8 vragen over de nieuwe fondsstructuur

beschouwingen,cultuurbeleid,Theatermaker — simber op 17 februari 2007 om 21:18 uur
tags: ,

In de TM van december werd op deze plek het voorgestelde nieuwe cultuurstelsel besproken, inclusief de haken en ogen. Begin december kwam het rapport van de Commissie Alons uit, waarin een nieuwe structuur voor de podiumkunstfondsen werd voorgesteld. Wat houdt het plan van de Commissie Alons nu precies in, hoe zijn de reacties uit het veld, en zijn nu alle onduidelijkheden opgelost? Robbert van Heuven en Simon van den Berg gaan op zoek naar antwoorden.

1. Wat is die Commissie Alons waar iedereen het de hele tijd over heeft?

Het ministerie van OCW en de drie huidige fonden voor de podiumkunsten FAPK (Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten), FPPM (Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing) en FST (Fonds Scheppende Toonkunst) hebben Carel Alons, directeur van het Ro Theater, opdracht gegeven om met een commissie te adviseren over een nieuwe fondsstructuur die nodig is door de herziening van het subsidiestelsel in de podiumkunsten. In de commissie zaten naast Alons Stan Paardekooper (van het FST), Hans van Maanen (Hoogleraar Kunst en Maatschappij in Groningen), Nico van der Spek (bestuurslid FPPM) en Laurien Saraber (zelfstandig onderzoeker en adviseur)

Zoals van te voren werd verwacht heeft de Commissie Alons geadviseerd om één fonds voor alle podiumkunsten op te richten. Dit fonds voor muziek, theater en dans moet de huidige fondsen vervangen. Daarbij adviseert de commissie om binnen dit ene fonds de verschillende disciplines duidelijk zichtbaar te houden, onder andere door het te laten besturen door een driemanschap van directeuren: een voorzitter van het bestuur die over zakelijke aspecten gaat, een directielid voor muziek en een directielid voor dans en theater.

Continue reading “8 vragen over de nieuwe fondsstructuur” »

Gezien: 100% Theater = 100% Leugen

Sommige theatergroepen zijn net popbandjes. Nieuw West bijvoorbeeld, dat is een recalcitrant punkbandje met Marien Jongewaard als charismatisch frontman. Theater Kikker organiseerde in december het minifestival 100% Theater = 100% Leugen als eerbetoon aan hun werk, waarbij jonge theatergroepen de teksten van Nieuw West, opgetekend door Rob de Graaf, als een soort cover-versies uitvoerde; het theatrale equivalent van een tribute album.

De Utrechtse toneelschoolstudent Guido Pollemans deed in zijn versie van A Hard Day’s Night een niet onverdienstelijke imitatie van Jongewaard, maar ondanks zijn bravoure stak het wat bleekjes af bij the real thing, wat het publiek op de in het café afgespeelde video’s nog even kon nakijken. De rest van de avond, tijdens voorstellingen van jonge theatergroepen Opium voor het Volk en De Warme Winkel, kwamen steeds dezelfde elementen terug. De fascinatie voor messen en zelfmutilatie; geweld tegen burgerlijkheid en de consumptiemaatschappij; harde humor die een inkijkje geeft in een wereldbeeld van über- en untermenschen.

Toch blijken juist de stukken van Rob de Graaf, hoe sterk ze ook zijn, zozeer verbonden met de de persoonlijkheid van Jongewaard als uitvoerende, dat de woorden uit andere -jongere, naïevere- monden hun waarachtigheid voor een goed deel verliezen. Maar misschien ging het bij Nieuw West ook niet om de vorm of om de tekst: Nieuw West is een state of mind, door Marien Jongewaard onlangs in de Volkskrant nog eens kernachtig samengevat als: “Als we de vloer opgaan, hebben we geen binding. Geen sociale binding, geen binding met onze eigen ideeën, zelfs: je bent een autonoom figuur.”

Het is een instelling die een zeker gevaar en onverantwoordelijkheid met zich meebrengt en juist dat mist Jongewaard bij de huidige generatie theatermakers. In hun versie van Maria Boodschap formuleert het jonge gezelschap Opium voor het Volk daarop voorzichtig een antwoord. Opium voor het Volk bestaat uit de schrijvers Tom Helmer en Willem de Vlam en door samen met actrice Kristen Denkers zelf in al hun onbeholpenheid op het podium te gaan staan zoeken ze doelbewust de ongemakkelijkheid en de gêne op die het werk Nieuw West ook regelmatig kenmerkt.

Tenslotte ging De Warme Winkel aan de hand van Neanderdal op zoek naar de hardheid en het cynisme van Nieuw West. Het Maastrichtse gezelschap rond Jeroen de Man en Vincent Rietveld oogste deze zomer al op de zomerfestivals positieve kritieken met hun staaltje publieksbeschimping Totaal Thomas en leefde zich hier uit in blote mannen-scènes, een uitgebreide bespreking van het budget voor dit project uitmondend in de uitnodiging aan het publiek om eieren gooien naar een speciaal opgetrommelde “kansarme” jongere, een vmbo leerling. Jongewaard zelf is de eerste, enthousiaste werper. Als we klaar zijn vertelt de jongere nog een paar harde racistische grappen.

Het choqueren is hier meer doel dan middel, maar De Warme Winkel weet wel te ergeren en dat lijkt me bij een Nieuw West-hommage toch zeker de bedoeling. Nieuw West heeft immers altijd de grenzen van het theater opgezocht, onder andere door bij het publiek reacties op te roepen die normaal gesproken door theatermakers vermeden worden. Dat blijkt iets wat jongere theatermakers ook nog wel kunnen, al lijken ze soms onzeker of ze het wel willen. Want bij Nieuw West staat het regelmatig voorkomende geëtter altijd in dienst van iets groters: niets minder dan ruimte scheppen voor een betere, vrijere wereld.

Voor de jongere generatie is dat een te abstract idealisme. Zij zijn sceptisch over de maakbaarheid van de samenleving en pragmatisch in hun oplossingen. Maar hun bewondering voor de autonomie en de overtuiging van Nieuw West is oprecht.

Gezien: 100% Theater = 100% Leugen
20 december 2006, Theater Kikker, Utrecht

Theaterbestel gaat op de schop

beschouwingen,cultuurbeleid,Theatermaker — simber op 17 december 2006 om 11:19 uur
tags: , , ,

stroomschema.jpgVoor het december/januarinummer van TM schreef ik samen met Robbert van Heuven een beschouwing over de veranderingen in de subsidiëring van de podiumkunsten die eerst door staatssecretaris Medy van der Laan en later door minister Maria van der Hoeven zijn voorgesteld en die inmiddels zijn goedgekeurd door de Tweede Kamer. Hierbij te downloaden als PDF, maar let wel: u mist het prachtige door Hans Bos vormgegeven stroomschema voor culturele instellingen.

download Artikel Subsidiestelsel TM (PDF, 200K)
Continue reading “Theaterbestel gaat op de schop” »

Kamerdebat over Verschil Maken

nieuws,Theatermaker — simber op 25 oktober 2006 om 01:00 uur
tags:

Tijdens het Tweede Kamerdebat over de nota Verschil Maken op 16 oktober jl. bleek dat geen van de Kamerfracties grote bezwaren heeft tegen de plannen voor hervorming van de cultuurnotasystematiek van minister Van der Hoeven van cultuur. Grootste zorg van de Kamer is dat de gesubsidieerde instellingen op tijd moeten weten waar ze aan toe zijn. Van der Hoeven beloofde dat haar opvolger begin volgend jaar een wetsvoorstel zal indienen en dat er vóór 1 juni 2007 duidelijkheid zal zijn welke instellingen horen bij de basisinfrastructuur (die dus nog mogen aanvragen voor de Cultuurnota), en welke instellingen bij de Fondsen terecht kunnen. Tegen die tijd moet ook duidelijk zijn hoe het fondsen-landschap eruit gaat zien, aldus de minister. Op dit moment werkt de commissie Alons aan een advies over de toekomst van de podiumkunst-fondsen.

Van der Hoeven kondigde alvast aan dat de deadline voor het indienen van aanvragen voor zowel de Cultuurnota 2009-2012 als voor meerjarige subsidies van de fondsen is gesteld op 1 februari 2008. Dat is later dan aanvankelijk gepland, maar naar verwachting zal het herinrichten van de fondsen, het ontwerpen van meerjarige regelingen, en het hele adviestraject van de Raad voor Cultuur (sectoranalyse, uitgangspuntennota, etc.) meer tijd kosten, vooral ook omdat er begin volgend jaar een nieuwe staatssecretaris voor cultuur komt.

Overigens waren tijdens het Kamerdebat alle fracties eensgezind in het verwerpen van het Arts Council-model. Zelfs PvdA-woordvoerder John Leerdam zei nu dat het nooit zijn bedoeling was geweest om zomaar het Engelse model over te nemen. Wel zou hij graag zien dat het politieke debat over cultuur over hoofdlijnen van het beleid gaat en niet over individuele subsidietoekenningen. Daarnaast is hij voor een sterkere rol van de regio’s.

Kritiek op kritiek

beschouwingen,Theatermaker — simber op 28 augustus 2006 om 18:49 uur
tags:

Dit artikel (geschreven door Floortje Bakkeren en mij) verscheen in het juni 2006 nummer van TM, als jeugdige vervanging voor een vaste rubriek van Max Arian. Een andere versie -wellicht iets toegankelijker voor niet-ingewijden- verscheen op De Nieuwe Reporter en oogste daar enige reacties.

Normaalgesproken vergelijkt Max Arian, als door leeftijd en ervaring boven alle partijen verheven toneelbeschouwer, in deze rubriek de verschillende recensies over één voorstelling. Vervolgens mag de maker van de voorstelling weerwoord geven. De bedaagde wijze waarop Arian het veld overziet en de dagbladrecensenten de mantel uitveegt geeft blijk van een consistente visie op theaterkritiek, waarbij een voorstelling welwillend tegemoet wordt getreden, zorgvuldig bekeken en mild beoordeeld.

Het is eenvoudig om als jonge en nog een beetje wilde cultuurcritici deze rubriek in te vullen of te parodiëren, maar liever verbreden we ons blikveld. De rubriek bestaat -net als de positie van Max Arian, bij de gratie van een praktijk van dag- en weekbladkritiek die nogal twintigste-eeuws is. Want als we kijken naar het veld van reflectie op theater in den brede zien we wellicht grotere veranderingen dan de veronderstelde laksheid en gebrek aan nuance die Arian signaleert. En wellicht zijn daarbij ontwikkelingen die de relevantie van deze rubriek an sich ter discussie stellen. Of, om in de geest van dit TM20 nummer te blijven: is deze rubriek over tien jaar nog wel denkbaar? Kunnen gepassioneerde theaterbeschouwers zoals wij nog Max Arian worden, later als ze groot zijn?

Laten we beginnen met het doortrekken van een inmiddels behoorlijk uitgekauwde trend: kranten zullen minder en minder ruimte en aandacht aan kunstrecensies besteden. De oorzaken zijn bekend: kunst is geen ‘lekker’ onderwerp, recensies zijn saai, interviews en voorbeschouwingen zijn beter. Dat vinden kranten niet per se zelf, maar dat blijkt uit lezersonderzoek. Schreven kranten vroeger voor hun zuil, nu schrijven ze voor hun lezersprofiel.

De nieuwe krant NRC.next heeft bijvoorbeel erg goed onderzocht wat haar lezers willen en besteedt daarom weinig aandacht voor kunst in het algemeen en theater in het bijzonder. De jonge urbane professional, op wie die krant zich richt, is sowieso slechts met zeer veel moeite het theater in te krijgen. Kansen voor een brede theaterbeschouwing liggen eerder bij een krant die de oudere witte vrouw tot haar doelgroep rekent.

Als we uitgaan van de (ook al zo uitgekauwde) trend dat theateraanbod blijft groeien, zullen over tien jaar in één seizoen rond de 10.000 voorstellingen te zien zijn. Theatermarketeers, ook niet gek, zullen ook steeds meer gebruik maken van bezoekersprofielen en weten welke kanalen ze voor welk soort theater moeten gebruiken. Kranten met lezersprofiel A zullen voorstellingen met bezoekersprofiel B links laten liggen. En producenten van die voorstellingen zullen zich de energie besparen om die kranten uitgebreid op de hoogte te houden.

Maar ook de krant die zich expliciet op kunstliefhebbers gaat richten zal dat speerpunt waarschijnlijk niet met extra recensies vormgeven. Die gaat dat zoeken in communities, lezersaanbiedingen en speciale reizen. Deze mix van verslaggeven en participeren geeft nieuwe ingangen voor een andere relaties met de lezers over het kunstaanbod. Nu al kiest NRC Handelsblad nu boeken waarover lezers op hun site en in de krant kunnen discussiëren, begeleid door redacteuren als Pieter Steinz en Elsbeth Etty. Het Parool investeerde in een coach-spel voor voetballiefhebbers. De perspectieven voor het theater zijn gunstig. Misschien gaat Hein Janssen gezellig inleidingen geven voor het speciale Volkskrant Toneelgroep Amsterdam-abonnement en kan Wilfred Takken bemoedigend commentaar geven bij geweblogde lezersrecensies. Pieter Bots mag dan leuk theaterreizen naar de Wiener Festwochen of Avignon begeleiden. Journalistieke onafhankelijkheid of strenge grenzen tussen makers en pers -laatst in dit blad nog onderwerp van een felle polemiek tussen Bots en Loek Zonneveld- zijn over tien jaar nog slechts echo’s in theoretische discussie’s. Kranten zullen enthousiast participeren in de distributie van het aanbod.

De morele scherpslijpers zijn al lang aan de verliezende hand. NRC Handelsblad is al enige jaren sponsor van het Oerol festival, terwijl in de krant ook recensies over de voorstellingen staan en twee redacteuren een dagelijkse talkshow verzorgen. De Telegraaf is mediapartner van de voorstelling Alegría van Cirque du Soleil, het Brabants Dagblad is zeer zichtbaar aanwezig op Festival Boulevard. Het nieuwe festival TF-1 zal binnen een paar jaar bezoekersprogramma’s samenstellen voor het publiek van zijn mediapartners, zoals het International Filmfestival in Rotterdam en het IDFA al jaren doen.

Terwijl in de getroubleerde kranten de ruimte voor klassieke recensies afnam, diende zich de afgelopen jaren een nieuw podium aan. Op internet schrijven inmiddels enkele tientallen veelal jonge theaterbezoekers regelmatig recensies. Op Moose was kort en krachtig zo’n negen jaar het adagium, nieuwe sites zoals TheaterCentraal, 8Weekly en een aantal weblogs van theaterbezoekers maken gebruik van de oneindige ruimte die internet biedt. Op TheaterCentraal zijn de recensies zo’n 500 woorden, op 8Weekly zelfs 700 tot 800. Ter vergelijking: in de Volkskrant tellen recensies ongeveer 500 woorden, in het Parool hoogstens 400.

Het verbazende is dat al deze woorden gratis en voor niks geschreven worden. Blijkbaar is er een groot aantal theaterbezoekers dat om niet of met hoogstens een vrijkaartje als vergoeding een uitgebreid artikel over een voorstelling wil schrijven. Overigens zal Max Arian op dit moment nog maar matig tevreden zijn over de kwaliteit van deze kritieken. De recensies op deze sites zijn over het algemeen opvallend mild, maar analyse of interpretatie ontbreken geheel.

Op deze sites is niet alleen het schrijven van recensies vrijwilligerswerk, maar ook het begeleiden van de schrijvers, de redactiewerk en het werven van de schamele advertentie-inkomsten. Het is dus nog maar de vraag hoeveel continuïteit deze sites de komende tien jaar kunnen bieden, zolang er geen economisch model is voor geschreven tekst op internet. Aan schrijvers zal internet de komende tien jaar geen gebrek hebben, aan professionele werkomgevingen, redacties en context des te meer.

De bezoekscijfers van deze websites zijn overigens heel aardig, maar staan nog niet in verhouding tot de oplagecijfers van de kranten. De sitebeheerders malen ook niet om marketingplannen en doelgroepanalyses. De nieuwe vormen van theaterkritiek bestaan louter vanwege de behoefte van de schrijvers, en lijken dan ook niet een nieuw lezerspubliek voor theaterbeschouwing aan te boren.

Kortom, in de kranten moet het korter, op internet dreigt de oppervlakkigheid. In reactie daarop zoeken schrijvende dramaturgen en theaterwetenschappers ruimte voor afgewogen argumentatie, doorwrochte analyse en onafhankelijke expertise. Een jaar geleden richten drie dramaturgen en een criticus het internet-uitprint-tijdschrift Lucifer op, theaterwetenschappers creëerden met Theater Topics een nieuw tijdschrift voor theaterwetenschap en theaterwerkplaats het Gasthuis startte Volume, een onregelmatig verschijnende blad met artikelen over eigen makers en voorstellingen. Tenslotte werkt Sonja van der Valk op het Theater Instituut Nederland aan een workshoptraject voor jonge cultuurjournalisten, wat jaarlijks een publicatie oplevert.

Met deze diepgravende publicaties, die slechts voor een kleine groep interessant zijn, is ook geen droog brood te verdienen. In een landschap waarin het serieuze theater wordt gedomineerd door subsidie, moet serieuze beschouwing en reflectie ook gesubsidieerd worden. Die situatie geldt nu voor TM, dat ook grotendeels van subsidie afhankelijk is om reflectie te bieden op de podiumkunsten. Er zijn echter zeer weinig fondsen beschikbaar voor publicaties, maar het is zeer wel denkbaar dat daar de komende jaren, mede onder invloed van de ontwikkelingen bij de kranten, verandering in komt.

Door het teruglopend aantal kranterecensies, het gebrek aan geld voor schrijvers op internet en het gebrek aan subsidies voor diepgravende theaterbeschouwing zal het beroep van toneelcriticus verdwijnen. Mensen die nog professioneel recensies schrijven doen dat als flexwerkers naast een groot aantal andere activiteiten, soms journalistiek van aard, maar ook binnen het theaterveld, zoals educatie, dramaturgie of publiciteit. Het aantal hobby-recensenten zal het aantal professionele critici ruimschoots overtreffen. Want hoewel de fulltime toneelcriticus zal uitsterven, over tien jaar zal er meer over theater worden geschreven dan ooit tevoren.

De combinatie van gesubsidieerde uitgaven, de nieuwe rol van de pers in het theaterveld, de sterke aanwas aan amateurcritici en het al maar groeiende aantal voorstellingen zal leiden tot een theaterbeschouwing die even divers is als het theateraanbod zelf. In 2016 zijn er voorstellingen die aanleiding geven tot zowel dramaturgische analyses van twaalf pagina’s in gespecialiseerde tijdschriften, als tot twee vernietigende regels op een website; worden festivals gevolgd door honderden webloggers, terwijl de kwaliteitskranten er geen aandacht aan besteden; rapporteert een gesubsidieerd tijdschrift over jonge makers en hun werk bij de produktiehuizen; vult een gratis ochtendkrant zijn hele cultuurpagina met advertorials; en is er een website met uitsluitend recensies over uitvoeringen van Shakespeare, een andere site die kinderen zelf laat oordelen over jeugdtheater, en een derde die consequent een muziekfreak en een theaterfan naar operavoorstellingen stuurt en de recensies naast elkaar publiceert. Al die verschillende vormen zijn niet op dezelfde manier te vergelijken als tien recensies uit de huidige dag- en weekbladen. De rubriek ‘Kritiek op kritiek’ zal over tien jaar onmogelijk zijn.

Maar niet alleen onmogelijk, ook overbodig. Internet zal het verbinden van al die ongelijksoortige vormen van reflectie automatiseren. Nu al krijgen krantenrecensies een tweede leven op sites van kranten, individuele recensenten of gezelschappen. Maar als over tien jaar de grote problemen met auteursrechten opgelost zijn, wordt alles nog veel beter. Omdat alle artikelen over theater, van kranten, tijdschriften en websites aan elkaar gekoppeld zijn -bijvoorbeeld via de database van het Theater Instituut- kun je per voorstelling of regisseur niet alleen oordelen, maar ook manieren van kijken en schrijven vergelijken. De lezer -theaterbezoeker of professional- kan dan per voorstelling zelf bepalen welke soort kritiek hem of haar op dat moment het meeste aanstaat. En de zoekmachine die dat mogelijk maakt noemen we dan Max Arian.

Floortje Bakkeren en Simon van den Berg

Op woensdag 14 juni 2006 organiseert de Kring voor Nederlandse Theatercritici in Theater Bellevue een debat over de rol van internet in de theaterjournalistiek. Aanvang: 16:00 uur.

Gelezen: Grenzen aan de Kunst

boekrecensies,Theatermaker — simber op 28 augustus 2006 om 18:45 uur
tags: ,

Cover: grenzen aan de kunstGelezen: Grenzen aan de Kunst; de vrijheid van expressie in relatie tot andere grondrechten van Winnie Sorgdrager. Uitgave ter gelegenheid van het afscheid van Winnie Sorgdrager als voorzitter van de Raad voor Cultuur
Door Simon van den Berg

Als gedenksteen voor haar afscheid als voorzitter van de Raad voor Cultuur schreef Winnie Sorgdrager een essay waarin ze de twee richtingen in haar carrière combineert: justitie en de kunsten. Het is een zeer mooi, maar nogal somber uitgevoerd boekje – met zilveren letters op een matzwarte achtergrond. Ook de inhoud stemt niet bepaald tot vrolijkheid.

Sorgdrager zet een aantal Europese rechtszaken op een rij waarin kunstenaars of musea werden aangeklaagd, omdat ze de vrijheid van expressie te ver zouden hebben doorgevoerd. Bijvoorbeeld de Turkse dichter Hüseyin Karatay die in zijn thuisland werd veroordeeld vanwege het publiceren van Koerdische vrijheidsliederen of de Nederlandse schilderes Kiki Lamers, wier foto’s van haar naakte kroost in Frankrijk werden aangezien voor kinderporno.

Het is algemeen aanvaard -en in sommige landen in de wet opgenomen- dat de kunst de vrijheid van meningsuiting verder mag oprekken dan de rest van de samenleving en Karatay werd dan ook de het Europese Hof vrijgesproken. Maar ook voor kunstenaars zijn er grenzen: Lamers werd veroordeeld tot acht maanden voorwaardelijk. Een van de argumenten voor deze uitzonderlijke status van de kunst is dat kunst slechts een klein publiek heeft en daardoor een verminderde impact.

Bij het onderzoeken van dit soort argumenten van de verschillende rechters valt een aantal dingen op. Zo zijn Nederlandse rechters niet zo snel geneigd om in de rechtszaal te bepalen wat kunst is en wat niet. In het buitenland -Sorgdrager geeft voorbeelden uit Oostenrijk en Frankrijk- worden soms juist getuige-deskundigen ingeschakeld om hun mening te geven over het artistieke gehalte van een gewraakt werk.

Omdat Nederlandse rechters zich niet in artistieke discussies willen mengen moeten ze soms vreemde kronkels maken om de uitzonderingspositie van de kunst toch te handhaven. Een voorbeeld is de rechtszaak rond de inbeslagneming van een foto van een naakte man met een erectie en een baby die tentoongesteld werd in het kader van het Holland Festival, maar door de politie beschouwd werd als kinderporno. De Hoge Raad deed geen uitspraak over het kunstgehalte van de foto, blijkbaar omdat dat uit de context van de tentoonstelling al bleek. De Raad vond wel dat omdat de man de vader van de baby was en de moeder de fotograaf dat de foto niet schadelijk was voor het kind. Dat is vreemd, omdat seksueel geladen foto’s kinderen gemaakt door hun ouders in andere gevallen wel strafbaar zijn. De rechter gebruikte dit argument echter om het kunstwerk terug te geven.

Bovengenoemde foto is niet opgenomen in het boekje, dat is geïllustreerd met afbeeldingen van omstreden kunstwerken zoals de plasseks-poster van Andres Serrano, Kabouter Buttplug van Paul McCarthy en een still uit de film Submission. Het interessante aan veel van de illustraties is dat het voorbeelden zijn van controverse rond kunst die juist niet voor de rechter is uitgevochten. De afgelasting van Aïsja, het door de producent ingestelde vertoningsverbod van Submission en de rellen rond de Deense cartoons suggereren dat in de strijd tussen extremistische groeperingen en kunstenaars de rechter überhaupt geen rol speelt.

Pas helemaal aan het eind komt Sorgdrager tot de conclusie dat de staat misschien vaker de kunst moet beschermen tegen het volk, in plaats van het volk tegen de kunst. Het is een nogal magere afsluiting, vooral omdat ze duidelijk maakt dat ze sceptisch is over de mogelijkheid dat burgemeesters een grote politiemacht zullen inzetten om een controversiële voorstelling of vertoning mogelijk te maken. De cynische werkelijkheid is dat extremistische groeperingen meer belang en invloed aan de kunst toekennen dan de rechtsstaat.

Gezien: Een Bijzonder Goede Vrijdag

Theatermaker,verslagjes — simber op 28 augustus 2006 om 18:44 uur
tags: , , , ,

Gezien: Een Bijzonder Goede Vrijdag
14 april 2006, in en rond het Gasthuis en DWA, Amsterdam

Eigenlijk is Een Bijzonder Goede Vrijdag een festival van één dag. De dag is een initiatief van de vier werkplaatsen en productiehuizen in Amsterdam: Produktiehuis Frascati, Hetveem Theater, Gasthuis en Danswerkplaats Amsterdam (DWA). Na eerdere halfslachtige pogingen op het festival Septemberkoninkjes presenteren de theaterlaboratoria van de stad nu voor het eerst werk van hun kunstenaars in onderlinge samenhang. Op één vrijdagmiddag en -avond werden zeven presentaties getoond.

Het is een buitengewoon lovenswaardig initiatief, alleen al om praktische redenen. Het is heerlijk om als professionele theaterbezoeker die weinig tijd vindt om de werkplaatsproducties bij te houden (zoals ondergetekende) om na één dag weer even helemaal bij te zijn. Daarnaast lijkt deze formule ook aantrekkelijk voor een iets breder theaterpubliek, dat nieuwsgierig is naar work in progress van jonge makers.

Het aanbod aan podiumkunsten op deze dag is uiteenlopend: van de onopvallend poëtische dans van Nora Heilmann tot de absurdistische praatmime van Jef van Gestel en van een cabareteske monoloog van José Klaase tot een iPod-installatie van Petra Ardai, alle disciplines en vermengingen zijn vertegenwoordigd.

Hoewel de makers werkzaam zijn bij vier verschillende instellingen lijkt er niet echt sprake van ‘bloedgroepen’. Dat heeft enerzijds te maken met het gebrek aan een heldere artistieke signatuur van de verschillende werkplaatsen, maar ook met de pragmatische instelling van de jongste generatie podiumkunstenaars. Hun werk is vanzelfsprekend multidisciplinair en ze werken waar ze terecht kunnen. Het onderscheid van de werkplaatsen naar discipline (Gasthuis voor toneel, Hetveem voor mime, DWA voor dans en Frascati voor multimedia en multiculti) voelt op deze vrijdag nogal achterhaald.

Het pragmatisme van de makers leidt ook tot projecten waarin niet zozeer gestreefd wordt naar vernieuwing of vormexperimenten, maar waarin ze vooral lijken te werken aan een betere beheersing van theatrale vormen. De presentaties hebben stuk voor stuk kwaliteit, maar het wordt nergens echt spannend. Het meest experimenteel is nog The Letters to Movement Project, waarin danseres Hillary Blake Firestone kennissen vroeg om een brief aan beweging te sturen. Ze leest de brieven voor en reageert daar weer fysiek op. De combinatie van het abstracte idee en de openhartige presentatie wekt veel sympathie.

Meest geslaagde presentatie van de dag is de nieuwe voorstelling Over Morgen van Laura van Dolron. Drie mensen houden een monoloog over hun depressie, met een tekst vol mooie beelden over ijs eten met een schoenlepel en je matras in de huiskamer leggen zodat je het gevoel hebt bij iemand te logeren. Het is een mooi stukje toneel, eenvoudig en helder uitgevoerd.

De vier organiserende instellingen zeggen dat ze vanaf nu een dergelijk minifestival eens in het half jaar willen organiseren. Het is te hopen dat ze dat waarmaken, want het is een zeer welkome aanvulling op de Amsterdamse theaterkalender.

Interview Kees Roorda

interviews,Theatermaker — simber op 28 augustus 2006 om 18:42 uur
tags: , ,

Naam: Kees Roorda
Geboortedatum: 8 januari 1967
Opleiding: DasArts
Wanneer afgestudeerd: 2000
Eerstvolgende project: tijdens Cement in Maastricht, première 16 maart

Kees Roorda: “Ik probeer te doorgronden waarom mensen het leven zo moeilijk vinden.”

Zonder opleiding begon hij met theatermaken. Na zijn studie aan DasArts hebben de voorstellingen van Kees Roorda meer en meer weg van installaties en performances dan van toneel.

Op Oerol maakte hij twee jaren achtereen voorstellingen gebaseerd op de verhalen van Terschellingers, waarmee hij groot succes oogstte bij het Oerol-publiek. De laatste voorstelling in die serie, , werd hernomen in Den Bosch en in maart nogmaals in Maastricht, daar met verhalen van werknemers van de ENCI fabriek. Samen met theatermaker Inés Sauer en beeldend kunstenaar Catherine Henegan vormt hij het collectief The Glasshouse.

“Ik ben altijd op zoek ben naar verschillende vertelperspectieven en naar een vorm die uit de inhoud voortkomt. Dat betekent dat bij mij elke voorstelling -om maar een cliché te gebruiken- totaal anders is. De mensen die met mij werken krijgen heel veel zelfstandigheid om dingen zelf uit te zoeken. Ik wil niet werken met vaste rollen, dus de decorontwerper kan ineens mee doet als speler of andersom. Acteur Jos van Hulst doet nu bijvoorbeeld productie bij in Maastricht. Stefano Odoardi, die de video en het geluid deed bij de voorstelling in Den Bosch, werkte aan een project met stenen uit een Italiaanse steengroeve. Op een dag stelde hij voor de stenen naar Den Bosch te halen.. Een waanzinnig idee, het zijn 21 stenen van een paar kiloton. Na een bezoek aan de groeve dacht ik, laat maar komen die stenen.. Het past bij de ontwikkeling van de voorstelling en dat die stenen uiteindelijk terugkeren in Maastricht bij de ENCI-fabriek.

Hoe kom je aan die groep mensen met wie je dat doet?

“Bij mij gaat dat altijd heel intuïtief. Elena Baelaerts, vormgeefster van , ben ik tegengekomen via een vriend. Zij had mijn voorstelling Finster Stimmen gezien en wilde iets meer met performance gaan doen. Zij belde mij of ik die avond langs kon komen. Ik ben op de fiets gesprongen en ben nog dezelfde dag in haar atelier gaan kijken. Haar werk sprak me bijzonder aan, ik wist toen nog niet op wat voor manier die samenwerking zou moeten gaan, maar dan nodig je iemand uit om samen te gaan werken. Voordat we gaan werken maken we duidelijke functieafspraken. En al die mensen moeten vooral niet proberen bij elkaar te komen, maar elkaar proberen te bevechten. Dan ontstaan de werkelijk spannende dingen.”

Hoe ben je in het theater terecht gekomen?

“Ik heb eerst Nederlands en Kunstbeleid gestudeerd in Groningen. Toen werd ik ontzettend verliefd en ben ik naar Amsterdam gekomen. Ik wist dat ik iets met theater wilde en ik ben gewoon maar begonnen. In het Polanentheater heb ik mijn eerste voorstelling gemaakt. Iemand ziet dat en die vindt het leuk en die nodigt je dan uit en een ander vindt het kut en die nodigt je dan niet uit. Daarna ben ik naar DasArts gegaan. Je wordt daar in een snelkookpan gestopt en daar kom je totaal anders weer uit. Ritsaert ten Cate was directeur en we hebben daar meest idiote dingen gedaan. Maar we waren altijd op zoek naar de context, je probeert iets te zeggen in en over de omgeving. Het was een bevestiging dat het toegestaan was om een andere richting van theater in te gaan. Meer in de richting van de beeldende kunst en performance. Dat was voor mij een enorme geruststelling.”

Hoe vind je jouw plek in het theaterveld?

“Ik probeer me er zo min mogelijk van aan te trekken of er wel of geen plek is. Ik denk dat je die plek altijd zelf kunt creëren. Programmeurs deinzen snel terug voor al te experimenteel theater. Maar ze zijn er wel, de mensen die dat omarmen en durven. Productiehuis Brabant geeft mij wel die ruimte. Mensen denken vaak dat het moeilijk is om publiek te krijgen voor experimenten, maar daar heb ik geen last van. Mensen die naar dit soort voorstellingen gaan weten hun weg toch wel te vinden. En omdat ik nu zo dicht op de bevolking werk, lok ik daarmee een hele groep naar het theater. Ik kan hen op een hele directe manier benaderen. Dat gaat via het dorpscafé waar ik ze ontmoet, en ik hoop dat dat via de ENCI weer zo werkt. Ik neem aan dat Maastricht geïnteresseerd is in de geschiedenis van de ENCI en wat daarmee staat te gebeuren. Van fondsen en programmeurs moet je je nooit zoveel van aantrekken, die lopen altijd achter de feiten aan, net zoals de politiek.”

En waarmee ben je dan geëngageerd?

“Ik denk dat ik geëngageerd ben met kleine verhalen, ongelukkige momenten, the struggle for life. Ik probeer te doorgronden waarom mensen het leven zo moeilijk vinden, omdat ik het zelf ook vrij moeilijk vind. Maar ook buitengewoon opwindend. Als ik zit te praten met een dominee die tegen mij begint te vertellen dat hij eigenlijk vindt dat hij te weinig bidt., dan vind ik dat boeiend. Want hoe komt dat dan dat hij het gevoel heeft dat hij te weinig bidt. Of als ik een makelaar interview over alle huizen die hij heeft gebouwd en dan komt daar ineens het verhaal heeft dat hij vindt dat ieder huis een ziel heeft en dat zijn huizen uniek zijn. Dat ontroert me. Het ontroert me ook dat ik samen met hem die avond dronken wordt, dat we bijna weggedragen moeten worden en dat hij moet huilen omdat z’n dochter is getrouwd. Dus dat soort engagement.”

Wat was de mooiste publieksreactie die je ooit kreeg?

“Bij mijn voorstelling Finster Stimmen op Oerol was het iedere keer gewoon dweilpauze. De mensen kwamen daar totaal verslagen uit. Ze hadden dat nooit verwacht op Terschelling, want dat is toch vaak wel vermaak. Die kwamen in Finster Stimmen in een soort carrousel, ze werden heel persoonlijk aangesproken. Ze vergaten de tijd en werden totaal in het verhaal gezogen en ze stonden na afloop te grienen bij het prikkeldraad. Ja, dat is goed, dat dat gebeurd.”

Heb je voorbeelden?

Ik heb erg veel respect voor Gerardjan Rijnders. Titus, geen Shakespeare staat nog steeds op mijn netvlies gebrand. Ik heb later stage gelopen bij Richard III en het klikte. Van hem heb ik geleerd hoe je dronken moet worden. Rijnders is als regisseur zo scherp: hij kan met zo weinig woorden duidelijk maken wat eraan schort. En niet alleen wat eraan schort, maar ook hoe je dat kunt oplossen. Dat is zeldzaam. Raimund Hoghe en Meg Stuart zijn andere helden.

Hoe zie je je eigen verantwoordelijkheid?

“Het is mijn verantwoordelijkheid om inzicht te geven in menselijk functioneren. Ik ben net drie weken in Zuid Afrika geweest om te werken aan The Bang-Bang Club, een nieuwe voorstelling van The Glasshouse. Het gaat over Kevin Carter, een fotograaf die de Pulitzer Prize heeft gewonnen voor een reportage van een kindje dat sterft van de honger in Soedan. Een paar maanden na het winnen van die prijs heeft hij zelfmoord gepleegd. Dat is explosief materiaal, maar ik probeer dat terug te brengen tot de menselijke maat en de persoonlijke dilemma’s. Een fotograaf die we daar interviewden zei: wat maakt zo’n foto nou voor verschil, of hij er nou wel of niet geweest was, dat maakt geen fuck uit. Er is weer honger in Afrika, enzovoort. Maar ik geloof dat het wél uitmaakt, in ieder geval omdat ik -omdat hij dat deed- er nu een tekst over schrijf en er iets over kan zeggen.”

Floortje Bakkeren
Simon van den Berg

« Vorige pagina
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity