Interview Frie Leysen

interviews,Parool — simber op 17 november 2014 om 09:00 uur
tags: , ,

Voor het grote publiek is ze vrijwel onbekend, maar deze week krijgt Frie Leysen een van de meest prestigieuze prijzen van Nederland. De Vlaamse festivalmaker ontvangt woensdag uit handen van de koning de Erasmusprijs. “We delen niet de plek waar we leven, maar wel de tijd waarin we leven. Dat is de sleutel.”

De jury van de prijs noemt Frie Leysen (1950) “onverschrokken voorvechter van de podiumkunsten”, en dan specifiek voor het soort theater dat wars is van politieke trends of economisch denken. Vanaf het begin van haar carrière, toen ze directeur was van het Antwerpse theater DeSingel, is ze bezig om voorstellingen van niet-Westerse kunstenaars naar Europa te halen. “Het is de taak van een programmeur om te tonen wat we nog niet kennen”, zegt ze daarover in een Skype-gesprek vanuit Brussel.

U werkt voornamelijk achter de schermen. Hoe is het om een keer in het volle licht te staan?

Het is inderdaad niet echt mijn stijl. Ik zie de prijs dan ook als een erkenning voor een specifieke visie op de kunstsector. En een erkenning van kunst die kritisch is en schuurt. Dat is een manier van werken die in deze tijd verdedigd moet worden, los van economische, politieke en sociale argumenten. Daar hebben we in Europa nood aan.

In 1994 richtte u KunstenFestivalDesArts op in Brussel. Hoe kwam u erbij om daar vooral theater uit niet-Westerse landen te tonen?

Je kunt een festival of een zaal programmeren van achter een bureau. Maar ik wil weten waar de volgende generaties zitten. Al voor de programmering van DeSingel reisde ik veel, en overal waar ik kwam zocht ik naar hedendaagse kunst, niet het folkloristische. Op KunstenFestivalDesArts combineerde ik dat met hele lokale projecten. Ik zie het als de uitzoombeweging van een cameralens: je begint dichtbij, en dan draai je naar het grote perspectief. Op die manier kun je hopelijk zien hoe alles werkelijk verbonden is.

Het universele kan van heel dichtbij komen en van heel ver weg. We delen niet de plek waar we wonen, maar we delen wel de tijd waarin we leven. Dat is de sleutel. Dat geldt speciaal voor het theater. Het is ephemeer, het bestaat alleen hier en nu en als het voorbij is, is het weg. Zo bijzonder, zo ongrijpbaar en daardoor (economisch) waardeloos. We zoeken de noodzaak van het waardeloze blijven bevechten.

Is de afstand tussen de plek waar het werk gemaakt wordt en die waar u het vervolgens toont wel te overbruggen?

Ik kijk altijd met twee paar ogen. Ik wil een kunstwerk altijd zien binnen de eigen sociale en politieke context, dus ik reis heel veel en bezoek kunstenaars en spreek met ze in hun atelier. En daarnaast kijk ik met de vraag: wat kan het betekenen als je het transplanteert naar een context in België of Duitsland of Nederland? Hoe pertinent is het dan nog? En daarbij maak je onvermijdelijk veel fouten.

Maar als een werk sterk is, dan is het overal sterk. Kunst is geen westers idee. Modernisme wel. Dat is een groot probleem. Als ik in Libanon of Caïro ben hebben alle kunstenaars het over DeLeuze of Foucault of andere westerse filosofen. De intellectuele en esthetische normen zijn westers. Maar ik heb nu wel het idee dat we op een keerpunt staan. Kunstenaars in Azië en Arabië zijn op zoek naar hun eigen normen, criteria en geschiedenis. Dat kan een artistieke revolutie teweeg brengen.

U werd programmeur bij de Wiener Festwochen, maar u vertrok al na een jaar, met een uiterst kritische afscheidsbrief. Wat is daar gebeurd?

Dat soort festivals –zoals ook het Holland Festival in Nederland, maar het geldt voor veel culturele instellingen– zijn ooit in het leven geroepen omdat ze urgent en noodzakelijk waren. Maar het gaat steeds meer over prestige, glamour en citymarketing. Daar is de kunst te goed voor. Ik mis totale binding met de wereld en de maatschappij. Misschien hebben die festivals wel hun rol vervuld, of misschien zijn ze nog van binnenuit te veranderen. In Wenen heb ik dat geprobeerd, maar het is niet gelukt. Uiteindelijk wilden ze niet veranderen, de dinosaurussen hebben gewonnen. Maar er moet ruimte komen voor nieuwe vormen en voor nieuwe manieren van denken. Als festivals afglijden tot consumptie zit het fout.

Maar helpen die glamour en prestige niet om uw voorstellingen naar het publiek te brengen?

We proberen in de kunst te veel iedereen te plezieren en dan plezier je uiteindelijk niemand. Kunst is elitair, dat blijft zo en dat moet zo blijven. Vervolgens is het zaak om die elite zo groot mogelijk te maken. Maar je moet het publiek wel serieus nemen. De lat moet hoog liggen.

Heb zijn als publiek iets belangrijks verloren: het vertrouwen in onze intuïtie. We bekijken kunstwerken erg intellectualistisch, we hebben het idee dat we het moeten begrijpen. Maar het kan je toch ook gewoon raken? Dat is misschien ook deels mijn schuld als programmeur. We hebben de intuïtie uitgeschakeld, en daarmee jaag je het publiek weg. Je moet het publiek niet het gevoel geven dat ze dom zijn.

De uitreiking van de Erasmusprijs is woensdag 12/11 in het Paleis op de Dam. Daarnaast is de voorstelling Ivanov van de Mehr Theatre Group uit Iran (11/11 in de Stadsschouwburg) te zien in de door Frie Leysen geprogrammeerde serie Get Lost. Meer info op www.getlost-theater.nl

Nieuwe lucht en nieuwe grond – TF 2014

Theater van de dag, theater van de nacht. Soms heb je even nieuwe woorden nodig om je denken op weg te helpen. De Staat van het Theater, uitgesproken door Thomas Oberender bij de opening van het Nederlands Theaterfestival (TF), had ze in overvloed. Die opening zette de toon voor een opzienbarend festival, niet eens zo zeer door de voorstellingen (die waren over het algemeen erg goed, maar in feite ook alweer oud nieuws), maar door het levendige debat eromheen, waarin nieuwe stemmen naar voren kwamen, onbeschaamd utopisch werd gedacht en een nieuw zelfvertrouwen van de theatersector onmiskenbaar was.

Theater van de dag en theater van de nacht zijn misschien termen voor een een tegenstelling die al eeuwen in het theater aanwezig is; vroeger noemden we het Aristoteliaans en Brechtiaans, of grote zaal en vlakke vloer, of basisinfrastructuur en fondsgesubsidieerd. Maar met name Oberenders metafoor van het kasteel van Dracula voor het repertoiretoneel blijft hangen. Antigone, Hamlet, Hedda Gabler als vampieren, “de gewaardeerde doden die niet kunnen sterven. Hun levens, die literatuur geworden zijn, kunnen ons leren hoe te leven en daarom voeden we hen met ons bloed, onze geest en onze tijd.”

Ik begreep ineens veel beter wat Susanne Kennedy doet in haar voorstellingen. In het meeste moderne repertoiretoneel zetten de vampieren hun zonnebrillen op, ze smeren wat rouge op hun wangen en ze verbergen hun tanden. Bij Kennedy tonen ze juist hun monsterlijkheid, het bloed druipt – soms letterlijk – van hun gezichten.

Maar Oberender sprak niet alleen in metaforen. Zijn belangrijkste uitspraak was kraakhelder: “Theaters hebben geen publieksprobleem. En theater is niet een kunstvorm in crisis. Het theater heeft een financieel probleem.” Het was Tobias Kokkelmans (dramaturg van Wunderbaum) die dit voorzetje knalhard inschoot met zijn lezing tijdens het debat Kunstbeleid over de grens.

Het theaterbezoek stijgt al decennia, liet Kokkelmans overtuigend zien. Die groei wordt echter aan het zicht onttrokken door het nog veel harder stijgende aantal nieuw gebouwde theaterzalen. Door die ‘stoelenwoeker’ zijn de zalen dus gemiddeld leger. En dat schijnbaar afnemende draagvak wordt, volgens Kokkelmans, politiek ingezet om de democratische traditie van het Nederlandse theater (zeer veel kleinere toneelgroepen, autonome acteurs, vrije organisatievormen, productiehuizen zonder artistieke kleur) af te breken en in plaats daarvan in een proces van ‘aristocratisering’ meer geld en macht te concentreren bij minder instituten.

Het was een memorabele middag, met name door Kokkelmans bijna niet te bedwingen woede over deze betreurde ontwikkeling. Ook als je het niet in alles met hem eens bent, valt niet te ontkennen dat hier een nieuw verworven assertiviteit bijna tastbaar werd.

En je zag het vaker tijdens het festival. Jong theatervolk dat zich niet wenst neer te leggen bij de status quo en vrijmoedig nadenkt over het theaterveld. Of het nu gaat om het afschaffen van sterren bij recensies, om een bloeiende toneelschrijverscultuur of het compleet herbouwen van de subsidiestructuren, theatermakers laten luid en duidelijk horen wat zíj willen. Toevalligerwijze was tijdens het festival het Tweedekamerdebat over de cultuurbegroting, waar D66 en SP middels een motie ruimte schiepen voor nieuwe input van het veld over talentontwikkeling, hetgeen in de luwe uren van TF leidde tot koortsachtige besprekingen en een in hoog tempo opgesteld alternatief plan voor talentontwikkeling dat door een enorm deel van de sector wordt ondersteund.

Kortom, TF leefde en zorgde tien dagen lang vrijwel elke dag voor nieuwe plannen, ideeën en opinies en stelde op die manier de agenda voor het komende seizoen. Dat is voor een groot deel te danken aan het uitstekend samengestelde randprogramma Nieuwe Grond van Anoek Nuyens waarbinnen de meeste van de bovengenoemde discussies plaatsvonden. Maar ook bij de dag van de programmering en de Staat van de Theatertekst was duidelijk een nieuwe toon te bespeuren. “Het draagvlak neemt toe!” “We hebben de sleutel zelf in handen; (…) laten we niet bang zijn voor de 2 sterren, voor de techniek of lege stoelen.” “Er is nu, op dit moment, een kans om een nieuwe, bestendige, kwalitatieve toneelschrijfcultuur te creëren.”

“We hebben na de bezuinigingen een aantal depressieve jaren achter de rug, maar een nieuwe generatie stroomt in en neemt nieuw zelfbewustzijn met zich mee”, zei festivaldirecteur Jeffrey Meulman na afloop van het Gala van het Theater. Ik denk dat dat klopt. Als reactie op het negatieve discours rondom de kunsten heeft het theaterveld een paar jaar lang geworsteld met de fundamenteelste vragen: waartoe dient de kunst? Waarom moet het gesubsidieerd worden? Wat is onze relatie met de samenleving en met de overheid?

In een paar dagen werd kraakhelder dat die vragen an sich negatief en defensief zijn en dat de sector weer zelf het heft in handen moet nemen. Theatermakers zijn het meer dan zat om altijd vanuit verdediging over theater te moeten spreken. Dat er nu nieuwe, eigen woorden worden gevonden geeft enorm veel lucht. Het voelt daarmee alsof er een nog ouder hoofdstuk wordt afgesloten, namelijk het verhaal over de bestelcrisis die in 2006 werd uitgeroepen door VNT-directeur Jan Post.

De vraag is nu hoe deze nieuwe energie het komende seizoen kan worden omgezet in handelen, of op z’n minst in nieuwe gesprekken. Een eerste aanzet werd al gegeven in het programma Radio Futura dat Nieuwe Grond en Frascati organiseerden, en dat tijdens TF al begon, maar nog een aantal weken erna door liep (en waar ik zelf zijdelings bij betrokken was). In een radiostudio in Frascati 4 (dat vooral door Café de Richel –dat gerund wordt door de Theatertroep– pijlsnel het hyperactieve nieuwe jeugdhonk van het Amsterdamse theaterleven is geworden) vinden inhoudelijke gesprekken plaats over macht, kritiek en politiek in een decor dat bestaat uit een groot aantal wijze citaten van filosofen en kunstenaars over de verhouding tussen kunst en samenleving.

Er staat het komende seizoen een hoop op het spel. Komend jaar worden de piketpaaltjes geslagen waarbinnen het volgende kunstenplan zich afspeelt. Wil de minister de Basisinfrastructuur voor theater verder verkleinen? Krijgen jonge makers enige autonomie in hun eigen ontwikkeling? Komen de twee circuits van het Nederlandse theater nog scherper tegenover elkaar te staan? Welke rol gaat Johan Simons spelen bij zijn eventuele terugkeer in Nederland en wat gaat zijn imposante aanwezigheid veroorzaken? Wat voor gevolgen heeft het toenemende belang van de gemeenten in het cultuurbeleid?

Het is hoog tijd dat het theaterveld zichzelf over deze kwesties gaat uitspreken. Maar belangrijker nog is een visie voorbij de politieke horizon van vier jaar. “Een plan over waar het theater over tien jaar ongeveer staat”, zoals George Lawson het formuleerde op Radio Futura. Het Theaterfestival toonde daartoe een hoopvol nieuw elan. Beginnend met Thomas Oberender: “Theater is de oudste kunstvorm ter wereld. Vanaf het begin streeft het ernaar om een leugen te creëren die ons de waarheid vertelt. Dit maakt ons experts op het gebied van verandering.”

5 Routes voor De Parade

overig,Parool — simber op 13 augustus 2014 om 13:10 uur
tags: ,

Voor Wereldverbeteraars
Het wereldleed houdt nooit op, ook niet op het festivalterrein van de De Parade. Gelukkig zijn er idealistische theatermakers die vanuit hun tentje werken aan het beter maken van de wereld. Doe met ze mee!

* George en Eran lossen Wereldvrede op! Deel II
Vorig jaar speelden de bevriende acteurs Eran Ben-Michaël (Nederlands-Israëlisch) en George Tobal (met Syrische roots) hun conflictkomedie, waarin ze samen de problemen in het Midden Oosten aanpakken. Als zij vrienden kunnen zijn, dan kunnen hun vaderlanden toch vrede sluiten? Vorig haar is het niet gelukt, daarom dit jaar nog een poging.

* Speak
Sanja Mitrovic en Matthieu Sys spelen speeches van bekende figuren uit de afgelopen eeuw. U mag kiezen: wie vindt u beter? Door wie laat u zich overtuigen? Pas achteraf hoort u welke woorden van wie waren. Vindt u Hitler misschien toch geloofwaardiger dan Churchill? Heeft Thatcher meer overredingskracht dan Obama? Bent u misschien toch beïnvloedbaarder dan u dacht?

* Dominee Gremdaat
Als het wereldleed zwaar op uw schouders drukt en u behoefte heeft aan een shot optimisme, dan staat Dominee Gremdaat gelukkig voor u klaar. Met zijn opbeurende preek Dominee Gremdaat weet van wanten wijst hij u de weg naar een evenwichtig en ruimdenkend leven!

 

* Eettip: John Altman’s Rainbow popcorn
John Altman maakt niet alleen bijzondere popcorn (bio en genvrij), maar zijn mobiele popcornfabriek wordt bemand door mensen van de Regenbooggroep, die ex-daklozen helpt te reïntegreren in de maatschappij. Drink er een glaasje kraanwater (met of zonder koolzuur) bij uit een flesje van Join the Pipe (te koop naast de toiletten), dat waterprojecten opzet in ontwikkelingslanden.

 

Voor Oost-Azië-freaks
U kent de vier keukens van China, weet wat een Otaku is en kent de wisselkoers van de roepia. In de zomer vermijdt u de tropische stormen, maar op de Parade komt u nog even uw kennis bijspijkeren.

 

* Once upon a time in the east
Oddah en Saïdja zijn buurkinderen, maar in de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië komen ze lijnrecht tegenover elkaar te staan. Het Volksoperahuis maakt een vrolijke en spannende eastern, met wajangpoppenspel, krontjongmuziek en Javaanse dans.

 

* Bokko
Een explosieve dansperformance geïnspireerd op Gangnam Style en andere Aziatische pop- en danshits. Karel van Laere en Vanja Rukavina smeden manga, reclame en beeldcultuur samen in een slimme, razendsnelle mix.

 

 

* Happy Garden
Tinus en José willen na een levensveranderende reis naar China zelf een restaurant openen. Dorpscafé ‘het Wapen van Schijnveld’ wordt chinees restaurant ‘Happy Garden’. Pijnlijke humor van Servaes Nelissen, Kim van Zeben en de Frima Rieks Swarte.

 

Eettip: Super buikspek met gember en pepers van Sticky Fingers of de sui kau van Hotmamahot

 

Voor Parade-puristen
U komt al eeuwen op de Parade –u vergist zich zelfs wel eens en noemt het nog de Boulevard of Broken Dreams– en ziet de drukte en de vele vernieuwingen met lede ogen aan. Vroeger was het natuurlijk leuker, maar met een paar klassieke ingrediënten komt u de avond wel door. Maar waarom komt Ellen ten Damme dit jaar nou niet naar Amsterdam?

 

* De Levende Jukebox
Helen en Yvonne (Mariëlle Tromp en Marianne van der Staaij) maken al bijna twintig jaar de Parade onveilig met hun enorm gevarieerde repertoire op afroep. Cash betalen.

 

* Ashton Brothers
De vier mimisch begaafde acrobaten reisden inmiddels de hele wereld over met hun spektakelshows vol halsbrekende toeren en een flinke portie muziek, maar het begon ooit hier op De Parade. Met hun show Un, Dos, Tres, Cerveza! zijn ze weer even terug in de tent.

 

* De Sportmonologen
Zelfs een purist zal moeten erkennen dat sommige nieuwigheden heel erg geslaagd zijn. Zoals De Sportmonologen op De Parade, waarin bekende sporthelden –in Amsterdam onder anderen Pieter van den Hoogeband, Mark Tuitert en judoka Edith Bosch– in een kwartier vertellen over de hoogte- en dieptepunten van hun carrière. Vrolijk, ontspannen en inspirerend.

 

* Eettip: De tapas, visstoof en merguezworstjes van kunstenaar/kookgek Andre Amaro zijn net zo classic Parade als de Fontijnbar en de Zweef.

 

Voor Rosédrinkers
Het duurde een paar jaar voordat u erachter kwam dat er in die tentjes op De Parade ook nog allemaal theater te zien is. Dat maakte het feest voor u alleen maar extra leuk. U heeft genoeg aan een zonnetje, een voorstelling met harde grappen en een flesje rosé om er een feestje van te maken. En haal dan dat zonnetje en die voorstelling maar weer weg.

 

* Buurman & Buurman XL
Buurman & Buurman voor kinderen? Vergeet het maar! Deze goede buren gaan door met klussen tot het pijn doet en vertellen elkaar ondertussen ook nog even echt de waarheid. Slapstick en fysieke humor voor grote mensen. A je to!

 

* Hendrick-Jan de Stuntman
Paradeklassieker, deze stuntmannen met veel huis-tuin-en-keuken-apparatuur en explosieve stunts. Dit jaar gaat het over gezinschaos met een nieuwe baby.

 

* Silent disco
De Zweef is met een slok op al snel te riskant, maar de Stille Disco is leuk totdat je op de grond ligt.

 

Eettip: Eten? Eerst nog een flesje rosé.

 

Voor Paradehaters
We begrijpen u wel. Het is makkelijk om een hekel te hebben aan De Parade: die platte semi-culturele kermis vol bezopen nep-bohemièns. Maar met een paar simpele regels kan zelfs de grootste hater toch nog een magische avond hebben. 1) Beperk uw bezoek; eens in de twee á drie jaar is genoeg om u eraan te herinneren dat die reizende camping toch wel iets heel bijzonders is. 2) Kom vroeg (vijf uur-ish) en vertrek op tijd (na tienen is het te druk en te dronken). 3) Ga niet in Amsterdam – oh, te laat… 4) Ga naar de volgende voorstellingen:

 

* Ludwig
Steef de Jong maakt met zijn gezelschap Groots en Meeslepend op De Parade een mini-operette over de eenzame sprookjeskoning Ludwig van Beieren. De koning leefde voor de kunst en werd langzaam krankzinnig. Mooie liedjes, kinderlijk inventieve decors, een innemende artiest en nog leerzaam ook; Ludwig is De Parade op z’n best.

 

* Beschuit met Muisjes
Een Nederlandse komedie uit de oude doos, Beschuit met Muisjes van Herman Heijermans, gespeeld door ouwe rotten in het toneelvak – onder anderen Bram van der Vlugt, Nettie Blanken en Frits Lambrechts. Vaderlands ambacht.

 

* Barbaren
Johan Fretz schreef voor Toneelgroep Oostpool een venijnige komedie over pislinke hardwerkende Nederlanders in Almere Muziekwijk. Een half uurtje verfrissend gekanker in een oogverblindend zuurstokdecor.

 

* Offending the audience
Peter Handke schreef met Publieksbeschimping een uitzonderlijk toneelstuk dat gaat over het publiek, hun verwachtingen, met acteurs die weigeren een toneelstuk op te voeren. Dansgroep Club Guy & Roni maakt er een multidisciplinaire happening van.

 

Eettip: Het diner dat het minst op festivalvoer lijkt vind je bij visrestaurant Zijpe Stijl, en dan met name de halve Oosterscheldekreeft van de grill. Ook de gefrituurde courgettebloemen van Haute Friture zijn niet te versmaden.

 

 

 

Interview Wouter van Ransbeek

interviews,Theatermaker — simber op 21 juni 2014 om 10:00 uur
tags: ,

Met zijn ervaring bij de Wiener Festwochen, Theater der Welt en Toneelgroep Amsterdam is Wouter van Ransbeek de ideale gesprekspartner voor een gedachtewisseling over het Nederlandse festivallandschap. En daarmee automatisch ook over talentontwikkeling. “In een festival kun je over de rand van het normale hangen en experimenteren.”

Het is een complexe tijd voor festivals, is de voorzichtige conclusie aan het eind van het gesprek. ‘Complex’ is een woord dat dan al vaak is opgedoken. Festivals hebben volgens Van Ransbeek te maken met een drietal grote trends: “Er is sprake van ‘MacFestivalisering’ – er is een enorm aantal festivals met grote onderlinge concurrentie, en veel bundelingen van voorstellingen heten alleen om marketingredenen festival; tegelijk is het belangrijkste profiel van veel festivals –de internationale programmering– deels overgenomen door de reguliere podia; en tenslotte is er er geldgebrek, waardoor er minder kan worden geprogrammeerd en er veel meer op korte termijn moet worden gewerkt.”

Van Ransbeek begon na een studie politicologie in Gent zijn carrière in 2001 als assistent van Gerard Mortier bij de Ruhrtriennale en werkte later mee aan de programmering van de Wiener Festwochen en Theater der Welt in Stuttgart. In 2006 werd hij door Ivo van Hove naar Toneelgroep Amsterdam gehaald om het internationale beleid van het gezelschap te ontwikkelen en om samen met Frascati en de Toneelschuur het talentontwikkelingsprogramma TA2 op te zetten.

Twee polen

“Eigenlijk zijn er maar een paar soorten festivals in de wereld”, begint Van Ransbeek. “Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden grote Europese Festivals als Wiener Festwochen, Edinburgh, Avignon en het Holland Festival. Daar gaat het om kunst met de grote K en om culturele uitwisseling: de nieuwe internationale tendensen in dans, muziek, opera en theater werden in het eigen culturele landschap geplaats en de eigen, nationale kunstenaars werden in een internationale context gepresenteerd. De meeste van die festivals functioneren nog steeds op dezelfde manier.”

“In de jaren ’80 en ’90 ontstond een nieuw soort festival: kleinschaliger, open, meer gericht op het lokale, de dialoog en op een nieuwe omgang met het publiek. Dat moest niet meer alleen passief de grote kunst bekijken, maar betrokken worden in de totaliteit van het festival. Dat zie je duidelijk bij bijvoorbeeld Oerol en De Parade. Dat ging samen met de ontwikkeling van experimentelere theatervormen en ervarings- en locatietheater. Ik denk dat het festivallandschap zich nog altijd tussen die twee polen beweegt. Slechts een paar festivals, zoals Wiener Festwochen, proberen beide te combineren.” Continue reading “Interview Wouter van Ransbeek” »

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity