Recensie: ‘Domestica’ van Dansgroep Amsterdam en WArd/waRD

Parool,recensies — simber op 5 juli 2012 om 23:54 uur
tags: , , , ,

“Trust. Honorability. Desire…” In het stikdonker klinkt de ritmische woordenstroom als een gebed. Na iedere paar woorden klinken ze nog een keer, maar nu nauwelijks herkenbaar, alsof de spreker de mond is gesnoerd. Als het licht aan gaat zien we dat hij het zelf is die zijn hand strak over zijn mond heeft.

Choreografe Ann van den Broek was lange tijd danseres bij het gezelschap van Krisztina de Châtel voordat ze haar eigen gezelschap WArd/waRD begon. Nu werken beide choreografen samen aan de voorstelling Domestica, met dansers van beide groepen.

De titel suggereert enige huiselijkheid, maar die wordt minimaal vormgegeven, vier platen met poten in verschillende formaten en hoogtes suggereren een stoel, een bank, een tafel en een bed, erboven schijnt hard tl-licht.

Deze ‘huiskamer’ wordt bevolkt door 11 dansers. Ze bewegen door elkaar, soms per ongeluk een paar vormend, schijnbaar toevallig vind een lichaamsdeel een aaiende hand. Ze zien er onmiskenbaar modern uit, met hun ironische snorren, korte donkere jurkjes en skinny jeans. Op de donderende, ultralage bassen van de muziek betasten ze zichzelf met hun uitgetrokken schoenen. 11 dansers is een mooi aantal: steeds onstaan er kleine groepen of paren, maar nooit is er evenwicht.

Later wordt het meer sexy. Op een schokkend ritme, ergens tussen hijgen, hikken en huilen stampen ze kruizen op de vloer. Maar de lichamelijkheid wordt ook snel gewelddadig. Een danser verstikt een ander, maar als een worstelaar geeft die met een paar klappen op de vloer aan dat het spel afgelopen is. In een volgend deel verwijzen de bewegingen duidelijk naar judo. Een danser werkt een ander sierlijk naar de grond en alle anderen volgen de beweging van het slachtoffer. Een prachtig beeld van verliezers zonder winnaar.

Steeds is er een duidelijk onderscheid tussen scènes met schoenen aan – de dansers zijn individuën – en schoenen uit – het is een groep. Het is een mooie reflectie op binnen en buiten, privé en openbaar, bewoner en gast, veiligheid en gevaar die in alle elementen van de voorstelling terugkomt en het is wonderbaarlijk hoe de gedisciplineerde groep dansers hun eigenheid nu eens uitvent, dan weer ondergeschikt maakt aan de gestileerde choreografie.

De dubbelheid die het thema is moet inmiddels ook bestaan tussen Van den Broek en De Châtel, die met hun geschiedenis van leerling en meester of uitvoerende en ontwerper ook een nieuwe verhouding moeten vinden en hun huis moeten openstellen. Dat leidt tot aftasten, begeren en zelfverdediging.

In Japan is een opleiding pas voltooid als de meester iets heeft geleerd van de leerling. Domestica is een voorstelling van twee meesters.

Domestica van Dansgroep Amsterdam en WArd/waRD. Gezien tijdens Julidans, 5/7/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar 6/7. Na de zomer tournee t/m 18/12. Meer info op www.dansgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Hoe duur was de suiker?’ van Stichting Julius Leeft

In Nederland is het de vis, in Suriname de suiker die duur betaald wordt. In 1987 schreef Cynthia McLeod de historische roman Hoe duur was de suiker?, waarin het leven op een plantage in de achttiende eeuw wordt beschreven, grotendeels vanuit het perspectief van de op de plantage werkzame slaven.

Het boek werd een enorme hit in Suriname en is nu het uitgangspunt van een van de theatrale happenings die regisseur en politicus John Leerdam sinds een aantal jaar organiseert. Het recept is altijd hetzelfde: een grote groep van musici, acteurs en prominenten komt één of twee avonden bij elkaar om in een luchtige combinatie van lezing, toneelscènes en muziek een aspect van de koloniale geschiedenis van Nederland te belichten. Eerdere edities gingen onder andere over de Den Uyl, Mandela, de treinkaping bij De Punt.

Nu is dus de slavernij aan de beurt. Het levert een nogal voorstelling op waarin het  bonte-avondgevoel nooit ver weg is, schematischer dan de vorige en méér bedoeld voor de Surinaamse achterban. Een paar vertellers, onder wie Maartje van Weegen en Noraly Beyer, geven de feiten en de historische achtergrond, de korte toneelscènes behandelen de persoonlijke verhalen –met Job Cohen als joodse plantagehouder, Raymi Sambo als vrijgekochte slaaf en Lucretia van der Vloot Manoushka Zeegelaar Breeveld als slavin die concubine wordt– en tenslotte de muziek zorgt voor de emoties. De scènes zijn ontleed aan McLeods roman, maar het overkoepelende verhaal blijft buiten beeld. (Dat wordt volgend jaar verteld in de verfilming, door regisseur Jean van de Velde.)

Uit de kap hangen de open ketenen en tegen de achterwand worden alsmaar beelden geprojecteerd van Paramaribo vroeger, etsen en schilderijen met Suriname als onderwerp en films met slavernij als onderwerp. Het is allemaal nogal lui in elkaar gezet; het onderwerp wordt breed gehouden, maar juist daardoor wordt weinig gezegd. Gelukkig wordt er af en toe erg mooi gezongen, vooral door Van der Vloot en Denise Jannah.

Tegen het eind verbindt Leerdam de Surinaamse slavernij met moderne vormen van knechting, zoals contractarbeid en mensensmokkel, door middel van verhalen over een illegale kroepoekfabriek in Rotterdam en 28 dode Chinezen in een container in Calais.

En dat is interessant. Op deze manier houdt Leerdam de moderne Surinaams-Nederlandse burgerij, die de weg naar de Stadsschouwburg uitstekend had weten te vinden, een zelfbeeld voor waarin het niet langer alleen gaat om het onrecht en de pijn van het verleden, maar ook om solidariteit en sociale verantwoordelijkheid van mensen die nog steeds te maken hebben met achterstelling, maar die inmiddels ook zelf voorspoed en invloed hebben gevonden.

Het is een subtiele boodschap, ingebed in een gloedvolle laag van sentiment (“haat kun je niet bestrijden met haat, maar uitsluitend met liefde” zingen tientallen medewerkers aan het eind), maar daardoor niet minder opmerkelijk.

Hoe duur was de suiker? van Stichting Julius Leeft. Gezien 30/6/12 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.stichtingjuliusleeft.nl

Recensie ‘Musil marathon: De man zonder eigenschappen I, II, III’ van Het Toneelhuis

Toneel om bij na te denken ­– het is een zeldzaamheid, zeker in Nederland. Het weldadige bad van fonkelende aforismes, gevaarlijke conversaties en prikkelende beelden dat minstens twee uur van de zogenaamde Musil marathon biedt is dan ook weldadige theaterervaring. Een ideale voorstelling zelfs, ware het niet voor die andere helft.

Bijna tien jaar geleden begon de Vlaamse regisseur Guy Cassiers aan de toneelbewerking in vier delen van Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust, dit weekend presenteerde hij zijn visie op die andere buitensporig omvangrijke Europese roman: De man zonder eigenschappen van de Oostenrijkse schrijver Robert Musil.

Musil schreef een panorama van het Oostenrijk-Hongarije van vlak voor de Eerste Wereldoorlog. De hoofdpersoon Ulrich, eigenschaploos, maar vooral een man zonder overtuigingen, bekijkt het verval van het keizerrijk met cynische afstand. Via familierelaties komt hij terecht in een comité dat een zinloos evenement van nationalistische eenheid moet organiseren en tegelijk heeft hij een intieme, melancholieke, tegen incest aanschurende relatie met zijn zuster.

Cassiers trekt in de eerste twee delen deze twee verhalen uiteen. Vooral het politieke deel is weergaloos, een eindeloze hoeveelheid prachtige, actuele aforismes –waarin de multi-etnische lappendeken van het vooroorlogse Oostenrijk al te gemakkelijk te vergissen is met de Europese Unie van vandaag–  met het juiste aplomb geplaatst door geweldige spelers als Vic de Wachter, Wim van der Grijn en Gilda de Bal. Musils formele, wijdlopige zinnen klinken nog naar drukletters, maar de acteurs weten er een imposant taalbouwwerk mee te maken.

Het decor bestaat zoals altijd bij Cassiers uit projecties, dit keer gebruikt hij dunne lamellen en kleine vlakken in verschillende lagen achter elkaar als projectiescherm, wat een prachtig speels en voortdurend bewegend effect heeft. De spelers fluisteren hun teksten in zendmicrofoons, wat samen met de projecties een streng, maar ook onverbiddelijk subtiel toneelbeeld geeft.

Passie heeft in de cerebrale esthetiek van Cassiers weinig plek, maar het deel over de liefde is toch pijnlijk en een tikje hoopvol door het spel van Tom Dewispelaere en Liesa Van der Aa. Alle personages dragen steeds kostuums met tuigjes, windsels en barokke kettingen en gespen. Ze harnassen zichzelf tegen de omwenteling die onvermijdelijk is en die alles waar ze over theoretiseren weg zal vagen.

Maar goed, dan volgt na zo’n vijf uur toneel nog een derde deel. Hiervoor schreef de Vlaamse schrijver Yves Petry een nieuwe tekst, waarin hij Musil zelf op het toneel zet, samengevoegd met één van zijn personages, de moordenaar Moosbrugger (Johan Leysen) en een slachtoffer van hen beiden (opnieuw Van der Aa). En hier zakt heel het bouwwerk in. Hier wordt de schrijver de maat genomen in een banale psychologisering en trivialisering van zijn denken en zijn wereldbeeld. En daarmee doet het de zo zorgvuldig opgebouwde intellectuele constructie bijna teniet. Bijna. Want die twee uur denktheater neemt niemand je meer af.

Holland Festival: Musil marathon: De man zonder eigenschappen I, II, III van Het Toneelhuis. Gezien 24/6/12 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Het geheugen van water’ van DeLaMar Producties

Het theaterseizoen is bijna ten einde en de meeste schouwburgen maken zich op voor de zomersluiting en de festivals. DeLaMar echter niet, daar ging gisteren Het geheugen van water in première, dat tot midden augustus publiek moet trekken. Het is een loffelijk initiatief en hopelijk de start van een langdurige traditie, maar moest het nou per se zo’n saai en braaf toneelstuk worden?

“Wij maken geen ruzie, wij kibbelen”, zegt één van de personages aan het begin van Het geheugen van water van de Britse toneelschrijfster Shelagh Stephenson en daarmee is het probleem meteen al duidelijk: in het stuk is niets belangrijk genoeg om ruzie over te maken, dus echt drama blijft ver weg. De toon in regie van Antoine Uitdehaag is licht, tragikomisch, maar ook niet bijzonder grappig.

Het stuk gaat over drie zusters die in een afgelegen, ingesneeuwd landhuis bij elkaar komen omdat hun moeder is overleden. De oudste (Anneke Blok) is de verantwoordelijke, de middelste (Tjitske Reidinga) is de getalenteerde en de jongste (Pauline Greidanus) is losgeslagen. In de loop van de drie scènes komen relaties op scherp te staan worden herinneringen opgehaald en betwist, komen geheimen uit het verleden naar boven en volgt uiteindelijk verzoening met het onvermijdelijke.

De actrices blijven op vertrouwd terrein: Blok is nuchter en licht wantrouwig, Reidinga is sympathiek en lijzig en Greidanus is grappig en manisch. Samen zijn ze, na een overhaast en schreeuwerig begin, op dreef, zeker in de fragmenten waarin nonchalant wordt omgegaan met diverse kalmeringsmiddelen en de drie herinneringen ophalen waarvan niemand meer lijkt te weten wie van de drie er de hoofdrol in speelde. Maar het mooist zijn eigenlijk de scènes tussen Reidinga en haar overleden moeder (Rick Nicolet), die berustender van toon zijn.

In een vrij realistisch slaapkamerdecor (Niek Kortekaas), waarin het bed van de moeder een centrale plaats inneemt, wordt opzichtig naar Tsjechov (Drie zusters en De kersentuin) en Woody Allen (Hannah and her sisters) verwezen, maar Stephenson’s stuk kan niet in de schaduw staan van haar voorbeelden. De kunst in dergelijke tragi-komedisch is om in een paar zinnen of gebaren sympathieke personages neer te zetten die je twee uur lang ondanks hun nukken wilt volgen en daar slagen de makers hier niet in.

Geheugen is het centrale thema: Reidinga’s personage is arts die met amnesie-patiënten werkt, maar heeft geen inzicht in haar eigen gebrekkige herinneringen. De titel van het stuk verwijst naar de homeopathische theorie dat water geneeskrachtige eigenschappen kan vasthouden van stoffen die er niet meer inzitten. En met Het geheugen van water is het precies zo: het is homeopathisch toneel waar de tragische elementen zover verdund is dat je het alleen nog maar voelt als je erin gelooft.

Het geheugen van water van DeLaMar Producties. Gezien 17/6/12 in DeLaMar. Aldaar t/m 12/8. Meer info op www.delamar.nl

Recensie: ‘Detroit dealers’ van Wunderbaum

Daar sta je dan, tussen de Volvo’s. Automobielbedrijf Van Vloten in Noord is een opvallende locatie voor het Holland Festival, en de dealer heeft goed uitgepakt, met kaas, olijven, uitstekende wijn een speciale festivalaanbieding: 1500 euro korting, een diner bij De Goudfazant en twee kaarten voor een toneelvoorstelling als je nu een nieuwe auto koopt.

De voorstelling die hier staat heet Detroit Dealers, van de Rotterdamse theatergroep Wunderbaum. Het is een persoonlijke, documentaire-achtige voorstelling over de fascinatie van acteur Walter Bart met auto’s. Uitgangspunt is het verhaal van zijn grootvader, Opel-dealer, die in de jaren ‘60 op zakenreis naar Detroit ging en daar een affaire had met een zwarte soulzangeres, waaruit weer kinderen en kleinkinderen geboren werden, die Bart in Amerika is gaan opzoeken. Of misschien is het wel niet helemaal zo gegaan, in een vorige voorstelling werkte Wunderbaum met een vergelijkbare mystificatie.

De voorstelling begint met een hilarisch filmpje (van Gerbrand Burger) waarin Bart en mede-Wunderbaumer Maartje Remmers met de grootste SUV die ze maar konden huren door Detroit karren op zoek naar Rosemarie Wilson, Barts Amerikaanse nicht. Daarna is het een losse, overvolle verzameling scènes over familie, cultuurverschillen, auto’s, sex, de opkomst en ondergang van General Motors en Detroit, hiphop, fietsen, milieuvervuiling en nog zo wat, gespeeld, gezongen en gerapt door Bart, Remmers en Wilson.

Het leuke aan Wilson is haar totale gebrek aan ironie; volkomen oprecht kan ze vertellen over haar liefde voor Detroit en grote auto’s en haar wil om verbinding te maken met het publiek. Dat contrasteert prachtig met de ironische afstand die altijd in het spel van Wunderbaum ingebakken zit. Die wonderlijk gelukte tegenstelling is het hart van de voorstelling, uitmondend in een geweldige rapbattle tussen de hakkelende, geëxalteerde Bart en de sexy en geestige flow van Wilson, ondersteund door de coole electronische muziek van Bo Koek, Jens Bouttery en Andrew Claes.

Daardoor neem je voor lief dat het onderwerp vrij warrig blijft en dat tegelijk de rijkdom van de associaties ook niet echt overslaat op de toeschouwer. Dat zie je vooral bij de drie onderbrekingen, waarin Remmers drie aspecten van de auto verbeeldt – de auto als sekssymbool, vervuiler en electrische toekomstdroom. Remmers doet daar op een erg geestige manier verheven, maar de teksten zijn te zwak. Hier wreekt zich dat de voorstelling eerder in het Engels is gespeeld (in Pittsburgh, eerder dit jaar), want dan klinken in alle platitudes een eindeloze hoeveelheid songteksten en filmquotes mee, een effect dat in het Nederlands verdwijnt.

In de laatste scène waarin Bart en Wilson samen de verleiding van de grootvader naspelen –tegelijk gefilmd als film noir– is dan weer erg mooi. Aantrekkingskracht, daar gaat deze voorstelling eigenlijk over, en dat heeft Wunderbaum in ruime mate.

Holland Festival: Detroit dealers van Wunderbaum. Gezien 15/6/12 in Automobielbedrijf Van Vloten, Amsterdam Noord. Aldaar t/m 21/6. Meer info op www.wunderbaum.nl

Recensie: ‘Macbeth’ van Toneelgroep Amsterdam (HF)

Het mooist is het bloed. Zorgvuldig, teder bijna haalt Hans Kesting het uit een medisch uitziende container, een doorzichtige plastic zak met rode vloeistof. Hij loopt ermee naar het midden van het toneel, gooit hem met evenveel kracht als beheersing omhoog en kijkt hem na als hij vrijwel geluidloos op de vloer uiteenspat en het vocht in uitwaaierende patronen over de lichte vloer druipt, als in een kruising van CSI en Jackson Pollock.

Johan Simons regisseert Macbeth als seizoensafsluiter bij Toneelgroep Amsterdam, met Fedja van Huêt in de titelrol en Chris Nietvelt als zijn Lady. Het is een vette voorstelling geworden, vol bloed, slijk, spasmes en geschreeuw, waarmee de makers nauwelijks geprobeerd lijken te hebben om Shakespeares personages menselijk te maken. Het blijft nu eenmaal een bruut en duister stuk en het lukt regisseurs zeer zelden om van Macbeth en zijn vrouw iets anders te maken dan monsters in een nachtmerrie. Ook deze voorstelling blijft gruwelijk plaatjestheater, intens gespeeld, maar afstandelijk.

Bij Simons is Macbeth een veteraan die aan het begin van het stuk zojuist een opstand van rebellen wreed de kop heeft ingedrukt. Hij draagt, net als de andere personages, khaki badstof ondergoed: een soldaat met verlof.

Van Huêt valt zijn rol aan als een veldrijder een modderig parcours: verbeten, brullend, zwoegend en met het schuim op de lippen maakt hij van Macbeth een imposante rol in zijn oeuvre, maar de bewondering voor zijn temprament wordt afgewisseld met de vraag wat met al deze energie eigenlijk beoogd wordt.

De bloederige weg die hij aflegt naar de (hem door drie heksen voorspelde) Schotse troon kan dan niet anders worden gezien als de uiting van een posttraumatisch stresssyndroom. Zo gaat deze voorstelling al vanaf het openingsbeeld niet over wat een man in een beest kan doen veranderen, maar over een onmens die de oorlog naar huis brengt.

De speelvloer is een groot, licht gekleurd vierkant, omringd door een soort design keukenelementen en een wand met klapdeuren die langer heen en weer blijven bewegen dan fysiek mogelijk. Achteraan staat een kleine tribune waar de off-stage acteurs de verrichtingen volgen.

Vooral de rol van Lady Macbeth blijft onduidelijk: Van Huêt en Nietvelt praten met elkaar in kinderstemmetjes, hij voert haar mee als een hond aan een lijn en het is volstrekt duidelijk dat haar aanmoedigingen om de huidige koning te vermoorden geheel overbodig zijn: Macbeth kan zijn bloeddorst maar nauwelijks bedwingen. Aan het eind krijgt de Lady wroeging en pleegt ze zelfmoord, en Nietvelt vult Shakespeares tekst aan met fragmenten van Sarah Kane. Ook hier geldt: het is mooi, maar wat betekent het?

Aan het eind gooit Van Huêt een eindeloze hoeveelheid coniferen het toneel op – een vrij letterlijk citaat uit de Macbeth die Karin Henkel bij Simons’ eigen gezelschap Münchner Kammerspiele regisseerde. Het versterkt de indruk van een nogal stuurloze voorstelling. Macbeth blijft een rots die te steil is om te beklimmen.

Holland Festival: Macbeth van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 10/6/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 16/6 en volgend seizoen vanaf 15/8. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Mehmet de veroveraar’ van De Toneelmakerij

“Vertel mij de geschiedenis van de ander en ik weet wie ik ben.” Het verbinden van verhalen van ver weg en dichtbij is het doorlopende thema in het werk van (jeugd)theatermaker Ad de Bont, van Mirad, een jongen uit Bosnië tot Anne en Zef. In Mehmet de Veroveraar, zijn afscheidsvoorstelling van zijn eigen gezelschap De Toneelmakerij (vier jaar geleden ontstaan uit een fusie van Huis aan de Amstel en Wederzijds), wordt dat motto bekroond met een mooie, grootse theaterproductie voor kinderen vanaf 10 jaar.

De Bont schreef een stuk over Mehmet II, in Turkije nog steeds een grote held, in het westen eerder bekend als wrede veldheer die in 1453 Constantinopel veroverde en er een islamitische stad van maakte. De Bont toont hem vooral als zeer jong –hij was 12 toen hij sultan werd– en geeft hem een westerse vriend en tegenpool, de onwettelijke kardinaalszoon Christiano.

Het grootschalige stuk over vaders en zonen, wij en zij, strijd en verzoening wordt door regisseur Liesbeth Colthof gebracht als grootschalige locatieproductie, een jeugdmarathonvoorstelling (drie keer een uur) in een grote hal, die steeds nieuwe locaties blijkt te herbergen, met een groot aantal acteurs, een woestijn, een paard, perzische tapijten totaan het plafond en (erg lekker) turks eten in de pauzes.

Grootste troeven van de voorstelling zijn het vaardig en helder vertelde verhaal, dat vele jaren en locaties bestrijkt (en waarin de historische werkelijkheid niet meer dan een aanleiding is) en het knappe spel van de meeste spelers; naast Sadettin Kirmiziyüz als Mehmet en Roel Adam (als zijn vader, sultan Murat, die moeite heeft om het met zoveel bloed en lijden opgebouwde Ottomaanse rijk over te dragen) vallen Daniël van Klaveren en met name Debbie Korper op – die laatste speelde vaker nuchtere, wijze vrouwen, maar nog niet vaak zo mooi. Meral Polat blijkt, prachtig zingend, opnieuw een weergaloze performer, een Turks-Nederlandse ster in de dop.

Feilen heeft de voorstelling ook: de tekst is poëtisch en een beetje ouderwets en gedragen. Dat is mooi, maar maakt de voorstelling erg talig, vooral omdat echt theatraal spektakel uitblijft; er mist een soort crescendo dat zo’n megaproject toch nodig heeft.

Maar wat de voorstelling uiteindelijk ontroerend maakt is het besef dat in het schrijven van de ‘geschiedenis van de ander’ De Bont toch ook over zichzelf heeft geschreven: hij draagt een belangrijk ‘koninkrijk’ van het jeugdtheater over, juist op het moment dat het bedreigd wordt en er strijd moet worden geleverd. Het ziet er nu naar uit dat De Toneelmakerij in de toekomst zulke grootschalige voorstellingen niet meer kan maken. En dat zou echt zonde zijn.

Mehmet de veroveraar van De Toneelmakerij. Gezien 9/6/12 in Alkmaar. Aldaar t/m 7/7. Busvervoer vanaf De Krakeling. Meer info op www.toneelmakerij.nl

Recensie: ‘Kleine Eyolf’ van Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 28 mei 2012 om 21:49 uur
tags: , , , ,

Een man rijdt op een hobbelpaard. Hij ziet er kinderlijk uit, maar is te groot voor dit soort spelletjes en hij gaat er ook veel te lang mee door om het nog spel te laten zijn. In haar nieuwe voorstelling deconstrueert regisseur Suzanne Kennedy Ibsens Kleine Eyolf tot een lange serie compacte beelden, staties bijna, waarbij verlossing onwaarschijnlijk is.

De jongen op het hobbelpaard is kleine Eyolf, de zoon van Alfred en Rita, die niet helemaal goed is sinds hij als kind van tafel viel terwijl zijn ouders lagen te vrijen. Dat incident leidde tot verwijdering in het huwelijk: Alfred trok zich terug om een boek te schrijven over De menselijke verantwoordelijkheid, Rita is bijna katatonisch in haar schuldgevoel en de wens om Alfred voor zichzelf te hebben.

Lars von Trier nam een deel van het verhaal als uitgangspunt voor zijn filosofische horrorfilm Antichrist en Kennedy liet zich weer door Von Trier is inspireren, en ook nog door The Shining – ook een vader met een boek dat niet afkomt. Het rattenvrouwtje dat bij Ibsen Eyolf meelokt, uiteindelijk de dood in, is bij Kennedy en een enge tweeling geworden.

Ze vertelt het verhaal fragmentarisch, in superkorte scènes die telkens maar twee of drie zinnen tekst hebben, met veel herhalingen en ellipsen, gescheiden door tussentitels van citaten uit Nietzsches Also sprach Zarathustra.

Punt is dat ondanks de messcherpe dramaturgische inzichten van Kennedy de voorstelling het theoretische maar niet wil ontstijgen. In eerdere voorstellingen keken de spelers het publiek constant aan; een brutaal en vervreemdend effect. Daardoor bleven haar voorstellingen, ondanks de gesloten vorm, opzichtig theatraal. Nu zitten de acteurs gevangen achter een doorzichtig scherm. Dat geeft ook een raar afstandelijk beeld, en de voorstelling wordt er onmiskenbaar filmisch van. Hier wordt de voorstelling té gestileerd.

Marlies Heuer als Rita is wel erg goed: een lelijk, onbeweeglijk stuk lijdzaamheid. Ook de andere spelers dragen de stugge vorm met passend aplomb.

Helemaal aan het eind suggereert Ibsen een vorm van verlossing voor Alfred en Rita. Kennedy kiest voor een oplossing vol pathos, met een groot kruis met tl-verlichting. Maar ook hier geldt: het klopt wel, maar het werkt niet.

Kleine Eyolf van Het Nationale Toneel. Gezien 16/5/12 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Compagnietheater): 31/5 t/m 9/6. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Alleen voor jullie’ van Het Nationale Toneel, Laura van Dolron

Parool,recensies — simber op 25 mei 2012 om 01:52 uur
tags: , ,

Terwijl Laura van Dolron al ruim een week in Frascati haar eigen festival viert, trekt haar nieuwste voorstelling Alleen voor jullie zonder haar door het land. Daarin speelt Van Dolron zelf namelijk niet, maar Ariane Schluter, gevierd actrice bij Het Nationale Toneel, waar Van Dolron sinds enkele jaren haar voorstellingen maakt.

Alleen voor jullie is een interessante clash tussen de repertoire-actrice Schluter en Van Dolron die altijd een verhevigde Laura op het toneel zet. Meestal werkt het: samen vonden ze het personage Louise, een vrouw van 46 die van koffie verkeerd en moeilijke mannen houdt; een soort Laura maar dan wat ouder of een soort Ariane, maar dan flink wat neurotischer.

Het is een monoloog in Van Dolron’s stijl: een terloopse toespraak tot het publiek, waarin ze moeiteloos van de Twin Towers naar haar sexleven redeneert en van Facebook naar zelfmoord. Moeilijke mannen komen er in overvloed voorbij: van Holden Caulfield, de hoofpersoon uit Catcher in the Rye, tot Bob Dylan, Herman Hesse en Satie, Mozart en Brahms, van wie Schluter korte stukken op de piano speelt.

Soms leidt de clash iets te veel tot een compromis. Er zitten mooie ideeën in over personages en acteurs. In navolging van Caulfield spreekt Louise haar wantrouwen uit over acteurs die sukkels moeten uitbeelden terwijl ze een heel fijn leven voor zichzelf hebben georganiseerd in een mooi licht huis met een parketvloer. Dat gaat lijkt me ook over Schluter en Louise zelf, maar die interessante laag – in Van Dolron’s spel altijd aanwezig – wordt nauwelijks uitgewerkt.

Nee, Schluter staat altijd als personage op het toneel en het is grappig om te zien hoe dicht ze Laura’s maniertjes nadert: ze praat lager, grinnikt op dezelfde manier, en weet op identieke wijze haar zinnen te laten weglopen, om op het eind toch nog een grap te maken.

Maar wat erg mooi is, is dat Schluter het personage Louise veel zachter weet te maken dan Van Dolron zou doen. Daardoor zie je ineens waar het Van Dolron ookalweer om te doen was: het zichtbaar maken van onzekerheid, twijfel en uiteindelijk van onzichtbaarheid. In haar veldtocht tegen haar en ons cynisme zet ze de tederste middelen in.

Alleen voor jullie van Het Nationale Toneel. gezien 24/5/12 in Leiden. Te zien in Amsterdam (Frascati): 29/5 t/m 2/6. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Hoer’ van Nieuw West

Parool,recensies — simber op 20 mei 2012 om 14:49 uur
tags: , , , ,

Ze staan bij de ingang van Frascati 2 alsof ze bezoekers zijn die nog even een praatje maken voordat ze een plekje in de zaal zoeken. Maar dit zijn Cas Enklaar en Vincent Rietveld en ze zijn de spelers van vanavond. Ze lopen het toneel op, kleden zich uit en trekken het zachtste en witste ondergoed aan dat je je maar kunt voorstellen.

Hoer heet de nieuwste voorstelling van Nieuw West en de groep pakt het onderwerp prostitutie onkarakteristiek rechtdoorzee aan – al worden de hoeren door mannen gespeeld, dat dan weer wel. Het is een merkwaardige voorstelling, twee lange scènes tussen Enklaar en Rietveld, onderbroken door een heftig intermezzo van Marien Jongewaard als archetypische hoerenloper.

Het probleem met prostitutie is dat je er niets over kunt vertellen of beweren dat niet automatisch een cliché is. Eerst spelen Rietveld en Enklaar twee meisjes die bezweken zijn voor de verleidingen van een loverboy, later is Rietveld een harde, cynische vrouw die alle romantische verwachtingen over de ontmoeting tussen hoer en klant onderuitschopt en is Enklaar een oudere prostituee die ooit om ideologische redenen begonnen is, maar inmiddels murw gebeukt is, al heeft ze nog de uitstraling van een heilige.

Ze presenteren zich zelf als godinnen van zelfopoffering, maar eigenlijk zijn ze afgemat en gevoelloos. De prostitutie wordt getoond als geïnstitutionaliseerde zelfdestructie. “Als ik een ziekte had, ging ik niet naar een dokter/als ik idealen had zou ik ze verloochenen.” Vaste Nieuw West-schrijver Rob de Graaf heeft weer een flink aantal fraaie en rake zinnen geschreven, maar een coherente tekst levert het niet op.

Blijft over hoe Rietveld en Enklaar de hoeren spelen. De jongere met een kanten slipje óver een jongensonderbroek met een bos haar uit de gulp en een beha dragend als een schoudertas, de oudere als toonbeeld van aangeslagen waardigheid met een lange zwarte krullenpruik en een mooi bruin leren jasje.

Aan het eind is er een erg mooie scène: de twee spelers spreken een meisje uit het publiek allerliefst en oprecht aan: “Mag ik met je mee? Zullen we samen weggaan?” Toneelspelen is ook hoererij, maar zo oneindig veel charmanter.

Hoer van Nieuw West. Gezien 18/5/12 in Frascati. Aldaar t/m 26/5, volgend seizoen tournee. Meer info op www.nieuwwest.com

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity