Kijkt een kunstenaar anders dan een politieagent? Regisseur Davy Pieters ontdekte de subtiele verschillen tijdens het werken aan de voorstelling How did I die, die ze maakte bij Frascati en waarvoor ze meeliep bij de technische recherche. In die samenwerking komen verschillende manieren van verbinding tussen kunst en andere maatschappelijke terreinen voorbij.
Die verbinding staat sinds de bezuinigingen in de belangstelling. Veel kunstenaars zoeken naar maatschappelijk draagvlak en verantwoordelijkheid of nieuwe inspiratie door artistieke vormen in te zetten in de zorg, het onderwijs, de wetenschap of welzijnswerk. Er is zelfs een kleine, tijdelijke subsidieregeling opgezet voor dergelijke projecten: The Art of Impact.
Pieters begon echter vanuit een persoonlijke fascinatie voor het proces van ‘waarheidsvinding’ in het recherchewerk. Hoe de sporen die bij een misdrijf worden achtergelaten geïnterpreteerd en gestructureerd worden tot een verhaal en over de fundamentele onzekerheden die daarmee gepaard gaan.
Het eindresultaat was een reguliere theatervoorstelling, een bewegingsspel over de moord op één meisje, die steeds vooruit en achteruit wordt ‘gespoeld’ en zo steeds nieuwe, vaak tegenstrijdige details en scenario’s opleverd. Maar juist dat spelen met potentiële verhalen komt voort uit de procedures die Pieters oppikte in het werken met rechercheurs en de uiteindelijke vorm, waarin er onmogelijk een coherent verhaal te maken is van de gebeurtenissen die je te zien krijgt, is haar commentaar.
“Davy heeft heel duidelijk een situatie aangegeven waar mee wij worstelen. Zaken waarbij wij ook niet zeker weten hoe het gegaan is.” Aan het woord is Hans Pelt, senior technisch rechercheur van de Amsterdamse Recherche. Met sprak Pieters een aantal keer over het werken op een plaats delict. Op een ochtend in december is Pieters in de grijze kantoortoren van de Amsterdamse politie bij Sloterdijk om de reacties van de recherche te peilen.
Een andere mentor is forensisch onderzoeker Thamon van Blokland. “Het was een mooie, fijne voorstelling, en daarbij heeft Davy een merkwaardig knagend haakje geplant. Het begint pas later te dagen. Nu bedenk ik me tijdens mijn werk af en toe dat ik tóch nog even tien minuten extra moet uittrekken om nog even verder na te denken.”
Maar voor Pieters is de inzet nog hoger. “Voor mij was de voorstelling ook een opvatting over de waarheid. Je moest het gevoel krijgen van vier ballen die de hele tijd maar blijven rondcirkelen. Je probeert dichtbij de waarheid te komen, maar je zult het nooit weten. De politie krijgt daar ook mee te maken: rechercheurs blijven om zaken heen cirkelen, ookal hebben ze alle gegevens. Dat is ook een soort spel. Ik geloof uiteindelijk niet dat er een waarheid is.”
“Het postmodernisme heeft hier niet echt postgevat”, reageert Van Blokland. “Achter het verhaal dat jij als rechercheur bedenkt zit nog een ander verhaal. Daar kom je nooit helemaal achter, maar het is er wel.” En Pelt: “Het is maar zelden dat wij denken de absolute waarheid te hebben gevonden. Daar leer je mee leven, maar vaak kom je ook heel ver. Daarbij leer je wel dat je moet oppassen. En dat laat de voorstelling heel mooi zien.”
Pieters: “Het rechtssysteem is ook een constructie en die leert jullie op een bepaalde manier kijken. Bij de onderzoekspresentatie van mijn project had ik een rechercheur uit Alkmaar uitgenodigd. Die heeft een andere manier van onderzoek doen en ziet echt weer andere dingen. Ik vind het spannend en ook een beetje eng dat iemand van zo dichtbij al zo anders kijkt. Bovendien: wanneer een zaak voor de rechter komt is al het materiaal gefotografeerd, bewerkt, opgeschreven en doorverteld. De waarheid gaat door vele handen.”
Ondanks – en misschien juist dóór – dit fundamentele verschil van inzicht zijn ze alledrie van overtuigd dat kunstenaars een nuttige rol kunnen spelen in politieonderzoek. “Het zou bijvoorbeeld heel goed kunnen helpen bij een cold case team”, zegt Pelt. “Dat zijn oude, onopgeloste zaken waarin alles al een keer is onderzocht en bekeken. Dan heb je vrije denkers nodig, die kunnen meehelpen het ‘marsmannetjes-scenario’ te verzinnen: het scenario dat wij maar niet kunnen bedenken.”
Bij het reguliere politieonderzoek zijn er inmiddels overal in Nederland al ‘tegensprekers’ actief: buitenstaanders die als taak hebben gaten te schieten in de redeneringen van rechercheurs. Het moet tunnelvisie, zoals die zich manifesteerde bij de Schiedammer parkmoord of de zaak Lucia de B., helpen voorkomen.
Hoofdcommissaris Eric Nordholt heeft bij de Amsterdamse politie al een project geïnitieerd waarbij kunstenaars overal in het corps meekeken. “Zij keken over je schouder mee”, herinnert Pelt zich. “En vervolgens maakten zij werk waarmee ze onze denkprocessen verbeeldden, en dat helpt ons later dan weer bij het denken.”
Het idee voor een ‘scenario-denktank’ blijft door praktische en juridische bezwaren voorlopig nog op de plank liggen. Maar interessant en inspirerend aan How did I die is de gelaagdheid: een fascinerende voorstelling voor iedereen, met een specifieke, onderliggende betekenis voor een gemeenschap in samenwerking waarmee de voorstelling is gemaakt en waarop de voorstelling reflecteert. Een speciale voorstelling voor de Amsterdamse recherche staat gepland voor komend najaar.
In de Wijksafari’s van Zina of Building Conversation van Lotte van den Berg is de maatschappelijke verbinding expliciet onderwerp van de voorstelling. In een interview zei Van den Berg daarover: “Kunstenaars hebben vormen tot hun beschikking waarmee ze ruimtes kunnen afbakenen, performatieve aspecten zichtbaar maken en op een hele praktische manier iets tot een ritueel kunnen maken. Wat kunnen de kaders van de kunst betekenen in een andere context? Dat vind ik nu de meest interessante vraag.”
Pieters stelt die vraag ook, maar impliciet. Haar werk zoekt een maatschappelijke verbinding die minder in het oog springt maar wel degelijk impact heeft.
—
The Art of Impact
De komende twee jaar ondersteunt het ministerie van OCW kunstprojecten bestaande en nieuwe kunstprojecten die een duidelijk maatschappelijk effect hebben onder de noemer The Art of Impact. Voor het programma is 7 miljoen euro beschikbaar. De besteding daarvan is uitbesteed aan de cultuurfondsen. Zij zoeken nog een intendant die de keuze voor de te subsidiëren projecten zal maken.
Bij maatschappelijke impact denkt het ministerie aan projecten waarin kunstenaars zich bezig houden met leefbare wijken en steden, energie en klimaat, zorg, welzijn, technologie, wetenschap en economie. De complexe vraagstukken op deze terreinen vragen volgens het ministerie om creativiteit en innovatie, en juist kunstenaars kunnen die aandragen. Vanuit de podiumkunsten wordt de Wijksafari van Zina als voorbeeldproject genoemd. Projecten uit andere disciplines gaan over dichters die schrijven voor de uitvaart van mensen zonder nabestaanden, en modeduo’s bestaande uit jonge ontwerpers en gepensioneerde ambachtslieden.