Recensie ‘De Kleine Oorlog’ van Valentijn Dhaenens/Skagen
In het herdenkingsjaar 2014 is er een hoop toneel te zien geweest over de Eerste Wereldoorlog. Een staartje daarvan bereikt deze week Amsterdam met de voorstelling De kleine oorlog van de Vlaamse toneelspeler Valentijn Dhaenens.
Dhaenens, lid van het collectief Skagen, maakte een compilatie van teksten van soldaten, verpleegsters en lage officieren; het voetvolk van de oorlog dat het hardst te maken krijgt met de angst, de modder, de wonden en de valse retoriek. De oudste tekst in van Atilla de Hun, de jongste van een Amerikaanse soldaat in Irak.
Zes jaar geleden volgde Dhaenens hetzelfde procedé in de voorstelling Degrotemond, waarin hij fragmenten van roemruchte speeches, onder meer van Goebbels, Patton, Lumumba en George Bush, met elkaar verknoopte.
De huidige voorstelling gaat dus min of meer over slachtoffers van de mannen met hun grote monden en dito woorden, vandaar De kleine oorlog.
Aan het begin van de voorstelling rijdt Dhaenens, in een sober verpleegstersuniform, een bed op met daarop een groot beeldscherm, met daarop nogmaals Dhaenens, nu liggend onder beige dekens, maar wel levensgroot, zodat de verpleegster zich met enige overtuiging over hem kan ontfermen.
Dit is het universele slachtoffer: doof en blind, armen geamputeerd, benen verlamd, tong uitgerukt. De hele achterwand blijkt een groot videoscherm, waarop Dhaenens in veelvoud verschijnt, ook weer zo groot als de levende acteur, zodat vervreemdende dialogen mogelijk zijn.
Het is allemaal buitengewoon esthetisch, maar ook problematisch. Alle figuren op het scherm hebben hun verhaal, en dat zorgt ervoor dat de levende speler voor het doek vaak – door zichzelf nota bene– gereduceerd wordt tot toekijkende figurant.
Bovendien zijn de verhalen vaak niet bijster prikkelende rapportages van onmacht en ellende. Pas bij de aftiteling wordt de diversiteit van de bronnen helder, tijdens de voorstelling plaatste ik het meeste materiaal toch in de Eerste Wereldoorlog.
Boeiend wordt het ineens bij het verhaal van een officier die betoogt dat als oorlog alléen maar hel was, de mens er wel mee op zou houden. Er moet dus iets zijn wat we alleen daar kunnen halen. Om vervolgens de extase van het doden te beschrijven. Daar wordt even de ‘Nooit meer oorlog’-teneur doorbroken. Mooi is ook hoe de verpleegster de geschiedenis beschrijft van de fysieke angstreactie van soldaten, die we nu PTSS noemen.
Waar Nederlandse voorstellingen over WOI vaak met veel theatraal vertoon – hilarische slapstick in De laatste dagen der mensheid van ’t Barre Land; speelse live animatiefilm in De Grote Oorlog van Hotel Modern; uitzinnige filmische fantasie in Gavrilo Princip van De Warme Winkel – de absurditeit van de wereldoorlog proberen te vatten, nemen Belgen de materie serieuzer – zie ook Front van NT Gent. Dat is natuurlijk goed te begrijpen, maar maakt ook murw.
De Kleine Oorlog van Valentijn Dhaenens/Skagen. Gezien 7/4 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (De Brakke Grond) 9-11/4. Meer info op www.brakkegrond.nl