Recensie: ‘Teorema’ van Toneelgroep Amsterdam

Een grijze woestijn. Dat moet vormgever Jan Versweyveld in zijn hoofd  hebben gehad bij het maken van het decor van Teorema. De hele, enorme vloer van de Rabozaal van de Stadsschouwburg is grijs gestoffeerd, net als de meubels, de wanden, de kasten en de gestileerde keuken. Net zo leeg en grauw is het innerlijk leven van de familie die hier woont.

Opnieuw brengt regisseur Ivo van Hove een filmbewerking op het toneel, Teorema van Pier Paolo Pasolini. In de vrijwel dialoogloze film (“slechts 923 woorden” aldus de tagline in 1968) komt een mysterieuze en aantrekkelijke gast op bezoek bij een rijk, burgerlijk gezin. Hij heeft sex met allevier de familieleden en met de huishoudster en vertrekt weer, hun leven in puinhoop achterlatend.

Van Hove voegt meer taal toe: de personages praten niet met elkaar, maar beschrijven hun handelingen in de derde persoon. Het werkt als krachtig effect van vervreemding en afstand, die doorwerkt in hun verlangen naar de gast, de jonge, charismatische acteur Chico Kenzari. Geen van de vijf kan direct met hem omgaan; De moeder (Chris Nietveld) raakt bedwelmd door zijn kleren, de vader (Jacob Derwig) praat met hem in dialogen uit De dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj en de oudere huishoudster (Frieda Pittoors) verliest in een mooi frivole scène bijna de controle over haar stofzuiger.

Het is prachtig om te zien hoe vooral Nietveld en Pittoors als het ware opgetild worden door de aandacht en genegenheid van de jongeman. Het is niet alleen de sex, maar de troost en het leven in het moment die de personages tot een nieuw zelfinzicht brengt. Het vertrek van de gast is dan ook catastrofaal. De cleane huiskamer wordt een puinhoop, de muziek (van Eric Sleichim en strijkkwartet Bl!ndman New Strings) wordt atonaler en de personages zoeken allemaal een manier om  het verlies te compenseren van een passie die ze tot voor kort niet kenden.

De voorstelling is opvallend schematisch: de vijf personages schetsen een voor een hun leven; worden om de beurt verleid door de gast; nemen afscheid van hem; en gaan op hun eigen manier te gronde. Dat, gecombineerd met de onderkoelde vertelwijze, maakt dat de afstandelijkheid het in deze voorstelling wint van de heftigheid van de emoties die de gast oproept.

Net als in zijn vorige film-voorstelling Antonioni Project lijkt Van Hove op zoek naar een dramtische stilering die ineens heel ver verwijderd lijkt van warmbloedige en heftig emotionele voorstellingen als Opening Night en Angels in America. Er is veel te zien op het toneel –een kort optreden van een herdershond; een programma over stokstaartjes op een televisie achteraan; de schitterend uitgelichte achterkant van de oude zaal van de Stadsschouwburg die door de glazen achterwand te zien is; de muzikanten, die aan het begin en eind de vier dj-sets in de hoeken van het decor bedienen; Frieda Pittoors die warmte zoekt onder de synthetische vloertegels- maar de impact ervan is beperkt.

Overigens sprak regisseur Ivo van Hove vooraf enkele woorden naar aanleiding van de dood van Ramses Shaffy, waarbij hij de voorstelling aan hem opdroeg. Van Hove memoreerde Shaffy’s rollen bij Toneelgroep Amsterdam en beschreef de energie die de acteurs voelen als hij –tot vrij kort geleden- in de zaal zat.

Teorema van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 2/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 9/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘De binnenkomst; of je gaat tenslotte weer naar huis’, Bellevue Lunch

Een man, een vrouw en ongemak. Blijkbaar hadden de twee een relatie. Ze zijn nu uit elkaar. Zij komt op bezoek om te kijken hoe hij woont. Maar een gesprek wordt het niet. Meer een herhaling van zetten. Met veel herhalingen.

De binnenkomst… is een nieuwe tekst van Magne van den Berg, geschreven voor de acteurs René Geerlings en Esther Snelder. Met extreem weinig woorden weet ze twee mensen in een extreem pijnlijke situatie te schetsen, waarin ze niet verder komen dan keer op keer te zeggen: “Mooi uitzicht” en: “Kopje thee?”

De twee spelers, eigenlijk mimers, maken het ongemak lichamelijk. Bij elkaar in de buurt zijn ze steeds onnatuurlijk naar elkaar toe en van elkaar af gebogen, later zit en ligt zij oncomfortabel op de vloer, en neemt hij steeds nieuwe standbeeld-achtige poses aan. In hun zuinigheid met woorden komt de gêne van de personages –zij in bordeaux rood, hij in donkergroen- geheel tot uiting in hun fysiek.

Het theatrale minimalisme wordt doorgezet in het stemmig grijze decor met een goed in de weg geplaatste pilaar in de Palonizaal van Bellevue. De ramen zijn niet verduisterd en het daglicht legt alle details genadeloos bloot. Op de achtergrond klinkt soms een requiem, dan weer lichte latin en soms vogelgeluidjes. Zo wordt het eenvoudige uitgangspunt van de voorstelling steeds verder verhevigd en verheven. Regisseur Sanne van Rijn maakt er een scherp en stijlvast geheel van.

Gaandeweg deze sterke lunchpauzevoorstelling komt er toch wat beweging in de conversatie. “Ik ben blij dat je er bent.” “Ik kwam voor jou.” “Ík ben veranderd. In positieve zin.” Dan wordt ook meteen duidelijk dat deze mensen nooit samen zijn geweest met elkaar. En dan zit er voor haar maar één ding op. Hij zegt: “Goed dan. Ga dan maar.” Maar ze is al weg.

De binnenkomst; of je gaat tenslotte weer naar huis, Bellevue Lunchvoorstelling. Gezien 17/11, aldaar nog t/m 29/11. Meer info op www.theaterbellevue.nl

Recensie: ‘De Kersentuin’ van Het Nationale Toneel

Ze rinkelen onder haar rokken, de sleutels van het landgoed. Warja, de verwelkende jonge vrouw die voor haar lichtzinnige stiefmoeder Ljoebowa het landhuis met de beroemde kersentuin bestiert, draagt ze aan een grote ring, tekenend voor zowel haar taak maar ongewild ook voor haar moeizame liefde voor de bevriende koopman Lopachin.

Het is een mooie vondst van regisseur Erik Vos, ooit oprichter van De Appel. Tachtig jaar is hij inmiddels en dat hij een zo grote Tsjechov-regie op zich heeft genomen is een evenement op zich. Zoals te verwachten biedt Vos degelijk teksttoneel. Dit is het soort voorstelling waarin een personage dat zegt ‘Ik heb een rood vest aan en gele schoenen’ ook daadwerkelijk een rood vest en gele schoenen draagt. Wie daardoor niet wordt afgeschrikt ziet mooi acterwerk in een ambachtelijke repertoirevoorstelling, die echter weinig ontroert.

Vos neemt bij deze regie zijn persoonlijke ervaring mee: twee jaar geleden moest hij zijn huis op het platteland van Frankrijk verkopen en voelde hij zelf de pijn en de breuk van het definitief afsluiten van het verleden. Want daar gaat deze Kersentuin over. Als Ljoebowa na jaren terugkeert uit Parijs zijn de schulden torenhoog opgelopen, het landgoed zal op een veiling worden verkocht. Lopachin weet een oplossing: bouw zomerhuisjes voor de opkomende stedelijke burgerij. Maar daarvoor zal de kersentuin gesloopt moeten worden en dat is onbespreekbaar.

In een zandkleurig decor met veel gedrapeerde doeken en stoffen huisjes die soms in de kap verdwijnen wordt vooral de lichtheid van Tsjechov’s stuk benadrukt. Bijpersonages hebben een pop in de vorm van hondje, doen goocheltrucs, struikelen steeds of vallen plotseling in slaap. Tegen die achtergrond van vaudeville en clownerie moet de tragiek komen van Hubert Fermin als Ljoebowa’s broer (die een mooie scène heeft met een ouwe kast) en Stefan de Walle’ krachtige rol van Lopachin, maar vooral van Betty Schuurman’s Ljoebowa die tegelijkertijd belachelijk en meelijwekkend is.

Maar de twee uiteinden van kluchtige humor en ontroering die Vos zocht versterken elkaar in deze voorstelling niet. Geen van beide wordt echt dóórgezet en dat maakt De Kersentuin merkwaardig vlak en onbevredigend. Ieder moment van verstilling en contemplatie wordt weer doorbroken door grootschalige mis-en-scène of een nieuwe grap.

Slechts één personage wordt echt aandoenlijk en dat is Warja, door Anniek Pheifer erg mooi gespeeld op de rand van wanhoop en berusting. Als de kersentuin op de veiling blijkt te zijn gekocht door Lopachin smijt ze de sleutelring voor zijn voeten, minachtend én bevrijd. Later staan ze nog één keer tegenover elkaar, een laatste poging om er toch nog een huwelijksaanzoek uit te persen. Maar het is, zoals altijd bij Tsjechov, te laat.

De Kersentuin van Het Nationale Toneel. Gezien 14/11 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 26-30/12/09. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Wachten op Godot’ van Oostpool

Geen toneelstuk vertrouwder dan Wachten op Godot. We weten dat Godot niet komt, we weten net dat de hoofpersonen Vladimir en Estragon niet kunnen vertrekken en dankzij de strenge eisen van de erven Samuel Beckett weten we dat op het verder kale toneel één boom zal staan en dat de acteurs bolhoedjes zullen dragen.

Het geeft de nieuwe voorstelling van het modernistische meesterwerk –onlangs nog door lezers van theatertijdschrift TM en –website Moose gekozen tot beste toneelstuk aller tijden– door Toneelgroep Oostpool iets geruststellend vertrouwds.

Nederlandse regisseurs hebben vaak de neiging om het nauwe keurslijf van het stuk op te rekken, maar regisseur Erik Whien lijkt juist uit te proberen wat er gebeurt als je de aanwijzingen zo goed mogelijk volgt. En zie: het werkt. Wachten op Godot zit namelijk, ondanks het absurdisme, erg goed in elkaar.

We zien twee mannen bij een verwaaide berk, wachtend op een derde die niet komt. Ze verdrijven de tijd met praten en filosoferen, lijden aan honger en ander fysiek ongemak. Maar ze kunnen niet weg, ze wachten op Godot. Hun ledige bestaan wordt even opgeschud door de komst van twee andere reizigers, die wel weer verder gaan.

Deze dienstbare Godot wordt een heldere en frisse voorstelling, gedragen door een jonge cast met de lange, dunne Stefan Rokebrand als de flegmatieke Vladimir en de kleine, compact gebouwde acteur Sanne den Hartogh als de opvliegende Estragon. Ze zijn bijna een komisch duo, maar door door een doelbewuste timing –zoals in een bedaarde varieté-act met de hoeden- blijft Beckett’s abstractie intact.

Opvallend is het contrast met de twee andere personages Pozzo en Lucky. Ali Ben Horsting maakt van Pozzo bijna een circusdirecteur met zijn knallende zweep en zijn bulderende stem en Lard Adrian weet als Lucky een intens fysieke lijdzaamheid uit te stralen.

Over Godot is inmiddels veel geschreven, maar een recent boek van de Franse filosoof Pierre Temkine biedt een wel heel erg intrigerende interpretatie. In weerwil van de onbepaalde tijd en plaats van de handeling en de metafysische aspecten is Wachten op Godot volgens hem juist een historisch toneelstuk: Vladimir en Estragon zijn twee uit Parijs verdreven joden die in de lente van 1943 bij Roussillon wachten op een gids die hen naar neutraal gebied moet brengen.

Het lijkt vergezocht, maar als je de voorstelling met deze kennis ziet is het een verbijsterende ervaring. Het meest vertrouwde toneelstuk ineens weer als nieuw.

Wachten op Godot door Toneelgroep Oostpool. Gezien 27/10 in Amstelveen. In Amsterdam (Frascati) 3 t/m 7/11, tournee t/m 13/12. Meer info op www.oostpool.nl

Recensie: ‘Dankwoord?’ van de De Voortzetting (van Art & Pro)

Parool,recensies — simber op 21 oktober 2009 om 01:18 uur
tags: , , ,

“Het strijdperk kent geen permanente helden, alleen tijdelijke”, aldus de redenaar in Dankwoord? Maar regisseur en schrijver Frans Strijards kan enig uithoudingsvermogen toch niet ontzegd worden. Halverwege de jaren ’90 fuseerde zijn veelgeprezen gezelschap Art & Pro met de Trust tot de Theatercompagnie, met catastrofale gevolgen: binnen een jaar werd Strijards eruit gewerkt. Een comeback als schrijver bij Het Zuidelijk Toneel mislukte.

Maar zie, nu is hij er weer. Een nieuw gezelschap onder zijn leiding, De Voortzetting (van Art & Pro), kreeg weer subsidie, net als oudgedienden Discordia, omdat de subsidiegevers inzagen dat er “naast jong talent ook meesters moeten zijn”. Maar wat is de relevantie nog van Frans Strijards?

De titel de eerste voorstelling van De Voortzetting is elk geval al een villeine combinatie van nederigheid en grootheidswaan. Dankwoord? is een monoloog voor acteur Helmert Woudenberg die weinig meer nodig heeft dan een katheder en zijn sonore stem om Strijards’ taalconstructies vloeiend te brengen.

Dankwoord? begint als een aanvaardingstoespraak van een prijs voor een “fulminant polemist”, maar meandert al snel alle kanten op. De spreker vertelt zijn levensverhaal, als jongen van het platteland die op het conservatorium terechtkomt, waar hij trio’s voor hamer, beitel en concertzaalvloer componeert, en even later gidst hij ons door zijn verder niet aangeduide stad, “zo bizar dat hij denkbeeldig lijkt”. En net als het iets te veel mozaïek wordt, blijkt alles zich samen te ballen in één spannend verhaal over Zwarte Avonden, geheime dochters en een gevaarlijk boek dat misschien wel niet bestaat.

Tussendoor fulmineert hij tegen recensenten, oreert hij over het nut van kunst, bespot hij realiteit en fictie en vertelt hij moppen, anekdotes en aforismes. “Als de aap de voorloper is van de mens, is de banaan de voorloper van de mobiele telefoon.” Het is dat Woudenberg nergens op de lach speelt, maar anders zou het bijna cabaret kunnen zijn, al zal Strijards het daar niet mee eens zijn: “polemist zijn doe je niet voor je lol”, sneert de redenaar, “cabaret doe je voor je lol.”

De uitgebeende vorm maakt de voorstelling nogal statisch, en zeker voor een monoloog met anderhalf uur erg lang. Daarbij is  Woudenberg een vormelijke acteur, daar moet je van houden. Maar dat zijn kleinigheden: Strijards’ taal is de ster, prikkelend, geestig en schurend. Daarin blijft hij uniek: “Een bek vol benzine, op zoek naar een vlam.”

Dankwoord? van de De Voortzetting (van Art & Pro). Gezien: 20/10 in Den Bosch. In Amsterdam (Bellevue) 23 -25/10 en (Polanentheater) 29-30/10. Meer info op www.devoortzetting.nl

Recensie: ‘Vijand van het Volk’ van Toneelgroep Maastricht

Parool,recensies — simber op 20 oktober 2009 om 01:17 uur
tags: , , , ,

Met Vijand van het Volk presenteert de nieuwe, grote theatergroep uit Maastricht met Arie de Mol als nieuwe artistiek leider zich voor het eerst. De Mol –eerder leidde hij Els Inc.- bewerkte Henrik Ibsens drama over idealisme en eigenbelang uit 1882 tot een pittig leerstuk en een volle, enthousiast gespeelde theateravond.

Dokter Stokman (Olaf Malmberg, op dreef als idealist met het gelijk aan zijn zijde) ontdekt dat het bronwater van het kuurbad dat zijn provinciestad tot trekpleister maakt vervuild is en gevaarlijk voor voor de gasten. Hij is ervan overtuigd dat iedereen in het dorp het probleem zal erkennen en zal proberen op te lossen, en aanvankelijk lijkt hij de pers en de burgerij achter zich te hebben. Maar zijn zus, tevens de burgemeester is niet zo blij met haar broers campagne.

Mara van Vlijmen maakt van de burgemeester een verrukkelijk soort Pauline Krikke, eerst als een reclamespot de grote winst die het “wellness gebeuren” het dorp heeft gebracht aanprijzend, later in een vinnige discussie de kosten die het verhelpen van de problemen met zich mee zou brengen memorerend. De grote confrontatie met haar broer is een kluchtige scène in een redactielokaal met onverwachte opkomsten en gedoe met een aktentas. We hebben dan al een scène gehad bij uitsluitend het licht van mijnwerkerslampjes op witte bouwhelmen en een changement waarbij de acteurs onverstoorbaar liedjes van de Velvet Underground spelen terwijl ondertussen het drumstel verplaatst wordt.

De acteurs die ‘af’ zijn zitten linksvoor op het podium en grijpen soms in in de handeling, bijvoorbeeld als Stokman een uitgebreide tirade tegen de macht van de domme mensen houdt tegen het publiek in de zaal. Het is een beweeglijke, rommelige mis-en-scène, waarin subtiele discussies soms worden weggeschreeuwd in overdreven gedoe.

Maar in die overdaad aan ideeën, sommige slecht, andere briljant wordt het thema snel genoeg helder: de oudere idealist die aan zijn principes vasthoudt tegenover jongeren die het idee van de waarheid wel heel mooi vinden klinken, maar zich schielijk terugtrekken als blijkt dat hun welvaart op het spel staat. Zo wordt Ibsen’s drama een politiek leerstuk waarbij alle personages zich moeiteloos laten herkenbare types uit hedendaagse discussies, zoals met de revolutie flirtende intellectuelen en de goedmenende zoon die iedereen zo ongenuanceerd vindt.

Enthousiasme kortom, en veel ideeën. Van een nieuw gezelschap kun je weinig meer wensen.

Vijand van het Volk van Toneelgroep Maastricht. Gezien 19/10 in Utrecht. Vanavond te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg); tournee t/m 22/12. meer info op www.toneelgroepmaastricht.nl

Recensie: ‘Ghetto’ van Het Toneel Speelt

Parool,recensies — simber op 16 oktober 2009 om 02:07 uur
tags: , , ,

De twee meisjes zijn volkomen gelijkwaardig: de één heeft blond haar en een kruisje om haar nek, de ander donker en een davidsster. Maar de opstandige jongen Rafaël heeft gekozen voor de shikse, de christelijke Rose. Het is de bron van een hoop ellende.

Vorig jaar bracht Het Toneel Speelt een kraakheldere en ingehouden Op hoop van Zegen, het meesterwerk van toneelschrijver Herman Heijermans. Nu speelt het gezelschap een minder bekend stuk van dezelfde schrijver, Ghetto, dat bij de première in 1898 veel succes oogste, maar na 1910 nooit meer werd gespeeld. Dus waarom nu ineens wel?

Het verhaal stelt niet zoveel voor –een sentimenteel drama over een zoon die  in opstand komt tegen z’n vader die een andere bruid voor hem heeft bedacht dan het meisje waarop hij verliefd is-, het gaat in Ghetto om de setting: de jodenbuurt van Amsterdam. Die geeft de plot zijn lading. Want de zoon van de blinde joodse voddenhandelaar Sachel kiest niet alleen voor een christelijk meisje, maar daarmee voor een leven buiten het zelfverkozen isolement van de joodse gemeenschap.

De vergelijking met moslims anno nu ligt voor de hand, maar wordt verder niet uitgespeeld. De tragiek ligt bij de oude Sachel, door Mark Rietman knap gespeeld tussen tiranniek en beklagenswaardig (al was de blindheid –met witte contactlenzen en een paar tics- nogal vet aangezet) die zijn zoon niet meer kan imponeren met fysiek overwicht. Sachel is te hard voor een handelaar: hij kan proeven of er door de wol een draadje katoen zit, maar zijn klanten lopen bij hem weg omdat hij nooit water bij de wijn doet. We zien hem geen enkele deal sluiten.

Spijkers voert opnieuw zijn subtiele en dienstbare regie. Kijk hoe de dienstmeid en de zus redderen om de blinde Sachel en hoe ieder personage reageert op de aangeboden boterkoek. In een prachtige scène gaat een gesprek met collega Aaron (een prachtige Dries Smits) over de prijs van een paar balen wol heel voorzichtig over in de onderhandeling over een huwelijk tussen hun kinderen. Maar de zoon heeft zelf al een andere keuze gemaakt. Later komt een rabbi nog proberen de jongen te redden: “Wat krijg je in de plaats als je weg gaat? Vreemden.” Joods zijn gaat hier niet over religie, maar over de gemeenschap binnen de golfplaten container van het decor, met een paar kleine raampjes bovenin.

Maar hoe aardig de situatie ook wordt geschetst, het stuk zelf is uiteindelijk niet al te best. De verwikkelingen in de tweede helft zijn té voorspelbaar en de personages niet zo uitgesproken dat je met ze mee kunt leven in hun uiteindelijke ellende. Ghetto blijft een obscurium, nu even opmerkelijk door een actuele gelijkenis, maar dat is nauwelijks genoeg voor een avond toneel.

Ghetto van Herman Heijermans door Het Toneel Speelt. Gezien 15/10 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 18/10, tournee t/m 19/12. Meer info op www.hettoneelspeelt.nl

Recensie: ‘Boe!’ van het Ro Theater

Parool,recensies — simber op 14 oktober 2009 om 00:10 uur
tags: , , , , ,

De poster meldt onder de namen van de vier spelers: “En u”. U bent dus gewaarschuwd. Bij aanvang we allemaal een koptelefoon met een zendertje. Kort na het begin staan een paar mensen op uit het publiek, lopen naar het toneel en nemen deel aan de voorstelling, blijkbaar nauwkeurig gestuurd door een stem in hun oor.

Ze trekken een plastic wegwerpregenjas aan en struinen door het decor: een enorme rotzooi; een vloer vol plastic flessen, vuilniszakken en papier met daartussen een omgevallen parasol, een piskruis en een container. Het lijkt een verlaten festivalterrein na een paar dagen stevig feesten. In het midden zit een vrouw met een griezelig echt lijkende hoofdwond. De toeschouwer/spelers negeren haar, halen een biertje uit een koelbox. Eén verdwijnt in de container en komt eruit in het uniform van een ambulancemedewerker.

Het is een onbehaaglijk maar intrigerend begin. Is dit een rampgebied? Een nachtmerrie? De sfeer in de zaal blijft hangen tussen giechelige gene en beklemming. Sommige toeschouwers mogen terug naar hun plek, anderen worden opgeroepen. De spanning over wie nu weer aan de beurt is overschaduwt de spanning van wat er op het podium gebeurt tussen de toeschouwers en de vier ‘echte’ acteurs, onder wie Bram Coopmans en René van ‘t Hof.

De voorstelling kantelt als een van de actrices in bikini lekker tussen het vuil gaat liggen zonnen op een meegebrachte handdoek. Er volgen een paar scènes tussen de spelers –geestig genante gesprekjes vol misverstanden in gebroken Engels tussen een toerist en een lokale bewoner- die weinig verband hebben met de rest, maar die wel lading geeft aan de voorstelling.

Aan het eind staan er wel tien toeschouwers op het toneel. In een poetische processie gaat één van hen voorop, de anderen doen hem na en zo onstaat een instant choreografie. Ze halen samen met de acteurs applaus.

Regisseur Jetse Batelaan ontwikkelde zijn bijzondere theatervisie op het menselijk onvermogen op de zomerfestivals en op locaties buiten het theater. Nu werkt hij vast bij het Ro Theater, maar het lijkt met dit decor wel alsof hij heimwee heeft. Zou de gene van de spelende toeschouwer beter tot zijn recht komen als deze voorstelling op een festival als Oerol was gemaakt? Batelaan’s uitgangspunt is geweldig, maar minder dan in eerdere voorstellingen weet hij er een samenhangende voorstelling van te maken. Maar misschien kan het gewoon niet: spannend theater in combinatie met de angst om mee te moeten doen.

Boe! Een spookverhaal voor grote mensen van het Ro Theater. Gezien 13/10 in Frascati. Aldaar t/m 24/10. Meer info op www.rotheater.nl

Recensie: ‘Martha loves George’ van Boogaerdt/VanderSchoot

Twee jaar geleden maakte mimeduo Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot de locatievoorstelling Tsjechov bij de bushalte, waarin het verlangen naar een ander leven uit De Drie Zusters tot één essentieel beeld werd teruggebracht: een vrouw wachtend bij een bushalte en die uiteindelijk niet instapt. Nu passen ze hetzelfde procedé toe op een andere toneelklassieker: Who’s afraid of Virginia Woolf? van Edward Albee.

Ook hier weten ze de kern te pakken. Het huwelijk van de overjarige, verveelde sloerie Martha met de saaie maar smeulende George is oorlog. Zij glijdt tijdens het dansen schaamteloos over de vloer en geeft de zaal een geile knipoog, hij vertrekt geen spier, maar desondanks is zijn minachting voelbaar. Ze krijgen bezoek van een jonger stel. De dronkenschap wordt nauwelijks gesuggereerd, maar hangt de hele tijd in de lucht, net als de verantwoorde jazzmuziek.

De mimers hebben geen interesse in het stuk zelf (dat van de auteur ook niet bewerkt mag worden). In plaats daarvan hebben de makers eigen dialogen geschreven, met hier en daar een citaat, die nergens de scherpte en hardheid van Albee kunnen doen vergeten. En dat is jammer, want juist in de fysieke omgang met elkaar zetten Van der Schoot en René Geerlings een Martha en George neer die een plaats verdienen naast de andere, beroemdere acteurs die het stel ooit speelden. Hoe ze elkaars zinnen afmaken, elkaar vliegen afvangen, elkaar dwingen mee te doen in hun spelletjes, het is gemeen en grimmig hilarisch.

De rollen van het bezoekende stel Honey en Nick (Suzan Boogaerdt en Melih Gençboyaci) zijn minder duidelijk. In het begin worden ze neergezet als jongere versie van Martha en George. Sommige elementen uit het stuk worden overgenomen – de seksuele spanning tussen Martha en Nick, de perverse spelletjes en de genante jeugdverhalen – andere scènes zijn helemaal verzonnen, zoals de grappen over de Turkse afkomst van Gençboyaci.

We verlaten het raamwerk van Albee’s stuk als Honey de situatie overneemt, haar eigen uitzinnige tv-show fantaseert en Martha en George uiteindelijk beteuterd achterlaat. Hier wreekt zich de wet dat spelende makers op de vloer een gelijk aandeel moeten krijgen. Het verzonnen kind, bij Albee de motor van het verhaal, komt niet voor. En dat is jammer, want zo beroven de makers de personages van hun tragiek en ze geven daar niets voor in de plaats. Dat maakt Martha loves George geestig en scherp, maar ook een voorstelling zonder hart.

Martha loves George van Boogaerdt/VanderSchoot. Gezien 3/10 in De Brakke Grond. Aldaar t/m 10/10, tournee t/m 18/12. Meer info op www.bvds.nu

Recensie: ‘De Filantroop’ van Genio de Groot

Parool,recensies — simber op 27 september 2009 om 11:40 uur
tags: , ,

Wat is erger? Een kevertje zijn pootjes uittrekken en een vogeltje laten stikken in een glazen pot of het lijden van dieren in de bio-industrie in stand houden door vlees te eten? Graham Underwood vindt het laatste en als u dat met hem eens bent heeft hij u nog veel meer te vertellen. Maar pas op: Underwood is een seriemoordenaar en voor u het weet heeft hij zichzelf vrijgepleit van zijn gruwelijke daden.

Underwood is het hoofdpersonage uit het boek De Filantroop van de Engelse psychiater en columnist Theodore Dalrymple, die ook in Nederland bekendheid geniet als conservatief en criticus van het liberale gedachtegoed. Het boek werd door acteur Genio de Groot voor het theater bewerkt en ging dit weekend in première in aanwezigheid van de auteur.

De Filantroop is een solo van De Groot, opgevoerd als afwisseling van Underwood’s redevoering over ethiek en zijn herinneringen. Met sonore stem en veel rust dient hij de slimme redeneringen op onderbouwd met argumenten ontleent aan De Sade, Dostojevski en Celine. Het centrale punt van Dalrymple – de liberale ethiek van moreel relativisme kan gemakkelijk gebruikt worden om het slechte te vergoeilijken – komt in deze hyperbolische case study helder naar voren.

De Groot maakt van Underwood een ver neefje van Hannibal Lecter, met obsessieve precisie legt voorwerpen precies in de hoek of in het midden van de tafel. Met een zakdoekje veegt hij alle oppervlakken die hij aanraakt schoon. Klavecimbelmuziek maakt het beeld van de intellectuele psychopaat helemaal af

Een punt is dat De Groot nog erg onvast is in de tekst, met verwarrende versprekingen tot gevolg. Maar een veel groter probleem is dat zijn podiumuitstraling veel te aardig is voor deze rol. In het decor van grof gelaste stalen meubels blijft hij een vriendelijke oom en de zwaarte van zijn 22 moorden verdampt in de smeuïg opgediende argumentaties. Zo verdampt de eventuele spanning van een seriemoordenaar die zich weet te rechtvaardigen en wat overblijft is  een vlakke voorstelling.

Eén moment breekt daar doorheen. Als de filantroop een serie pakjes uitstalt en even de suggestie weet te wekken dat in het touw en pakpapier een in stukken gehakt mensenlichaam zit. Verder blijf het intellectuele spielerei.

Na afloop van de voorstelling was Dalrymple te gast van een nagesprek waar hij zich witty en welbespraakt, uit de losse pols Burke en Shakespeare citerend, door de in moeizaam Engels gestelde vragen loodste. Hij toonde zich daarbij een stuk genuanceerder dan in zijn columns.

Met een mengeling van geamuseerdheid en zorg vertelde hij over twee boeken over echte seriemoordenaars die onlangs verschenen: “Ze bleken verbazingwekkend overeenkomstige argumenten te gebruiken als mijn Filantroop.”

Dalrymple prijst de “gepassioneerde” acteur De Groot en hoopt dat succes in Nederland zou helpen om het stuk ook in Engeland op het toneel te krijgen. Hij verwacht niet dat zijn tegengestelde politieke visie een probleem zal zijn in de kunstwereld: “Dat zou paranoïde zijn.”

De Filantroop van Genio de Groot. Gezien 26/9 in Bellevue. Tournee t/m 19/12. Meer info op www.defilantroop.net

 

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity