Dit weekend in Amsterdam te zien: Hamlet als doorgedraaide, decadente dikzak. De Schaubühne, het befaamde theatergezelschap uit Berlijn, is te gast in de Amsterdamse Stadsschouwburg met Hamlet van regisseur en artistiek leider Thomas Ostermeier. Voor de Stadsschouwburg gaat hiermee de internationale programmering, een nieuw speerpunt, nu echt van start. Bovendien komt Ostermeier volgend jaar bij Toneelgroep Amsterdam een gastregie doen. “Ik zie Hamlet als een verwend kind; een product van deze wereld”
Als de voorsteven van een schip verrijst het gebouw van de Schaubühne aan de Kufürstendamm in Berlijn. Het gebouw met de halfronde, modernistische gevel uit 1928 was oorspronkelijk een bioscoop, maar sinds 1981 zetelt hier het belangrijkste theatergezelschap van West-Berlijn. In de gedeelde stad lag het theater net buiten het centrum rond station Zoo en warenhuis KaDeWe, in het herenigde Berlijn is de omgeving een rustige buitenwijk geworden, bijna een uur reizen van de hippe bezirke Mitte en Prenzlauer Berg.
Toch is het druk, eind november bij een reprise van Hamlet. Opvallend veel jonge mensen komen kijken. Ostermeier valt in deze enscenering meteen maar met de deur in huis: “Sein oder nicht sein, daß ist die Frage.” Het decor is een enorme bak aarde, met daarboven een bewegens plateau waarop de familietragedie aan het Deense hof wordt uitgevochten. Als mafiosi in goedkope pakken sluipen ze om elkaar heen. Prins Hamlet zegt zijn monologen tegen een videocamera; de beelden worden geprojecteerd op een kettinggordijn. Vooral hoofdrolspeler Lars Eidinger valt op. Hij durft heel ver te gaan in het neerzetten van Hamlet’s pesterige gekte, een soort kruising tussen Kurt Cobain en Theo van Gogh. Liefhebbers van het werk van Ivo van Hove of Johan Simons zullen beslist niet teleurgesteld zijn.
Na afloop van de voorstelling neemt Thomas Ostermeier ruim de tijd voor een paar Nederlandse journalisten. Het is een lange man, begin veertig, informeel gekleed in een streepjestrui en een jasje met heel veel pennen in het borstzakje. In zijn kantoor, hoog achterin het gebouw, vertelt hij levendig over zijn visie op het ultieme toneelstuk. Zijn kenmerkend hinnikende lach klinkt regelmatig. “Als regisseur is Hamlet altijd iets dat speelt op de achtergrond. Het is dat grote ding dat je moet aangaan. Ik heb het stuk heel vaak gezien en ik vond die vaak teleurstellend dat Hamlet wordt gepresenteerd als een pure ziel met decadente mensen om zich heen. Ik wilde Hamlet juist net zo vadsig en decadent maken als zijn omgeving. Ik zie hem als iemand met veel fouten, een vet, verwend kind; een product van deze wereld.”
Continue reading “Interview Thomas Ostermeier” »
Actrice Lineke Rijxman vertrok in 2003 bij Toneelgroep Amsterdam, maar heeft nu al geruime tijd een nieuw huis gevonden bij Mugmetdegoudentand. Voor haar rol van Hannah Arendt in de voorstelling Hannah en Martin won ze in september de Theo d’Or, de prijs voor de beste actrice. Deze week staat ze met die voorstelling in Amsterdam. “Ik kan iets pas mooi vinden als er een kras op zit.”
Soms vergist ze zich nog. Heeft ze het over ‘ze’ als de plannen van Mugmetdegoudentand bespreekt. “Ik moet oefenen met ‘we’ zeggen”, glimlacht ze. Ze is nu lid van het artistieke team van het theatergezelschap, naast artistiek leiders Joan Nederlof en Marcel Musters. “Het verschil is geloof ik dat ik bepaalde praktische en zakelijke dingen niet hoef te doen. Maar ik bespreek samen met Joan en Marcel wat we gaan spelen en welke onderwerpen we ter sprake willen brengen.”
Nadenkend is ze. Regelmatig vallen er lange pauzes in het gesprek. “Ik ben mijn houding ten opzichte van interviews aan het veranderen. Ik vind de openbaarheid ervan soms moeilijk, maar ik wil gewoon dat de zalen vol zitten.”
Rijxman (Bussum, 1957) groeit op in een Joods gezin in het Gooi. “Het was de tijd van het grote zwijgen over de oorlog. Ik was al heel jong geïnteresseerd in gewetenskwesties, en de vraag waar het kwaad vandaan kwam. En ik had al snel door dat bij mensen onder de oppervlakte allerlei onbewuste motieven speelden. Ik zag mensen ontspannen keuvelen met een kopje thee in de hand, maar onder tafel zag ik dat hun benen een heel ander verhaal vertelden.”
Continue reading “Interview Lineke Rijxman” »
Voor toneelgezelschap Dood Paard is een nieuwe fase aangebroken. Mede-oprichter Oscar van Woensel kickte af van zijn verslaving en verliet eerder dit jaar de groep. Tegelijkertijd lijkt de waardering voor Dood Paard als toonaangevend gezelschap in het avant-garde circuit breder te worden en wint de groep inmiddels acteerprijzen. Deze week gaat hun nieuwe voorstelling Reigen ad lib in première, naar het stuk van Arthur Schnitzler over tien seksuele ontmoetingen. “Het is ook wel geruststellend dat er nog steeds mensen zijn die schrikken van ons toneel.”
Rond een enorme tafel in een ruime kamer in een grachtenpand zitten vijf acteurs geconcentreerd te werken. Ze lopen de vertaling door van Reigen, dat over een paar weken in première gaat. Twee acteurs lezen hardop een pagina dialoog, daarna roept iedereen op- en aanmerkingen. Manja Topper, Gillis Biesheuvel en Kuno Bakker –die vandaag de laptop heeft en alle wijzigingen direct verwerkt- vormen nu samen Dood Paard. De twee anderen zijn Vincent Rietveld van theatergroep De Warme Winkel en Thirsa van Til, net afgestudeerd van de toneelschool. Maar bij het maken van de voorstelling is er geen hiërarchie.
Drie weken zitten ze al zo met z’n vijven rond de tafel. Eerst zin voor zin vertalend, discussiërend over de betekenis van moeilijke passages, later meer en meer inzoomend op de details; ritme, taalgebruik van de personages, dubbele betekenissen. “Is ‘griezelig’ een meisjeswoord?” “‘Voor iemand gáán’ vind ik té hedendaags, en het is lelijk.” “Dit riekt naar taalkunst.” “Wat staat er in het Duits?” Onder de stapels teksten, boeken, eerdere versies van het script, losse papieren vol aantekeningen en een paar laptops ligt oorspronkelijke tekst van Arthur Schnitzler, die soms het verlossende woord biedt, en soms alleen maar nieuwe vragen oproept. Gedisciplineerd wordt zo de hele tekst doorgeploegd, maar de sfeer is ontspannen.
Continue reading “Reportage/interview Dood Paard” »
Aanstaande zaterdag gaat Mightysociety6 in première, het zesde deel van Eric de Vroedt’s monsterproject van tien theatervoorstellingen over de staat van de wereld. Na stukken over spin-doctors, moslimterrorisme, globalisering en de jeugd van tegenwoordig, richtte De Vroedt zich voor het zesde deel op de oorlog in Afghanistan en de Nederlandse bijdrage daar. “Ik hoop dat ik voorbij de EénVandaag-blik op de oorlog raak, die alles terugbrengt tot overzichtelijke jaren ’50 proporties.”
Eric de Vroedt ziet er vermoeid uit, na een doorwaakte nacht waarin hij aantekeningen voor de technici moest uitwerken, naar aanleiding van de eerste doorloop gisteren. Het slaapgebrek blijkt geen invloed te hebben op zijn enthousiasme. In rap tempo pratend vertelt hij over het onstaan van zijn laatste voorstelling.
“Mightysociety6 vloeit voort uit waar ik mee bezig was in deel twee en drie: de angst voor de islam, moslimterrorisme en de war on terror. Ik las een boek van Gilles Kepel, een Franse socioloog die vanuit zijn vakgebied kijkt naar conflicten binnen de Islamitische wereld. Hij haalt de dogma’s weg over Amerika en Israël en het Midden Oosten en trekt lijnen van Washington naar Saudi Arabië, naar Afghanistan en Israël en naar Westerse achterbuurten, steeds met oog voor het standpunt dat bepaalde groepen hebben en welke sociale positie ze daarmee krijgen of houden. Door hem kreeg ik veel meer oog voor de nuances en complexiteit van het Midden Oosten-conflict.
Continue reading “Interview Eric de Vroedt: “Ik ben op zoek naar het kwaad, en steeds kom ik bij mezelf terecht”” »
De Schwartzenbergplatz in Wenen is een druk verkeersplein, omringd door statige neo-renaissance gebouwen die zo kenmerkend zijn voor de Oostenrijkse hoofdstad. Auto’s, bussen, trams en een paar fietsers rijden haastig voorbij. Op het plein staat een grotesk Russisch monument voor de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Voor het monument spuit een hoge fontein, volgens boze tongen zo gepositioneerd om het zicht op het monument te blokkeren. En daar weer voor staat een vierkante omheining van houten schotten, die niet helemaal in de omgeving lijkt te passen.
’s Avonds zitten er binnen de schotten mensen aan tafels. Hun hand wordt vastgehouden door witgeklede verplegers. Ze hebben geen idee dat die verplegers er zijn, maar zodra hun hand wordt losgelaten zakken ze als levenloze poppen in elkaar. Ze praten niet, behalve in woedende of verdrietige uitbarstingen. Als die te heftig worden ze door de verplegers op een brancard gezet en door de deur naar buiten gedragen. Kort erna komen ze weer binnen; de ‘patiënten’ in verplegerswit, de verplegers ineens in ‘normale’ kleren.
Continue reading “Reportage: ‘Broeders’ van Jetse Batelaan op de Wiener Festwochen” »