Volksbühne in Amsterdam

De Stadsschouwburg Amsterdam haalt een week lang een rebels icoon naar binnen: De Volksbühne uit Berlijn neemt de schouwburg over. De meeste Nederlanders die een stedentrip maken naar Berlijn kennen waarschijnlijk het imposante gebouw wel – met het woord ‘Ost’ trots op het dak en het wiel-met-pootjes-logo van plaatstaal in het plantsoen. Maar wat voor theater wordt daar eigenlijk gemaakt? En waarom is het zo belangrijk om dat naar Nederland te halen?

“Leugens” staat er in levensgrote letters op een poster in de stad, “Crisis” op een ander, “Glamour” op nog een. Steeds ernaast hangt een andere poster met het logo en de tekst “In de Volksbühne”. Duitsers met humor, het is even wennen. Maar de grap heeft een puntig randje: het lettertype van de teksten is de Fraktur, dat nog altijd associaties oproept met het imperialistische Duitsland van voor de oorlog.

De Volksbühne is een instituut, maar wel een instutuut dat zich blijft gedragen als een subversieve kunstenaarscommune. Het is een van de belangrijkste theaters van Duitsland, bijzonder door z’n dikwijls provocerende politieke en ideologische stellingname, z’n wilde, haast anarchistische theaterstijl en z’n uitgelezen verzameling toneelspelers en gastregisseurs.

Aan het hoofd van deze bende staat regisseur Frank Castorf. In 1951 geboren in Oost-Berlijn en mentaal eigenlijk nog steeds een Oostduitser. Al vanaf zijn eerste voorstellingen die hij in de jaren tachtig in de provincie maakte lag hij overhoop met het regime. Veel van zijn producties werden verboden, maar zelf werd hij nooit gearresteerd, waarschijnlijk omdat zijn toenmalige vriendin de dochter van een hoge DDR-politicus was.

Kort na de Wende en de eenwording van Duitsland nam hij in 1992 met zijn jonge troupe acteurs de Volksbühne over. Het was voor het verenigde Berlijn –dat in z’n maag zat met de enorme hoeveelheid stadstheaters– een relatief goedkoop experiment. “Over drie jaar zijn ze wereldberoemd of dood”, schreef cultuurpaus Ivan Nagel, die Castorf bij het stadsbestuur had aanbevolen.

Toen Castorf onlangs in Amsterdam was voor de presentatie van het Brandhaarden-programma vertelde hij over die periode: “De buurt waarin het theater staat was een dode hoek, maar meteen na de Wende werden in de achterliggende wijken veel huizen gekraakt en ontstonden er illegale bars en clubs en ook repetitieruimtes. Het was een omgeving waar extreme kunst geproduceerd kon worden, een grote alternatieve tegencultuur die zich verhield tot de moderne avant-garde, waar de Volksbühne zich vanaf zijn oprichting mee verbonden heeft gevoeld.”

“Toen de muur er stond was Berlijn een hete stad”, verklaart Castorf. “David Bowie en Iggy Pop werkten er, naast allerlei beeldende kunstenaars en natuurlijk alle geheime diensten van de wereld. Nu vind ik de stad, heel Duitsland eigenlijk, maar een saaie kopie van Amerika geworden. Nee, mijn Duitsland is het niet.”

Het verzet tegen de veramerikanisering van de wereld is een van de terugkerende thema’s in Castorfs werk en van de Volksbühne in het algemeen (Fuck off Amerika, en Endstation Amerika zijn slechts twee titels uit het uitgebreide repertoire). Castorf: “Het woord ‘Ost’ op het dak staat voor een bepaalde houding, een andere manier van denken dan die van het Westen of het Zuiden of het Noorden. Oost-Duitsland, en daardoor ikzelf was altijd meer op Rusland gericht. Vandaar ook mijn belangstelling en bewondering voor Dostojevski. Onder het totalitaire regime van de DDR had de kunst als taak om uit te spreken wat de politici en de media verzwijgen. In het theater waren de mensen daardoor gelukkig. Heel even maar, maar toch. En nu onder Merkel is het eigenlijk precies zo. Je moet als kunstenaar het onuitspreekbare uitspreken.”

En voor Castorf werkt dat vanzelfsprekend ook door in de vorm van zijn voorstellingen. Die zijn vaak exorbitant lang, versnijden klassieke toneelstukken met popcitaten, droge theoretische verhandelingen en slapstick en vallen op door de ongelofelijke intensiteit van het acteren. “Je ziet heel veel theater dat de formats en conventies van televisie en films heeft overgenomen. Het mag maar twee uur duren en je moet het verhaal kunnen volgen. ‘Waar was Hamlet tussen acht en tien uur?’. Maar ik vind het belangrijk om theater weer te spélen; dat de toneelspelers zich buiten de psychologische realiteit begeven en de extremen opzoeken, tot in de psychopathologie.”

Juist door op provocerende wijze níet ‘mooi’ toneel te maken, leide de voorstellingen van Castorf regelmatig tot levendige debatten tussen bezoekers en in de pers. “Wij bieden iets eigenzinnigs aan, dat een deel van het publiek ook afwijst, maar het brengt in elk geval het gesprek op gang.” En de Volksbühne bruist doordat er naast de voorstellingen ook, films, popconcerten, debatten en workshops zijn en daarna dansen tot diep in de nacht.

De Volksbühne heeft met die houding ook altijd de meest avontuurlijke en provocerende regisseurs van Duitsland aan zich weten te binden. De Zwitser Christoph Marthaler en de in 2010 overleden Christoph Schlingensief maakten er hun eerste grote voorstellingen en in eigen huis ontwikkelde René Pollesch een geheel eigen theoretisch geïnspireerde theaterstijl. Daarnaast ontwikkelden een aantal van Castorfs acteurs, zoals Herbert Fritsch en Martin Wuttke, zich tot eigenzinnige regisseurs.

Dat dit theaterhuis nu met vier grote voorstellingen en een uitgebreid randprogramma naar Amsterdam komt is dan ook een prachtige kans voor iedereen die gelooft dat kunst en politiek nog iets met elkaar te maken kunnen hebben. Zo lang het nog kan, want Castorf zelf is niet hoopvol over de toekomst: “In 2016 vertrek ik als intendant en dan mag de volgende westduitse cultuurmanager het overnemen.” Het liefst zou hij dan naar Zuid Amerika vertrekken: “Daar hebben ze nog een werkelijke passie voor theater, een wildheid in wat ze aan hun publiek willen tonen. Dat is een heel erg leuke omgeving om te werken, maar ja, het betaalt zeer slecht.”

Brandhaarden: de voorstellingen

Tijdens het festival Brandhaarden Van 25 februari t/m 5 maart zijn de volgende voorstellingen te zien:

Der Spieler, regie: Frank Castorf
Castorf bewerkte Dostojevski’s novelle over een gokker, een onmogelijke liefde en de verleiding van de roulettetafel tot een weergaloze, bijna vijf uur durende toneelavond, waarin alle acteurs (onder wie de fantastische Sophie Rois) in iedere scène alles inzetten onder het in neon verlichte motto “Leben is Tödlich”. Naast Dostojevski is er ook ruimte voor de Rolling Stones, poppentheater, slapstick met aardappele en een reusachtige krokodil.

Murmel Murmel, regie: Herbert Fritsch
Krankzinnige voorstelling, waarin de acteurs anderhalf uur lang maar één woord tekst hebben: ‘Murmel murmel murmel murmel!’ De elf fantastische toneelspelers –of eigenlijk: mimers– maken er nu eens opera van, en dan weer hilarische slapstick. De tekst klinkt soms als solo, soms als koor, dan weer als canon of aria. De voorstelling wordt zo een hommage aan wat je allemaal in het theater kunt zeggen zonder tekst. De spelers wisselen van het ene uitzinnige kostuum naar het andere en samen met het trippy retro-decor van felgekleurde schuivende vlakken wordt je als toeschouwer onherroepelijk meegezogen in de gekte van dit warme bad van vrolijk absurdisme.

Glanz und Elend der Kurtisanen, regie: René Pollesch
Pollesch baseert zich op een roman van Balzac over het culturele leven in Parijs in de 19e eeuw, maar maakt er ongetwijfeld weer zijn gebruikelijke tekst- en theorieënmix van, waarin filosofische verhandelingen, flitsende aforismes  en verwijzingen naar popcultuur hand in hand gaan. Dit keer in een glitterdecor met een luchtballon.

Glaube Liebe Hoffnung, regie: Christoph Marthaler
Christoph Marthaler maakt meestal op improvisaties gebaseerd muziektheater, maar voor de Volksbühne pakte hij een Duitse klassieker, Glaube Liebe Hoffnung van Ödön van Horvath, over de in geldnood verkerende Suzanne, die wordt uitgebuit, verraden, gearresteerd en veroordeeld tot absurde straffen. Marthaler voegt er zijn gebruikelijke absurditeiten, een schitterende soundscape en een monumentaal decor van zijn vaste ontwerpster Anna Viebrock aan toe.

(B)randprogramma
Naast de vier voorstellingen wordt de complete Volksbühne-experience nagebootst met filosofische debatten, films en videoinstallaties. Hoogtepunt is waarschijnlijk de Videoschnipselvortrag van Jürgen Kuttner, een avond vol bliksemsnelle televisie- en filmfragmenten van instant commentaar voorzien door Kuttner, nu eens geestig en gevat, dan weer kunsthistorisch doorwrocht.

Het volledige programma is te vinden op: www.ssba.nl/brandhaarden

Volksbühne naar Stadsschouwburg

overig,Parool — simber op 12 januari 2014 om 11:00 uur
tags: , , , , ,

De Volksbühne uit het voormalige Oost Berlijn is nog steeds een van de belangrijkste toneelhuizen van Duitsland. Eind februari/begin maart neemt de groep een week lang de Amsterdamse Stadsschouwburg over. Gistermiddag werd het programma van het festival Brandhaarden gepresenteerd aan donateurs en vaste bezoekers van de schouwburg, in aanwezigheid van de intendant van de Volksbühne, Frank Castorf.

Door de hele schouwburg staan kleine, oranje poppetjes: een wiel op poten. Het is sinds jaar en dag het logo van de de Volksbühne en vandaag kom je ze overal tegen: langs de trappen, op het toneel en zelfs in de toiletten. De gasten van de middag zijn welkom op het podium van de schouwburg, waar lange biertafels staan uitgestald en er wordt Berliner Pilsner en Glühwein geserveerd.

Het festival Brandhaarden kent in 2014 zijn derde editie. Ieder jaar zet de Stadsschouwburg één theatermaker of gezelschap centraal en toont in korte tijd meerdere voorstellingen, met een uitgebreid randprogramma. De eerdere edities werden georganiseerd rond het werk van de Münchner Kammerspiele (onder leiding van Johan Simons) en de Letse regisseur Alvis Hermanis en bewezen dat de belangstelling voor state-of-the-art theater uit Europa zeer groot is in Amsterdam.

Schouwburgdirecteur Melle Daamen opende de middag met een toost op de samenwerking met Berlijn. Voor Daamen was bij zijn aantreden de Volksbühne een van de inspiratiebronnen hoe de schouwburg moest worden: “De Volksbühne is een plek in de stad waar altijd reuring is. Behalve de voorstellingen zijn er ook debatten, concerten en twee heel goede bars.”

Tijdens de ‘overzichtstentoonstelling’ zijn vier voorstellingen van verschillende Volksbühne-regisseurs te zien. Van intendant Frank Castorf wordt Der Spieler getoond, gebaseerd op het verhaal van Dostojevski over gokken, vermengd met diens politieke fabel De Krokodil. En van de in Nederland zeer populaire Zwitserse regisseur Christoph Marthaler is de voorstelling Glaube Liebe Hoffnung te zien, met prachtige muziek en een monumentaal decor van zijn vaste ontwerper Anna Viebrock. Onbekender in Nederland, maar even bijzonder zijn de voorstellingen Murmel Murmel van Herbert Fritsch en Glanz und Elend der Kurtisanen van René Pollesch.

Castorf zelf toont zich zeer ingenomen met het hartelijke onthaal in Amsterdam. De notoir nurkse gezelschapsleider laat zich ontspannen interviewen en heeft na afloop nog ruim de tijd voor de pers. “Nederland was het eerste land buiten de DDR waar mijn werk waardering vond. De Nederlandse regisseur Léon van der Sanden bracht begin jaren tachtig mijn voorstellingen onder de aandacht van het Holland Festival. Die wilden het graag naar Nederland halen, maar dat mocht niet van de machthebbers. Ik mocht veel van mijn voorstellingen überhaupt niet spelen, en ze waren bovendien bang dat het grootste deel van de acteurs niet meer terug zou komen.”

De Volksbühne is een buitengewoon politiek theatergezelschap, met schurende opvattingen die vaak tot discussie leiden. “Ik probeer de leugens van deze tijd te ontmaskeren”, zegt Castorf daarover. “Theater heeft niet meer zoveel mogelijkheden om dat te doen. Je bent als regisseur als het kind uit De nieuwe kleren van de keizer, dat continu roept: ‘de keizer is naakt!’”

Die uitdagende boodschap zit ook al verwerkt in het beroemde logo. “Het lopende wiel is een rune die reizigers waarschuwde voor rondtrekkende roverbendes”, vertelt Castorf. Lachend: “Ik wil met de Volksbühne hetzelfde uitdragen: hier is gevaar! Blijf uit de buurt!”

Recensie: ‘Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui’ van het Berliner Ensemble

Ook in het theater is retro doorgedrongen. Een van de grootste successen dit afgelopen seizoen was de reprise van de bijna veertig jaar oude opera Einstein on the Beach; Toneelgroep Amsterdam (Othello), Carver (Café Lehmitz) en Het Nationale Toneel (Strange Interlude) hernamen voorstellingen van ruim tien jaar oud. En nu dus het Holland Festival waar dit weekend Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui uit 1995 te zien was.

Arturo Ui is stuk van Bertolt Brecht uit 1941, een satirische parabel over de opkomst van Hitler, verplaatst naar de onderwereld van Chicago. Regisseur en schrijver Heiner Müller ensceneerde de voorstelling bij Brechts oude gezelschap, het Berliner Ensemble. Het werd zijn laatste regie: 30 december 1995 stierf hij.

Maar zijn zwanenzang toert nog steeds met succes de wereld over en dat is deels de verdienste van de kil-komische operette die Müller van het stuk maakte, maar vooral van de weergaloze hoofdrolspeler Martin Wuttke.

Het is in de zesde scène dat de reikwijdte van de voorstelling duidelijk wordt. Wuttke speelde Ui tot nu toe als een hijgende hond met een rood geschminckte tong en een Donald Duck-stem: een gemene gangster, maar een overzichtelijk gevaar. In deze scène neemt hij les van een oude toneelspeler (Jürgen Holtz), die bedaard blijft zitten terwijl hij Ui over het toneel dirigeert en hem leert lopen, staan en zitten.

Dan leert Ui spreken, aan de hand van de rede van Antonius in Shakespeare’s Julius Caesar; een geniaal clownsnummer van versprekingen, herhalingen, hakkelen, gierende uithalen en overslaande stem, uitmondend in de bekende hysterisch retorische stijl. Hier zie je iemand die zijn stem vindt en al beseft dat die stem uiteindelijk een veel machtiger wapen zal zijn dan zijn Browning revolver.

De rest van de voorstelling steekt bij deze diabolische Wuttke maar mager af. Het tempo is traag, het demonstratieve spel waarbij ieder gebaar nadruk krijgt voelt zwaar en ouderwets en dat tijdens belangrijke monologen van de acteurs die de equivalenten van Goebbels en Göring spelen hoorbaar gesouffleerd moet worden haalt de vaart er nog meer uit. Dan wordt Arturo Ui museumtoneel van het stoffigste soort.

Het ligt ook een beetje aan de boodschap. Brecht wilde niet alleen Hitler belachelijk maken maar ook aantonen dat zijn opkomst ‘aufhaltsam’ –‘weerstaanbaar’– was. De adel en het bedrijfsleven hebben zijn machtsgreep niet tegengehouden omdat ze dachten baat bij hem te hebben.

In het Nederland van na Fortuyn, waar de Tweede Wereldoorlog als ultieme toetssteen van de moraal hardhandig is afgedankt, voelt Brechts waarschuwing dat “de schoot waaruit dit beest kroop nog steeds vruchtbaar” is weinig relevant. Wat overblijft is een onmodieus griezelsprookje, zij het een met een zeer gedenkwaardige grote boze wolf.

Holland Festival: Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui van het Berliner Ensemble. Gezien 21/6/13 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Voorstuk: Die Zeit schlägt dich tot

Parool — simber op 15 november 2012 om 12:18 uur
tags: , ,

Aan een liaan slingert acteur Fabian Hinrichs boven het toneel, dat bedekt is met een enorme grasmat. Hij draagt een nauwsluitend pak waarop de spieren onder zijn huid staan getekend. Achter op toneel staat een band in blauwe werkmanskleding.

De Berlijnse acteur Fabian Hinrichs is een bijzonder exemplaar. Stuiterend van energie kan hij over het podium razen, maar meteen daarna kan hij uitbarsten in een loepzuivere tirade vol sociologische theorie, om vervolgens charmant te kletsen met het publiek. Hij werd vooral bekend van zijn werk met regisseur en schrijver René Pollesch, die speciaal voor hem drie solo’s schreef. Het Duitse theaterblad Theater Heute verkoos hem in 2010 tot toneelspeler van het jaar.

Nu staat hij er alleen voor. Op uitnodiging van het Berlijnse festival Foreign Affairs maakte hij een eigen voorstelling, Die Zeit schlägt dich tot (‘De tijd slaat je dood’) , waarin zijn liefde voor taal, rockmuziek en de grote vragen van het leven bij elkaar komen. Aanstaande zaterdag is de voorstelling eenmalig te zien in de Stadsschouwburg.

Twee gebeurtenissen inspireerden Hinrichs bij het maken van de voorstelling. De eerste was een ontmoeting met een jeugdvriend, de tweede een benefiet voor een collega in de schulden. “Ik bezocht een schoolvriend die ik lang niet had gezien”, vertelt hij daags na de première aan de telefoon. “Hij had een nieuw ruikende Audi, woonde in een zeer duur verbouwd hoekhuis, en woog ineens 160 kilo, terwijl hij vroeger heel sportief was. We zaten in zijn woonkamer vol electronische apparaten te kijken naar zijn enorme tv, waarop de beelden van de tsunami in Japan te zien waren: wegdrijvende auto’s en mensen op de vlucht. Het heeft me erg aan het denken gezet, ik kon er niet van slapen. Ik wil niet zeggen dat mijn vrienden die een zogenaamd autonoom leven leiden er beter aan toe zijn, maar ik voelde toch een soort verraad: hij heeft zijn dromen verloochend.”

“Daar kwam zo’n beetje de inhoud van de voorstelling vandaan. Het idee voor de vorm kwam van een liefdadigheidsevenement voor een vriend die failliet was gegaan; de opbrengsten gingen naar zijn schulden. Ik kwam daar met een band en we speelden By the time I get to Phoenix van Isaac Hayes, maar in plaats van de tekst te zingen vertelde ik met monotone stem een heel lang verhaal. Zowel het publiek als ikzelf waren verrast over de kracht die dat uitdrukte. Het hele lied en mijn verhaal werden veel sterker. Toen dacht ik: kan dat niet ook veel langer?”

Samen met de muzikant Jakob Ilja (van de band Element of Crime) maakte hij de structuur voor een voorstelling, die zweeft tussen rockconcert, voordracht en preek, met melancholische gitaarlandschappen. “Ik ken Jakob al zeer lang, ik wist wat voor sound hij maakte. Het bleek al snel dat we niet te veel moesten praten over de betekenis van de muziek.  Dat wordt al heel snel vaag. Ik zie de voorstelling niet als concert, maar als een lange song. Eerst wilde ik de hele tijd muziek eronder, maar het werkt beter als er af en toe stiltes vallen. Daar krijgt de muziek juist extra kracht van.”

Is het niet lastig om na de voorstellingen met Pollesch nu zelf verantwoordelijk te zijn? “Mensen blijven je altijd zien als een acteur, maar ik heb alles aan die voorstellingen samen met René gemaakt, behalve het decor, want dat maakt Bert Neumann. Dat is het lot van de toneelspeler: men ziet je als uitvoerder, al het andere werk is onzichtbaar. Ik lijd daar niet onder, maar je merkt wel dat mensen graag de onderdelen van een voorstelling aan één iemand willen toeschrijven.”

“Ik zal nooit een regisseur worden, ik blijf altijd die acteur die ook maakt. Misschien blijf ik niet atijd toneel spelen. Ik heb eerst rechten gestudeerd, maar ik blijk goed energie aan een zaal te kunnen geven en mensen beleven daar plezier aan.”

Interview: Annemie Vanackere

interviews,Theatermaker — simber op 28 september 2011 om 09:12 uur
tags: , ,

Ze is een van de gezichtsbepalende programmeurs van Nederland. Maar na zestien jaar neemt Annemie Vanackere afscheid van ‘haar’ Rotterdamse Schouwburg en tegelijk van Nederland. Terugblikken gaat haar echter nog niet gemakkelijk af. Voordat ze naar Berlijn verhuist om het Hebbel Am Ufer (HAU) te gaan leiden is er namelijk eerst nog haar laatste editie van De Internationale Keuze, het eigenzinnige internationale theaterfestival dat ze samen met schouwburgdirecteur Jan Zoet uit de grond heeft gestampt. “Mensen denken nu dat ik net op tijd weg ben.”

De verwachtingen gaan vaak sneller dan de werkelijkheid, is Vanackeres ervaring. “Op 31 mei was de persconferentie in Berlijn over mijn nieuwe functie”, vertelt ze eind juni in een vergaderzaaltje op de bovenste verdieping van de Rotterdamse Schouwburg. “Twee dagen erna was de opening van het Holland Festival waar ik al mijn collega’s tegenkwam – mijn coming out. En inmiddels denkt iedereen dat ik al weg ben. Maar ik ben nog heel erg híer en heel betrokken. En ik heb nog een heel festival waar ik heel erg enthousiast over ben.”

“De sfeer van de afgelopen weken, na het Raadsadvies, is echt onder mijn vel gaan zitten”, zegt Vanackere. Ze reageerde zelf door een groot aantal internationaal vooraanstaande kunstenaars te vragen om hun naam te zetten onder een protestbrief. “Iedereen reageerde heel vanzelfsprekend en heel snel. De teneur in de landen waar wij veel contact mee hebben is er een van: als het in Nederland al gebeurt… Nederland is in sommige opzichten toch een gidsland. Ik ging er zelf nooit zo snel op in als ik petities kreeg uit andere landen, maar denk ik nu toch anders over. De belangstelling uit het buitenland heeft me echt verrast. Met sommige mensen heb ik lang aan de telefoon gezeten. Iedereen wil meer weten over wat er aan de hand is. Men bekommert zich zeer.”

Via de dans leerde ze het internationale theatercircuit kennen. In 1991 was ze dagelijks leider bij Klapstuk in Leuven, een festival vergelijkbaar met Springdance in Nederland. “Als toeschouwer ben ik daarin beland, en eigenlijk is dat nog altijd wat ik ben. Uiteindelijk wil ik mooie ervaringen doorgeven.” In 1993 werd ze artistiek directeur van het Nieuwpoorttheater in Gent waarna ze eind 1995 programmeur werd van de Rotterdamse Schouwburg. Daar zette ze in 2001 samen met directeur Jan Zoet voor het eerst een internationaal theaterfestival op, in het kader van het Culturele Hoofdstadprogramma.

Continue reading “Interview: Annemie Vanackere” »

Theatertreffen 2011

Ze zijn behoorlijk tevreden met zichzelf, de jury en organisatie van het Theatertreffen (TT). Na jaren van klachten dat het festival te mainstream, te westduits en te mannelijk was bevat de selectie in 2011 voorstellingen uit Schwerin en Dresden, wel drie voorstellingen van vrouwelijke regisseurs, en maar liefst twee voorstellingen uit de ‘Freie Szene’, vergelijkbaar met het circuit van kleine zalen en productiehuizen in Nederland. 2011 is het laatste jaar dat het festival wordt geleid door Iris Laufenberg, die na negen jaar vertrekt, samen met de intendant van de Berliner Festspiele, waar het TT onder valt.

De borstklopperij klinkt vanuit Nederlands perspectief nogal vreemd, vooral omdat de selectie dit jaar helemaal niet zo opzienbarend is. Een Dood van een handelsreiziger uit Zürich en een Kirschgarten uit Keulen borduren voort op het crisisfestival van vorig jaar; Via Intoleranza II was de laatste voorstellingn van vaste TT-gast Christoph Schlingensief en klassiekers als Nora en Don Carlos zijn ieder jaar wel te zien. Ook kleinere voorstellingen als Testament van de performancegroep She She Pop en Verrücktes Blut van Ballhaus Naunynstrasse waren eerder op het Treffen te zien, al waren het dan vaak toch coproducties met de grote huizen. She She Pop wordt echter ondersteund door het Hebbel Am Ufer, zeg maar het Frascati van Berlijn en Ballhaus Naunynstrasse is een multicultureel productiehuis midden in de door Turkse Duitsers gedomineerde wijk Kreuzberg.

Ook de schijnbaar verplichte voorstelling van Elfriede Jelinek is weer uitgekozen, dit keer Das Werk, Im Bus, Ein Stürz, een compilatie van drie kortere teksten van de Oostenrijkse Nobelprijswinnares, geregisseerd door Karin Beier, artistiek leider van Schauspiel Köln. Vorig was in Berlijn de uitzinnige en magistrale Jelinek-happening Kontrakte des Kaufmanns uit Keulen te zien, in regie van Nicolas Stemann en deels met dezelfde acteurs. Maar Das Werk, Im Bus, Ein Stürz kan daar niet aan tippen, hoewel het een gewichtige, overvolle voorstelling, slim in elkaar gezet, maar – met een enorm mannenkoor, een podium dat onder water kom t te staan en de doordreunende teksten van Jelinek – vooral gemaakt om te imponeren.

De drie teksten van Jelinek gaan achtereenvolgens over de bouw van een waterkrachtcentrale in de Oostenrijkse Alpen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog het leven van honderden dwangarbeiders kostte, een ongeval bij een instortende metrobouwplaats in München, waarbij een stadsbus in de krater stortte en drie mensen om het leven kwamen, en de instorting van het Keulse stadsarchief in 2009, wederom bij de bouw van een ondergrondse.

Continue reading “Theatertreffen 2011” »

Verslag: ‘Über Leben’ van Judith Herzberg in Berlijn

Parool,verslagjes — simber op 16 mei 2011 om 01:27 uur
tags: , , ,

“Amsterdam, 1972” staat er geprojecteerd op een doek in het Deutsches Theater in Berlijn. Het is het begin van Über Leben, een voorstelling waarin de drie stukken van de infomele Leedvermaak-trilogie van Judith Herzberg op één avond worden gespeeld. Het is bijzonder dat Herzberg in zo’n prominent Duits theater wordt gespeeld, maar nog opvallender is dat je naar Duitsland moet reizen om deze stukken überhaupt te zien.

Leedvermaak van toneelgroep Baal was in 1982 een sensatie: een tragikomisch, aan Tsjechov herinnerend toneelstuk over een Joodse familie, een Nederlandse klassieker over het zwijgen en het verdriet van de tweede generatie na de Holocaust. Op de bruiloft van Lea hebben de verschillende gasten korte, terloopse gesprekjes, waarin complexe familierelaties en nog complexere loyaliteiten langzaam aan het licht komen.

Ada, moeder van de bruid, lijdt aan een kampsyndroom en moet om de liefde van haar dochter concurreren met oorlogsmoeder Riet, bij wie Lea verborgen was toen Ada werd weggevoerd. Zowel Ada als bruidegom Nico waren eerder getrouwd en de exen zijn op het feest aanwezig. De oorlog heeft voor deze mensen, lijkt het, elke vorm van menselijke hechting onmogelijk gemaakt, maar evenzeer is vluchten uit deze kleine kring onmogelijk. En het intrigerende aan het stuk is dat die oorlog vrijwel nergens expliciet word genoemd. Zoals een van de personages zegt: “Ik ben graag bij iemand die hetzelfde heeft meegemaakt als ik, zodat we er niet over hoeven te praten.”

In 1996 schreef Herzberg Rijgdraad, niet een vervolg op, maar en ‘gevolg’ van Leedvermaak, met dezelfde personages, zeven jaar later. Het werd opgevoerd door Toneelgroep Amsterdam en Theater van het Oosten. Het laatste deel, Simon, speelt weer achttien jaar later en gaat over de dood van Lea’s vader en over de nieuwe generatie die zich roert. Dat stuk is in Nederland alleen gespeeld als gastvoorstelling van een toneelgroep uit Düsseldorf, geen enkel Nederlands gezelschap heeft het nog gespeeld. Überhaupt is geen van de andere twee stukken ooit voor een tweede keer door een groot gezelschap gespeeld. Wel werden de stukken trouw verfilmd door Frans Weisz als Leedvermaak (1989), Qui Vive (2001) en Happy End (2009), grotendeels met dezelfde cast, die op schitterende wijze meegroeiden met hun rollen.

En nu is er dus Über Leben. Stephan Kimmig, een van de meest gerenommeerde regisseurs van Duitsland, wiens voorstellingen regelmatig worden uitgenodigd op het Theatertreffen, koos er in samenspraak met Herzberg voor om de drie  stukken als één voorstelling te brengen. Kimmig kent het Nederlandse theater goed. Hij werkte eind jaren tachtig in Eindhoven bij Globe, woonde enige jaren in Amsterdam en spreekt goed Nederlands. Samen met Herzberg bewerkte hij de stukken Lea’s Hochzeit, Heftgarn en Simon tot een vier uur durende voorstelling.

Über Leben speelt zich geheel af in een decor van onaffe, beige wanden, als van een huis dat eeuwig in aanbouw is. Het tempo van de voorstelling is opvallend traag. In het eerste deel zijn de bruiloftsgasten allemaal op het toneel, als mensen samen een gesprek hebben praten ze tegen de zaal. Het is een merkwaardig effect: de onbedoeld pijnlijke opmerkingen van Riet en het verdriet van Ada en Simon waar zo snel overheen gepraat wordt krijgen enorm veel nadruk; van de subtiele terloopsheid van Herzbergs dialogen blijft weinig over.

Wie de films kent, kan af en toe getroffen worden door de opvallende gelijkenis tussen Kitty Courbois en Almut Zilcher die Ada speelt of tussen de personages van Rijk de Gooijer en Christian Grashof. Blijkbaar zit er in de personages een bepaalde manier van expressie al ingesmeed.

In het tweede deel draait op de achtergrond continu het decor rond, waarbij in steeds nieuwe ruimtes met met lakens overdekte meubels de acteurs voor de volgende scène opkomen. Hier wordt de voorstelling dynamischer en duidelijker: in deze kleine gemeenschap bestaan geen geheimen. De tweegesprekken zijn een illusie: iedereen weet toch alles van elkaar, maar niemand kan met een ander praten. Het komt tot uitbarsting in het derde deel, waarin alle personages, oud geschminckt en gekleed, op een rij staan, met ineens een punkmeisje en een jongentje met sneakers en een grote koptelefoon ertussen. De jongere generatie erft het trauma maar gaat er weer heel anders mee om en schreeuwt het uit.

Het blijft opvallend dat de losse, vluchtige speelstijl die met name Maatschappij Discorida aan de stukken van Herzberg bijdroeg zich zo moeilijk laat overzetten naar het Duitse theater. Toch worden er mooie, tragische rollen gemaakt. Met name Christine Schorn als de eeuwige buitenstaander Riet is schitterend.

Het lijkt een goede zaak dat deze voorstelling ook binnenkort in Nederland te zien zal zijn. Maar toch, ondanks het enthousiasme van de Duitse pers, zou Über Leben misschien eerder een aansporing moeten zijn om het werk van een van onze grootste levende toneelschrijvers eens opnieuw te ontdekken.

Über Leben van het Deutsches Theater. Gezien 13/5 in Berlijn. Meer info.

Reportage: Ivo van Hove’s ‘Menschenfeind’ in Berlijn

buitenland,Parool,reportages — simber op 22 september 2010 om 00:53 uur
tags: , , , , ,

“Ik beschouw het als heilige grond”, zegt Ivo van Hove bijna verontschuldigend, kort na de première van zijn voorstelling Der Menschenfeind. Hij doelt op de Schaubühne in Berlijn, het befaamde theater van Peter Stein, waar hij nu zijn eerste voorstelling regisseert. Ter gelegenheid van de première is er een flinke Nederlanders meegereisd naar Berlijn, met onder anderen Toneelgroep Amsterdam-medewerkers, journalisten, schouwburgdirecteuren, Hans Kemna, Halina Reijn en Roeland Fernhout.

Der Menschenfeind (de Misanthroop van Molière) is een remake van een voorstelling die Van Hove in 2007 maakte bij de New York Theater Workshop. Hij plaatste het stuk –over de mensenhater Alceste die een hekel heeft aan de huichelarij en compromissen in zijn kennissenkring, maar verliefd is op de kokette Célimène- radicaal in het heden. En zo gaat het ineens over het fladderende liefdesleven van hedendaagse twintigers, vergroeid met hun smartphone, maar wel met een rijmende vertaling.

Zoals vaker bij Van Hove en zijn vaste ontwerper Jan Versweyveld speelt techniek een grote rol. Het moderne designappartement waar de voorstelling zich afspeelt is kaal, maar heeft een enorm beeldscherm als middelpunt, als er een feestje is zit op een gegeven moment iedereen te bellen, en waarschijnlijk maakt in deze voorstelling de iPad zijn theaterdebuut: een belastende brief is een dartele home movie geworden. Aan weerszijden van het toneel staan achter eenzijdig doorzichtige wanden cameramannen, zodat het hele stuk zich ook nog kan afspelen in een Reality Soap.

Maar  de klinische setting krijgt tegenkleur door het woeste spel van de acteurs. Lars Eidinger, inmiddels ook hier bekend door de Hamlet van de Schaubühne die hij vorig jaar in Amsterdam liet zien, speelt Alceste als een natuurramp die door de vriendenkring raast. Hij veegt letterlijk zijn reet af met de feesthapjes, vernielt de kleedkamer, en loopt de halve voorstelling bedekt met mayonaise, meloen, slagroomtaart en worstjes rond. Daartegenover staat de vlinderende Judith Rosmair als Célimène, sexy en flirtend met alle mannen, maar principieel ongebonden.

Tegen elkaar kijvend (op rijm) lopen ze, gevolgd door een cameraman, het theater uit, de Kurfürstendamm op, als ze terugkomen neemt Eidinger nog een paar vuilniszakken mee die hij over het toneel uitstort.

“Lars is echt een rockstar, soms een ongeleid projectiel, maar echt een fantastische acteur”, zegt Van Hove na afloop. “Hij is zelfs al een keer door de glasplaat heengelopen. Het hele middendeel van de voorstelling is totaal anders dan in New York, omdat Eidinger zo’n woeste Alceste werd.” Maar de voorstelling kent ook verstilling, zoals in een mooie scène waarin een oudere intrigante Célimène chanteert met laster. Zij wordt gespeeld door Corrina Kirchhoff. Van Hove: “Zij heeft hier nog met Peter Stein gewerkt, en in deze scène wilde ik met haar en Rosmair de oude en de nieuwe Schaubühne bij elkaar brengen.”

De critici zagen het niet helemaal zo. “Een triomf van de oude Schaubühne over de nieuwe”, schrijft Die Welt juist over die scène. De nogal norse recensies vinden de voorstelling te veel vorm en te weinig inhoud hebben. “Aan Molières 350 jaar oude verzen heeft Van Hove duidelijk minder werk besteed dan aan de technische effecten”, schrijft de Berliner Zeitung. Wel is er waardering voor de spelers. “Judith Rosmairs Célimène is het meest erotische wat het theater op dit moment te bieden heeft”, schrijft recensiewebsite Nachtkritik.

Het is goed te merken dat repertoire spelen hier een andere lading heeft. Toeschouwers en critici hebben hun eigen opvattingen over een toneelstuk en dat Van Hove Molière naar zijn eigen thematiek voegt – de mogelijkheid van liefde in een cynische wereld – wordt niet altijd gewaardeerd, als het al gezien wordt.

Het zal de Schaubühne weinig deren. De voorstellingen zijn deze week al uitverkocht, er is in Berlijn grote behoefte aan dit soort klassiek toneelrepertoire, en voor eigenzinnige regieopvattingen is het Duitse publiek niet bang. En Van Hove? Die vloog direct al weer naar New York, voor de première dinsdag van zijn volgende voorstelling bij de New York Theater Workshop: The Little Foxes.

Berliner Tagebuch 2

buitenland,overig,Theatermaker — simber op 2 september 2010 om 10:16 uur
tags: , , ,

Voor het seizoen begint even de archieven opruimen en oude stukken online zetten.

TM-redacteur Simon van den Berg is nog steeds in Berlijn. Nu het Theatertreffen is begonnen is hij fulltime Theatertreffenbezoeker geworden, maar daarnaast gaat het gewone Berlijnse theaterleven gewoon door.

7 mei
Opening TheaterTreffen: Kasimir und Karoline van Schauspiel Köln, NT Gent en de Veenfabriek

Het TheaterTreffen wordt geopend door Jack Lang die kunstenaars oproept om politici te blijven voeden met hun ideeën en utopieën, maar het is de vraag of hij daarvoor wel het juiste festival heeft opgezocht. De selectie is met z’n aandacht voor de kredietcrisis niet bijster optimistisch en Johan Simons, de regisseur van de openingsvoorstelling, zei in onlangs in een interview dat we moeten erkennen dat het theater de antwoorden niet heeft, sterker nog: dat we zelfs de vragen niet meer weten.

Het theater lijkt het daarom te zoeken in de verhalen van kleine individuën. Zoals dat van Kasimir en Karoline, die hun liefde niet kunnen behouden als hij wordt ontslagen en zij versierd wordt door een paar hoge heren. Weerbaarheid en wereldse problemen, daar gaat deze onderkoeld wanhopige voorstelling over en Simons heeft de juiste melancholische toon gevonden, die hij in de Nederlands/Vlaamse versie (die ik slechts op televisie zag) duidelijk niet te pakken kreeg. Het was overigens heel grappig om de muziek van de jonge multi-instrumentalisten van de Veenfabriek uitgevoerd te zien worden door veel oudere Keulse muzikanten. Ze deden het goed, maar echt rocken deed het niet.

8 mei
Trust
van Falk Richter en Anoukvandijk dc in de Schaubühne

Oh, dans, dacht ik vantevoren, maar een tipgever zei me dat het toch vooral heel veel tekst was, deze samenwerking tussen een Duitse schrijver en regisseur en een Nederlandse choreografe en danseres. Dat viel dan ook wel weer mee. Maar ik was er tamelijk van onder de indruk. Het uitgangspunt is nogal simpel: het gaat over vertrouwen in relaties en in geldzaken en komt dan snel weer uit op vertrouwen in banken en andere financiële instituties.

Continue reading “Berliner Tagebuch 2” »

Geheime plekken in Berlijn: 5. Das Olympisches Dorf

gehwegschäden,niet-theater — simber op 22 mei 2010 om 23:35 uur
tags:

Olympisches Dorf

Mijn zoektocht naar geheime plekken brengt me inmiddels behoorlijk ver de stad uit. Naar het dorp Elstal, ongeveer 15 kilometer ten westen van Spandau, waar het Olympische Dorp staat dat gebouwd werd voor de Olympische Spelen van 1936. De gebouwen in het ruime dorp staan er schitterend te vervallen, maar ook hier is de opknapmaffia alweer hard aan het werk om het allemaal netjes, informatief en toegankelijk te maken.

Olympisches Dorf

Het dorp is een opvallend heuvelachtig terrein met ongeveer 140 woongebouwen, sommige zien eruit als barakken -bijvoorbeeld het inmiddels opgeknapte ‘Jesse-Owenshaus’, waar de Amerikaanse atleet verbleef- zodat er de onvermijdelijke concentratiekampassociaties zich opdringen. Maar de meeste gebouwen zijn toch betonnen flatjes van vier hoog.

Continue reading “Geheime plekken in Berlijn: 5. Das Olympisches Dorf” »

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity