Recensie ‘Hotel Savoy’ van de Münchner Kammerspiele

De ruimte is kaal, onaf en hyperfunctioneel ingericht. Ze zijn in Duitsland inmiddels heus wel wat gewend qua theater in industrieel erfgoed, maar de nieuwe Spielhalle van sjieke Münchner Kammerspiele is wel heel erg weinig afgewerkt. De Duitse pers vindt het maar raar: waarom hier de seizoensopening en niet in de schitterende grote zaal? Maar de nieuwe intendant van het gezelschap is dan ook Johan Simons, die wel houdt van een beetje ruig.

Als eerste voorstelling van zijn artistiek leiderschap koos Simons voor een bewerking van Hotel Savoy van de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth. Met een combinatie van Nederlandse en Duitse acteurs maakt hij een mooie voorstelling, minder statig dan zijn vorige Roth-bewerking Hiob, dicht op het publiek, licht aan de oppervlakte, maar met een diep dreigende ondertoon.

Na de Eerste Wereldoorlog komt Gabriel Dan terug uit Russische krijgsgevangenschap. Hij is op weg naar huis, maar belandt tijdelijk in een hotel, samen met nog veel meer door de oorlog ontheemde Heimkehrer. Steven Scharf als Gabriel is een melancholieke reus. Hij torent boven de andere spelers uit en neemt de voorstelling mee als de het enorme paar laarzen dat hij draagt.

Het publiek zit aan weerszijden van de speelvloer, een lange ‘catwalk’ van vloertegels; als de spelers eroverheen stampen waait het stof en zand ertussen op. Erboven schittert een kroonluchter overdreven. Aan één uiteinde de deuren van een grote lift. In het midden een trap naar beneden, met een grof-houten ombouw, alsof het een bouwplaats is.

De lift is het domein van de liftboy Ignatz, gespeeld door Pierre Bokma (dienstbaar, maar heel geestig), die het hotel bestiert en Gabriel kennis laat maken met de overige, eigenaardige bewoners, zoals het variëtémeisje Stasia (Katja Herbers, die in het Duits lijkt te verliezen aan brutaliteit, maar wint aan tragiek), de klagende joodse valutahandelaar en een hoestende clown. De geheimzinnige eigenaar Kaleguropulos krijgt niemand te zien.

De vaart komt erin met de komst van de revolutionaire Zwonimir en de Amerikaanse miljardair Bloomfield. Beiden zijn gekomen om de stad te veranderen: de een wil gewapende opstand en de ander zoekt mensen om geld aan te geven.

Opmerkelijk is de grote nadruk op variëté, goochelen, slapstick, ballet en clownerie. Brigitte Hobmeier doet een prachtig nummer waarin ze binnen een paar minuten met diverse attributen en opplaksnorren vier typetjes neerzet, met verwijzingen naar Laurel & Hardy, Chaplin en Buster Keaton.

Boven het verhaal, geschreven in 1924, hangt met de kennis van nu echter de dreiging van de holocaust, een paar decennia later. Het oorspronkelijke Hotel Savoy stond en staat nog steeds in Lvov, nu in de Oekraïne. Maar van de vele joden uit die stad zijn er bijna geen meer over. Roth stierf in 1939.

Het is Simons verdienste dat hij deze geschiedenis onnadrukkelijk, maar toch onontkoombaar op het heden weet te plaatsen, maar dat hij tegelijk met de mooie rollen van Scharf en Herbers de voorstelling een warm kloppend hart geeft.

Het heden is het steigerwerk van de toekomst. Dat lijkt Simons te willen zeggen, niet alleen met de voorstelling, maar ook met de zaal waarin die speelt. Het Duitse publiek onthaalde het in ieder geval met donderend enthousiasme.

Hotel Savoy van de Münchner Kammerspiele. Gezien 7/10 in München. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) op 21-22/1/11.

Recensie: ‘C’est du Chinois’ van Edit Kaldor

Parool,recensies — simber op 3 oktober 2010 om 00:46 uur
tags: ,

Chinees leren in een uurtje? Onmogelijk, zou je denken. De Chinese taal is toch een soort symbool voor onbegrijpelijkheid. In het Frans betekent de uitdrukking ‘c’est du Chinois’ zoiets als ‘ik snap er niets van’. Maar de van oorsprong Hongaarse theatermaker Edit Kaldor gebruikt juist die uitdrukking als titel voor een voorstelling waarin je eerst wat woorden leert en even later zowaar gesprekken kunt volgen.

Vijf Chinezen komen op, beladen met grote plastic boodschappentassen. “Ni Hao”, zegt een van hen tegen het publiek. Dat begrijpen we nog net. Iemand uit het publiek moet een introductie voorlezen van een papiertje. We zijn blijkbaar bij een cursus Chinees belandt. “Een goede investering” horen we. De spelers zelf spreken gedurende de voorstelling uitsluitend Chinees.

Met een paar attributen –een blikje bier, een reep chocola- leren we de eerste begrippen. Een van de acteurs zegt het voor, hij blaast op een fluitje en dan moeten wij het nazeggen. Eén duim omhoog: “Hou” (goed); twee duimen omhoog: “Hen hou!” (heel goed). Het publiek doet enthousiast mee. We leren woorden als ‘Fán’ (rijst) ‘Wo’ (ik) en Chinese woorden die we stiekem al kennen zoals kungfu, tofu en fengshui.

De acteurs lijken een soort familie te vormen. Vader, moeder en twee zoons (politiek, laat staan éénkindpolitiek, wordt buiten beschouwing gelaten), de oudste zoon heeft een jonge vrouw. Zo leren we ook minder concrete woorden als houden van, werken en huilen.

En, een leuke grap, met een fotoalbum met een foto van Gregory Peck maakt vader duidelijk dat hij acteur is. Dat klopt natuurlijk, hij staat ook op het toneel en hij reciteert overdreven en gepassioneerd een stuk Chinese poëzie. Maar de anderen dan?

De verwarring wordt groter en het gezinnetje blijkt helemaal niet zo gelukkig en eendrachtig als je zou verwachten bij een opgeruimde taalcursus. Kaldor en de spelers gaan geraffineerd te werk. Ineens moet je extra opletten om de woorden te onthouden, omdat je anders de situatie niet meer kunt volgen.

Bevordelijk voor het op langere termijn onthouden van het geleerde zal deze methode niet zijn, maar het is een geweldig gevoel om aan het eind het idee te hebben dat je daadwerkelijk Chinees kunt verstaan. Uiteindelijk staan de spelers klaar om het publiek de bij de cursus behorende DVD’s te verkopen. Maar wie daarin trapt geeft daarmee kennen de clou toch te hebben gemist.

C’est du Chinois hen hou!

C’est du Chinois van Edit Kaldor. Gezien 30/9/10 in Den Haag. In Amsterdam (Frascati) 4 t/m 7/10. Meer info op www.editkaldor.com

Recensie ‘Mensenkinderen’

Parool,recensies — simber op 26 september 2010 om 21:02 uur
tags: , , , , ,

Een veel gelezen en hooggewaardeerde schrijver overlijdt. In zijn nalatenschap vindt men een ongepubliceerd toneelstuk. Dat wordt gepubliceerd in een literair tijdschrift, maar moet het daarna ook nog gespeeld worden? Dat ligt eraan hoe goed het is, zou je denken.

J.J. Voskuil’s stuk Mensenkinderen –waarschijnlijk begin jaren tachtig geschreven- gaat over een Amsterdams grachtengordelechtbaar, Karel en Klaartje, dat niets anders doet dan ruziën. Drie scènes tonen drie opeenvolgende avonden, de tweede avond komen vrienden op bezoek. Het kinderloze paar dat op voet van oorlog met elkaar leeft, de vele drank en de buitenstaanders die de boel op scherp zetten; het lijkt allemaal erg op Who’s afraid of Virginia Woolf. En, het moet gezegd, het is een zeer matige imitatie.

In de romans van Voskuil gebeurt al het drama tussen de regels, maar voor het toneel blijkt dat niet genoeg. De echtelieden in Mensenkinderen ruzieën om het ruzieën; ze dreigen niet met weggaan dus er staat niets op het spel en ze gaan niet tot het bot. Maar tegelijk is er ook geen contrast tussen ruzie en iets eventueel anders, iets van genegenheid of een gemeenschappelijke afkeer van de bezoekers. Daarbij ontwikkelt de echtelijke onmin zich in de vijf kwartier die het stuk duurt niet. Klaartje blijft alles wat haar man zegt zo negatief mogelijk interpreteren; Karel geeft af en toe wat toe, maar maakt het daarmee alleen erger. Zo wordt het een kabbelend keuvelstuk. De komedie is soms goed getroffen, met een paar geslaagde grappen, maar even vaak zijn die oubollig en gedateerd.

Aan de acteurs de zware taak om er het beste van te maken en dat lukt ze wonderwel. Kees Hulst, met een verse Louis d’Or op zak, is de karakteristieke sul Karel, die toch op z’n tijd venijnige ripostes raak weet te plaatsen. Waar de tekst er mogelijkheid toe biedt (te weinig) weet hij fenomenaal snel zijn wanhoop even te laten doorschemeren. Els Ingeborg Smits speelt zijn onredelijke, zeurende kenau van een vrouw Klaartje als een terriër met haar tanden in z’n kuiten. De immer betrouwbare Cas Enklaar (met stemproblemen, leek het) is de oude vriend die Karels bewondering al lang niet meer verdient en Marian Mudder speelt zwierig in ’t knalrood zijn op seks beluste, té hard lachende vrouw die tegen ieders wil bij de vriendschap is inbegrepen.

Ze trekken er hard aan, maar nergens stijgt het stuk op. Als Karel aan het eind requisieten verzameld om zich op te hangen is dat alleen een flauwe grap zonder enige tragiek.

Het was misschien beter geweest om het stuk ongespeeld te laten. Maar ja, in de jacht op de de moeizaam te vangen theaterbezoeker is de belangstelling voor Nederlandse literatuur op het toneel een schaarse constante. De vele Voskuilfans zullen hun weg naar deze voorstelling wel weten te vinden.

Mensenkinderen van J.J. Voskuil. Gezien 25/9/2010 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 22 t/m 26/12. Meer info op www.mensenkinderentheater.nl

Recensie: ‘Hamlet’ van Thalia Theater, Luk Perceval

buitenland,Parool,recensies — simber op 20 september 2010 om 10:43 uur
tags: , , , ,

“Sein”, zegt de ene Hamlet. “Oder nicht sein”, antwoordt de andere. En na een lange stilte de eerste weer: “Das ist die Frage?” Het is de kern van de Hamlet van de Vlaamse regisseur Luk Perceval, die nu al een aantal jaar in Hamburg werkt. Hij verdubbelt de hoofdpersoon en onderstreept daarmee de innerlijke strijd tussen gevoel en verstand. De tekst werd stevig bewerkt en tot twee uur ingekort door Günter Senkel de Turks-Duitse schrijver Feridun Zaimoglu. De voorstelling ging afgelopen zaterdag in première in het Thalia Theater, en is over twee weken al in Amsterdam te zien.

Het begin is meteen al van een onaardse schoonheid. De achterwand bestaat uit een eindeloze hoeveelheid opgehangen donkere, lange jassen, over de hele hoogte van het toneel, en bijna de hele breedte. De acteurs gehuld in hetzelfde soort jassen komen op door de kledingrekken heen, zodat de hele wand meegolft. Eerst een jongetje met een brief, dan een vrouw in een rolstoel, dan alle spelers in een schitterend tableau.

Linksachter zit Hamlet, een man in een enorme zwarte trui, met een kartonnen kroon op zijn hoofd en nog eentje op zijn schoot. En dan ineens in de tweede scène komt onder de kroon een hoofd omhoog, dat begint te spreken. Het lijkt alsof Hamlet een moeder is die een kind baart (en wiegt en bijna wurgt), maar tegelijkertijd wordt Hamlet zo ook opgedeeld in een hoofd en een hart. In de loop van de voorstelling komen de twee acteurs (Josef Ostendorf en Jörg Pohl) steeds verder los van elkaar te staan. De een kan alleen langzaam en gekunsteld bewegen en praten als een computer, de ander wordt steeds schreeuwender, expressiever en bloter; maar tot daden komen ze geen van beide.

In het zijlicht blijft de voorstelling donker en dreigend. Hamlet’s moeder Gertrude is wulps en vlezig in een te klein balletpakje, zijn vriend Laërtes loopt op stelten en diens vader Polonius is een vrouw in een rolstoel. Tijdens de belangrijkste scènes staat een hele groep kinderen toe te kijken, half verscholen tussen de jassen. Een opgezet rendier ligt voor op het toneel. Vrijwel de hele tijd speelt muzikant Jens Thomas piano, en zingt hij met hoge uithalen als Anthony and the Johnsons of Jeff Buckley. Maar ondanks deze overdaad voelt de voorstelling door de extreme stilering sober en uitgebeend aan.

“Hamlet is de Mona Lisa van het toneel”, zei regisseur Marcus Azzini, die zelf werkt aan zijn eigen versie bij Toneelgroep Oostpool. Dat klopt wel, maar het zijn de versies zoals deze van Perceval die laten zien hoe fris de taal ervan is en hoe vol onontdekte ideeën het stuk zit. En misschien is dat ook wel het onderwerp. De Hamlet van het hoofd heeft wel wat weg van het enige bekende Shakespeare-portret. Staat de vrijgemaakte hart-Hamlet misschien ook voor de vrijheid die iedere regisseur of toneelspeler moet nemen om de tekst tot leven te brengen? Deze versie is complexer en wellicht minder toegankelijk dan die van Thomas Ostermeier die vorig jaar in de Stadsschouwburg te zien was, maar heeft een visuele kracht die hem een onontkoombare theatergebeurtenis maakt.

Hamlet van Thalia Theater. Regie: Luk Perceval. Gezien 18/9 in Hamburg. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg): 8 en 9/10. Meer info op www.ssba.nl

Verslag/recensie De Internationale Keuze

Parool,recensies,verslagjes — simber op 13 september 2010 om 01:24 uur
tags: , , ,

Voor de tiende keer is in Rotterdam in september een toonaangevend programma van internationaal theater te zien. Niet in de schouwburg dit keer, want die wordt verbouwd. Dus moet je als bezoeker op ontdekkingstocht naar de speellocaties, diep Rotterdam in.

Voor een festival dat ‘De Internationale Keuze’ heet, zijn er dit jaar overigens wel flink wat Nederlandse voorstellingen te zien. Zoals de nieuwste van De Warme Winkel, Poëten en Bandieten, over de jong gestorven Russische dichter Boris Ryzhy, of Answer me van Dood Paard, al is dat een Engelstalige Nederlands/Deens/Estse co-produktie met  Portugese gastacteurs.

Of Natives van theatergroep Wunderbaum, dat voor de voorstelling de beschikking kreeg over een hele flat in Pendrecht, ‘op Zuid’, die na afloop van de speelperiode wordt gesloopt. Het acteursgezelschap, dat afgelopen zondag nog de Prosceniumprijs won, maakt met Natives hun meest beeldende voorstelling tot nu toe, echter niet hun beste. In de schitterend opengewerkte en belichte sloopflat zien we scènes als uit een postapocalyptische wereld. De woningen zijn gestript en liggen vol afval. Een pasgeboren baby wordt gewassen met goor water uit een toiletspoelbak, een vrouw jaagt en vangt een kat, die ze vilt in haar badkamer.

Een ramp heeft deze plek onbewoonbaar gemaakt, maar toch gaan de bewoners, gehuld in hippe uitgaanskleren, niet weg. Ze wassen zich in modder, drinken besmet water, zoeken even toenadering tot elkaar, maar houden eigenlijk liever afstand. De moeder van het pasgeboren kind verstikt en begraaft het. Is dit de visie van de groep op het wonen in een probleemwijk? Of zijn de makers meer geïnteresseerd in hun eigen angsten voor het uiteenvallen van de bestaande orde? Het is moeilijk om er je vinger achter te krijgen. Twee huizen van het decor vandaan knipt af en toe licht aan en uit. Daar wonen blijkbaar nog mensen. Dit is een plek die toch enig statement afdwingt, maar Wunderbaum blijft te veel steken in esthetiek.

Dat is ook een beetje het geval bij de installatievoorstelling K, a society waarbij je wordt rondgeleid door het Haka gebouw, een schoolvoorbeeld van het Nieuwe Bouwen in Rotterdam West. Regisseur Kris Verdonck weet echter met videoprojecties en museale installaties schitterende beelden te creëren die lang blijven hangen. Een bak vol met rondrollende knuffelhondjes, een hypnotiserende video waarin de camera als in een vertraagde bungy jump langs een glazen gebouw naar beneden zakt of een video van een zakenman in een bak water, ook weer op water geprojecteerd.

De komende weken staan nog meer bijzondere, vaak multidiscipinaire voorstellingen op het programma. Opvallend is zeker de absurde musical Life and Times, episode 1, van de New Yorkse groep Nature Theatre of Oklahoma, met liedteksten gebaseerd op telefoongesprekken met een jonge vrouw, inclusief alle ‘ehhhm’s en ‘youknow’s. Het eind van het festival op 2 oktober is tevens de heropening van de vernieuwde schouwburg, die –net als in Amsterdam- een ‘stadsfoyer’ krijgt die de hele dag open is.

De Internationale Keuze van de Rotterdamse Schouwburg is nog t/m 3 oktober. Meer info op: www.deinternationalekeuze.nl.

Verslag/recensie: Amsterdam Fringe Festival

Parool,recensies,verslagjes — simber op 6 september 2010 om 00:31 uur
tags: , , , ,

Pareltjes zijn meegenomen en missers horen erbij. Dat is het motto van het Amsterdam Fringe Festival. Het festival, zijdelings verbonden met het Nederlands Theaterfestival, presenteert tien dagen lang ruim zestig kleine voorstellingen van onbekende makers, vaak op de raarste plekken van Amsterdam. Als kieshulp bij het gigantische aanbod heeft de organisatie gidsen gevraagd om routes te maken.

Voor zondag stelde kunstenares Tinkebell een route samen van drie voorstellingen. Omdat het programma laat bekend is, had ook zij weinig meer om op af te gaan dan de teksten op de website. “Ik ken een aantal mensen die betrokken voorstellingen, dus dat was een duidelijke keuze.” Maar ook praktische  redenen spelen een rol: “Mijn fiets is stuk, dus ik wilde alles redelijk dicht bij elkaar. En ik had gisteravond een belangrijke opening, dus het moest niet te vroeg beginnen.” Ook zij ziet deze zondag de voorstellingen voor het eerst.

De selectie van Tinkebell pakt wonderwel gunstig uit. Eindelijk! Kirgizië vertelt over de reis die de twee actrices –Vera Ketelaars en Anne Gehring, samenwerkend onder de wonderlijk slecht gekozen naam Miami Vice- naar het onbekende, centraalaziatische land maakten. Losjes vertellend schetsen ze personages als Hayat, een meisje van 24 en nog steeds ongehuwd, dat via internet een jongen ontmoet of  de alcoholistische vrouw, wiens baan bestaat uit de hele dag naast een roltrap zitten. Moeiteloos schetsen ze een beeld van een samenleving tussen 19e-eeuwse normen, en 21e-eeuwse technologie en kapitalisme. “Als ze de prijs van wodka verhogen, maak ik me van kant”, zegt de alcoholiste; haar zoon speelt spelletjes op zijn mobieltje; Hayat koopt voor duizend dollar een baantje bij de regering.

“Ik heb helemaal niets met de geschiedenis te maken”, zegt een van de personages, maar dat is natuurlijk een illusie. Afgelopen april werd Krigizië ineens wereldnieuws: de president werd afgezet en etnische spanningen tussen Kirgizen en Oezbeken liepen op. Ketelaars en Gehring weten met een scherpe wending alle lijntjes, ook die van hun eigen verhouding tot hun onderwerp mooi samen te binden.

Ook geslaagd is Nik©#2 van Nik van den Berg, een korte, pesterige performance waarin Van den Berg met een computer, een basgitaar en een eindeloze hoeveelheid sigaretten de witste, minst funky funk speelt die je je maar kunt voorstellen. Aangevuld met superijdele video en een passende dosis zelfspot een van de geestigste voorstellingen van het festival.

De misser in Tinkebell’s route was In de prime of your life van Ana/Kata, lelijke ouderwetse mime over een gezin waar de dierlijke driften de overhand krijgen, gelukkig wel op een grappige lokatie: de oude homosauna op de Kerkstraat. Nog leuker is de lokatie van de voorstelling Put: het metrostation-in-aanbouw op het Rokin. Maar ook hier stelt het gebodene teleur.

Maar het aardige van de Fringe is dat de slechte voorstellingen een natuurlijk onderdeel van het aanbod zijn. Je kijkt je medetoeschouwers nog eens betekenisvol aan en gaat vol goede moed op weg naar de volgende voorstelling.  Voor wie Tinkebell’s gelukkige hand van kiezen wil beproeven: ze tipt als laatste nog l’Autre fille van Nina Boas.

Het Fringe Festival duurt nog t/m 12 september. Meer info op www.amsterdamfringe.nl

Recensie: Over het IJ Festival

Parool,recensies — simber op 6 juli 2010 om 00:36 uur
tags: , ,

Twee voorstellingen trokken speciaal de aandacht op het donderdag begonnen Over het IJ Festival in Amsterdam Noord. Thibaud Delpeut oogste bewondering voor zijn indringende voorstelling Nacht en de piepjonge makers van het Belgische collectief FC Bergman splijtte de geesten met hun radicale Wandelen op de Champs-Elysées met een schildpad om de wereld beter te kunnen bekijken, maar het is moeilijk thee drinken op een ijsschots als iedereen dronken is.

Alles aan Wandelen… is extreem, van de belachelijk lange titel en de gigantische, vrijwel lege fabriekshal waar de voorstelling speelt tot tientallen dansers die slechts één keer voorbij komen en de flinke klappen die de spelers elkaar uitdelen. Maar steen des aanstoots was vooral het (sexuele) gehannes met een konijntje en een paar kippen, wat de dierenbescherming op zondagavond toch even kwam inspecteren.

Maar dat waren slechts een paar van de vele scènes, naast een anatomische les geheel in het Italiaans, brandende tafels, en een man die hangend aan een contraptie een vrouw probeert te bereiken. Steeds gaat het over mensen die niet kunnen ontsnappen aan zichzelf, hun lust, hun lichaam, hun hartstochten. Volgens het programma gaat de voorstelling over Dante’s bezoek aan de hel, maar volgens de makers bestaat de hel blijkbaar vooral uit de eigen driften van de mens.

Is het dan een goede voorstelling? Eigenlijk is het een irrelevante vraag: Wandelen… is een belevenis, waarmee een jonge theatergroep (de meeste spelers zijn amper afgestudeerd van de toneelschool) met veel kabaal de theaterrevolutie uitroept. De voorstelling is té vol, onbeschaamd en onmatig, maar op genoeg momenten ook wonderschoon, poëtisch en heel erg grappig. De theaterwereld heeft er een groep bij waar ze niet omheen kan, vond ook de jury van het Nederlands Theaterfestival, die de voorstelling selecteerde als een van de tien beste van het seizoen.

Ook Thibaud Delpeut gebruikt grof geschut in zijn voorstelling Nacht (losjes gebaseerd op een onbekendere Ingmar Bergman film), maar deze jonge regisseur kan juist uitstekend doseren. Een echtpaar, vroeger orkestmusici, heeft zich teruggetrokken op een eiland, op het vasteland woedt een burgeroorlog. Maar hoe graag ze ook a-politiek en afzijdig willen blijven, de gewelddadige gebeurtenissen halen hen in.

Nacht speelt op een groot stuk plastic op een weiland vlak buiten de stad. Alle toeschouwers krijgen een koptelefoon op, zodat je de acteurs ver weg in het weidse land toch kan verstaan alsof ze naast je staan, ook als ze fluisteren. Dat heeft een bijzonder, afstandelijk effect, wat goed past bij de klinische manier waarop de personages over geweld spreken. En des te heftiger komen de sterke beelden aan van vernedering en verkrachting aan.

Met z’n dreigende soundtrack en de uitstekende spelers (o.a. Hans Dagelet en Wendell Jaspers) maakt Delpeut zonder meer een goede voorstelling. Maar toch ontbreekt er iets in deze Nacht. Delpeut bewandeld te veel bekend terrein en steeds zie je de inspiratiebronnen van zijn beelden (de films van Michael Haneke en Lars von Trier; de voorstellingen van Ivo van Hove – bij wiens Toneelgroep Amsterdam hij ook regisseert) erdoorheen. Wat FC Bergman te veel lijkt te hebben, komt Delpeut tekort: eigenzinnigheid en bravoure.

Over het IJ is nog tot 11 juli. Meer info op www.overhetij.nl

Recensie ITs Festival

Parool,recensies — simber op 25 juni 2010 om 00:22 uur
tags: ,

De Nederlandse theateropleidingen kijken over de grens. Opvallend veel voorstellingen tijdens het dinsdag begonnen Internationaal Theaterschool Festival zijn coproducties tussen Nederlandse en Duitse of Engelse scholen. Wat ze van elkaar leren is niet altijd even helder, maar het levert heel aardige voorstellingen op.

Interessantste daarvan was de presentatie The wish to be a red Indian van studenten uit Utrecht en het Duitse Giessen, waar de opleiding voor ‘toegepaste theaterwetenschap’ zetelt, waar hoogtheoretische dramaturgie wordt omgezet in niet altijd even toegankelijk theater en waar in Duitsland zeer hoog gewaardeerde groepen als Rimini Protokoll en Gob Squad vandaan komen.

De acht losse acts waren vooral afwisselend en speels, met science fiction als terugkerend thema; een groepje maakt met eenvoudige camera’s en een green screen een live animatie film met special effects, een alien wordt van een scherm naar de zaal getransporteert. Maar het mooiste is een eenvoudig verhaal van een meisje die de wandeling van het station naar het huis van haar oma in een Duits dorp met een overhead projector en een paar uitgeprinte foto’s eenvoudig overbrengt naar Amsterdam.

I’ll be gone is het resultaat van een samenwerking tussen studenten uit Maastricht en Manchester, een een fysieke performance in een high-tech decor – vier mannen staan in een kleine plantenkas waarop van verschillende kanten geprojecteerd wordt. Met speeksel en verf en een vrouw aan een takel maken de spelers een serie grimmige beelden over virtuele lichamen en fysiek contact.

Bijna overal in Europa is in het kunstonderwijs het ontwikkelen van een artistieke signatuur inmiddels belangrijker dan kennis nemen van de traditie. Dat maakt dit soort samenwerkingsverbanden makkelijker, maar niet bijzonder grillig en confronterend. Toch verdient dit verdere navolging: het werkterrein van de volgende generatie theatermakers zal hoe dan ook nog veel internationaler zijn.

Het speeksel vloeit ook al rijkelijk in de ‘normale’ afstudeervoorstellingen. De personages in Westkaai (Toneelschool Maastricht) spugen elkaar ijverig onder, maar wat de bedoeling is van deze groteske voorstelling –grotendeels gehuld in mist én duisternis- blijft troebel. In Blue Remembered Hills (Toneelschool Arnhem) spelen de afstuderende acteurs een roedel kinderen die zonder volwassen toezicht langzaam vervallen in onbeteugelde wreedheid. De tekst –van Dennis Potter, die ook The Singing Detective schreef- is slim gemoderniseerd en rondom een zwembadje gevuld met een enorme berg opblaasbeesten weten de spelers het kindzijn bijzonder raak en met veel spelplezier te treffen. En voor wie op het ITs op zoek is naar nieuwe Hans Kesting of Halina Reijn: Keja Kwestro en Bram van der Kelen lijken me de grootste kanshebbers.

ITs Festival. Nog tot 30/6. Meer info op www.itsfestivalamsterdam.com

Recensie: ‘Radio Muezzin’ van Rimini Protokoll (HF)

Parool,recensies — simber op 16 juni 2010 om 01:18 uur
tags: , , , ,

Het gezang van tienduizenden muezzin die tot het gebed oproepen is een onlosmakelijk onderdeel van de soundtrack van Caïro. Maar de Egyptische ministerie van Religieuze Zaken wil een einde maken aan deze luidruchtige chaos en de vijfmaal daagse aankondiging voortaan via de radio uitzenden. Alleen de dertig beste muezzin houden hun baan, maar zingen voortaan in een studio.

De Duitse documentairetheatergroep Rimini Protokoll van regisseur Stefan Kaegi gebruikt dit uitgangspunt voor de voorstelling Radio Muezzin, waarin drie (oorspronkelijk vier) muezzins op het toneel hun verhaal doen. Op de vloer ligt rood tapijt en terwijl ze op plastic tuinstoelen gezeten vertellen over hun uitstervende beroep, zien we op de achtergrond videobeelden van hun huis en hun moskee.

De drie zijn van eenvoudige komaf; een is blind, de tweede electricien en de derde werkte lang in het leger. De afgehaakte vierde was een ander slag: hij won wedstrijden koranreciteren en is een van de dertig uitverkorenen die op de radio mogen. Hij vertrok na spanningen binnen de groep, maar is nog wel te zien op de video. Zijn afwezigheid wordt een natuurlijk onderdeel van de voorstelling.

Die lijkt namelijk vooral te gaan over de invloed van techniek op eeuwenoude rituelen. Deze muezzin hebben bijvoorbeeld nooit zelf op de minaret van hun moskee gestaan, maar doen hun oproep via microfoon en luidspreker. De electricien knutselt met groen tl-licht en ventilatoren. Een technicus demonstreert een eenvoudige radiozender, maar laat ook een kitscherig toestel – Made in China – zien waarop de actuele gebedstijden voor iedere plaats van de wereld weergegeven kunnen worden, ook te downloaden als app op je mobiele telefoon.

De voorstelling oordeelt niet over deze vriendelijke, vrome mannen, die soms ernstig, dan weer uitgelaten en soms onverbloemd geeuwend de eenvoudige regelmaat van hun dagen –de oproep zingen, reparaties doen, koranles geven, het tapijt stofzuigen, familie bezoeken- uiteenzetten, en dan weer een vers zingen.

De voorstelling mag binnen het Holland Festival mooi samengaan met het openingsconcert van Amal Maher, maar eigenlijk is het een vreemde eend in de bijt binnen het verder uit tamelijk traditionele hoge kunst bestaande festival. En mensen met islam- of algemene religie-allergie hebben bij Radio Muezzin weinig te zoeken. Maar dat kan niet wegnemen dat dit de mooiste, puurste voorstelling van het festival is.

Holland Festival: Radio Muezzin van Rimini Protokoll. Gezien 15/6/10 in Bellevue. Aldaar t/m 17/6. Meer info op www.hollandfestival.nl.

Recensie: ‘I Demoni’ van Peter Stein (HF)

Parool,recensies — simber op 14 juni 2010 om 10:47 uur
tags: , , , ,

Architect Rem Koolhaas introduceerde de term ‘Automonument’ voor gebouwen die zo groot zijn dat ze vanzelf monumentaal worden, ongeacht hun kwaliteit. Iets vergelijkbaars is aan de hand met marathonvoorstellingen in het theater. De bewondering voor de inspanning (van de spelers, maar zeker ook van jezelf – een hele dag naar Italiaanse spelers luisteren is toch een hele opgave) kan kritische beschouwing nogal in de weg staan.

Maar die is wel op z’n plaats bij de twaalf uur durende voorstelling I Demoni, die afgelopen weekend op het Holland Festival te zien was. De grootse opzet van dit project wordt niet voldoende gedragen door buitengewone vorm of inhoud.

De inmiddels 72-jarige, gevierde regisseur Peter Stein -die de afgelopen jaren voornamelijke opera’s afleverde- maakte deze bewerking van Dostojevski op zijn landgoed in Umbrië, waar hij de Italiaanse acteurs eerst de meer melodische manier van spelen afleerde, om vervolgens te werken aan een meer filmische speelstijl.

Daarmee vertellen de maar liefst 26 spelers het verhaal van een Russisch provinciestadje in de jaren zestig van de negentiende eeuw waar een groep nihilistische revolutionairen de gevestigde orde omver wil werpen, daarbij geholpen door de charismatische aristocraat Stavrogin, die een duister verleden heeft in Sint Petersburg. In zeven delen, onderbroken door pauzes waarin ook gegeten kan worden, komen we in de vergaderzaaltjes van de opstandelingen en de salons van het establishment en volgen we talloze personages in hun spirituele en politieke zoektochten en in hun geldzorgen en liefdesperikelen.

Het decor is minimaal: op een lege toneelvloer met wat meubels drijft de voorstelling op de vertellende kracht van de spelers. Mooi is de verontschuldigende intimiteit van Andrea Nicolini, die als buitenstaander bij de revolutionairen het publiek als verteller af en toe even bijpraat en het sluwe fanatisme dat Allessandro Averone als leider van de beweging uitstraalt. Maar de cast is wisselend van kwaliteit en belangrijke rollen zijn te zwak bezet. En ook ga je verlangen naar ook maar één theatrale uitspatting om het murw makende scèneverloop te doorbreken.

Overdag zijn de grote ramen onverduisterd, ’s avonds –als de verwikkelingen afstevenen op hun tragische eind- wordt de zaal donker, meer een echt theater. Dan wordt ook duidelijk waar Stein de demonen van Dostojevski’s titel -de drijfveren van de nihilistische jeugd- wil plaatsen. Het hardvochtige idealisme (“Wij eisen honderd miljoen hoofden!” raaskalt een van hen) blijkt weinig meer dan verhulde levensangst. Een geboorte, een liefde en vele doden maken aan het eind duidelijk wat er echt toe doet. En zo blijf je achter met bewondering voor de onderneming, maar ook met het gevoel dat er méér in had gezeten.

Holland Festival: I Demoni van Peter Stein. Gezien 12/6/10 in de Westergasfabriek. Meer info op www.hollandfestival.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity