Recensie ‘Macbain’ van Dood Paard

Parool,recensies — simber op 14 april 2015 om 21:18 uur
tags: , , , , ,

Met halfdoorzichtige lamellen en vleeshaken achter op het podium en plastic op de hele vloer doet het toneel onmiskenbaar denken aan een slachthuis. Alleen het bloed moet je er zelf bij verzinnen.

Macbain is de nieuwe voorstelling van Dood Paard, een mash-up van Shakespeare’s Macbeth en het leven van het koningskoppel van de grungerock Kurt Cobain en Courtney Love. Om de hoofdmaaltijd – een nieuw stuk van Gerardjan Rijnders – in te leiden spelen Manja Topper (in bloot niemendalletje) en Gillis Biesheuvel (in een kilt met houthakkersprint – geestig) eerst op de bank een paar fragmenten uit interviews met Kurt en Courtney, en daarna een poppenkastversie van scènes uit Macbeth.

Dat begin is nog wel aardig, Biesheuvel en Topper hebben het geaffecteerd neurotische en het ontwijkende van de hyperbewuste supersterren uit de jaren negentig goed in de vingers. Macbeth spelen ze achter de bank als een soort onbehouwen jeugdtheater, met speelgoed als requisieten, veel rook en liedjes van Nirvana op clavecimbels en blokfluiten.

Maar daarna gaat het mis. Rijnders’ dialoog voor een destructief koppel doet denken aan zijn relatie-stukken als Silicone en Pick-up, maar haalt nergens de scherpte van zijn eerdere werk. Het is een murw beukende uitwisseling van ellende, bloederige moorden en onfraaie gekte.

Tussen de scènes door zien we bliksemflitsen, klinkt een overdreven luide soundscape en komt stukje bij beetje het glazen plafond naar beneden, waarop een grote hoeveelheid bestek trilt op de geluidsgolven, een verwijzing (denk ik) naar de dinertafel waar Macbeth bij Shakespeare de geest van een van zijn slachtoffers ziet. Maar dat theatrale geweld tussendoor benadrukt eigenlijk alleen hoe bloedeloos deze tekstberg is.

Macbain van Dood Paard. Gezien 2/4/15 in Frascati. Aldaar t/m 18/4 en 4 t/m 6/6. Meer info op www.doodpaard.nl

Recensie ‘Koningin Lear’ van Toneelgroep Amsterdam

“Er doemt een monster aan de einder op/Waarvan geen mens de omvang kan beschrijven./De markt wordt volatiel als nooit tevoren./De ene bubbel spat de andere kapot.” De ene grote troef van de de voorstelling Koningin Lear is de spanning tussen de archaïsch aandoende verzen van Tom Lanoye en de hoogst actuele inhoud. De andere is Frieda Pittoors.

De tweede Shakespearebewerking van de Vlaamse schrijver voor Toneelgroep Amsterdam is nog radicaler dan de eerste (het magistrale Hamlet vs Hamlet). Lanoye maakte van Shakespeares Koning Lear een hedendaagse vrouw, die een reusachtige multinational leidt in plaats van een koninkrijk. Een bedrijf dat ze gezien haar hoge leeftijd en aanvangende geestelijke achteruitgang wil overdragen aan haar drie zoons. Pittoors’ personage Elisabeth Lear lijkt gemodelleerd naar Neelie Kroes en Madeleine Albright.

De voorstelling begint met de hele familie – zoons plus aanhang en trouwe consigliere Kent (Gijs Scholten van Aschat) – aan een grote bestuurstafel, ieder in een eigen kleur; een regenboog van rendementsdenken. Want Lear wil in ruil voor een deel van de portefeuille een liefdesverklaring van elk van haar zoons. Zo doordringt geld alle vormen van menselijke relaties.

Zoons Gregory (Roeland Fernhout als afschuwelijke patser) en Hendrik (Jip van den Dool als beursnerd) dissen gedwee een ongemeend verhaal op, maar de jongste, de idealistische Cornald (Alwin Pulinckx) weigert, en wordt pardoes verstoten.

Daar begint de onttakeling van het familiebedrijf die door regisseur Eric de Vroedt rechtlijnig wordt getoond. Gedurende de voorstelling gaat Pittoors’ haar steeds piekeriger zitten en het decor (Maze de Boer), dat aan het begin nog een realistische boardroom hoog in een wolkenkrabber voorstelde – inclusief James Bond-achtige wereldkaart met lampjes die aangeven waar de bedrijfsactiviteiten plaastvinden – is aan het eind een opzichtig theatraal staketsel.

De neergang is zowel economisch (beurskrach en vijandige overnames) als ecologisch, met een dreigende orkaan die slim Shakepeares beroemde stormscène echoot, als mentaal, met Pittoors als steeds verder dementerende Lear.

Die scène is het hoogtepunt van de voorstelling. Pittoors, als een rockster tegen de wind in bulderend, met achter haar een regengordijn die ingenieus stroboscopisch verlicht wordt, waardoor de associatie met de vallende computertekens uit The Matrix onmiskenbaar is. Hier wordt de apocalyptische inzet voelbaar.

Maar gedurende de rest van de voorstelling zijn die angst en de gekte vreemd afwezig. De tekst van Lanoye lijkt rijk en gelaagd genoeg, maar misschien is het de al te heldere dramaturgie van De Vroedt die de voorstelling ontdoet van een vorm van mysterie of weerstand, die nodig is om drie uur lang te boeien.

Dat wordt gelukkig gecompenseerd door Pittoors. Tegen de vrij realistische setting in blijft haar Lear een nukkig personage dat met plotselinge clowneske grimassen en abrupte bewegingen over het toneel zwerft.

Koningin Lear is niet in de laatste plaats een metafoor voor hoe de babyboom-generatie de leiding over de door haar gecreëerde wereld doorgeeft aan haar verwende kroost. Hebzucht is de collectieve zonde van beide generaties. De voorstelling eindigt in een piëta: een kindse moeder die de borst geeft aan haar dode zoon. Een demente vrouw komt tot inzicht.

Koningin Lear van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 8/3/15 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 15/3 en 4/4 t/m 18/4. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Het begin van alles’ van de Toneelmakerij

Met steekwagentjes en palletkarren rijden twee mannen een grote hoeveelheid kisten het toneel op. ‘Gedierte’ staat er op een, ‘Nieuwe Rozenstraat’ op een ander, ‘Geheim’ op een derde. De verhuizers blijken een filosofische inslag te hebben.

Het begin van alles is de vierde voorstelling waarin regisseur Liesbeth Coltof samenwerkt met Rieks Swarte als decorontwerper. Samen bedachten ze een vrolijke potpourri aan scheppingsverhalen, die begint als de verhuizers het eerste gebod van hun vak overtreden en één van de kisten openen. Het is de kist waar ‘Het begin van alles op staat’, maar die is leeg. Alles begint met niets.

In de andere kisten zitten de prachtig speelse decorknutsels van Swarte: een kussen met vier stokken wordt een hert en een paar lappen vilt een olifant. Complicerende factor is het meisje (Laurien Riha) dat in een van de kisten zit.

Samen met vaste Toneelmakerij-acteurs Tjebbo Gerritsma en Roel Adam treffen ze met z’n drieën de nieuwsgierig-naïeve toon van hen die alles voor het eerst ontdekken, in terloops poëtische zinnen van schrijver Tjeerd Bischoff. Ze spelen met de dieren en geven ze namen, blazen elkaar leven in, jagen monsters achterna en knutselen mensen van hout en klei.

De voorstelling is bedoeld voor kleuters vanaf 5 jaar, zo’n beetje de leeftijd waarop kinderen de echt grote vragen gaan stellen over leven en dood. Ik kreeg de indruk dat Het begin van alles veel vraagt van de kinderen, maar de belangrijkste les lijkt me aan te komen: je kunt alles maken van niets, in ieder geval in het theater.

Het begin van alles van de Toneelmakerij. Gezien 28/2/15 in de Krakeling. Aldaar 21-22/3, tournee. Meer info op www.toneelmakerij.nl

Recensie: ‘De Vrek’ van Van Engelenburg Theaterproducties

Parool,recensies — simber op 2 maart 2015 om 10:46 uur
tags: , ,

Het begint nog zo vrolijk. Kenneth Herdigein verwelkomt als volleerd MC het publiek, stelt de spelers voor, begroet BN’ers in de zaal en vertelt een paar grappen over het ontstaan van de voorstelling. De andere acteurs swingen loom mee. Maar de schwung is er al snel uit als ze beginnen met het daadwerkelijke stuk.

Deze Vrek van Molière wordt gespeeld door een cast van louter zwarte acteurs. Dat is een statement in het over het algemeen erg witte toneel, en je zou nog kunnen betogen dat Molières satire –over een gierige vader die meer van zijn geld houdt dan van zijn kinderen– drijft op het soort typetjes en sociale situaties dat nu populair is in De Dino Show of de films van Tyler Perry.

Maar de cast is wisselvallig en de bewerking en vooral de regie zijn zo rommelig dat het al snel volkomen onduidelijk is waar het in deze voorstelling om gaat. Sommige scènes worden nog overeind gehouden door het komisch talent van Herdigein als een drietal typetjes en de fysieke humor van Michiel Blankwaardt als de knecht die alle liefdesintriges probeert te regelen.

Dieptepunten zijn de paar liedjes, lelijke musicalwerkjes van de geluidsband, zó slecht versterkt dat de teksten onverstaanbaar worden – vooral onverdragelijk aan het slot, als de hele dramatische ontknoping gezongen wordt. Dan daalt deze voorstelling af naar een bedenkelijk, amateuristisch niveau.

Op een paar punten komt de aangename losheid van het begin weer terug, maar het is te weinig. Deze cast had een beter project verdiend.

De Vrek van Van Engelenburg Theaterproducties. Gezien 23/2/15 in de Stadsschouwburg. Tournee t/m 16/5. Meer info op www.devrek.nl

Recensie: ‘Annie M.G. op Soestdijk’ van Het Toneel Speelt

Geweldige toneelspelers die doen alsof ze slecht spelen, dat is vaak grappig. In Annie M.G. op Soestdijk speelt een batterij topcomediènnes een geestige toneel-over-toneel-voorstelling en weet tussendoor ook te roeren.

In 1958 kreeg Annie M.G. Schmidt –toen nog vooral bekend vanwege haar hoorspelserie over de Familie Doorsnee en haar kinderboeken– het verzoek van paleis Soestdijk om een toneelstuk te schrijven voor de toneelclub van koningin Juliana en haar Leidse studievriendinnen.

Schmidt schreef Vrouwen om dr. Deninga, een eenakter over de secretaresse, echtgenote, maîtresse, moeder en vriendin van moeder van dr. Deninga, die zelf verder niet op het toneel verschijnt. Het stuk werd in 1995 herontdekt, Mary Dresselhuys en Nettie Blanken speelden een paar scènes in het Theaterinstituut, maar openbaar opgevoerd werd het nooit.

Nu vormt het stuk de basis voor de voorstelling Annie M.G. op Soestdijk. Ton Vorstenbosch en Janine Brogt verwerkten een groot deel van Schmidts stuk in een verhaal over hoe de koningin met haar vriendinnen op het paleis repeteert onder leiding van een artistieke regiedame. Pikant is dat het stuk, over een man die even overspelig als afwezig is, natuurlijk overduidelijke paralellen heeft met het moeizame huwelijk van Juliana en Bernhard.

Regisseur Mette Bouhuys gebruikt het weinige dat er bekend is over de toneelavonturen van de vorstin, de vele bekende kwesties in het leven van Juliana –de Greet Hofmans affaire, haar afkeer van protokol, etc.– en een hoop fantasie om een portret te schetsen van een koningin die niet alleen het toneel gebruikt als uitlaatklep voor het verstikkende hofleven, maar die door het spelen ook iets essentieels over zichzelf ontdekt.

Dat klinkt misschien pretentieus, maar het werkt door de uitmuntende cast. Ria Eimers maakt van de vorstin een grillig, steeds verrassend personage, nu eens over het toneel stampend, dan weer esotherisch dwepend met “het hogere”, soms bars uitvallend, maar dat dan weer compenserend met een boertige lach, even bazig als besluiteloos.

Annet Malherbe en Trudy de Jong zijn uiterst komisch als jeugdvriendinnen die niet per se tot hun genoegen zijn verordonneerd om ‘Jula’ een beetje op te vrolijken. Zij zijn de generatie van keeping up appearances, maar in het stuk-in-het-stuk moeten ze zich laten gaan, wat veel ruimte laat voor fysiek humor.

Saskia Temmink als de regisseuse (goed getroffen) en Julia Akkermans –die eerder al komisch talent vertoonde in De Verleiders– vertegenwoordigen de jongere generatie, hoopvol over een “een nieuwe tijd waarin het eindelijk allemaal leuk gaat worden”, zoals Akkermans uitroept terwijl ze danst op Jailhouse Rock.

De setting is een ouderwets coulissendecor (ontwerp: Catharina Scholten), beschilderd als bos, dat later in miniatuurvorm terugkomt als het decor waarin de uiteindelijke voorstelling speelt. Een knap Droste-effect in een voorstelling die enthousiast speelt met de theatersetting.

Maar misschien gaat de voorstelling vooral over de intimiteit van het repetitieproces, waarin voor een korte periode alles gezegd kan worden en formele verhoudingen oplossen. Het is die intimiteit die Juliana in deze voorstelling zo begeert.

Schmidts stuk eindigt cynisch, met straf en zelfbedrog. De makers van Annie M.G. op Soestdijk proberen er een positieve draai aan te geven, maar kunnen niet verhullen dat hun Juliana aan het eind even eenzaam is als aan het begin. Topamusement met een schrijnend randje.

Annie M.G. op Soestdijk van Het Toneel Speelt. Gezien 18/2/15 in DeLaMar. Aldaar t/m 22/2. Meer info op www.delamar.nl

Recensie: ‘De witte vloed’ van Bellevue Lunchtheater

Gestommel van achter het toneel. Uitgelaten meisjes stampen de trappen van Bellevue af. Zodra ze opkomen en het publiek ontdekken schrikken ze stil. Ineens zijn het onhandige veulens die mislukt-elegant hun jas ophangen en hun schoenen uitschoppen.

Het eerste dat opvalt aan de nieuwe lunchtheatervoorstelling De witte vloed is het prachtig overdadige decor. Ontwerper Daphne de Winkel maakte een Victoriaanse meisjesslaapkamer, vol beige lampen, opgezette dieren, vergeelde boeken, tapijten, talloze schilderijen, stapels spellen onder de divan en een levende kanarie.

Daarin spelen de drie actrices –Judith van den Berg, Eva van Gessel en Sarah Jonker– een nieuwe tekst van de vooral in Duitsland werkende regisseur Marc Wortel. Wortel baseerde zich op een boek van Max Ernst waarin hij surrealistische collages maakte van negentiende-eeuwse boekillustraties; Ernst gaf mannen leeuwenkoppen of hagedissenstaarten of zette salons en slaapkamers onder water.

Wortel en regisseur Sarah Moeremans maken van de tekst een serie morbide en perverse seksuele fantasieën van de jonge vrouwen die ze aan het publiek vertelen. Ze spreken lichtzinnig en wellustig over verkrachting, marteling, doodsstrijd en genot. De taal is visceraal en in de loop van het stuk opmerkelijk smerig.

Maar de meisjesachtigheid van de actrices –Van den Berg hitsig, Van Gessel naïef en Jonker zwoel en hooghartig– verzacht de heftigheid en geeft de voorstelling een vervreemdende laag. Ze moedigen elkaar aan en hitsen elkaar op.

De witte vloed lijkt te gaan over de duistere kant van de vrouwelijke seksualiteit – en de mannelijke fantasieën daarover (een foto van Freud is prominent aanwezig). Het is mysterieus, gedurfd en verwarrend, en juist daardoor zo aanlokkelijk.

De witte vloed van Bellevue Lunchtheater, regie Sarah Moeremans. Gezien 11/1/15 in Bellevue. Aldaar t/m 1/2. Meer info op www.lunchtheater.nl

Recensie: ‘Hoogwater voorheen Laagwater’ van Wim T. Schippers, De Veenfabriek, Female Economy

Het begin is misschien niet helemaal wat je bij Wim T. Schippers verwacht. Goed, er wordt een lied gezongen in een niet bestaande taal, en Schippers zelf werkt zich tamelijk onverdienstelijk door een pianosonate. Maar wat ziet iedereen er chic uit. En wat staan alle instrumenten keurig esthetisch achter elkaar. Maar gelukkig, daar komt een zeekapitein in uniform op een Segway het toneel over gereden. We zijn weer thuis.

Op papier is het een veelbelovende combinatie: het speelse absurdisme van Wim T. Schippers en het kunstzinnige muziektheater van Paul Koek en zijn Veenbriek. Maar de verwachtingen worden niet helemaal ingelost. De dunne lijn tussen superieur melig en gewoon flauw wordt iets te vaak overschreden.

In Hoogwater voorheen Laagwater speelt Schippers zelf ook mee, maar meteen in de eerste scène valt hij bijkans dood neer als hij –in keurig rokkostuum gehesen– struikelt op weg naar de vleugel. Waarna Meral Polat een prachtig rouwlied zingt en de uit de dood herrezen kunstenaar zich alsnog door Mozart worstelt.

Na dit muzikale begin komen we op vertrouwder terrein, met dialoogjes vol misverstanden, letterlijke betekenissen en woordspelingen, onder anderen tussen een dokter, twee ambulancemedewerkers, de muzikanten en Compère (spreekstalmeester) Joep van der Geest, die en passant het publiek aanraadt om vooral de telefoons aan te laten, te hoesten of de zaal te verlaten. “Op uw plaats zittend weerstaan van dringende behoeften, hevige verlangens, of opspelende driften is niet alleen voor uzelf belastend!”

Later volgen nog scènes in een met veel zorg door de naakte acteurs opgebouwd stukje bos –waarbij Schippers het publiek het vogelgekwetter laat verzorgen– , scènes in een theatercafé, een optreden van een lokaal amateurkoor en een weerzien met Henrik van Woerdekom, een personage uit Schippers’ succesvoorstelling Wuivend Graan.

Die voorstelling was overigens, zoals het meeste theaterwerk van Schippers, ook een soort parodie op het burgelijke toneel uit zijn jeugd in de jaren ’50. Hoogwater voorheen Laagwater lijkt in veel opzichten juist op modern toneel en gek genoeg krijgt zijn vrolijke anarchie daarmee iets pretentieus; het is alsof de uitstekende muzikanten en acteurs het materiaal iets te serieus nemen, en daar is het niet bij gebaat. Alleen Titus Muizelaar als Van Woerdekom weet de precieze nuance van ironie te vatten (en Schippers zelf natuurlijk ook).

Wat de voorstelling toch nog uittilt boven fan-service is de muziek, een groot aantal feilloos uitgevoerde, boven ieder genre verheven nieuwe composities van Jacques Plafond. Bovendien gaat na het applaus de voorstelling nog vrolijk door in de foyer, toiletten en andere ruimtes van het theater, met koorgezang, monologen en popliedjes, geflankeerd door bloemkolen en blikken doperwten die in alle hoekjes verborgen liggen.

Als gevolg van entropie zal alles wat ooit geordend is uiteindelijk vervallen tot chaos, legt een van de personages uit. Wim T. Schippers neemt daar in deze voorstelling weer op fraaie wijze een voorschot op.

Hoogwater voorheen Laagwater van Wim T. Schippers, De Veenfabriek, Female Economy. Gezien 7/1/15 in De Toneelschuur. Te zien in Amsterdam (Bellevue): 19 t/m 26/2. Meer info op www.veenfabriek.nl

Recensie: ‘Medea’ van Toneelgroep Amsterdam

Parool,recensies — simber op 5 januari 2015 om 12:30 uur
tags: , , ,

Een voorstelling Medea, waarin het personage Medea niet voorkomt. Dat kan natuurlijk ook. In de versie van Toneelgroep Amsterdam die zaterdag in première ging heet ze Anna, en Marieke Heebink speelt haar met een kordaat soort naturalisme. Een heel gewone vrouw – maar dan een die haar kinderen vermoordt.

Simon Stone is een begaafde jonge Australische regisseur, die op de afgelopen twee Holland Festivals indruk maakte met radicaal gemoderniseerde versies van De wilde eend en Thyestes, waarin alledaagse gesprekjes en extreem geweld fel contrasteerden. Zijn Medea is een heldere tearjerker.

Voor zijn regiedebuut bij Toneelgroep Amsterdam schreef hij een nieuw stuk geïnspireerd door Euripides’ tragedie, maar dat vooral leunt op de zaak van Debora Green, een moderne Amerikaanse Medea die in 1995 haar huis in brand stak met haar kinderen erin.

Stone laat het stuk beginnen als Anna, hier geen prinses, maar een succesvolle medisch onderzoeker, terug komt uit een kliniek, waar ze in behandeling is geweest, nadat ze haar man Lucas heeft geprobeerd te vergiftigen. Maar nu heeft ze haar driften onder controle en haar leven weer op orde. Om te vieren trekt ze een fles wijn open die ze niet mag combineren met haar medicijnen.

De voorstelling volgt Anna en haar gezin in de paar weken dat het kleine zelfbedrog uitgroeit tot ondraaglijke proporties. Ze denkt dat ze Lucas terug kan winnen en het gezinsleven weer op kan pakken, maar Lucas heeft andere plannen met zijn nieuwe vriendin – de affaire die eerder de aanleiding was voor Anna’s aanval. Bovendien is ze niet meer welkom op haar werk, waar Lucas langzaam haar plek heeft ingenomen.

Stone plaatst het verhaal in een klinisch witte vlakte zonder decor. De twee zonen van Anna en Lucas rollen er met bureaustoelen vrolijk doorheen. Aan het eind dwarrelt er een kolom pikzwart stof naar beneden als een kunstwerk van Anish Kapoor. De berg stof is als een zwart gat waarin alle hoop verdwijnt. Lucas raast erdoorheen en Anna begraaft er uiteindelijk de kinderen in.

Het probleem met de voorstelling is dat het uiteindelijk weinig meer is dan een erg goed gemaakte ware woensdagavondfilm. En dat wordt niet automatisch een tragedie als je er de titel Medea op plakt. De tekst is tamelijk banaal en de acteurs zijn goed, maar erg dienstbaar aan het voortdrijven van het verhaal.

Bovendien gaat Stone de belangrijkste kwestie uit de weg: Anna sterft met haar kinderen, terwijl zowel Medea als Green blijven leven. Wat iemand ná zo’n daad te zeggen heeft is een te moeilijke vraag voor dit emo-theater.

Waar nog een enig belang zit is in hoe Anna langzaam gestript wordt van haar waarde sinds ze moeder werd: een stap achteruit in haar carrière, man die niet meer naar haar omkijkt en ervandoor gaat. Als vrouwen gereduceerd worden tot moeder, loopt een reservoir aan woede vol. Medea waarschuwt voor een dijkdoorbraak.

Medea van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 13/12/14 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 17/12 en vanaf 21/1. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘As you like it’ van het Nationale Toneel

Romantisch verhaal met prins en prinses? Check. Melige cannabiskomedie tussen de wietplanten? Present. Aan Marthaler herinnerend weemoedig liedjesprogramma? Bingo. Vechtsportgala met Badr Hari-verwijzingen? Aanwezig. Melancholieke, Tsjechov-achtige interpretatie van Shakespeare? As you like it van het Nationale Toneel is het allemaal, maar een eenheid is het niet.

Regisseur Theu Boermans regisseert na het geslaagde Midzomernachtsdroom opnieuw een Shakespearekomedie bij Het Nationale Toneel. Opnieuw is het een uitbundige, lange toneelavond vol spelplezier en geslaagde grappen, in dit geval nog extra glanzend omdat er een cast vol fris nieuw talent op het toneel staat.

Hoe beter je het verhaal van een Shakespearekomedie probeert uit te leggen, hoe onbegrijpelijker het wordt. Laat het volstaan te zeggen dat allerlei types uit de stad waar een despotische president heerst hun toevlucht zoeken tot het platteland. Onder hen de broer van de president (ooit zelf president), diens dochter Rosalinde en de berooide edelman Orlando. De zijn na een ontmoeting in de stad smoorverliefd op elkaar, maar op het platteland is zij verkleed als man en ze lopen elkaar steeds mis.

Decorontwerper Bernhard Hammer plaatst de voorstelling in een witte doos, die eerst met artistieke projecties de kamers in de stad verbeeldt, maar waarachter later een sneeuwlandschap verborgen blijkt. Op het platteland is het namelijk steenkoud. De laatste scènes spelen in een schaapskooi, maar de herder compenseert “de bezuinigingen” met een wietplantage. Jaja, liefde is net een drug.

Er zit een geestig lijntje in dat iedereen die in de grote stad wreed, boosaardig of gierig is op het land een equivalent personage heeft (vaak een dubbelrol) die goedgunstig, poëtisch en vrijgevig is.

Op het platteland zitten allerlei gelieven achter elkaar aan, maar het centrale koppel is Rosalinde en Orlando, met verve gespeeld door Hannah Hoekstra en Reinout Scholten van Aschat. Die laatste is prachtig laconiek, de rechtschapen maar passieve dichter die door de gebeurtenissen wordt meegesleurd.

Maar Hoekstra is de ster van de avond, vooral met het trainingspakje en het dunne snorretje waarmee ze zich voordoet als man. Iel, maar met enorme power, staat ze tegenover Orlando om de touwtjes in handen te nemen. Als man kan ze hem vragen zijn liefde voor haar te bewijzen.

In de bijrollen vallen Arend-Jan Linde en Jappe Claes op. De eerste maakt van Orlando’s onaangename broer en later van een onhandige priester twee knappe, erg leuke typetjes en Claes loopt als een soort Oom Wanja, drinkend en melancholiek filosoferend, door de scènes heen. De beroemde monoloog ‘De wereld is een schouwtoneel’ brengt hij met meesterlijke ironie en tegelijk diep doorleefd.

De genderverwarring wordt aangevuld met een paar homopersonages, maar hun seksualiteit is eigenlijk alleen voer voor een paar foute, ouderwets aandoende grappen.

“Een moraal? Uit deze warboel?” Aan het eind wordt Hoekstra naar het midden van het toneel geduwd om de epiloog uit te spreken, maar verder dan dat iedereen er maar uit moet halen wat hem of haar het beste uitkomt komt ze niet. Het hoogtepunt van een driedubbele anticlimax. Ergens in de overvloed aan ideeën, moppen en stijlen in deze voorstelling zit vast een moraal, maar Boermans heeft het wel erg bont gekleurd.

As you like it van het Nationale Toneel. Gezien 20/12/14 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 12 t/m 14/1. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Maria Stuart’ van Toneelgroep Amsterdam

“Ik ben koningin. Niet u.” Halina Reijn als Maria Stuart zegt het eerst tegen haar tegenstreefster Koningin Elisabeth, en later nog een keer, rechtstreeks tegen het publiek in de zaal. Ivo van Hove’s nieuwste regie bereikt uiteindelijk een intensiteit waardoor we ons inderdaad even allemaal haar onderdanen voelen.

In Schillers koninginnedrama uit 1802 staan de twee muzes van Van Hove tegenover elkaar. Chris Nietvelt is de machtige Elisabeth, die van haar maagdelijkheid haar grootste wapen heeft gemaakt, Reijn is haar tegenstreefster, gevangen gezet wegens hoogverraad, die juist haar vrouwelijkheid inzet als machtsmiddel. Om hen heen een imposante roedel acteurs als adjudanten, raadgevers en verraders. Vooral de onstuimige Matteo Simoni valt op als de schimmige intrigant Mortimer.

Van Hove en vormgever Jan Versweyveld maken een toneelbeeld als een serie schilderijen. Een half doorzichtige wand geeft de acteurs een relatief ondiepe ruimte voor op het toneel. In hun strenge, zwarte, moderne kostuums zijn ze minutieus in de ruimte gezet, soms dynamisch als een schuttersstuk van Rembrandt, dan weer verloren als bij Edward Hopper.

De opkomsten van de vorstinnen zijn ook al zo picturaal: eerst zijn ze er niet, dan een korte donkerslag met geluidseffect en dan lopen ze er alsof ze er de hele tijd al zijn geweest. Majesteit is een functie zonder begin of eind.

De plot draait rond de ter dood veroordeling van Maria door Elisabeth. De Schotse, katholieke Maria is een evident gevaar voor Elisabeth: al haar tegenstanders –onder wie de Franse koning, Engelse rebellen en de paus– zien Maria als brandpunt voor het verzet tegen de Engelse vorstin en bovendien heeft Maria haar eerste man laten vermoorden om later met de moordenaar te trouwen. Maar Elisabeth aarzelt om haar vijandin ter dood te brengen. Want wat zal het volk ervan denken? En hoe zit het met haar eigen zieleheil?

In het stuk wisselen scènes met Maria en scènes met Elisabeth elkaar af. Slechts op één moment staan de koninginnen tegenover elkaar. Bij Van Hove wordt het een catfight in slow motion, een vertraagde choreografie van grijpende handen en vertrokken monden.

De eerste helft van Maria Stuart is streng en traag; eerder degelijk repertoire dan sprankelend toneel, maar na de pauze gaat de voorstelling vliegen. Met name in het laatste bedrijf, wanneer met een spectaculaire theatrale vondst de zwarte jurken met netkousen van de koninginnen worden omgewisseld voor de prachtig gedetailleerde gewaden die we kennen van hun iconische portretten. De biecht van Maria voor haar terechtstelling –in moderne uitvoeringen vaak geschrapt– wordt met Reijns tranen een stomp in je maag.

Nietvelt heeft in de voorstelling een korte choreografie, een vliegende handbeweging voor de borst; het bonken van het hart wordt een dubbelzinnig gebaar van wegjagen. Anders dan in Van Hove’s vorige voorstelling The Fountainhead maakt de eenzaamheid van de macht alleen maar slachtoffers.

Maria Stuart van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 3/12/14 in Antwerpen. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) vanaf 17/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity