Recensie: ‘Rechnitz (Der Würgeengel)’ van de Münchner Kammerspiele (HF)

Vijf goed geklede mensen doen een dansje en vertellen goedgemutst over massamoord. Welkom in Rechnitz, Oostenrijk.

Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek is een eersteklas nestbevuiler, iemand die zich niet neerlegt bij het groteske zwijgen van haar vaderland Oostenrijk over het antisemitisme, het nationalisme en de kleinburgerlijke moraal, maar die keer op keer de allesbedekkende pleisters van de wonden van de samenleving afrukt om met haar scherpe pen de pijn te beschermen.

Rechnitz (Der Würgeengel) is haar hardste aanval tot nu toe: een toneelstuk over een dorpje waar aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, twee dagen voor de aankomst van de Russen een groepje SS’ers en plaatselijke notabelen na een feestje in het kasteel van de lokale gravin tweehonderd Hongaarse joden vermoordden. Een reden voor het bloedbad was er niet, en na de oorlog werd een rechtszaak tegengewerkt, getuigen vermoord en werd de zaak weggestopt onder een verstikkend stilzwijgen. Tot in de jaren ’90 woonden enkele daders als gerespecteerde burgers in het dorp.

Jelinek’s stuk is geen reconstructie, maar meer een reflectie op zwijgen. Vijf acteurs spelen een koor van de bedienden van het feest op het kasteel die de gebeurtenissen proberen te achterhalen, maar elkaar tegenspreken, afgeleid raken en zich meer en meer identificeren met de daders. En zo gaat het ook ineens over China, de holocaustindustrie, en slachtofferporno. “We kunnen niet allen slachtoffer zijn. We hebben ook daders nodig. Meldt u alstublieft.”

In een met hout gelambrizeerde ruimte spreken de geweldige acteurs (onder wie André Jung en Hildegard Schmahl) vrijwel nooit tegen elkaar, maar uitsluitend tegen het publiek, op het toontje dat showpresentatoren op televisie graag gebruiken: zelfingenomen en professioneel vrolijk. Maar tegelijkertijd moet er wel het nodige verhuld worden. Als er uit een kast ineens een partij geweren valt, gaan de spelers -inmiddels in hun ondergoed- er in een ongemakkelijk tableau voor liggen om ze aan het zicht te onttrekken. Tijdens de voorstelling verorberen ze een hele maaltijd: eerst pizza, dan eitjes, dan kippebouten en tenslotte chocoladetaart.

Het probleem is wel dat Jelinek’s taal, vol woordspelingen, daderlogica en verwijzingen naar nazi-leuzen weliswaar virtuoos is, maar ook moeilijk vertaalbaar. En misschien is een voorstelling als deze gewoon niet zo relevant in een land waar de grootste deugd niet zwijgen is maar ‘zeggen wat je denkt’.

Holland Festival: Rechnitz (Der Würgeengel) van Elfriede Jelinek door de Münchner Kammerspiele. Gezien 9/6/10 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Tegen de Tijd’ van Frascati Producties

Wie had dat ooit gedacht: bejaarden zijn hip. Eerst maakte Eric de VroedtMightysociety7 over de levensavond van de babyboomers, toen volgden Lucas de Man en Oscar Kocken met hun Bejaarden en begeerte over… nu ja, de titel zegt het al en nu staat de voorstelling Tegen de tijd van Marjolijn van Heemstra en Hannah van Wieringen als lunchpauzevoorstelling in Bellevue. Allemaal twintigers en dertigers op zoek naar de belevingswereld van hun grootouders.

Tegen de tijd is ongedwongen verteltheater over een zwaar onderwerp: ouderdom, sterfelijkheid en herinneringen, oftewel “de verhouding tussen mens en tijd”. Van Wieringen (toneelschrijfster) en Van Heemstra (‘performer’ en dichteres) zochten 91 bejaarden op in een verzorgingstehuis, nadat ze zelf op een minimale manier werden geconfronteerd met hun eigen lichamelijke aftakeling: de hoge toon van de ‘mosquito’ in hun straat –een apparaat dat hangjongeren wegjaagt met onaangenaam geluid dat alleen jonge mensen kunnen horen- was verdwenen. Ze waren te oud geworden.

Van Heemstra is de losse prater, die ontspannen vertelt over de totstandkoming van het project, de gesprekken met zorgmanagers en de soms moeizame communicatie en misverstanden met de bejaarden die hun onderwerp moeten worden. Daarnaast legt ze de methode en theorie van de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross uit, die onderzoek deed naar terminaal zieke patiënten en de vijf stadia van rouwverwerking beschreef. Op de achtergrond zien we een projectie van groep bejaarden in een zaaltje in een bejaardenhuis, een soort ‘tegenpubliek’.

Van Wieringen, zittend aan tafel, leest de de aantekeningen voor die ze maakte over haar bezoek aan mevrouw A. Die ene oude vrouw, die backgammon speelt en niets anders zegt dan af en toe ‘ja’, intrigeert de jonge vrouwen het meest en zet hun zoektocht naar het verschil tussen ‘kalendertijd’ en ‘ervaren tijd’ op scherp. Dan staan de bejaarden op de video op en zingen een Schubertlied.

De voorstelling is een beetje statisch en niet zo theatraal, en dat is in zoverre een bezwaar dat je achterblijft met het gevoel dat er nog veel meer te vertellen, te verbeelden of te bezingen is over die 91 geïnterviewden in hun verzorgingstehuis. Maar daar staat tegenover dat beide makers (en regisseur Sanne van Rijn) de sfeer bewonderenswaardig open weten te houden. Als ze je na afloop een borreltje hebben aangeboden blijven ze op toneel nog even napraten met het (veelal wat oudere) Bellevue-publiek, dat hun eigen verhaal komt doen.

Tegen de Tijd, Bellevue Lunchvoorstelling. Gezien 3/6/10 in Bellevue. Aldaar t/m 13/6. meer info op www.lunchtheater.nl

Rezension: ‘Kleiner Mann – was nun?’ von den Münchner Kammerspielen

deutsch,recensies — simber op 17 mei 2010 om 14:40 uur
tags: , ,

Zuweilen hat man dazu keine Lust: Muss ich wieder vier Stunden Theater ansehen, wieder auf diesen furchtbaren Stühlen des Hauses der Berliner Festspiele sitzen? Allerdings diesmal wird die Ausdauer belohnt.

Kleiner Mann – was nun? ist ein außerhalb Deutschlands kaum bekannter Roman (von Hans Fallada) über die Krise der 30er Jahre. Der ‘kleine Mann’ des Titels ist Johannes Pinneberg, der Angst hat seine einfache Stelle zu verlieren, gerade jetzt wo er für seine schwangere Frau Emma (“Lämmchen” genannt) sorgen muss. Die Geschichte des Paars hangelt sich entlang Anstellung und Arbeitslosigkeit, Hoffnung und Verzweiflung, und führt von der Kleinstadt nach Berlin, und in dieser Inszenierung leider auch entlang überflüssige Figuren und Episoden.

Die Bühne ist ganz leer, bis auf ein Orchestrion: ein großes, mechanisches Musikinstrument, ähnlich einer Drehorgel, aber mit Klavier, Glockenspiel und Triangel. Mathis B. Nitschke schrieb eine neue Partitur für diesen besonderen Apparat, bald die Stimmung eines Jahrmarkts erzeugend, bald eine ganz eigene Magie herbeizaubernd, verstärkt von projizierten Schwarz-weißbildern aus dem Film ‘Berlin, Sinfonie einer Großstadt’.

Die Vorstellung von Regisseur Luk Perceval dauert lange, ist manchmal ein bisschen langweilig, aber in der letzte Stunde kommt dennoch alles zusammen. Durch seine Arbeitslosigkeit ist Pinneberg wie gelähmt, ein armer Slucker, der von der Polizei aus der Friedrichstraße fortgejagt wird. Er gehört nicht länger zu den normalen Menschen. Und zu Hause wartet Lämmchen. Ihrer beider Liebe ist das einzige, was ihnen noch helfen kann.

Die Heimkehr Pinnebergs zu Lämmchen ist so wunderbar gespield, wie man es selten erlebt im Theater. Paul Herwig und Annette Paulmann brauchen nur ein Minimum an Empfindungen um die große Tragödie ihrer Zuneigung in einer gleichgültigen Welt zu zeigen. Großartiges, zu Herzen gehendes Theater.

Rezension: ‘Der gute Mensch von Sezuan’ von der Schaubühne

deutsch,recensies — simber op 17 mei 2010 om 14:37 uur
tags: ,

Was ist denn hier los? Die Regisseurin Frederike Heller inszeniert einen klaren, unterhaltsamen Guten Menschen von Sezuan, in dem sie fragt was es heißt ‘gut’ genannt zu werden, und fast alle deutschen Kritiker setzen die Vorstellung als ‘Veralberung’, ‘Mätzchen’ oder sogar als eine ‘Kasperleshow’ herab.

Am Anfang sieht die Bühne aus, als ob hier ein Konzert statt einer Theatervorstellung stattfinden soll: nur die Instrumente des Postrock Trios ‘Kante’ und einige Stuhle stehen herum. Die Darsteller speilen auf eine weise die ich nur als ‘niederländisch’ umschreiben kann: lässig und locker sprechen sie den Text Brechts, mit ironischer Distanz spielen sie die vielen Doppelrollen des Lehrstücks über die von den Göttern als ‘Guter Mensch’ ausgewählte Prostituierte Shen Te.

Aber die interessante Perspective der Regisseurin zeigt sich in dem Moment, als die drei Götter Sehn Te auswählen und ihr eine große Geldsumme schenken: ein Bühnenportal mit glänzendem Showvorhang senkt sich herab, glitzerndes Silberkonfetti wird gestreut. Als ‘Gute’ ausgesucht zu werden ist offensichtlich nich sehr viel anders als bei Deutschland sucht den Superstar zu gewinnen. Mit diesem Regieeinfall stellt Heller nachvollziehbar Brechts klaren Gegensatz zwischen Gut und Böse in Frage.

Die Kritiker sahen diese Showeffekte nur als oberflächliche Unterhaltung, aber Heller benutzt sie zugleich als Mittel und Zweck. Die drei Stunden sind richtig kurzweilig und geben dabei genugend Stoff zum Nachdenken.

Recensie: ‘Rail Gourmet’ van Wunderbaum

Parool,recensies — simber op 28 maart 2010 om 23:18 uur
tags: , ,

Een jonge vrouw verzamelt spreekwoorden over geluk. ‘Waar liefde is, is geluk’ is haar favoriet, uit Polen. Het Griekse ‘Wie gelukkig wil zijn, moet thuisblijven’ waardeert ze minder. Haar werk is al net zo Europees als haar verzameling: op het station van Brussel pakt ze voor het bedrijf Rail Gourmet maaltijden in voor passagiers van de hogesnelheidstrein, samen met collega’s als Madeleine, Luc, Achmed en Anya.

Rail Gourmet is de nieuwe voorstelling van theatergroep Wunderbaum, een groep acteurs die nu eens op lokatie, dan weer in de schouwburgzaal speelt. De tekst is van de Vlaamse romanschrijfster Annelies Verbeke, die een even lichtvoetig als indringend drieluik schreef over de zoektocht naar geluk tussen de spoorrails.

Gabrielle, de Rail Gourmetvrouw, wordt feilloos gespeeld door Wine Dierickx. Ze zet een beetje onhandig een drumstel in elkaar, terwijl ze vertelt over de brieven die ze aan haar collega’s schrijft, waarin ze ze aanspreekt op hun gedrag, zichzelf verontschuldigd en nog meer spreekwoorden over geluk debiteert. De brieven worden nooit verstuurd. Iemand die zoveel over geluk weet, kan niet anders dan diep ongelukkig zijn. Tot ze Robert tegenkomt. Met wat hulp van een muzikant (Jens Bouttery, een hetzelfde haar en mini-jurkje als Dierickx) wordt ze van de schuchtere actrice een loeiende zangeres met een David Lee Roth-achtige gil.

Robert (Walter Bart), voor wie Gabrielle zo blind valt, blijkt een sukkelige schrijver die in het tweede deel telefonisch ruzie maakt met zijn vrouw Rebecca (Maartje Remmers), een kille Europarlementariër in de trein op weg van Straatsburg naar huis. In het derde deel is de vrouw ineens naast de machinist (Matijs Jansen) terecht gekomen, waar zomaar ineens iets moois lijkt op te bloeien.

“We moeten van ons overleven uitgaan, zoals we ervan uitgaan dat de zon morgen weer op komt”, zegt Gabrielle met de combinatie van pathos en pragmatisme die de huidige generatie twintigers kenmerkt. Met haar moeilijke vragen over geluk als langdurige afwezigheid van pech of juist als overrompelend gevoel van binnenuit geeft ze uiting aan hun wanhoop in McJobs en voorlopige relaties. Robert en zijn vrouw zijn verder in hun carrière en relatie, maar het heeft hen niets opgeleverd.

Met Rail Gourmet doen Wunderbaum en Verbeke iets wat heel erg bijzonder is in het theater: ze creëren vokomen vanzelfsprekende, hedendaagse personages. Hun taal is herkenbaar, hun angsten zijn herkenbaar en we begrijpen zowel hun cynisme als hun romantiek. Het is een levensgevoel dat doet denken aan dat in de boeken van Douglas Coupland.

De voorstelling eindigt met een softcore seksfilmpje van Rebecca en de machinist. Het is een vreemd, sensueel contrast met de stadse uitzicht dat Wunderbaum als achterdoek kiest op de locaties. Een vlucht in de fantasie als enig mogelijke uitweg. Verbeke en Wunderbaum weten het virtuoos en overtuigend te brengen.

Rail Gourmet van Wunderbaum. Gezien 18/2/10 in Rotterdam. In Amsterdam (in het Werktheater, kaartverkoop via Frascati) 30/3 t/m 3/4. Meer info op www.wunderbaum.nl

Recensie: ‘Kokoschka live!’ van De Warme Winkel e.a.

“Wij weten dat u er niets aan gaat vinden, maar wij móeten dit brengen. Want dít is onze cultuur.” Het Haagse publiek is gewaarschuwd; de theatergroepen die tussen de Mondriaans en het zilverwerk zijn neergestreken in het Gemeentemuseum zijn er niet om te behagen. De vijfde voorstelling van De Warme Winkel in hun serie over Oostenrijkse kunstenaars (na o.a. Rilke en Thomas Bernhard) mist de persoonlijke visie van de eerdere delen, maar gaat in theatrale uitzinnigheid heerlijk overboord.

Oskar Kokoschka was enfant terrible van beroep en in het Wenen van voor de Eerste Wereldoorlog joeg hij de burgerij schrik aan met zijn expressionistische portretten en theatervoorstellingen. Hij was betrokken bij de Münchensche kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter rondom Kandinsky en dat vormt de verbinding tussen de voorstelling en het museum, waar een tentoonstelling rondom die beweging te zien is.

In tegenstelling tot de eerdere voorstellingen, waarin de acteurs expliciet commentaar op het onderwerp en hun zoektocht gaven, kiest De Warme Winkel nu niet voor uitleg, maar voor inzet. We zien een aaneenrijging van scènes ontleent aan Kokoschka’s werk: naakte mannen die teksten voordragen, tableaus over zijn oorlogsverwondingen en over zijn angst voor vrouwen, sketches over zijn heftige affaire met Alma Mahler, allemaal met brille ontleend aan zijn visuele stijl, met verwrongen mimiek en lichaamshoudingen en een soundtrack van de jonge muzikanten van De Veenfabriek die nu eens lawaaiig in de weer zijn met bekkens en sirenes en dan weer verrassend melancholieke muziek maken met klokkenspel en cimbalom.

De hele speelruimte lijkt een atelier. De meeste scènes spelen op een verhoogd toneeltje met een goedkoop voordoek en bordkartonnen bomen, maar tussendoor rennen de spelers rond, schilderen ze aan de zijkant nieuwe abstracte lijnen op hun gezicht of hebben ze babbelende onderonsjes met een deel van het publiek. Of ze gaan ineens tussen het publiek staan om ‘boe!’ te roepen tegen hun eigen voorstelling, en rennen dan weer naar het toneel om ‘fuck you!’ terug te schreeuwen.

Een logische ordening is nauwelijks te ontdekken; het lijkt erop dat Marien Jongewaard vooral de kunstenaar zelf speelt (soms rondlopend en louter “Expressionisme!” orerend), Jeroen de Man een levensgrote pop die Kokoschka na de oorlog liet maken die zoveel mogelijk op Alma moest lijken en Mara van Vlijmen ‘de vrouw’ – “het morsige moeras van de voortplanting”. Het is groteske gekkigheid die meeslepend werkt vanwege de manische energie waarmee ze het uitvoeren en de virtuositeit van hun grappen.

Toch zit er iets storends in de vette ironie waarmee ze het onderwerp te lijf gaan. De scènes zijn geestig, inventief en absurd, maar nooit echt aangrijpend, tergend of teder. Wat trok de makers nou toch zo aan in die rare Kokoschka? We komen het niet te weten, en zo ga je na zo’n volle avond theater toch een beetje leeg naar huis.

Kokoschka live! van De Warme Winkel, Veenfabriek en Nieuw West. Gezien 25/3/10 in het Gemeentemuseum Den Haag. Aldaar t/m 25/4. Meer info op www.kokoschka.nl

Interview Erik Whien

Parool,recensies — simber op 23 maart 2010 om 11:49 uur
tags: , , ,

Sinds een jaar is Erik Whien (Gendt 1978) een van de vaste regisseurs van Toneelgroep Oostpool in Arnhem. Eerder dit jaar maakte hij een lovend ontvangen Wachten op Godot, nu regisseert hij Van de brug af gezien van Arthur Miller in de grote zaal. Die tragische liefdesgeschiedenis in een Italiaans migrantenmilieu wordt bij Whien geen integratiedrama. “Ik sta niet zo politiek in het leven.”

Het is nogal een verschil; de strenge modernist Beckett en het Broadway melodrama van Miller. “Toen we anderhalf jaar geleden het programma van dit seizoen samenstelden had ik  niet door dat het twee stukken uit dezelfde periode waren”, vertelt Whien in een Amsterdams café.  “Nu vind ik het juist leuk dat het zover uit elkaar ligt en dat ik me na Beckett kan bezighouden met een stuk met een dwingende plot. Voor veel makers van mijn generatie voelt een verhaal in een toneelstuk als een blok aan hun been. Maar ik merk nu opnieuw wat een ontlading het voor de toeschouwers is als je jezelf verbindt met een of twee personages, ook al voel je al aan dat het slecht met ze gaat aflopen.”

“In Miller las ik mijn eigen thematiek: de eeuwige strijd tussen hoofd en hart. Ik ben me ervan bewust dat het ook een immigrantendrama is, maar ik heb dat niet bewust naar boven gehaald. Ik sta niet zo politiek in het leven. En het publiek haalt het er zelf wel uit. De acteurs spreken in een verzonnen accent – een combinatie van plat Limburgs, Haags en nog meer- om ze aan de onderkant van de samenleving te plaatsen. En mensen beginnen automatisch over Wilders. Maar zelf ben ik veel meer geïnteresseerd in het personage van de advocaat, die uit dezelfde klasse komt, maar die zich omhoog gewerkt heeft. Maar daardoor is hij totaal onthecht en staat hij ver af van zijn gevoel.”

Oostpool wordt nu een jaar geleid door twee relatief jonge regisseurs –naast Whien ook Marcus Azzini- met Rob Klinkenberg als niet regisserende artistiek leider. Het Arnhemse gezelschap valt op door veel activiteiten, een hoog tempo van produceren en een in het oog springende groep acteurs. “We proberen bewust om Oostpool als merknaam in te zetten”, zegt Whien, “en dan vooral de acteurs. Zij zijn de kern van het gezelschap en de brug naar het publiek. De regisseurs staan iets meer op de achtergrond, wij hebben toch nog niet een naam die veel mensen naar de schouwburgzalen trekt.”

“We maken heel divers werk: klassieke stukken, boekbewerkingen, nieuw Nederlands werk. Ik denk dat het voor het publiek werkt, omdat het leuk is om onze acteurs steeds weer in nieuwe constellaties in een nieuwe rol te zien. Sanne den Hartogh is een acteur die nu te zien is in Er moet licht zijn, een nieuw Nederlands toneelstuk, en volgend jaar speelt hij Hamlet.”

Het is duidelijk dat het Whien bevalt om bij een groot gezelschap te werken: “Ik gedij het beste in een huis, als er een vertrouwensbasis is met de mensen om mee te werken, de acteurs, maar ook publiciteit en techniek. Ik denk ineens in seizoenen, over het tegenover elkaar zetten van verschillende voorstellingen. Dat is heel inspirerend. Mijn werk is altijd heel divers geweest, puur uit nieuwsgierigheid en jonge hondigheid. Nu pas durf ik na te denken over wat míjn speelstijl en míjn oeuvre is. Daarbij is zo’n apparaat een enorme luxe. Maar ik ben niet iemand die na een Beckett het liefst nóg een Beckett wil doen.”

Dienstbaar wil hij zichzelf niet noemen, eerder is hij op zoek naar samenwerking. “Er zit geen dictator in mij. Ik kan zelfs behoorlijk onpraktisch zijn: midden in de nacht mensen opbellen, acteurs blijven verdedigen ookal verstoren ze het werkproces, geen afstand nemen in de laatste week. Ik werk veel met dezelfde acteurs, met Ali Ben Horsting eigenlijk altijd. Het kost me veel tijd om nieuwe mensen of nieuw materiaal eigen te maken. Ik moet het laten gisten met mezelf, proberen ermee op gelijke voet te raken.”

Hoewel Whien een van de weinige jonge regisseurs is die zeer geïnteresseerd is in het toneelrepertoire, is het Marcus Azzini die bij Oostpool volgend seizoen Hamlet gaat regisseren. “Ik ben een beetje jaloers, vooral omdat ik denk dat Sanne dat heel erg mooi gaat doen. Maar Marcus had het plan al lang in zijn hoofd; hij had alleen nog een hoofdrolspeler nodig. Ik heb uit mezelf nu niet een idee over Hamlet, en dat is natuurlijk een basisvoorwaarde.” Lachend: “En ik heb mezelf wel de voorstelling ingewerkt: ik ga meespelen.”

Van de brug af gezien staat 24 en 25 maart in de Stadsschouwburg. Meer info op www.oostpool.nl

Recensie: ‘Plenty Coups & Sitting Bull’ van Dood Paard en Discordia

Parool,recensies — simber op 14 maart 2010 om 19:30 uur
tags: , , , ,

Pats! Van boven het toneel valt een fles op de grond. Er komt een lampje naar beneden, en een viool met daaraan een iPod gemonteerd, waaruit Johnny Cash knettert. Pas dan zien we ook een lichtje boven bij de twee mannetjes op de lichtbruggen, vlak onder het plafond. Nu moeten ze zelf nog omlaag zien te komen.

Jorn Heijdenrijk (van Discordia) en Kuno Bakker (van Dood Paard) maaakten een paar jaar geleden samen de voorstelling Mannetje met de lange lul, een titel die wel goed past bij deze twee toneeltitaantjes die geestig afwisselen tussen aggressief fysiek spel en lijzige teksten. Hun nieuwe voorstelling heet Plenty Coups & Sitting Bull, namen die rechtstreeks uit Karl May lijken te komen. Indiaantje spelen, daar komt het in het kort op neer.

De afdaling van de acteurs vanaf de bruggen naar het toneel is verreweg de meest hilarische slapstickscène in het Nederlandse theater in jaren. Onder geduchte concurrentie overigens, want sinds een paar jaar ontwikkelt bijvoorbeeld ook Ingejan Ligthart Schenk zich bij toneelgezelschap ’t Barre Land tot een grootse clown en ook elders is fysiek komediespelen weer in. Maar waar Ligthart Schenk meer verwijst naar de achteloze virtuositeit van Buster Keaton (zoals in hun nieuwe voorstelling Rosencrantz & Guilenstern are dead), doen Bakker en Heijdenrijk eerder denken aan de virtuoze onhandigheid van Laurel and Hardy.

Kijk hoe ze hannesen met een ladder en in pogingen om elkaar naar beneden te helpen elkaar op de meest groteske wijze tegenwerken. Zie hoe ze stoelen, koffers, snoeren, emmers, een bijl en diverse doeken omlaag krijgen. Vooral Heijdenrijk is de briljante potsenmaker die zijn gezicht in de plooi blijft houden tijdens zijn onnavolgbare gemanoeuvreer met touwen, kostuums, op het laatste moment gegrepen stoelen, ondertussen instabiel balancerend op de steeds groter wordende berg zooi op het toneel, waarvan je je gaat afvragen wat ze er in hemelsnaam mee van plan zijn. Aan het eind kan hij de spullen niet meer opvangen, hij dirigeert slechts nog een valpartij.

De tweede helft van de voorstelling heeft vervolgens de onmogelijke taak om boven het dolkomische eerste uur uit te stijgen. Dat lukt niet, maar heel erg is het niet. Gekleed als combinatie van indiaan en circusartiest spelen ze stukjes tekst, verzinnen ze ter plekke een cowboyverhaal, praten ze over sex en dan ineens over verloren identiteit. Ze proberen de slapstick door te zetten in tekst, een associatieve mix, die ook het eerste deel weer in perspectief plaatst. Het zou kunnen gaan over kolonisatie, theater als goudmijn, of over het heen en weer sjouwen met decors wat theater maken toch ook altijd is, maar dat is niet zeker. Maar een fijne voorstelling is het zeker wel.

Plenty Coups & Sitting Bull van Dood Paard en Discordia. Gezien 13/3 in Frascati. Aldaar t/m 20/3. Tournee t/m 10/4. Meer info op www.doodpaard.nl

Rezension: ‘Heuschrecken’ von Rimini Protokoll.

deutsch,recensies — simber op 12 maart 2010 om 19:14 uur
tags: , ,

Heuschrecken von Rimini Protokoll.
Konzept und Regie: Stefan Kaegi
Gesehen: 8. april in HAU3

Mehr als 8000 Aktöre! Das müß wohl die größte Besetzung sein, die ich je im Theater gesehen habe. Glücklicherweise braucht die Gruppe Rimini Protokoll sie nicht zu bezahlen, es reicht ein bischen Grünzeug.

Also das ist das neue Projekt der Dokumentartheatergruppe Rimini Protokoll: ein Riesenterrarium mit Tausenden von Heuschrecken. In einem von transparänter Plastik überspanten Rohr (Durchmesser vier Meter) ist eine hügelige Wüstenlandschaft aufgebaut. Das Publikum sitzt zu beiten Seiten. An den Enden befinden sich Techniker, ein Musiker und drei Naturwissenschaftler. Auf den ersten Blick weckt das die Neugier (es ist ein ‘high-concept’, wie man in Hollywood sagt), aber wie wird daraus Theater

Die Vorführung verfolgt drei Spuren: eine theoretische, eine historische und eine metaforische. Insektenforscher Dr. Jörg Samietz ist der Star des Abends. Er spricht über die biologischen Eigenschaften, Herkunft und Lebensweise der Heuschrecken und die Merkmale des ‘Systems’, wie er das Terrarium –inklusive seine Hüter und Zuschauer- nennt. Seine Vorlesung wird unterstützt von Kameraaufzeignungen aus dem Inneren des Terrariums, die auf zwei Leinwände übertragen werden. Dabei erklingt Cellomusik von Bo Wiget, mit elektronisch verzerrten Klängen.

Zwischendurch erzählt der Somalische Dr. Zakaria Farah seine Lebensgeschichte, von seiner Jugend in der Sahelzone bis zu seinen Forschungen im bereich der Lebensmittelchemie in der Schweiz. Die einzelne Zonen des Systems werden zu einer Gedächtnislandschaft, in Erinnerung an zeine Reisen nach China, Brasilien, Mexiko und Ägypten. Eindrucksvoll ist die Geschichte des alten Afrikaners über eine Heuschreckenplage die er in seiner Kindheit mitgemacht hatte, und wie der Lehrer in der Koranschule keine erklärung dafür finden konnte.

Schauspielerin Lara Körte sitzt etwas erhöht, mit Blick nach unten auf das System. Sie liest aus dem ‘Logbuch’ des Projects, aber auch aus der Bibel, den Offenbarungen des Johannes und die Plagen Ägyptens, wo Heuschrecken eine Hauptrolle spielen). Aber sie ist auch diejenige die immer wieder Vergleiche anstellt zwischen wie sowohl Heuschrecken als auch Menschen die Welt leer fressen. Das wird ein bischen zu deutlich als Samietz in das System hinein geht und an bestimmten Stellen essen niederlegt. Die Heuschecken stürzen wie irre oben und unten einander zusammen zu dieser Stellen, wo es Schilder gibt auf denen ‘Gold’, ‘Erz’ oder ‘Erdöl’ geschrieben steht. Im Zuschauer ergebt es ein kribbeliges Gefühl. So wirkt die Botschaft dieser Vorstellung leider doch zu öffentlich moralisierend.

Es ist immer interessant zu sehen wie sehr in Deutschland das Avantgarde-Theater mit dem politischen Raum verbunden ist, aber in dem derzeitigen Trend des ‘Sachtheaters’ hat es gelegentlich den Anschein dass die Theatermacher zufrieden sind mit einer ansprechenden Idee, die sie darauf ungenügend künstlerisch gestalten (wie z.B. Ruanda Revisited von Hans-Werner Kroesinger). Heuschecken hat allerdings ein wunderbares Moment: am Ende durchkreuzt die Astronomin Barbara Burtscher, die für die NASA arbeitet, in einem Astronautenanzug unbeholfen aber doch auch unverkennbar erhaben das Terrarium. Menschen und Heuschrecken: wir werden einander immer wie außerirdische erscheinen.

Recensie: ‘The City’ van De Veenfabriek

De acteurs komen gehaast binnen, alsof ze te laat zijn. Ze kleden zich snel om, doen een paar poses, trekken weer andere kleren van de rekken die links en rechts staan achter een doorzichtig gordijn over de hele breedte van het podium. Achter dat gordijn ook nog een lange tafel volgeladen met speelgoed en een andere tafel vol met plastic bloemen en planten. En een clavecimbel en wat electronische instrumenten van muzikant Ton van der Meer

Martin Crimp is misschien wel de meest Europese van de huidige Engelse toneelschrijvers. Verwacht van hem geen realistische well made plays, maar hoekige stukken waarin de werkelijkheid ontspoort. Crimp zag bij toeval een youtube filmpje van de voorstelling naar zijn stuk Haar leven, haar doden die de muziektheatergroep De Veenfabriek een paar jaar geleden maakte in de V&D in Leiden en was daarvan zo onder de indruk dat hij regisseur Paul Koek vroeg om The City te spelen.

Na het wilde begin lijkt het even een bekend verhaal te worden. Man en vrouw (Reinout Bussemaker en Yonina Spijker) met een burgelijk bestaan vertellen elkaar hun dagelijkse belevenissen. Hij maakt zich zorgen over zijn werk, zij had een merkwaardige ontmoeting met een schrijver uit een ver land. Maar gaandeweg krijg je meer en meer aandacht voor twee andere spelers, dubbelgangers of misschien geesten van de eersten, min of meer hetzelfde gekleed, maar jonger, die zonder tekst de handelingen lijken te becommentariëren. Ze worden gespeeld door jonge mimers. De pianomuziek van Van der Meer wordt doorkruist door snerpende, onheilspellende klanken.

De voorstelling gaat te lang door op dezelfde grondtoon van vervreemding, en wordt dan ruw opengebroken door Anneke Blok die als onwelkome buurvrouw klaagt over de kinderen en een gruwelijke monoloog begint over de vernietiging van een stad in een verre oorlog. Ook zij heeft een dubbelgangster, die met ontbloot bovenlijf een grote cactus omhelst. De heftige uitbarsting staat haaks op de eerdere afstandelijkheid, maar als daarna de sfeer niet verandert snak je naar meer van haar inbreng.

Toch zuigt de voorstelling zich vast in je onderbewustzijn. Vooral door de mooie rol van Spijker; lijzig, maar met een onderhuidse manie. En door de muziek die helemaal aan het eind de ‘echte’ mensen en hun dubbelgangers op een prachtige manier bij elkaar brengt.

The City van De Veenfabriek. Gezien 25/2/10 in Leiden. In Amsterdam (Frascati) 12-16/3. Tournee t/m 3/5 Meer info op www.veenfabriek.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity