien maar niets weet, moeiteloos past op het enigmatische personage.

De voorstelling duurt lang en weet niet continu te boeien, maar aan het eind, als Willems een vleugel omver duwt, de zaal verlaat, door een camera gevolgd bij de garderobe zijn jas ophaalt en de stad in verdwijnt is de ontlading groot. Willems blijkt inmiddels in München een echte publiekslieveling. Uit de zaal werd geen wanklank vernomen.

De Duitse critici zijn uitermate welwillend over de voorstelling. De invloedrijke Süddeutsche Zeitung vindt de filmdialogen in een zo ‘hoogsymbolische’ enscenering te karig, maar prijst de ‘zeer mooie en rijke theaterbeelden’ en het spel van Jeroen Willems. Johan Simons is zelfs een beetje teleurgesteld in het gebrek aan kabaal rondom de voorstelling: ‘Volgende keer moeten we het maar een beetje gaan uitlokken.’

Kader: Van Hoves internationale premières

Wie Ivo van Hoves premières dit jaar wilde bijhouden moest achtereenvolgens naar Berlijn (Der Menschenfeind bij de Schaubühne), New York (The Little Foxes bij de NY Theater Workshop), Amsterdam (Kinderen van de zon bij zijn eigen Toneelgroep Amsterdam), Antwerpen (Nooit van elkaar van TGA en de KVS) en nu München (Ludwig II bij de Münchner Kammerspiele). In juni volgt nog De Russen, tijdens het Holland Festival in Amsterdam. Van de buitenlandse gastregies zal er volgend seizoen één in de Stadsschouwburg te zien zijn.

Recensie: ‘Freetown’ van Dood Paard

Parool,recensies — simber op 14 november 2010 om 18:50 uur
tags: , , , , ,

De hele vloer van Frascati 2 ligt bezaait met een deken van lege blikjes bier en frisdrank. Het is geen grote zaal, maar de hoeveelheid volstrekt bevreemdend. Een paar plastic tuinstoelen staan met hun poten diep in de zee van blik. Als de spelers erdoorheen waden schrik je iedere keer weer van het overwacht krankzinnig harde lawaai.

Drie vrouwen komen elkaar tegen bij het zwembad van Venus Beach, een toeristische enclave in een niet nader benoemd Westafrikaans land. Ze zijn alleen en komen hier niet eens zozeer voor de zon en het strand, maar meer voor de mooie zwarte jongens die de westerse vrouwen graag van dienst zijn, mits die een bescheiden bijdrage leveren voor hongerige families of gederfde arbeidsinkomsten. Schrijver Rob de Graaf baseerde de tekst zeer losjes gebaseerd op de Canadese film Vers le sud uit 2005.

De drie worden gespeeld door Manja Topper (de cynische), Lies Pauwels (de wereldwijze) en Ellen Goemans (de idealistische). Ze dragen steeds wisselende variaties van panter-, jaguar- en luipaardprint, drinken uit blikjes die ze na afloop in de zee laten vallen. Ze wisselen hun wederwaardigheden uit, maar hun tegengestelde wereldbeelden leiden al snel tot gesprekken over waar racisme, cultuurrelativisme en westerse schaamte dicht onder de oppervlakte liggen. Ook hun kritisch vermogen is met vakantie; de tegenstrijdigheden in hun redenaties blijven onweersproken. Alledrie verdedigen ze hun eigen ongerijmde aanwezigheid in dit land met andere argumenten.

De mooiste rol is voor Pauwels. Met een trekje van haar mond transformeert ze van lief en redelijk naar spijkerharde afstandelijkheid. In een beheerste monoloog vertelt ze hoe ze met haar ‘vriend’ meeging de Afrikaanse stad in, waar het paradijs ruw verstoord wordt. Ook Goemans is sterk als de nieuweling, die in de loop van de voorstelling leert dat dit geen resort is, maar een trainingskamp voor gevoelloosheid.

De vloer vol blikjes is adembenemend mooi, maar beperkt ook de bewegingsruimte van de acteurs; als ze lopen kunnen ze niet praten. De voorstelling is daardoor talig en tamelijk statisch. Maar de tekst is scherp en als de voorstelling langer is ingespeeld zal de harde humor waarschijnlijk beter tot z’n recht komen.

Freetown van Dood Paard. Gezien 13/11/10 in Frascati. Aldaar nog op 15 en 16/11. Tournee. Meer info op www.doodpaard.nl

Dood Paard naar Guggenheim

Dood Paard is uitgenodigd door het Guggenheim Museum in New York. Het museum met de kenmerkende slakkenhuisvorm toont regelmatig theatervoorstellingen, maar internationale voorstellingen zijn een bijzonderheid. De groep zal van 28 april t/m 1 mei 2011 een engelstalige versie spelen van hun voorstelling Reigen.

Programmablad ‘Die Ehe der Maria Braun’

(Geschreven voor het Chassé Theater, dat op 1 mei 2010 Die Ehe der Maria Braun van de Schaubühne programmeerde.)

De voorstelling Die Ehe der Maria Braun (‘Het huwelijk van Maria Braun’) is gebaseerd op de gelijknamige film van Rainer Werner Fassbinder uit 1979. De Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier bewerkte in 2007 de film voor de befaamde Münchner Kammerspiele.

Bij de première werd de voorstelling, en met name hoofdrolspeelster Brigitte Hobmeier, zeer lovend ontvangen en in 2008 werd ze uitgenodigd voor het Theatertreffen in Berlijn, het festival met de tien belangrijkste Duitstalige voorstellingen van het jaar.

Het verhaal

Hermann en Maria Braun trouwen in 1943; tijdens de huwelijkscermonie vallen er bommen op het gemeentehuis. Twee dagen later vertrekt Hermann naar het front, maar keert niet terug. Hij is vermist. “Veel tijd hebben jullie niet gehad”, merkt een vriendin op. Maria: “Toch wel: een halve dag en een hele nacht.”

Ze begint haar leven als oorlogsweduwe, leert zich in leven te houden door te sjacheren op de zwarte markt, en ook haar liefdesleven wordt meer en meer ruilhandel. Ze krijgt een relatie met een zwarte Amerikaanse soldaat. Maar dan staat ineens Hermann voor de deur. Zonder aarzelen vermoordt Maria Braun de soldaat, maar bij de politie neemt Hermann de schuld op zich. Hij gaat de gevangenis in en opnieuw scheidt het echtpaar voor lange tijd.

Maria werkt zich langzaam maar zeker vooruit in het leven. Ze gaat de handel in en wordt een sluwe zakenvrouw. Ze begeeft zich in een mannenwereld, wordt soms gebruikt, maar  snel leert ze de regels van het spel en zet ze haar vrouwelijkheid en haar lichaam in als dat nodig is om voordeel te behalen. Steeds is ze op zoek naar meer welvaart, voor later als ze weer samen zal zijn met Hermann. Maar als het zover is, blijkt pas hoe hoog de prijs is die ze heeft moeten betalen.

De film en de voorstelling

Fassbinder’s film vertelt het verhaal van Maria Braun, met op de achtergrond de ontwikkeling van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog: het opruimen van het puin en de verwoestingen en daarna het ‘Wirtschaftwunder’ van de jaren vijftig, de onvoorstelbaar snelle wederopbouw van industrie en handel en de welvaart die dat opleverde. In de beweeglijke, vloeiende stijl van Fassbinders vaste cameraman Michael Ballhaus wordt hoofdrolspeelster Hanna Schygulla langzaam van een radeloze schooier tot een elegante, rijke vrouw.

Regisseur Thomas Ostermeier koos in het theater voor een andere benadering. In het middelpunt staat Brigitte Hobmeier als Maria Braun, alle andere rollen –moeders, echtgenoten, soldaten, journalisten, zakenmannen en vriendinnen- worden door vier acteurs gespeeld. Zo ligt in de voorstelling meer de nadruk op de verhouding tussen Maria en de mannen. Soms zijn zij het die zich aan haar opdringen en haar in het nauw bringen, dan weer windt zij ze allemaal om haar vinger en domineert ze het podium. En soms worden in een scène de verhoudingen plotseling radicaal op hun kop gezet, zoals wanneer Maria door een Amerikaanse soldaat belaagd wordt in een treincoupé.

Met jaren vijftig meubeltjes -bijzettafels en stoelen- in steeds nieuwe opstellingen worden scènes vloeiend gewisseld en wordt subtiel Maria’s steeds grotere welvaart aangeduid. Steeds gebruikt Ostermeier kleren of gordijnen als projectiescherm voor documentaire beelden: van verwoeste steden tot reclamefilmpjes voor de nieuwe, luxe consumptiegoederen van de jaren vijftig.

De voorstelling eindigt met een voetbalcommentator die op de radio verslag doet van het door Duitsland gewonnen wereldkampioenschap voetbal in 1954. Voor veel Duitsers een symbolisch moment dat hun land de verschrikkingen van de oorlog te boven was gekomen. Maar in Die Ehe Der Maria Braun ook het moment dat de mannen de zaak weer overnemen van de noodgedwongen geëmancipeerde vrouwen.

Thomas Ostermeier

Thomas Ostermeier werd in 1968 geboren in Soltau, vlakbij Hamburg als zoon van een beroepssoldaat en een verkoopster. Na zijn opleiding in Berlijn heeft hij daar altijd gewerkt. Sinds 1999 is hij als artistiek leider van de Schaubühne am Lehniner Platz, een groot ‘Haus’ (dat wil zeggen een theatergezelschap met een eigen schouwburg) in het westen van de stad. De Schaubühne was meest centrale theaters van West Berlijn, met artistiek leiders als Peter Stein en Luc Bondy, maar sinds de Wiedervereinigung is het centrum van de stad oostelijker komen te liggen en wordt de omgeving van het theater als buitenwijk gezien. Toch is de Schaubühne, naast het Berliner Ensemble, de Volksbühne en het Deutsches Theater nog steeds één van de vier grote, belangrijke ‘Häuser’ van de stad.

Ostermeier’s werk is min of meer te vergelijken met dat van Ivo van Hove in Nederland. Beiden kiezen radicale, vaak heftig emotionele interpretaties van klassieke toneelstukken, vaak met inzet van moderne videotechniek en beiden hebben een voorkeur voor vrouwen als het centrale personage. Ostermeier zei daarover in een interview: “Ik geloof dat vrouwen nog steeds, ondanks de strijd van de vrouwenbeweging, een zwakkere positie hebben in de maatschappij. Op het podium is dat interessant, want een dramatisch conflict van een vrouw in een toneelstuk is dan altijd ook een gevecht om macht en emancipatie.”

Ostermeier’s werk was de afgelopen jaren ook in Nederland regelmatig te zien. Hedda Gabler en Nora, die op het Holland Festival te zien waren, maakten indruk en in december vorig jaar speelde een door hem geregisseerde Hamlet met veel succes in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Zoals veel gerenomeerde Duitse regisseurs wordt Ostermeier veel gevraagd als gastregisseur en Die Ehe Der Maria Braun werd gemaakt bij het befaamde gezelschap Münchner Kammerspiele. En dat is nu net gezelschap dat vanaf volgend seizoen geleid gaat worden door de Nederlandse regisseur Johan Simons. Die krijgt dus als regisseur de beschikking over (onder anderen) de geweldige acteurs uit deze voorstelling. En omdat hij aangekondigd heeft dat hij de banden met Nederland warm wil houden zijn die waarschijnlijk de komende jaren nog wel vaker in Nederland te zien.

Recensie: ‘La Grande Bouffe’ van TGA en NTG

En weer valt het decor uit de lucht. Regisseur Johan Simons liet het eerder gebeuren in Platform (een berg vuilnis) en in Drei Farben (een auto), dit keer is het een berg in plastic verpakt vlees dat met een klap op het toneel terecht komt.

La Grande Bouffe (‘de grote schranspartij’), de schandaalfilm uit 1973 van Marco Ferreri over vier gegoede mannen die zich letterlijk dood eten, wordt nu op het toneel gezet door Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Voor Johan Simons is het zijn laatste regie in de lage landen voordat hij in september uit België naar Duitsland vertrekt om daar artistiek leider te worden van de Münchner Kammerspiele. Hij laat Nederland achter met een strenge waarschuwing over de functie van kunst, verpakt als verziekte komedie.

Simons dient de zaak op als een reconstructie. De twee vrouwen die bij het bacchanaal een rol spelen, een onderwijzeres (Elsie de Brauw) en een prostituee (Chris Nietveld), zetten de mannen in als zetstukken bij hun terugblik, en de voorstelling begint als de lijken al onder plastic liggen. De vier – een piloot (Jacob Derwig), een televisiepersoonlijkheid (Steven van Watermeulen, grotesk hilarisch), een rechter (Aus Greidanus jr.) en een chefkok (Wim Opbrouck, opvallend ingehouden maar daardoor grimmiger) – verzamelen zich in het buitenhuis van een van hen, kopen de meest exquise ingrediënten en gaan eten tot ze erbij neervallen. Seks is broodnodig en zo komen de vrouwen in het spel. Psychologie of motivatie worden niet bijgeleverd.

Al vaker hekelde Simons in interviews de afzijdige houding van het Nederlandse theaterpubliek dat liever amusement ziet dan polemiek, en nu zullen we het krijgen ook. We krijgen wanstaltige neptieten voorgeschoteld, seks tussen de vleeshopen, eindeloze poep en pieshumor en een scène als een ware schetensymphonie. De acteurs blijven hard komedie spelen ook al is het halverwege duidelijk niet meer grappig. Net als in Instinct hanteert Simons een geëxalteerde speelstijl, tegen het schmieren aan, waar mindere acteurs genadeloos mee door de mand zouden vallen. Alle middelen worden ingezet, steeds door de vrouwen geprepareerd op de requisietentafel achterop het toneel, op dezelfde manier als de mannen steeds nieuwe gerechten uit de keuken binnenbrengen.

De voorstelling speelt in een nogal kaal decor, maar heeft een zogenaamd ‘beeldconcept’ van kunstcriticus en curator Anna Tilroe, dat voornamelijk bestaat uit projecties op de achtermuur van min of meer bekende kunstwerken uit de afgelopen eeuw, van Willem de Kooning tot Joep van Lieshout en van Mapplethorpe tot Dumas. Soms zijn de beelden erg illustratief: wordt de chefkok geïntroduceerd, zien we een stilleven met fruit; bij de piloot hoort een (overigens erg mooi) schilderij van een enkel vliegtuigraampje. Dan weer zijn het poëtische associaties of zorgen ze voor contrast, zoals de eindeloze reeks beelden van vrouwen die zich in hun geslacht laten kijken, die een uitgebreid gesprek over eten begeleid.

Sowieso bestaat de tekst voornamelijk uit beschrijvingen van en lofzangen op eten. Recepten en menu’s  worden met erotische wellust voorgedragen, als de kok ruikt aan een van de vele slipjes die de prostituee uittrekt is zijn eerste associatie citroenmerengue. Eten en seks hebben voor deze mannen van positie gewisseld. Ze zijn ook niet zo oud als in de film en minder viriel, bijna fatjes met hun sjaaltjes, hun hoedjes en hun vestjes waarvoor ze elkaar complimentjes geven.

Zo is de link met het consumptiehedonisme makkelijk gelegd. Maar juist de beeldcollage en de copieuze stijl geven aan dat het Simons om meer gaat, namelijk de waarde van kunst zelf. Wij laten ons kunst opdienen om te consumeren, en dat is net zo decadent als deze mannen die zich dood eten. En dat is een inzicht om nog lang op te kauwen.

La Grande Bouffe van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 28/2 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 6/3 en 7 t/m 17/4. Tournee t/m 15/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Interview Johan Simons

Het werk van theaterregisseur Johan Simons is inmiddels vaker te zien in Duitsland dan in Nederland. Vanaf september wordt hij intendant van de Münchner Kammerspiele, waar hij vorig seizoen al Drei Farben maakte naar de films van Kieslovski met onder anderen Jeroen Willems. Komend weekend is die voorstelling in de Stadsschouwburg te zien. “Het contact tussen spelers en publiek is in Nederland vele malen directer en eerlijker.”

Het publiek verstijft collectief. Zo’n zevenhonderd mensen in de jugendstilzaal van de Münchner Kammerspiele zien de kabel breken. Met donderend geweld stort de donkerblauwe Volvo stationwagen zich met de neus naar beneden dwars door de toneelvloer heen. Drei Farben is begonnen.

Pathos is regisseur Johan Simons niet vreemd. Hij vestigde zijn naam samen met Paul Koek in de jaren tachtig met het locatietheater van Hollandia. Daarna verhuisde hij naar de grote zalen, eerst in Eindhoven en vervolgens naar Gent. Sinds enige jaren werkt hij als gastregisseur in München, vanaf september is hij er artistiek leider, of zoals de functie in het Duits heet: Intendant.

Na een serie voorstellingen naar aanleiding van het werk van de Franse schrijver Michèl Houellebecq is Drei Farben nu zijn derde voorstelling gebaseerd op de Poolse cineast Krysztof Kieslowski. “Ik raakte geïnteresseerd in Kieslovski omdat ik in Berlijn was en veel gesprekken voerde met mijn goede vriend en decorontwerper Bert Neumann”, vertelt Simons een paar dagen later aan de telefoon. “Hij is Oostberlijner en samen hadden we het over het politieke systeem vóór de val van de muur en de situatie nu. Kieslovski maakte zijn belangrijkste werk rond Die Wende: Tien Geboden gaat over de tijd waar het vermolmde systeem dreigt om te vallen. De Trois Couleurs serie gaat over het nieuwe Europa na de val van de muur.”

Continue reading “Interview Johan Simons” »

Recensie: ‘Rashomon Effect’ van TA2 en Frascati

Bijna alle acteurs uit Rashomon Effect speelden wel eens een rol in politieseries als Baantjer, Russen, Witse of Flikken. Licht vermaak met clichématige personages, een effectieve red herring en eindigend met één heldere oplossing van het gepleegde misdrijf. Maar zo eenvoudig is de werkelijkheid niet. De Japanse regisseur Akira Kurosawa maakte daarover de film Rashomon, over een verkrachting en een moord vanuit het perspectief van drie getuigen, die alledrie een overtuigende maar elkaar wederzijds uitsluitende versie van het verhaal vertellen. De waarheid is ongrijpbaar, de toeschouwer blijft in verwarring achter.

De jonge Vlaamse regisseur Joachim Robbrecht baseerde zijn voorstelling losjes op de film. Dat kan interessant zijn, maar hij maakte de fatale fout om aan het complexe gegeven nog een laag toe te voegen. Robbrecht doet in zijn werk onderzoek naar de Nederlandse identiteit (eerdere voorstellingen gingen over Anne Frank, de ‘V.O.C. mentaliteit’ en het weer) en nu gaat naast ‘de waarheid’ ook Peter R. de Vries onder het fileermes. Robbrecht verplaatste de handeling naar een hotel in het noorden van het land, waar toevallig een misdaadverslaggever na tien jaar televisie zijn autobiografie aan het bijwerken is en die meteen het heft in handen neemt. Vanaf dat moment is het Miss Marple-gehalte al onverdragelijk.

Natuurlijk, Robbrecht kiest doelbewust voor clichés. We zien een geldbeluste hoteleigenaar, een blonde femme fatale, een ideale dader (“Een eenzame jongen aan de rand van het dorp en van de samenleving”) en een methodisch werkende, lidwoorden vermijdende rechercheur die gedurende de voorstelling het uit whiteboards bestaande decor volkalkt. Maar waarom moet een andere vrouw ook nog als over the top Char met geesten praten? En waarom moet haar man daar onaangedaan foto’s van maken?

Al snel ontspoort de voorstelling in absurde, gestileerde scènes. De spelers voetballen met een plastic flesje, schrijven met nepbloed “slet” op het raam, herhalen elkaars gebaartjes en bulderen als een donderpredikant ernstige teksten over “De Waarheid”.

De satire op De Vries is uiteindelijk nog niet eens zo slecht gedaan. Alwin Pulinckx plaatst met flair de holle oneliners (“De slachtoffers… Gevangen in hun morele ontreddering. De dader… Loopt nog vrij rond”) en Florentijn Boddendijk zorgt op het toneel live voor een toepasselijk goedkope synthesizer-soundtrack. Maar de makers lijken hun materiaal dan al lang niet meer serieus te nemen.

Je kunt als bezwaar tegen Peter R. De Vries’ werkwijze aanvoeren dat hij echte mensen plaatst in de simplistische schema’s van de whodunnit. Toneelschrijver Rob de Graaf formuleerde in Met  Joran aan Zee (nu te zien als lunchvoorstelling in Bellevue) voorzichtig een antwoord door Natalee Holloway en Joran van der Sloot een alternatief verhaal te geven (overigens zonder De Vries te noemen). Maar Robbrecht bestrijdt hier simplisme met simplisme. En dat is ergerlijk.

Rashomon Effect van TA2 en Frascati Producties. Gezien 24/1/10 in Frascati. Aldaar t/m 30/1. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Teorema’ van Toneelgroep Amsterdam

Een grijze woestijn. Dat moet vormgever Jan Versweyveld in zijn hoofd  hebben gehad bij het maken van het decor van Teorema. De hele, enorme vloer van de Rabozaal van de Stadsschouwburg is grijs gestoffeerd, net als de meubels, de wanden, de kasten en de gestileerde keuken. Net zo leeg en grauw is het innerlijk leven van de familie die hier woont.

Opnieuw brengt regisseur Ivo van Hove een filmbewerking op het toneel, Teorema van Pier Paolo Pasolini. In de vrijwel dialoogloze film (“slechts 923 woorden” aldus de tagline in 1968) komt een mysterieuze en aantrekkelijke gast op bezoek bij een rijk, burgerlijk gezin. Hij heeft sex met allevier de familieleden en met de huishoudster en vertrekt weer, hun leven in puinhoop achterlatend.

Van Hove voegt meer taal toe: de personages praten niet met elkaar, maar beschrijven hun handelingen in de derde persoon. Het werkt als krachtig effect van vervreemding en afstand, die doorwerkt in hun verlangen naar de gast, de jonge, charismatische acteur Chico Kenzari. Geen van de vijf kan direct met hem omgaan; De moeder (Chris Nietveld) raakt bedwelmd door zijn kleren, de vader (Jacob Derwig) praat met hem in dialogen uit De dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj en de oudere huishoudster (Frieda Pittoors) verliest in een mooi frivole scène bijna de controle over haar stofzuiger.

Het is prachtig om te zien hoe vooral Nietveld en Pittoors als het ware opgetild worden door de aandacht en genegenheid van de jongeman. Het is niet alleen de sex, maar de troost en het leven in het moment die de personages tot een nieuw zelfinzicht brengt. Het vertrek van de gast is dan ook catastrofaal. De cleane huiskamer wordt een puinhoop, de muziek (van Eric Sleichim en strijkkwartet Bl!ndman New Strings) wordt atonaler en de personages zoeken allemaal een manier om  het verlies te compenseren van een passie die ze tot voor kort niet kenden.

De voorstelling is opvallend schematisch: de vijf personages schetsen een voor een hun leven; worden om de beurt verleid door de gast; nemen afscheid van hem; en gaan op hun eigen manier te gronde. Dat, gecombineerd met de onderkoelde vertelwijze, maakt dat de afstandelijkheid het in deze voorstelling wint van de heftigheid van de emoties die de gast oproept.

Net als in zijn vorige film-voorstelling Antonioni Project lijkt Van Hove op zoek naar een dramtische stilering die ineens heel ver verwijderd lijkt van warmbloedige en heftig emotionele voorstellingen als Opening Night en Angels in America. Er is veel te zien op het toneel –een kort optreden van een herdershond; een programma over stokstaartjes op een televisie achteraan; de schitterend uitgelichte achterkant van de oude zaal van de Stadsschouwburg die door de glazen achterwand te zien is; de muzikanten, die aan het begin en eind de vier dj-sets in de hoeken van het decor bedienen; Frieda Pittoors die warmte zoekt onder de synthetische vloertegels- maar de impact ervan is beperkt.

Overigens sprak regisseur Ivo van Hove vooraf enkele woorden naar aanleiding van de dood van Ramses Shaffy, waarbij hij de voorstelling aan hem opdroeg. Van Hove memoreerde Shaffy’s rollen bij Toneelgroep Amsterdam en beschreef de energie die de acteurs voelen als hij –tot vrij kort geleden- in de zaal zat.

Teorema van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 2/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 9/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Stalker’ van Nieuw West

Parool,recensies — simber op 11 september 2009 om 01:18 uur
tags: , , , ,

Stipt om negen uur gaat de bel. Het hele gezelschap van zes mensen rond een eettafel bij een theaterminnend stel op het Java-eiland valt ongemakkelijk stil. De heer de huizes opent de deur en komt even later binnen met acteur Marien Jongewaard. Mager, tanig en bleek is hij, met camouflagekleren aan, een capuchon op en een verfrommeld plastic tasje bij zich. Hij is de stalker en hij heeft een verhaal.

‘Gimmick’ is niet helemaal het goede woord, maar theatergroep Nieuw West doet regelmatig onorthodoxe ingrepen in de theatersituatie. Ze speelden ooit een voorstelling om vier uur ’s nachts, zetten echte junks op het toneel of speelden een voorstelling met open bar, zodat na een uur zowel spelers als publiek stomdronken waren. En nu speelt Marien Jongewaard de voorstelling Stalker dus bij mensen thuis. Geïnteresseerden kunnen zich opgeven bij Theater Frascati.

Nu is Jongewaard is een acteur met een zeldzame intensiteit. Hij heeft gevaar aan zich hangen, acteert met onverwacht heftige uithalen, speelt doelbewust met conventies en taboes. Kortom, iemand om met enige omzichtigheid in je huis te halen.

Maar Jongewaard laat zich in Stalker vooral van zijn kwetsbare kant zien. Vaste Nieuw West-schrijver Rob de Graaf schreef een tekst op basis van de gelijknamige film van Andrej Tarkovski. De stalker vertelt, met omwegen en poëtische ellipsen over zijn tocht met een wetenschapper en een schrijver door verboden zone van een desolate stad, op zoek naar een die een wens vervult als je er naar binnen gaat.

Maar eigenlijk doet de inhoud van de teksten van Rob de Graaf er niet meer toe. De elementen zijn grotendeels hetzelfde als zijn eerdere stukken voor Nieuw West: de eeuwige maatschappelijke randfiguur in kapotgemaakte, postindustriële wereld; de hoop op geborgenheid, de flirts met messen en fascisme; de zoektocht naar iets zuivers in een verrotte wereld.

Rond de tafel zittend, Jongewaard op een vuilnisbak, gaat het om de nabijheid van een vreemde, het ongemak, de wanhopige vraag om contact. En dan verzamelt de stalker zijn spullen en vertrekt hij weer. De deur laat hij open.

Stalker van Nieuw West. Gezien 10/9. Nog te zien tot 12/9. Kaarten en informatie via Frascati. www.theaterfrascati.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity