Twee idolen en veel leuke meisjes op de zaterdagavond van de Najaarscollectie

Geschreven voor DeDodo, die de Najaarscollectie versloeg.

Het viel op: wat een hoop leuke meisjes in Theater Kikker. Zou het door de programmering komen? Nu waren er een hoop leuke mannen om uit de kiezen op zaterdagavond. De stoere acteerbeesten van FC Bergman bijvoorbeeld, of de androgyne Nik van den Berg, of misschien de ogenschijnlijk lieve Bert Hana. En anders was er altijd nog DJ Oscar Kocken, die de avond aan elkaar praat als was het een bingo.

FC Bergman maakte vorig seizoen naam met hun megalomane voorstelling met de idioot lange titel die begint met Wandelen op de Champs Elysées…, en die uit het niets werd geselecteerd voor Het Nederlands Theaterfestival. Dat was een collage van beeldende scènes in een enorme fabriekhal, maar met De Thuiskomst van Pinter tonen ze aan ook in de zaal met een repertoirestuk indruk te kunnen maken.

Het hele toneel is bezaait met afval, dozen, plastic, papier met daartussen een paar stoelen en een koelkast. Hier wonen Max en Teddy. De acteurs zijn besmeurd met smurrie, roken, drinken blikjes bier, rochelen en maken ruzie. Hier komt ook Lenny vandaan, maar die werd filosofieprofessor in Amerika. En nu komt hij thuis op bezoek, met zijn vrouw Ruth. FC Bergman heeft deze tekst goed gekozen en bewerkt op hun grote kracht: Rik Verheye en Stef Aerts spelen Teddy en Max met tomeloze energie, Bart Hollanders als de bedremmelde en beheerste Lenny ertegenover, op geen enkele manier de baas over de situatie.

Maar de ster is toch Matteo Simoni als Ruth. Hij viel in Wandelen… al op als fysiek spelende dierenliefhebber, maar hoe hij hier in tekst, houding en presence een onrustbarend personage vormgeeft is onvoorstelbaar knap en magnetisch om naar te kijken. Dit is echt een acteur van de buitencategorie, een ster in de dop.

De voorstelling blijft een beetje hangen in de vaardig geschetste tegenstelling tussen energie en bedeesheid en duurt veel te lang, maar is wel lekker smerig, vuig en doet tussen de puinhoop van het decor recht aan Pinter’s talige geweld en aan zijn perversie. De Thuiskomst werd gemaakt op de toneelschool, nog vóór Wandelen… en ik kijk nu al uit naar FC Bergman’s volgende.

Nog een ster, maar van een heel andere categorie is Nik van den Berg. In de performance My momma loves my guitar sound speelt hij een pastiche op aan glamrocker. Of is het misschien allemaal serieus? Gehuld in spandex met slangenprint en een blouse met ruches, begeleid door een drummer en een toetsenist, zelf bas spelend rockt hij zich door liedjes heen die heel erg doen denken aan Prince, T-Rex, Bowie, Billy Joel of Van Halen. Tussendoor monologiseert hij in het Engels over tijd, liefde en andere clichés, vol met herhalingen, met steeds de rake poses van de rockgod, achteloos zijn zonnebril weggooiend of weer een nieuwe peuk aanstekend.

Het is onvoorstelbaar fascinerend wat Van den Berg doet, omdat je steeds verwarder raakt over wie hier wie in de maling neemt. Hij grossiert in onoplosbare tegenstellingen: een echte rockband met gitaarsolo’s uit de computer; eindeloze monologen en losgeslagen funk; keurig en slaafs navolgen van het rockidioom en eigenzinnige ijdelheid. Volume voor in een stadion op een paar vierkante meter in de kleine zaal van Kikker. Een performer met beperkt muzikaal talent, maar theatrale finesse.

En de grootste tegenstelling van allemaal: als Van den Berg bij het eindapplaus in een paar seconden transformeert van ongenaakbaar arrogant idool naar een verlegen en onwaarschijnlijk jong jochie. Het is pure en prachtige camp wat hij maakt en, ookal heb ik geen idee waar het heen moet met deze merkwaardige kunstenaar, ik zal hem graag blijven volgen.

En zo leverde deze avond Najaarscollectie twee nieuwe helden op. Geen slechte score, voor de recensent noch voor de meisjes.

Verslag: ‘Candide’ in Bochum

Bij het eindapplaus komen de cultuurverschillen het scherpst in beeld: de Nederlandse acteurs stuiven uitgelaten het toneel op, hun Duitse collega’s trekken hen weer in het gelid van de strenge en langdurige choreografie die applaus halen in Duitsland nu eenmaal is. Oh, en Duitse critici klappen überhaupt niet.

De première in Bochum afgelopen donderdag van Candide oder der Optimismus van de Nederlandse regisseur en componist Paul Koek is een bijzondere, in een maand die bol staat van theateruitwisseling tussen de lage landen en Duitsland. Vorige week gingen Luk Perceval’s Hamlet in Hamburg en Ivo van Hove’s Menschenfeind in Berlijn in première, over drie weken volgt Theu Boermans’ Hamlet in Graz.

Koek en zijn Leidse gezelschap De Veenfabriek gaan drie jaar samenwerken met Schauspiel Bochum, waarbij ook Nederlandse acteurs en muzikanten worden meegenomen. Het Bochumse theaterhuis start het nieuwe seizoen met maar liefst vijf premières in één weekend om een nieuw begin te markeren: een nieuwe artistieke staf afkomstig uit Essen (waar vorig jaar in Ubu werd samengewerkt met Toneelgroep Amsterdam) heeft de Bochumse schouwburg overgenomen en omdat Bochum ook meedoet met het Culturele Hoofdstadprogramma van Essen en het Ruhrgebied moet nu voor het oog van de wereld (of in ieder geval Duitsland) een artistiek hoogstaand statement worden gepresenteerd.

Candide, naar de filosofische en satirische avonturenroman waarin Voltaire vraagtekens zet bij het optimisme als levensbeschouwing, lijkt een toepasselijk nuchtere keuze bij de aanvang van zo’n grote onderneming. De jongeman Candide, geschoold door een leraar in de geest van Leibnitz (“Dit is de beste van alle mogelijke werelden”), reist door de wereld, maakt rampen en onrecht mee, hoort verhalen van helpers en medereizigers en keert zich uiteindelijk van zijn meester af, maar vindt wel zijn jeugdliefde Kunigunde terug.

Koek gebruikt, zoals hij vaker doet, het toneel als plek om verschillende (muziek)stijlen, ideeën en visies tegenover elkaar te zetten, en uiteindelijk te verzoenen. Een electronisch bandje clasht met klassieke strijkers, de naïeve, jonge Candide (Joep van der Geest) staat naast zijn wijzere, oudere zelf (Jürgen Hartman), elegante couture  wordt ingepakt in afstotelijke blootmaakpakken, de degelijk expressieve speelstijl van de Duitse acteurs staat soms haaks op de exuberante anarchie die de Nederlanders (naast Van der Geest ook Reinout Bussemaker) meebrengen.

De roman Candide is een wirwar van stijlen en Koek zet dit door in de enscenering. Op het lege toneel staat een grote houten doos (decor: Theun Mosk), een coulissendecor, waarin met houten schotten op verschillende dieptes een heuvellandschap of een golvende zee wordt gesuggereerd. Op doorzichtige doeken voor en achter worden kinderlijk getekende animaties geprojecteerd.

De voorstelling duurt ruim drie uur, en regelmatig wordt de handeling onderbroken door langdurige monologen van personages die laconiek over hun gruwelijke lot vertellen. Maar uiteindelijk lijken de oude en de jonge Candide verzoend, de twee muziekstijlen vloeien harmonisch in elkaar over en ook Candide en Kunigunde worden romantisch herenigd.

En daar zit uiteindelijk datgene wat het Nederlandse theater Duitsland te bieden heeft: ongedwongen speelsheid en een flinke dosis romantiek.

Verslag/recensie De Internationale Keuze

Parool,recensies,verslagjes — simber op 13 september 2010 om 01:24 uur
tags: , , ,

Voor de tiende keer is in Rotterdam in september een toonaangevend programma van internationaal theater te zien. Niet in de schouwburg dit keer, want die wordt verbouwd. Dus moet je als bezoeker op ontdekkingstocht naar de speellocaties, diep Rotterdam in.

Voor een festival dat ‘De Internationale Keuze’ heet, zijn er dit jaar overigens wel flink wat Nederlandse voorstellingen te zien. Zoals de nieuwste van De Warme Winkel, Poëten en Bandieten, over de jong gestorven Russische dichter Boris Ryzhy, of Answer me van Dood Paard, al is dat een Engelstalige Nederlands/Deens/Estse co-produktie met  Portugese gastacteurs.

Of Natives van theatergroep Wunderbaum, dat voor de voorstelling de beschikking kreeg over een hele flat in Pendrecht, ‘op Zuid’, die na afloop van de speelperiode wordt gesloopt. Het acteursgezelschap, dat afgelopen zondag nog de Prosceniumprijs won, maakt met Natives hun meest beeldende voorstelling tot nu toe, echter niet hun beste. In de schitterend opengewerkte en belichte sloopflat zien we scènes als uit een postapocalyptische wereld. De woningen zijn gestript en liggen vol afval. Een pasgeboren baby wordt gewassen met goor water uit een toiletspoelbak, een vrouw jaagt en vangt een kat, die ze vilt in haar badkamer.

Een ramp heeft deze plek onbewoonbaar gemaakt, maar toch gaan de bewoners, gehuld in hippe uitgaanskleren, niet weg. Ze wassen zich in modder, drinken besmet water, zoeken even toenadering tot elkaar, maar houden eigenlijk liever afstand. De moeder van het pasgeboren kind verstikt en begraaft het. Is dit de visie van de groep op het wonen in een probleemwijk? Of zijn de makers meer geïnteresseerd in hun eigen angsten voor het uiteenvallen van de bestaande orde? Het is moeilijk om er je vinger achter te krijgen. Twee huizen van het decor vandaan knipt af en toe licht aan en uit. Daar wonen blijkbaar nog mensen. Dit is een plek die toch enig statement afdwingt, maar Wunderbaum blijft te veel steken in esthetiek.

Dat is ook een beetje het geval bij de installatievoorstelling K, a society waarbij je wordt rondgeleid door het Haka gebouw, een schoolvoorbeeld van het Nieuwe Bouwen in Rotterdam West. Regisseur Kris Verdonck weet echter met videoprojecties en museale installaties schitterende beelden te creëren die lang blijven hangen. Een bak vol met rondrollende knuffelhondjes, een hypnotiserende video waarin de camera als in een vertraagde bungy jump langs een glazen gebouw naar beneden zakt of een video van een zakenman in een bak water, ook weer op water geprojecteerd.

De komende weken staan nog meer bijzondere, vaak multidiscipinaire voorstellingen op het programma. Opvallend is zeker de absurde musical Life and Times, episode 1, van de New Yorkse groep Nature Theatre of Oklahoma, met liedteksten gebaseerd op telefoongesprekken met een jonge vrouw, inclusief alle ‘ehhhm’s en ‘youknow’s. Het eind van het festival op 2 oktober is tevens de heropening van de vernieuwde schouwburg, die –net als in Amsterdam- een ‘stadsfoyer’ krijgt die de hele dag open is.

De Internationale Keuze van de Rotterdamse Schouwburg is nog t/m 3 oktober. Meer info op: www.deinternationalekeuze.nl.

Verslag/recensie: Amsterdam Fringe Festival

Parool,recensies,verslagjes — simber op 6 september 2010 om 00:31 uur
tags: , , , ,

Pareltjes zijn meegenomen en missers horen erbij. Dat is het motto van het Amsterdam Fringe Festival. Het festival, zijdelings verbonden met het Nederlands Theaterfestival, presenteert tien dagen lang ruim zestig kleine voorstellingen van onbekende makers, vaak op de raarste plekken van Amsterdam. Als kieshulp bij het gigantische aanbod heeft de organisatie gidsen gevraagd om routes te maken.

Voor zondag stelde kunstenares Tinkebell een route samen van drie voorstellingen. Omdat het programma laat bekend is, had ook zij weinig meer om op af te gaan dan de teksten op de website. “Ik ken een aantal mensen die betrokken voorstellingen, dus dat was een duidelijke keuze.” Maar ook praktische  redenen spelen een rol: “Mijn fiets is stuk, dus ik wilde alles redelijk dicht bij elkaar. En ik had gisteravond een belangrijke opening, dus het moest niet te vroeg beginnen.” Ook zij ziet deze zondag de voorstellingen voor het eerst.

De selectie van Tinkebell pakt wonderwel gunstig uit. Eindelijk! Kirgizië vertelt over de reis die de twee actrices –Vera Ketelaars en Anne Gehring, samenwerkend onder de wonderlijk slecht gekozen naam Miami Vice- naar het onbekende, centraalaziatische land maakten. Losjes vertellend schetsen ze personages als Hayat, een meisje van 24 en nog steeds ongehuwd, dat via internet een jongen ontmoet of  de alcoholistische vrouw, wiens baan bestaat uit de hele dag naast een roltrap zitten. Moeiteloos schetsen ze een beeld van een samenleving tussen 19e-eeuwse normen, en 21e-eeuwse technologie en kapitalisme. “Als ze de prijs van wodka verhogen, maak ik me van kant”, zegt de alcoholiste; haar zoon speelt spelletjes op zijn mobieltje; Hayat koopt voor duizend dollar een baantje bij de regering.

“Ik heb helemaal niets met de geschiedenis te maken”, zegt een van de personages, maar dat is natuurlijk een illusie. Afgelopen april werd Krigizië ineens wereldnieuws: de president werd afgezet en etnische spanningen tussen Kirgizen en Oezbeken liepen op. Ketelaars en Gehring weten met een scherpe wending alle lijntjes, ook die van hun eigen verhouding tot hun onderwerp mooi samen te binden.

Ook geslaagd is Nik©#2 van Nik van den Berg, een korte, pesterige performance waarin Van den Berg met een computer, een basgitaar en een eindeloze hoeveelheid sigaretten de witste, minst funky funk speelt die je je maar kunt voorstellen. Aangevuld met superijdele video en een passende dosis zelfspot een van de geestigste voorstellingen van het festival.

De misser in Tinkebell’s route was In de prime of your life van Ana/Kata, lelijke ouderwetse mime over een gezin waar de dierlijke driften de overhand krijgen, gelukkig wel op een grappige lokatie: de oude homosauna op de Kerkstraat. Nog leuker is de lokatie van de voorstelling Put: het metrostation-in-aanbouw op het Rokin. Maar ook hier stelt het gebodene teleur.

Maar het aardige van de Fringe is dat de slechte voorstellingen een natuurlijk onderdeel van het aanbod zijn. Je kijkt je medetoeschouwers nog eens betekenisvol aan en gaat vol goede moed op weg naar de volgende voorstelling.  Voor wie Tinkebell’s gelukkige hand van kiezen wil beproeven: ze tipt als laatste nog l’Autre fille van Nina Boas.

Het Fringe Festival duurt nog t/m 12 september. Meer info op www.amsterdamfringe.nl

Reportage: Boukje Schweigman in Shanghai

buitenland,Parool,PS Kunst,verslagjes — simber op 7 augustus 2010 om 08:05 uur
tags: , ,

Shanghai is een stad van superlatieven. Met zo’n 14 miljoen inwoners een van de grootste steden op aarde, De mensenmassa’s die zich in de metro en door winkelstraat Nanjing Lu wringen zijn verbijsterend, de felle lichten op de talloze wolkenkrabbers van Pudong zijn onvoorstelbaar subliem en de energie die het financiele brandpunt van nog steeds aanzwellende economische macht van China uitstraalt is bijna tastbaar. En midden in die opeenhoping van licht, auto’s, mensen, smog, glas, metaal en etensgeuren draait een jonge vrouw een uur lang rondjes.

Drie avonden speelt de Nederlandse mimester Boukje Schweigman haar voorstelling Wervel in het Dutch Cultural Centre (DCC) in een voormalig industriecomplex in de wijk Jing’An. Het DCC is onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de Wereldtentoonstelling die op dit moment in Shanghai plaatsvindt. Nederland is het enige land dat naast een paviljoen op het expoterrein in het zuiden van de stad (het speelse Happy Street van architect John Körmeling) nog een aparte ruimte heeft in de stad zelf, met een expositieruimte en een theater voor zo’n 120 toeschouwers, waar naast filmvertoningen, concerten en workshops ook regelmatig Nederlands theater en dans te zien zijn. Toneelgroep De Appel is al geweest, Emio Greco komt nog

Voordat het publiek naar binnen mag, moet iedereen op het pleintje voor het theater een lichtgekleurde pij aan. De temperatuur is dan wel niet meer 36 graden zoals eerder op de dag, maar warm is het wel. Een voor een worden de toeschouwers binnengelaten. Het is een mengeling van jongere mensen uit de (kleine) kunstscene en nieuwsgierige oudere buurtbewoners. Voor Chinezen zijn ze onkarakteristiek stil, driftig wapperen ze met hun waaiers. Daarnaast zijn er een paar expats en Nederlandse toeristen.

De voorstelling Wervel (Whirl in het Engels, en Xuanwo in het Chinees) bestaat uit niets anders dan Schweigman die om haar as draait. Ze leerde de techniek van een Soefi, een volgeling van een mystieke traditie, waarin derwisjen eindeloos ronddraaien als spirituele oefening. Maar gaandeweg weet Schweigman wel degelijk theater te brengen in haar minimalistische performance. Soms is ze als een sierlijke ballerina, dan lijkt ze een vurige tangodanseres, dan is ze weer jagend, als een kat achter z’n eigen staart aan. Af en toe lijken haar handen de andere kant op te draaien dan haar lichaam. Als ze een enkele keer versnelt lijkt haar beweging mechanisch, alsof ze ieder moment kan opstijgen.

Het publiek, uniform gekleed in de pijen, zit in een cirkel om haar heen en worden zo deel van het decor, zodat het geheel lijkt op een boeddhistisch ritueel. De soundscape (van componist en theatermaker Paul Koek) bestaat uit mechanisch vervormd geruis, waarin de geluiden van Schweigmans eigen lichaam -hartslag, voeten stem- zijn verwerkt. Ook worden, heel subtiel, geuren van anijs, kaneel en hout verspreid.

De voorstelling is uitgebeend en meditatief, en je moet je eraan overgeven. Dat is te veel gevraagd voor een paar van de oudere dames, die de rest van de voorstelling hardop van commentaar voorzien. Ook andere toeschouwers moeten veel zuchten en hun mobiele telefoons bekijken. Sommige pijen gaan uit, het is te warm. Toch weet Schweigman met haar dwingende aanwezigheid de concentratie weer terug te brengen.

Bij het nagesprek direct na de voorstelling blijven er zo’n 25 mensen over. Een tolk vertaalt van Engels naar Chinees, maar veel toeschouwers blijken redelijk Engels te spreken, wat in Shanghai redelijk bijzonder is. Het publiek is in eerste instantie vooral geinteresseerd in praktische zaken: hoevaak draait ze precies rond? Heeft ze er al eens aan gedacht om een wereldrecord te vestigen? Hoeveel moet je per dag trainen? Ligt de voorstelling helemaal vast of is er ruimte voor improvisatie?

Schweigman blijkt erg afgeleid te zijn geraakt door de pratende dames “Ik wilde bijna stoppen en vragen of ze wilden weggaan.” In Beijing, waar ze de voorstelling vorig jaar speelden, zijn meer studenten en is het publiek jonger en meer betrokken. “Vrouwen van die leeftijd hebben hun geduld opgebruikt”, verontschuldigt een van de jongere toeschouwers hen.

Een oude man is het er niet mee eens. Hij is 72 en heeft ervan genoten. Hij heeft kaartjes gekocht voor de twee volgende uitvoeringen en vertelt in het Chinees uitgebreid wat hij heeft gezien: een moeder die zwanger is van haar kind, het draaien als de energie van de jeugd, de cirkel publiek als de begrenzing van het leven. “God heeft ons gemaakt, maar hij heeft ons niet onsterfelijk gemaakt. Iedereen heeft dezelfde mogelijkheden; het komt erop aan om mooi te wervelen.”

Ook andere bezoekers beginnen te vertellen over hun eigen ervaringen en associaties: “Het was als een bloem die langzaam begint te bloeien”; “Ik weet niet precies welke emotie u probeert te tonen”; “Het voelde een tijd lang als een wedstrijd in uithoudingsvermogen tussen de performer en het publiek. Maar aan het eind bewoog je uit je eigen cirkel om ons te bereiken en werd het toch een beeld van communicatie.”

Schweigman vertelt over haar ervaring met de voorstelling in andere culturen. In Nederland probeert ze aan het eind van de voorstelling het publiek even aan te raken, maar in China zit iedereen achterover, dus kan ze er niet bij. In Iran, waar het soefisme verboden is door de orthodox islamitische dictatuur, had ze haar meest bijzondere ervaring: “Mensen zagen hun eigen geschiedenis en traditie, die ze zelf niet mogen uiten, beschermd worden door iemand uit een heel andere cultuur. Dat gaf een enorme ontlading.”

Helemaal na afloop, buiten op een terras met een mangosap is Schweigman nog niet helemaal tevreden. Ze herstelt van een lichte ziekte en heeft last van haar voeten, maar haar voornaamste zorg is het publiek in de zaal: “Ik vind het heel erg belangrijk om voor het passende publiek te spelen. Ik kom van heel ver gereisd en ik hoop met deze voorstelling juist jonge mensen van kunstopleidingen te bereiken. Ze leren hier op dansscholen geweldige techniek, maar niet om eigen werk te maken.”

Daarom geeft Schweigman ook workshops, waarin ze naast de techniek van het ronddraaien ook haar manier van werken probeert over te dragen. “Het is heel bijzonder dat veel van de deelnemers zich met een bepaalde naiviteit in het draaien storten. Een mevrouw deed het voor het eerst, maar ze kon het meteen een uur lang. Dat is heel bijzonder. Het groepje blijft ook bij elkaar om wekelijks te oefenen. Een meisje zei tegen mij: jij geeft mij het zelfvertrouwen om mijn eigen weg te gaan.”

Een paar jaar geleden wist niemand nog waarover je het had als je op de alom gestelde vraag “Where you from?” vertelde dat je uit ‘He-Lan’ komt. Deze zomer roept iedere taxichauffeur vrolijk: “Ah! Football number two.” Het zal nog wel even duren, maar ooit zullen ze naast Arjen Robben ook “Bo-Ke Si-Wei-Ge-Man” kennen.

Verslagje opening Theatertreffen

buitenland,Parool,verslagjes — simber op 10 mei 2010 om 00:47 uur
tags: , , ,

Ze zijn er niet. Normaal staan bij de opening van het Theatertreffen in Berlijn altijd minstens een half dozijn dames voor de ingang van het theater met een bordje ‘Suche Karten’. Ze doen een laatste, wanhopige poging om erbij te zijn, maar vanavond ontbreken ze. Ligt het aan de crisis? Of zien ze de openingsvoorstelling niet zitten?

Het Theatertreffen is het belangrijkste theaterfestival van Duitsland. Sinds 1964 wordt jaarlijks een selectie van de tien beste voorstellingen uit de ‘Deutschsprachige Raum’ (Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) uitgenodigd in Berlijn. Vrijdagavond werd het festival geopend met de voorstelling Kasimir und Karoline van de Nederlandse regisseurs Johan Simons en Paul Koek.

Het festival benadrukt  dit jaar de internationale dimensies van de selectie. Kasimir und Karoline is een coproductie van Schauspiel Köln met NT Gent en de Veenfabriek, maar er staat ook een vrijwel geheel Engelstalige voorstelling, Life and Times episode 1, van de New Yorkse groep Nature Theater of Oklahoma. Ook de Vlaamse regisseur Luk Perceval, die al jaren in Hamburg werkt, is uitgenodigd. De opening werd vrijdagavond verricht door de Franse oud-minister van cultuur Jack Lang.

Die legde meteen de verbinding met het meest in het oog springende onderwerp dat de Duitse kunstwereld bezighoudt: de crisis. Lang wees op de intellectuele en morele oorzaken van de kredietcrisis en riep politici op juist nu niet te bezuinigen op cultuur: “Politici hebben op dit moment een tekort aan ideeën. Het is aan de kunstenaars om utopieën te blijven ontwikkelen.” Waarna hij de daad bij het woord voegde door een ontwerp voor een Frans-Duits staatsburgerschap te lanceren.

Ook de keuze van de festivaljury weerspiegelt het crisisgevoel, met een selectie van uitvoeringen van nieuwe toneelstukken die vrijwel uitsluitend over de kredietcrisis lijken te gaan. Geen enkele Shakespeare, Tsjechov of Schiller dit jaar, maar schrijvers als Elfriede Jelinek, Dennis Kelly en Dea Loher werden uitgenodigd met stukken waarvan de titels alleen al weinig te raden over laten: Contracten van de Koopman, Liefde en geld en Dieven.

En ook in Koek en Simons’ voorstelling van Ödön van Horváth’s moderne klassieker gaat het om de menselijke gevolgen van laagconjunctuur: Kasimir en Karoline speelt tenslotte in 1932 en gaat over een paar dat uit elkaar groeit nadat hij z’n baan verliest. Simons en Koek maakten er een mooi melancholieke voorstelling van ondersteund door synthi-pop van de Veenfabriek. Verlaten mensen aan de achterkant van een kermisterrein, waar de rijke heren alleen komen om te pissen en meisjes te verschalken.

Alleen Simons kon bij de opening aanwezig zijn, maar hij heeft dan ook iets te winnen. Hij verhuist later dit jaar naar München om daar de Münchner Kammerspiele te gaan leiden. Donderdag was hij nog in München om zijn plannen achtereenvolgens aan de gemeenteraad, de pers en het personeel te presenteren, eerder op de vrijdag was hij nog in Amsterdam, waar die avond zijn voorstelling Gif in première gaat (met o.a. Simons’ vrouw Elsie de Brauw), en ‘s avonds in Berlijn willen diverse journalisten en televisiestations graag nog even praten met Herr Regisseur, die ze met een flesje bier in de hand in smeuïg NederDuits welwillend te woord staat.

Kasimir und Karoline is min of meer een remake van de locatievoorstelling die hij vorig jaar maakte met Nederlandse en Vlaamse acteurs op vliegbasis Soesterberg bij Utrecht. Die werd niet bijster enthousiast ontvangen en tijdens een opvoering op het festival in Avignon ontstond een relletje toen een geïrriteerde toeschouwer de voorstelling onderbrak.

Simons: “Die voorstelling was uitbundiger, explosiever. Toen ik hem in Keulen opnieuw kon maken was dat in de zaal, en werd de voorstelling ingetogener.” Het decor is hetzelfde gebleven: een ijzeren stellage, een tijdelijke bouwconstructie waar met enorme glitterletters ‘Enjoy’ staat. “Ik had deze voorstelling moelijker in München kunnen maken, ook als speelt het stuk zich op het Oktoberfest af. Maar het is nu een rijke stad, de Münchner Kammerspiele heeft een welvarend, links-intellectueel publiek. Negentig procent leest de Süddeutsche Zeitung; in Keulen is het publiek armer. En in het Ruhrgebied weten ze wel werkloosheid is.”

Hoewel Simons de verschillen benadrukt, blijft het bizar om te bedenken dat er nu twee versies van zijn voorstelling door Europa reizen: de Duitse nu in Berlijn en later weer in Keulen, de Nederlands/Vlaamse later deze maand in Amsterdam en daarna weer in Frankrijk.

Ook Ivo van Hove en Jan Versweyveld lopen rond door het Haus der Berliner Festspiele. Van Hove regisseert hier bij de Schaubühne De Mensenhater van Molière, met in de hoofdrol Lars Eidinger, die Hamlet speelde in de voorstelling van Thomas Ostermeier die in december met groot succes in Amsterdam te zien was. De voorstelling gaat pas in september in première, maar door de drukke schema’s moet hij nu al afgemaakt worden.

Ongeveer tegelijkertijd gaat in München Simons’ eerste voorstelling in première: Hotel Savoy, naar het boek van Joseph Roth, waarin naast de Duitse acteurs uit het ensemble ook Pierre Bokma en Katja Herbers meedoen.

Zo zijn de regisseurs uit de lage landen grote meneren geworden in de landen waar regisseurs op een voetstuk staan en gegoede dames staan te bedelen om kaartjes. De ‘Suche Karten’ bordjes waren de dag na de première gelukkig weer present.

Verslag: ‘Paroles, pas de roles / vaudeville’ van de Comédie Française

Het 6e arrondissement, waar in ’68 de revolutie ontbrandde is inmiddels een keurige, bourgeois buurt op de linkeroever van Parijs. De Comédie Française, het oudste toneelgezelschap ter wereld (en een van de grootste), heeft er een kleine zaal: het Théâtre du Vieux-Colombier. Maar als je er de zaal binnenloopt waan je je ineens in Frascati. Hier staat een uiterst herkenbaar Discordia-decor.

Op het podium staat een tweede tribune met houten stoelen, op het speelvlak is het een wirwar van oude lampen, doeken en houten meubilair. In het midden hangt een stoel aan een touw. Op de muren zijn met geprinte letters toneelaanwijzingen geschreven: links staat ‘court’ en rechts ‘jardin’. De acteurs van de Comédie Française drentelen al rond. Eén leest de krant.

Deze verbazende transplantatie van de werkwijze en stijl van Discordia, Stan en De Koe kwam tot stand door een uitnodiging van de Comédie Française aan Peter van den Eede, Damiaan de Schrijver en Matthias de Koning om een voorstelling te komen maken, nadat de artistieke leiding hun voorstelling Vandeneedevandeschrijvervandekoningendiderot had gezien. De CF is natuurlijk een eerbiedwaardig instituut, met veel regels, hiërarchie en hokjesdenken, maar de drie makers bedongen volledige artistieke vrijheid, maar spelen zelf niet mee.

De vijf acteurs heten ons welkom en vertellen het publiek enthousiast door elkaar heen pratend het programma van de avond. Ze beheersen dezelfde aangename losheid van hun leermeesters, er is geen scheiding tussen de theatersituatie en de handeling in de tekst. Laatkomers worden vrolijk begroet.

Er komt een collage van teksten voorbij: alle aankomstscènes van de bezoekers uit Zomergasten van Gorki, fragmenten van Godard, Feydeau en van Vandeneede zelf. Het gaat vaak over acteren of oprechtheid, de acteurs ruzieën over rolverwisselingen en personages. Het is snel, geestig en elegant. Er wordt een doek opgetrokken, zodat de twee publieken elkaar niet meer kunnen zien en ervóór wordt tegelijk dezelfde scéne gespeeld over oprechtheid. “Ik speel dit niet, dit is écht zo”, klinkt het van twee kanten van de afscheiding. Bij sommige acteurs zie je dat ze moeite hebben met deze speelstijl, het wordt maniëristisch en gekunsteld. Maar de meesten gaat het verbazend goed af en je ziet het plezier van de bemachtigde vrijheid.

En middenin de voorstelling zit een hilarische vaudeville-scène, waarin de spelers deeg kneden, een lekke emmer vullen met een lekke gieter, iemand een bad neemt in een rieten kast en er vervaarlijke toeren worden uitgehaald met een uit elkaar vallende ladder. Erg leuk, maar je ziet meteen dat de acteurs hierin minder op hun gemak zijn. Het is in Nederland een opvallende trend dat alle groepen uit de Discordia-stal zich de laatste jaren met vaudeville bezighouden en met name ‘t Barre Land is daar zeer virtuoos in geworden.

“Mensen waarschuwden ons gewaarschuwd voor de conservatieve en traditionele manier van werken bij de Comédie Française”, vertelt Peter van den Eede een paar dagen later aan de telefoon, “Maar juist bij de acteurs was dat tegenovergesteld. Bovendien: wij geven les, willen onze manier van werken doorgeven en dan kun je zo’n uitnodiging niet afslaan. Als we gevraagd worden om terug te komen zijn we daar zeker toe bereid. In principe mogen wij als gastacteurs niet zelf spelen bij de Comédie Française, maar misschien kunnen we ook daar iets in veranderen.”

Paroles, pas de roles / vaudeville van de Comédie Française
Gezien 6/2/2010 in Parijs

Verslagje Impulse Festival

buitenland,Theatermaker,verslagjes — simber op 16 februari 2010 om 21:03 uur
tags: , , , ,

Geschreven samen met Lorianne van Gelder.

Net over de grens vierde Festival Impulse eind vorig jaar zijn vijftiende verjaardag. Impulse, dat zich afficheert als het belangrijkste festival in Duitsland na het Berlijnse Theatertreffen, biedt een podium voor het kleinschaliger theateraanbod uit de Duitstalige landen, voorstellingen die buiten de stadstheaters worden gemaakt – in goed Duits ook wel Off Theater genoemd. Door een jury (waarin dit jaar Rotterdamse Schouwburg-programmeur Annemie Vanackere zat) wordt jaarlijks de beste voorstelling gekozen, die op het Theatertreffen wordt getoond. In 2007 won Ivana Müller deze prijs met haar voorstelling While we were holding it together.

In tien dagen, eind november, begin december, reizen zo’n vijftien voorstellingen tussen de kleine zalen van de Ruhrsteden Bochum, Düsseldorf, Mülheim en Keulen. De selectie bestaat uit bekende namen in het kleinezaalcircuit, zoals het Berlijnse Gob Squad, het duo Gintersdorfer/Klaßen (dat op de laatste Internationale Keuze indruk maakte met Othello, c’est qui?), het collectief Andcompany&co en enkele voorstellingen van het Weense productiehuis Brut.

Deze vijftiende editie van Impulse (25 november t/m 6 december 2009) kenmerkte zich door documentairevoorstellingen – een trend die in Nederland ook duidelijk aanwijsbaar is. Zoals Ruanda Revisited van Hans Werner Kroesinger, waarin vijf acteurs voor een wand met kaarten, cijfers en foto’s als een politieke lezing de geschiedenis van Rwanda ontleden, van koloniale heerschappij tot genocide. De acteurs lijken echter moeite te hebben de droge stof recht te doen; ze blijven vormelijk en demonstrerend waar de losse speelstijl van ’t Barre Land of Wunderbaum een levendiger resultaat zou opleveren. Na een eerste feitelijke historische les wordt het publiek uit zijn stoel gehaald en door een donkere gang met een lange rij piepkleine filmstills van de genocide geleid. Op tafeltjes in de gang liggen bordjes met broodjes kaas, slachtoffers zijn immers ook net broodjes kaas, aldus een VN-commandant ter plaatse:  ‘Nobody cares about a cheese sandwich.’

De voorstelling gaat door in een kille tent op het achtertoneel, waar vervolgens de volledige oorlog chronologisch wordt naverteld, inclusief houtspaanders ter illustratie van de doden. Ten slotte zakt het doek van de achterwand en zien we de verlaten stoelen waarop we eerder zelf zaten: wij waren al die tijd toeschouwers. Het is een beetje dik moralisme dat doodslaat door de heiligheid waarmee de makers hun onderwerp behandelen.

Beter bevallen de twee producties van Brut, ‘het Frascati van Wenen’, volgens artistiek directeur Thomas Frank. De eerste is Made in Russia van het Russische duo Andrei Andrianov en Oleg Soelimenko, waarin ze hun – grotendeels verzonnen – levensverhaal vertellen, de één een jonge danser bij het Bolsjoi en de ander een onechte zoon van Jean-Luc Godard, die samen nieuwe dansmethodes onderzoeken en uitvinden en via contactimprovisaties, tochten over de Alpen en liedjes van The Beatles uitkomen bij het eindpunt van de dans: twee mannen op het toneel, vrolijk keuvelend over dans.

Ook de dansperformance Spitze van Doris Uhlich bij Brut is de moeite waard. Ontstaan vanuit Uhlichs wens ooit op spitzen te dansen werkte ze samen met de bijna zeventigjarige prima ballerina Susanne Kirnbauer-Bundy en recent gepensioneerd danser Harald Baluch. Het werd een sympathieke voorstelling, ontroerend in haar weergave van de imperfecte balletdanser en met genoeg ironie om ook niet-dans-ingewijden te onderhouden.

Onder de Duitse makers is overigens ook duidelijk het stempel van de studie toegepaste theaterwetenschap in Giessen waarneembaar, waar makers als René Pollesch en Rimini Protokoll vandaan komen. F wie Fälschung van Giessenstudent Boris Nikitin bijvoorbeeld is extreem conceptueel theater met verwijzingen naar Orson Welles, Publikumsbeschimpfung en Woyzeck. Duidelijk theater voor ingewijden; voor leken of buitenlandse theaterkenners is het louter slaapverwekkend.

De Impulse-prijs werd op de slotavond uitgereikt aan Othello c’est qui?. Dat betekent dat de voorstelling behalve door Berlijn ook wordt uitgenodigd door de Wiener Festwochen en door De Internationale Keuze. Wat een beetje jammer is, want daar is ze al geweest.

Gezien: Impulse Festival
Waar: Düsseldorf, Keulen, Müllheim, Bochum (Duitsland)
Wanneer: 4 t/m 6 december 2009

Verslagje: Crew/Eric Joris weekend in de Brakke Grond

Parool,verslagjes — simber op 22 maart 2009 om 20:12 uur
tags: , , ,

Daar sta je dan; oog in oog met een half-technologisch wezen. Hij of zij kan niet zien, met zijn virtual reality-bril en koptelefoon op, een raar medisch schort aan en aangesloten op een dikke kabel. Toch weet hij met enige moeite zijn koptelefoon op jouw hoofd te zetten. Enkele minuten later ben je net zoals hij.

Het werk van de Vlaamse theatermaker Eric Joris sluit aan bij het Nederlandse ervaringstheater van bijvoorbeeld Dries Verhoeven of Boukje Schweigman. Maar waar die laatsten vooral op zoek zijn naar zo simpel mogelijke theatrale middelen, maakt Joris met zijn groep Crew juist gebruik van de meest geavanceerde techniek. In de Brakke Grond  werd afgelopen weekend aandacht besteed aan Joris’ speciale vorm van hoogtechnologisch ervaringstheater, met lezingen, discussies en de één-op- één voorstelling Eux.

Voor zijn nieuwe theatervorm heeft Crew een samenwerkingsverband opgezet met verschillende Europese universiteiten. Veel technologie –in dit geval met name 360-graden video-camera’s die hun beelden live of bijna live doorsturen naar virtual reality-brillen- wordt steeds verfijnder, maar wetenschappers zijn hard op zoek naar kunstenaars die hun werk van inhoud voorzien. Joris was oorspronkelijk striptekenaar, maar raakte gefascineerd door het idee een tekening ín te kunnen stappen.

Eux begint met een wandeling op straat met een koptelefoon op je hoofd en een technicus in je voetspoor. Een man vertelt het verhaal van zijn ziekte: hij kan geen gezichten meer herkennen. Op het moment dat hij wordt opgenomen in een inrichting kom je zelf via een achterdeur de theaterzaal binnen. Na de confrontatie met de technologische mens –een eerdere toeschouwer, blijkt later- en jouw eigen transformatie begint een merkwaardige reis door gangen in een ziekenhuis en een klooster, waarbij je steeds je eigen blikrichting kunt bepalen.

Intrigerend wordt het als iemand je vraagt om een hand voor je gezicht te houden en er tegelijkertijd een hand op het scherm in je bril verschijnt. Verbijsterend  is de ervaring als je eigen handen iets anders moeten doen dan je virtuele handen. En dan zie je ineens jezelf, een iets eerder opgenomen beeld, je achtervolgt jezelf door een gang, terwijl je nog steeds in die opname vrij om je heen kunt kijken.

De ervaring is intrigerend en gelaagd, maar het verhaal het zwakke punt is van de voorstelling. Als je de ruimte krijgt om te exploreren, wil je niet verteld krijgen wat er aan de hand is, maar het zelf ontdekken.

Dit soort high-tech theater heeft vooralsnog een smal publiek. Dat is niet zo verwonderlijk: bij Eux kunnen per avond slechts twaalf toeschouwers naar binnen. Maar ergens op dit terrein ligt een fascinerende toekomst waarin theater, film en game in elkaar overvloeien. Bij Joris’ volgende project krijgen twee mensen met een 360-graden camera, microfoon, virtual reality-bril en koptelefoon elkaars zintuigen te zien en horen. Dit project, met de toepasselijke titel Headswap, lijkt een interessante stap van verhaal naar spel.

Meer info op www.crewonline.org

Verslagje Breakin’ Walls

Parool,verslagjes — simber op 13 november 2008 om 00:25 uur
tags: , , , ,

Breakin’ Walls moet meer worden dan het jongerenfestival van Theater Frascati. Festivalcoördinator Kiki Rosingh wil van Breakin’ Walls een ‘label’ maken voor alle jongerenvoorstellingen in de Nes, en wil tijdens het festival meer mixen met de reguliere bespelers van Frascati. “Wij zijn het jonge, hippe, stoute broertje van Frascati”, zei Rosingh gisteravond bij de opening van de zesde editie.

Dat voornemen komt het best tot uiting in twee projecten, waar gerenomeerde theatermakers samenwerken met jonge multiculturele jongeren. Zo maakte multimedia-kunstenares Carina Molier een film met studenten van de multiculti theateropleiding ITS DNA. In Zorn volgt een cameraploeg een vluchteling naar het gesprek waarin besloten wordt over zijn asielverzoek. Buiten de hekken van een groot gebouw, naast het hokje met twee bewakers gebruikt ze hortende hand-held camerabewegingen en een dreigende soundscape om het zenuwachtige wachten te tonen.

Molier weet met de hectische vorm en naturel acteren heel terloops de wanhoop van de jonge vluchteling te laten zien. Misschien net iets té terloops. De makers zeggen geïnspireerd te zijn op de weerbarstige filosoof Peter Sloterdijk (en op een scène uit de BNN serie Couscous & Cola), dat is meer pretentie dan dit half uur film kan dragen.

Speelser en veel vrolijker is de voorstelling Orange Guinea Pigs Into The Black Hole van het jonge mimecollectief Orange Guinea Pigs, dat begeleid werd door mime-regisseur Sanne van Rijn. Linar Ogenia en Laurens Oliveiro studeerden vorig jaar af aan de mime-opleiding en presenteren nu een reeks scènes, waarin ze fysieke begaafdheid koppelen aan aanstekelijke humor.

Ze doen een scène waarin ze een golftas vol sportartikelen het juiste instrument zoeken om de ene elastiekbal tegen de andere te schieten, een scène waarin ze zichzelf met een computermuisbesturen op Robot Rock, en een scène waarin ze stilstaand elkaar achterna rennen. Het is allemaal los en associatief, met als terugkerend thema ‘keuzes maken’, maar het wordt toch een eenheid door het vormbewustzijn van Van Rijn, die hiermee lijkt terug te grijpen op de werkplaatsvoorstellingen die ze jaren geleden met Roy Peters maakte bij het Gasthuis. Charmant en veelbelovend.

Overigens is tijdens het festival ook nog Mijn Naam is Rachel Corrie te zien van Laura van Dolron, een oudere, maar mooie voorstelling over een naïef meisje in de Gazastrook.

Breakin’ Walls duurt nog t/m zaterdag. Meer info op www.breakinwalls.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity