Recensie: ‘Osama the hero’ van Joost van Hezik/Toneelschuur Producties

Osama the hero is een boos, bokkig stuk van de Engelse toneelschrijver Dennis Kelly over het morele vacuum van de war on terror. Het begint het buitenbeentje in de klas Gary die een spreekbeurt moet houden over een hedendaagse held en Osama Bin Laden kiest, en het eindigt met marteling, een aanslag en onthoofdingsvideo’s.

Regisseur Joost van Hezik heeft een fascinatie voor het verschil tussen doeners en denkers en werkt aan een serie voorstellingen over revolutie. Maar wat hij met dit stuk wil, komt niet uit de verf.

De voorstelling is een drieluik, in heftig verschillende stijlen. Het begint met fragmentarisch gezap tussen video’s die worden geprojecteerd op de vlekkerige wanden van het decor (Wikke van Houwelingen & Marloes van der Hoek). We zien Gary (Tim Linde) die uitlegt hoe bij bij zijn spreekbeurt kwam, een oudere buurman die met een veel te jong meisje celebrity video’s naspeelt en twee opgefokte buurtbewoners zichzelf ophitsen tegen pedo’s en ander ongewenst gespuis in de buurt. Ondertussen zit een figuur in z’n onderbroek met een kap over z’n hoofd op z’n knieën midden op het spiegelende podium.

Het tweede deel blijkt dat Gary, gegijzeld door zijn buren, verdacht van een verder niet toegelichte aanslag op een van de garageboxen. Hij wordt gemarteld met een hamer totdat hij bekent. Bewijs is er niet. “Voor terroristen heb je geen bewijs nodig.” Zo’n martelscène is lastig, en hier weten spelers noch regisseur de spanning op te roepen dat hier werkelijk iets op het spel staat.

Het laatste deel is nog het aardigst. Kelly’s taal mag het werk doen in drie versneden monologen over een man die kookt voor zijn vrouw, een meisje dat onthoofdingsvideo’s kijkt, en een jongen die iemand helpt die wordt neergeslagen. Maar het blijft zwak toneel waarin de schreeuwerige vorm het gebrek aan inhoud verhult.

Osama the hero van Joost van Hezik/Toneelschuur Producties. Gezien in Haarlem 8/11. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 5 t/m 8/12. Meer info op www.toneelschuur.nl

Interview Frie Leysen

interviews,Parool — simber op 17 november 2014 om 09:00 uur
tags: , ,

Voor het grote publiek is ze vrijwel onbekend, maar deze week krijgt Frie Leysen een van de meest prestigieuze prijzen van Nederland. De Vlaamse festivalmaker ontvangt woensdag uit handen van de koning de Erasmusprijs. “We delen niet de plek waar we leven, maar wel de tijd waarin we leven. Dat is de sleutel.”

De jury van de prijs noemt Frie Leysen (1950) “onverschrokken voorvechter van de podiumkunsten”, en dan specifiek voor het soort theater dat wars is van politieke trends of economisch denken. Vanaf het begin van haar carrière, toen ze directeur was van het Antwerpse theater DeSingel, is ze bezig om voorstellingen van niet-Westerse kunstenaars naar Europa te halen. “Het is de taak van een programmeur om te tonen wat we nog niet kennen”, zegt ze daarover in een Skype-gesprek vanuit Brussel.

U werkt voornamelijk achter de schermen. Hoe is het om een keer in het volle licht te staan?

Het is inderdaad niet echt mijn stijl. Ik zie de prijs dan ook als een erkenning voor een specifieke visie op de kunstsector. En een erkenning van kunst die kritisch is en schuurt. Dat is een manier van werken die in deze tijd verdedigd moet worden, los van economische, politieke en sociale argumenten. Daar hebben we in Europa nood aan.

In 1994 richtte u KunstenFestivalDesArts op in Brussel. Hoe kwam u erbij om daar vooral theater uit niet-Westerse landen te tonen?

Je kunt een festival of een zaal programmeren van achter een bureau. Maar ik wil weten waar de volgende generaties zitten. Al voor de programmering van DeSingel reisde ik veel, en overal waar ik kwam zocht ik naar hedendaagse kunst, niet het folkloristische. Op KunstenFestivalDesArts combineerde ik dat met hele lokale projecten. Ik zie het als de uitzoombeweging van een cameralens: je begint dichtbij, en dan draai je naar het grote perspectief. Op die manier kun je hopelijk zien hoe alles werkelijk verbonden is.

Het universele kan van heel dichtbij komen en van heel ver weg. We delen niet de plek waar we wonen, maar we delen wel de tijd waarin we leven. Dat is de sleutel. Dat geldt speciaal voor het theater. Het is ephemeer, het bestaat alleen hier en nu en als het voorbij is, is het weg. Zo bijzonder, zo ongrijpbaar en daardoor (economisch) waardeloos. We zoeken de noodzaak van het waardeloze blijven bevechten.

Is de afstand tussen de plek waar het werk gemaakt wordt en die waar u het vervolgens toont wel te overbruggen?

Ik kijk altijd met twee paar ogen. Ik wil een kunstwerk altijd zien binnen de eigen sociale en politieke context, dus ik reis heel veel en bezoek kunstenaars en spreek met ze in hun atelier. En daarnaast kijk ik met de vraag: wat kan het betekenen als je het transplanteert naar een context in België of Duitsland of Nederland? Hoe pertinent is het dan nog? En daarbij maak je onvermijdelijk veel fouten.

Maar als een werk sterk is, dan is het overal sterk. Kunst is geen westers idee. Modernisme wel. Dat is een groot probleem. Als ik in Libanon of Caïro ben hebben alle kunstenaars het over DeLeuze of Foucault of andere westerse filosofen. De intellectuele en esthetische normen zijn westers. Maar ik heb nu wel het idee dat we op een keerpunt staan. Kunstenaars in Azië en Arabië zijn op zoek naar hun eigen normen, criteria en geschiedenis. Dat kan een artistieke revolutie teweeg brengen.

U werd programmeur bij de Wiener Festwochen, maar u vertrok al na een jaar, met een uiterst kritische afscheidsbrief. Wat is daar gebeurd?

Dat soort festivals –zoals ook het Holland Festival in Nederland, maar het geldt voor veel culturele instellingen– zijn ooit in het leven geroepen omdat ze urgent en noodzakelijk waren. Maar het gaat steeds meer over prestige, glamour en citymarketing. Daar is de kunst te goed voor. Ik mis totale binding met de wereld en de maatschappij. Misschien hebben die festivals wel hun rol vervuld, of misschien zijn ze nog van binnenuit te veranderen. In Wenen heb ik dat geprobeerd, maar het is niet gelukt. Uiteindelijk wilden ze niet veranderen, de dinosaurussen hebben gewonnen. Maar er moet ruimte komen voor nieuwe vormen en voor nieuwe manieren van denken. Als festivals afglijden tot consumptie zit het fout.

Maar helpen die glamour en prestige niet om uw voorstellingen naar het publiek te brengen?

We proberen in de kunst te veel iedereen te plezieren en dan plezier je uiteindelijk niemand. Kunst is elitair, dat blijft zo en dat moet zo blijven. Vervolgens is het zaak om die elite zo groot mogelijk te maken. Maar je moet het publiek wel serieus nemen. De lat moet hoog liggen.

Heb zijn als publiek iets belangrijks verloren: het vertrouwen in onze intuïtie. We bekijken kunstwerken erg intellectualistisch, we hebben het idee dat we het moeten begrijpen. Maar het kan je toch ook gewoon raken? Dat is misschien ook deels mijn schuld als programmeur. We hebben de intuïtie uitgeschakeld, en daarmee jaag je het publiek weg. Je moet het publiek niet het gevoel geven dat ze dom zijn.

De uitreiking van de Erasmusprijs is woensdag 12/11 in het Paleis op de Dam. Daarnaast is de voorstelling Ivanov van de Mehr Theatre Group uit Iran (11/11 in de Stadsschouwburg) te zien in de door Frie Leysen geprogrammeerde serie Get Lost. Meer info op www.getlost-theater.nl

Recensie: ‘How did I die’ van Davy Pieters/Frascati Producties

Parool,recensies — simber op 10 november 2014 om 21:41 uur
tags: , , , , ,

Actrice komt op, gaat liggen op haar rug. Verder leeg toneel. Hand op haar hart. Ze ontspant haar lichaam. Hoofd valt opzij. Dood. Zo begint het.

Alles is een constructie bij Davy Pieters. Zelfs de dood. How did I die is de vierde voorstelling die de jonge regisseur maakt bij productiehuis Frascati. Vorig jaar had ze bijzonder succes met The truth about Kate, een weergaloze solo van actrice Naomi Velissariou over celebritycultuur, nu maakt ze een voorstelling over misdaad. Ze verdiepte zich in de zaak Joran van der Sloot en liep mee met een forensisch team van de Amsterdamse politie.

Steeds keert de voorstelling terug bij het beeld van de ene dode vrouw. Eerst zien we haar doodsstrijd, daarna loopt ze achteruit vrolijk door het bos te wandelen. De tijd wordt teruggespoeld. Maar dan schiet het verhaal weer vooruit, verschijnt er een geniepige jongeman in beeld. Zo wordt de hele voorstelling lang vooruit en achteruit gespoeld.

Maar steeds verandert er iets: ineens blijft er een rugzak achter die een getuige later meeneemt, of de geniepige jongeman blijkt het vriendje van het slachtoffer. De doodstrijd duurt langer of korter, een vriendin is getuige en zelfs de rolverdeling van dader en slachtoffer ligt niet vast – dan ligt de geniepige jongeman ineens levenloos op het toneel. Een definitieve versie van de feiten blijft vermist.

Het werkt na verloop van tijd hallucinerend, omdat de drie spelers –Indra Cauwels (het slachtoffer), Joey Schrauwen (de dader) en Klára Alexová (de getuige)– de bokkige heen-en-weerchoreografie feilloos uitvoeren. Bovendien is het geluidsontwerp van muzikant/dj/componist Jimi Zoet briljant. Zijn donkergrijze, stormachtige soundtrack van synthesizers, beats en spaarzaam geschreeuw en sirenes is nergens illustrerend, maar geeft de voorstelling samenhang, diepte en reliëf.

Tekst is er nauwelijks. Alleen Alexová vertelt (in het Engels) tamelijk manisch over een politieverhoor, waarin ze bijna gaat geloven dat ze het zelf gedaan heeft en de herinnering heeft verdrongen.

How did I die is een fascinerende voorstelling, even sfeervol als precies. En wat erg voor Pieters pleit is dat ze binnen de strakke vorm toch nog ruimte geeft aan een geestige breakdance die voortkomt uit het ongemak van een jongen die zich geen houding weet te geven tegenover twee meisjes.

Het werk (en het spel) van de detective (of dat nu Sherlock Holmes is, of Peter R. de Vries, of een Amsterdamse technisch rechercheur) is: op basis van een beperkt aantal feiten de gebeurtenissen reconstrueren. Daarvoor gebruikt hij of zij hetzelfde gereedschap als de kunstenaar. Pieters heeft daar weinig vertrouwen in: ze toont een wereld waarin feiten, herinneringen en zelfs de logica onbetrouwbaar zijn. In haar slingerende tijdslijn kunnen gevolgen leiden tot een oorzaak. Dat is verwarrend, maar niet onprettig.

How did I die van Davy Pieters/Frascati Producties. Gezien 1/11 in Frascati 4. Aldaar t/m 15/11. Meer info op www.frascatiproducties.nl

Interview: Lotte van den Berg

interviews,Parool — simber op 4 november 2014 om 10:35 uur
tags: ,

Is conversatie kunst? In haar nieuwste project Building Conversation laat theatermaker Lotte van den Berg het publiek gesprekken voeren. Wie erbij wil zijn, volgende week in Frascati, moet vijf uur uittrekken. “Ik nodig je uit om deel te nemen.”

Het begon als brainstorm. Van den Berg en haar partner, beeldend kunstenaar en decorontwerper Daan ’t Sas, zagen op Oerol dat het publiek daar graag actief wilde deelnemen, maar door de voorstellingen steeds werd aangesproken als passieve toeschouwer. “We besloten een werk te maken waarin we mensen vanaf het begin zouden uitnodigen om mee te denken en mee te doen.”

“We wilden de deelnemers radicaal de verantwoordelijkheid geven voor wat er gemaakt zou worden. Daarom organiseerden we vorig jaar op Oerol een publieke brainstorm van tien dagen met als vraag: wat gaan we volgend jaar samen maken? Daar bleek dat mensen het gesprek zelf heel waardevol vonden. Een van de laatste bezoekers, juriste uit Den Haag met rood windjack zei: ‘Jullie bouwen met woorden en niet met bakstenen.’ Zij kwam ook met de titel Building conversation.

Mensen die mee willen doen kunnen kiezen uit verschillende gespreksvormen, zoals ‘een goed gesprek tussen tegenstanders’, ‘een onmogelijk gesprek over God’ en zelfs een ‘gesprek zonder woorden’. “We verzamelen in Frascati en wandelen vervolgens naar een andere locatie”, zegt Van den Berg. “Daar volgt een inleiding en bereidt de groep zich voor. Hoe lang gaan we spreken? Gaan we zitten of staan? Daarna moet je, als je echt weet waaraan je gaat beginnen, beslissen of je echt wilt meedoen. En na afloop lopen we terug en eten we samen. Die informele tijd rondom het formele gesprek is heel belangrijk.”

Een reis naar Kinshasa die ze met een groep kunstenaars maakte was bepalend voor haar denken over toeschouwers en deelnemers. “Daar werd ik me enorm bewust van mijn eigen manier van kijken: mijn afstandelijke, observerende manier stond tegenover een totaal betrokken, bijna tastende manier van kijken van de mensen die we daar ontmoetten. En ik kwam daar ook tot het inzicht dat je nooit met de ogen van iemand anders kunt kijken. We zijn te verschillend.” Luid lachend: “Maar daaruit volgt natuurlijk dat we het wél gaan proberen.”

“In Building conversation zijn eigenlijk geen toeschouwers neer. Ik nodig de toeschouwers uit om mee te doen als deelnemer, en daarmee verdwijnt de toeschouwer in de actie. Ik zelf als regisseur wordt ook deelnemer. Ik ben begeleider en geef bepaalde kaders aan, maar daarna stap ik er op dezelfde manier in als de anderen. De regels die je geeft moeten helder zijn, opdat mensen daarbinnen vrij kunnen zijn.”

“Ik krijg af en toe de vraag of dit nog wel theater is, maar ik vind dat niet zo’n interessante vraag. Een gesprek is een ritueel, het heeft performatieve eigenschappen. Je verhoudt je tot elkaar, ook fysiek in de ruimte. Je verwisselt voortdurend van rol als spreker en luisteraar. Als theatermaker vind ik het een interessante vorm om te onderzoeken.”

Voor Van den Berg past Building conversation in een langer lopend onderzoek naar participatie. “Dat is niet alleen voor mij belangrijk, maar ook maatschappelijk relevant. Wat betekenen deelname en participatie, als je die begrippen serieus neemt? De koning had het vorig jaar in de troonrede over de participatiemaatschappij, maar in wezen kan hij dat idee niet aanmoedigen en zelf koning blijven. In ieder geval moet hij zelf de mouwen opstropen en meedoen.”

Inmiddels heeft het project, dat al te zien was op een aantal zomerfestivals, de aandacht getrokken van scholen en ziekenhuizen. “Er is een enorme kanteling aan de gang in de maatschappij. We vinden dat docenten en artsen minder paternalistisch moeten zijn, hun kennis moeten delen en dat patiënten of leerlingen zelf beslissingen moeten kunnen nemen. Mensen krijgen een actievere rol, en ik zie hetzelfde gebeuren in de rolverdeling tussen kunstenaar en publiek.”

“Ik ben nu in gesprek met een zorginstelling, waar mensen nadenken over hoe gesprekken tussen zorgverlener en patiënt moeten worden gevoerd. Ik merk dat het ‘kunstenaarsoog’ iets wezenlijks bijdraagt. Kunstenaars hebben vormen tot hun beschikking waarmee ze ruimtes kunnen afbakenen, performatieve aspecten zichtbaar maken en op een hele praktische manier iets tot een ritueel kunnen maken.”

“De gesprekken in Building conversation zijn ook zeker niet alleen lief en vrolijk en harmonieus. Het schuurt ook. Een gesprek kan ook een plek zijn waarbinnen conflict kan bestaan. Omdat je bepaalde afspraken maakt is er een zekere veiligheid; daarbinnen kun je het met elkaar oneens zijn. De Belgische politicologe Chantal Mouffe schrijft dat er in de samenleving te weinig vormen zijn waarbinnen we elkaars tegenstander kunnen zijn. Er is nu ofwel consensus, ofwel strijd – waar we heel erg bang voor zijn. Mouffe pleit voor nieuwe vormen en geeft de kunst daarin een grote rol.”

“Wat kunnen de kaders van de kunst betekenen in een andere context? Dat vind ik nu de meest interessante vraag.”

Building conversations is mee te maken van 29/10 t/m 2/11. Meer info op www.frascatitheater.nl

Recensie: ‘De ontdekking van de hemel’ door Hummelinck Stuurman

Het beste Nederlandstalige boek aller tijden aldus een internetverkiezing of een ‘kasteelroman, moppentrommel, plus drie reisgidsen’ zoals Hugo Brandt Corstius het kenschetste? De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch is met zijn 900 pagina’s in ieder geval behoorlijk dik. Hoe zet je dat in Godsnaam op het toneel?

Bewerker en regisseur Ignace Cornelissen begint in ieder geval goed door de hele eerste helft van de tweeënhalf uur durende voorstelling volledig te besteden aan de vriendschap tussen taalkundige en politicus Onno Quist (Waldemar Torenstra) en de nerdy astronoom Max Delius (Sieger Sloot) plus de celliste op wie ze beiden vallen (Lidewij Mahler). Sloot en Torenstra weten de even harde als hartelijke mannenvriendschap, door Mulisch in snedige dialogen vervat, smeuïg op het toneel te zetten.

Het is vermakelijk en een beetje stuurloos totdat halverwege uit het niet de schrijver het toneel oversteekt. Genio de Groot speelt Mulisch, compleet met choker en lange witte manen, die langzaamaan begint te fungeren als verteller en manipulator van het verhaal. Zijn rol vervangt volledig de hoofdstukken die in het boek in de hemel spelen en waarin het aardse gefriemel bestuurd wordt door een paar engelen.

Dat is een heldere ingreep, en die is zeker nodig bij een dergelijke toneelbewerking, maar niet per se een goede ingreep. De Groot maakt van de auteur een vrij cabaretesk typetje en dat is wel jammer, want de tragiek uit de roman vervliegt volledig. Mulisch’ intellectualisme was natuurlijk grotendeels vermakelijke bluf, maar hier wordt het bijna plat.

De voorstelling concentreert zich op de verhalen die we elkaar vertellen: de leugens die Max ophoudt tegenover Onno die de vriendschap langzaam uithollen, de woorden als wapens in de handen van politicus Max, het grote verhaal dat de schrijver Mulisch voor ons spint.

Weer eens valt op hoe problematisch Mulisch’ vrouwelijke personages zijn. Vooral Mahlers personage Ada is een lege huls, de hele tweede helft zelfs vrij letterlijk als Ada in coma ligt en Mahler bewusteloos over haar cello hangt – waarmee ze af en toe niet onverdienstelijk meespeelt met de soundtrack van Harry de Wit. Haar moeder (Lineke Le Roux) komt er beter vanaf, maar dat komt vooral door Le Roux’ eigen elegante charisma.

In het decor (Niek Kortekaas) is de prachtige sterrenkaart op het achterdoek de blikvanger, samen met een soort metalen trechter, enerzijds een hoorn des overvloeds waaruit Mulisch’ narratief geweld ontspruit, anderzijds het zwarte gat waarachter Max de hemel ontdekt, wat onmiddellijk bestraft wordt met de dood per meteoriet.

Door de schrijver op het toneel te zetten kan een groot deel van het complexe verhaal zonder al te veel uitweiding erdoorheen worden gejast, maar lastig is het wel: want als het niet de engelen zijn die het verhaal in gang zetten met hun opdracht om de tafelen met de Tien Geboden terug te halen, waar komt die goddelijke opdracht van het kind van Ada en Max (of was het toch Onno?) dan vandaan?

Maar het echte probleem ligt daar nog voor: de toneelversie van De ontdekking van de hemel gaat over onwillige personages in de handen van de almachtige Mulisch. Maar nergens in de voorstelling wordt het bewustzijn getoond dat ook híj een personage is, gespeeld door een acteur en bedacht door een schrijver. Dat Mulisch’ spel met verhalen op die manier niet serieus wordt genomen is een gemiste kans in een verder aardige voorstelling.

De ontdekking van de hemel door Hummelinck Stuurman. Gezien 25/10/14 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (DeLaMar) 29/10 t/m 2/11. Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

Werkteater, de mythe, de erfenis

beschouwingen,Parool — simber op 1 november 2014 om 09:51 uur
tags: , , , ,

Voor theatermensen overal ter wereld heeft het een status die alleen te vergelijken is met die van Johan Cruijff: het Werkteater (zonder h). Het toneelcollectief dat in de jaren ’70 het maken van theatervoorstellingen revolutionair anders benaderde heeft diepe sporen achtergelaten. Volgende week wordt een website gelanceerd met een groot aantal boeken en films, toneelregistraties, interviews, theaterteksten en foto’s van en over de groep.

Maar meer dan het materiaal is het Werkteater een mythe, een symbool van het vernieuwende toneel na de revolutie van de jaren zestig. En die na het uit elkaar vallen van de groep in 1984 invloed bleef houden omdat de leden (onder wie Joop Admiraal, Hans Man in ’t Veld, Shireen Strooker, Peter Faber, Marja Kok, Olga Zuiderhoek, René Groothof, Helmert Woudenberg en Gerard Thoolen) zich verspreidden naar alle hoeken van het Nederlandse theaterveld. Een terugblik in drie voorstellingen.

1. Allez Hop (1971)

De eerste twee jaar geven de twaalf spelers zich over aan experimenten in hun zelf verbouwde atelier aan het Kattengat (waar nu De Bitterzoet zit). In 1970 kregen ze van de toenmalige minister van cultuur Marga Klompé subsidie, maar –en dat was ongekend– de minister koppelde daar geen verplichting aan om voorstellingen te spelen. Het Werkteater wil in de eerste plaats een laboratorium zijn.

Continue reading “Werkteater, de mythe, de erfenis” »

Recensie: ‘The Marx Sisters’ van Stan en De Koe

Parool,recensies — simber op 31 oktober 2014 om 10:39 uur
tags: , , , , ,

“De besluitvaardigheid mo?et eerst worden gespeeld en dan pas worden gemeend. Het mo?et eerst worden gelogen.”

Het werk van Willem de Wolf bestaat eigenlijk uitsluitend uit omtrekkende bewegingen. Je ziet hoe hij onderwerp nadert, steeds relativerend, zijpaden inslaand, voorbehoud inbouwend. Dat duurt soms een voorstelling lang, en aan het eind blijkt dat alles toch gezegd is.

The Marx Sisters dat hij maakte de twee Vlaamse groepen Stan en De Koe heeft als uitgangspunt de twee dochters van Karl Marx, Tussy en Laura. Na een jeugd vol armoede, ideologie en verbanningen heeft de oudste zich teruggetrokken in Parijs en is de jongste actief in de socialistische beweging in Londen. Een beslissing over het publiceren van de brieven van hun ouders dwingt hen elkaar op te zoeken.

Deze anekdote voeren de drie spelers, naast De Wolf de twee prachtige actrices Natali Broods en Sara de Roo, gefragmenteerd op, met een lange aanloop en veel afleidingsmanoeuvres over hun persoonlijke verhouding met Marx en het project, het vertellen van filmische scènes en pogingen om de psychologische verhouding tussen de zussen te pakken te krijgen. Ondertussen bedient Bram de Vreese op het toneel het licht door aan lange snoeren hangende stekkers in stopcontacten te steken.

Maar ook die anekdote is uiteindelijk een omtrekkende beweging voor waar het de makers echt om gaat: de moeizame verhouding tussen idealen en hu grootste vijand – het dagelijks leven. Op een paar punten in de voorstelling worden, terloops bijna, krachtige en waardevolle dingen gezegd over durf, autonomie en verzet. The Marx Sisters is tegelijk complex en transparant. Het wordt gespeeld en het wordt gemeend. Besluitvaardig zijn de makers misschien niet, maar standvastig zijn ze wel.

The Marx Sisters van Stan en De Koe. Gezien 21/10/14 in De Brakke Grond. Aldaar t/m 31/10. Meer info op www.brakkegrond.nl

Als ik de liefde niet heb van Marjolijn van Heemstra, Ro Theater

Parool,recensies — simber op 27 oktober 2014 om 09:46 uur
tags: , , ,

Marjolijn van Heemstra speelt in haar laatste paar voorstellingen steeds drammerige wereldverbeteraars. Het zijn aspecten van haarzelf, die ze aandikt om ruimte te geven aan een ander perspectief: dat van de vrolijk praktische idealist Garry Davis in de gelijknamige voorstelling of de alledaagsheid van Wil Schuurman (weduwe Hans Janmaat) in Hollandse Luchten: Jeremia, vorig seizoen.

Ook in Als ik de liefde niet heb begint ze beschuldigend – iets te hard en met overdreven gebaren. Ze werd benaderd door de Rotterdamse priester Remy Jacobs met de vraag of ze samen een voorstelling konden maken over misbruik in de katholieke kerk. Jacobs was daar in zijn jeugd slachtoffer van, maar koos uiteindelijk toch het priesterambt. In de kerk wordt openheid over dit onderwerp echter niet op prijs gesteld.

Dat wakkert de activist in Van Heemstra aan: ze gaan tegels lichten! Ze gaan deze voorstelling spelen voor de paus! Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Want het gaat in het katholieke geloofniet om rechtvaardigheid en straf, maar om vergeving en genade.

In het decor –stenen, zand en een enorme hoeveelheid wijnglazen gevuld met water– zag ik echter vooral een kil universum, wachtend op een teken van Zijn Goddelijke aanwezigheid. Maar nee, het wordt geen wijn.

Uiteindelijk gaat de voorstelling, subtiel gegoten in de structuur van een mis, vooral over hoe je volgens het geloof omgaat met ellende en pijn. Je moet ‘de lange, donkere nacht van de ziel’ opzoeken en doorstaan. Pas aan de andere kant daarvan is misschien verlossing. Dat lijkt –niet zo verbazingwekkend eigenlijk– sprekend op hoe theater werkt: je leeft mee met personages die de bodem raken en dat mede-lijden leidt tot catharsis.

Dat komt bij elkaar in de onopgesmukte scènes waarin Jacobs gedetailleerd zijn verhaal doet. Intelligent, indrukwekkend theater.

Als ik de liefde niet heb van Marjolijn van Heemstra, Ro Theater. Gezien 11/10/14 in De Meervaart. Nog te zien in Frascati: 21 t/m 25/10. Meer info: www.rotheater.nl

Recensie: ‘Phaedra’ van De Utrechtse Spelen

“Wat lichte liefde zou kunnen zijn ligt op mij als een mud modder van zonde.” Phaedra (Wendell Jaspers) heeft zich opgesloten in een kamer die haar aan alle kanten oneindig weerspiegeld. Haar man Theseus is op avontuur in de onderwereld en zij wordt verteerd door ziekelijke liefde voor haar stiefzoon Hippolytus.

Thibaud Delpeut is een van de nieuwe gezichten onder de Nederlandse toneelleiders. In Limburg worden Servé Hermans en Michel Sluysmans de nieuwe artistiek leiders van Toneelgroep Maastricht, over twee jaar vertrekt Alize Zandwijk bij het Ro Theater en als de geruchten in de sector kloppen wordt binnenkort bekend wie Het Zuidelijk Toneel overneemt.

Delpeut nam, samen met zakelijk leider Jacques van Veen, de ondankbare taak op zich om De Utrechtse Spelen uit het slop te trekken. De vorige artistiek leider Jos Thie had na een al te driest cultureel ondernemend avontuur het gezelschap opgezadeld met een miljoenenschuld en moest vertrekken.

Delpeut heeft zich ruimschoots bewezen als een van de meest interessante nieuwe regisseurs voor de grote zaal, met een aantal opmerkelijke locatieproducties en een prachtige gastregie van Nora bij Toneelgroep Amsterdam, waar hij daarvoor het ontwikkelingstraject TA2 aflegde.

Voor zijn debuut bij De Utrechtse Spelen koos hij voor Phaedra van Hugo Claus, die zijn versie baseerde op Seneca. Het is een wat eigenaardige voorstelling geworden, waarbij de opgeroepen emoties niet lijken te passen bij de taal van Claus en de intellectuele ideeën die worden opgeworpen. Maar een paar weergaloze scènes redden de avond.

Het sobere en effectieve decor (van Roel van Berckelaer) verdeelt het toneel aanvankelijk in een vrouwen- en een mannenwereld. Phaedra en haar bediende (Marlies Heuer) bevinden zich in de kamer met half doorzichtige spiegels, Hippolytus (Jan-Paul Buijs) en zijn vrienden lopen daarbuiten vrij rond in een kunstenaarsatelier, waar ze Claus’ tekst opzeggen als een soort slam poetry.

Als Phaedra even later toch haar liefde aan Hippolytus bekent, wijst hij haar af. Dat zet een dodelijke keten van gebeurtenissen in werking. De thuiskomst van Theseus (Hein van der Heijden) is de sleutelscène. Ondersteund door ophitsende trommels wordt het weerzien met vrouw enerzijds en zoon anderzijds op ijzingwekkende wijze met elkaar versneden.

Phaedra beschuldigt Hippolytus ervan haar te hebben aangerand en Theseus jaagt hem de dood in. Uiteindelijk vertelt ze Theseus de waarheid en pleegt ze zelfmoord. Die dubbele draai –van liefde naar haat en terug– weet Jaspers echter niet overtuigend te maken. Ze lijkt gevangen tussen Claus’ tekst die de goden een belangrijke rol geeft in Phaedra’s emotionele huishouding en Delpeuts psychologische benadering, die haar geen koningin maakt, maar een aardse, moderne vrouw.

Mooi is hoe het spiegelhuis in het decor uitklapt, waardoor een het publiek deels zichzelf ziet. Zijn we zelf ook zo als Phaedra? Gevangen het spiegelpaleis en de echoput van onze eigen omgeving, waardoor we uiteindelijk neigen naar onze extreemste emoties?

Delpeut, opgeleid als klinisch psycholoog, heeft als regisseur twee kanten: de koele beschouwer van de mens en de enthousiaste bespeler van alle theatrale registers. In Phaedra zijn ze beide aanwezig, maar net uit balans.

Phaedra van De Utrechtse Spelen. Gezien 10/10/14 in Utrecht. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg): 17 en 18/10. Meer info op www.deutrechtsespelen.nl

Recensie: ‘Een goed nest’

“Als we Abba deden was jij Agnetha en ik die saaie Frieda.” Tussen de zussen Noor (Anneke Blok) en Eva (Henriëtte Tol) is alles strijd, zelfs een playback-act van tientallen jaren geleden. Ze zijn in de vijftig en totaal verschillend, maar voor een potje verwijten zijn ze allebei te vinden.

Boekbewerkingen zijn al een tijdje de aardappelen van het Nederlandse theatermenu, maar dit seizoen zijn het er extreem veel. Alleen al deze maanden kunt u theaterversies zien van De Laatkomer (Dimitri Verhulst), De Ontdekking van de Hemel (Harry Mulisch), De Avonden (Gerard Reve) en Het Dwaallicht (Willem Elsschot) – en dat zijn alleen nog maar de Nederlandse titels.

Tessa de Loo komt nu met iets nieuws. Haar nieuwste boek, Een goed nest, komt vrijwel tegelijk uit met een toneelversie (bewerkt door Myranda Jongeling) en bovendien is er een luisterboek, ingesproken door de actrices in de voorstelling. Een mooi gevalletje synergie voor uitgever en theaterproducent.

Of Noor en Eva nu echt uit een goed nest komen blijft lang in het midden, maar in ieder geval zitten ze er nu warmpjes bij. Noor is internationaal succesvol kunstenares in Amsterdam met een dochter uit een onduidelijke affaire, Eva is tandartsvrouw in de Achterhoek en leidt een leven vol paardenclubs en zelfgemaakte jam. Noor is neurotisch en maakt iedere situatie onrustig, Eva is nuchter en een beetje saai.

Na enkele jaren sporadisch contact is Noor ineens afgereisd naar de provincie, maar waarvoor? Gaat het om de vroege werken die Eva’s man Richard ooit van haar kocht en die ze nodig heeft voor een expositie en Berlijn? Of gaat het om het servies dat na de dood van moeder bij Eva is beland?

De Loo schetst vaardig en zonder al te veel clichés een paar herkenbare moderne vrouwen die villein en heel geestig kunnen kibbelen. Het verhaal, en de geheimen die tijdens dit bezoek worden onthuld, geven echter geen aanleiding tot enorm stevig emotioneel vuurwerk.

Aan de actrices dus om de voorstelling toch te laten sprankelen en dat doen ze met verve. Blok in een soort doorlopende verdedigingspose en Tol met langzaam afkalvende waardigheid weten de droge humor en de vele steken onder water in hoog tempo op te dienen en brengen de toenaderingspogingen van de zussen geloofwaardig en zonder klefheid. Regisseur Jaap Spijkers weet de tragikomische toon grotendeels dynamisch te houden.

Maar ook hij kan niet voorkomen dat het stuk al vroeg gaat trekken. Deels komt dat door de lichte plot, maar het heeft ook te maken met de monologen die de beide zussen hebben, soms tegen de zaal , soms mijmerend in zichzelf. Daarin wordt op nogal abstracte wijze gereflecteerd op wat je al hebt gezien. Literair werkt dat misschien, maar in het theater is het niet nodig. Daar heb je genoeg aan twee oudere meisjes die op Abba dansen en weer even zestien worden.

Een goed nest van Esser Theaterbureau. Gezien 7/10/14 in DeLaMar. Aldaar nog vanavond, tournee t/m 21/12. www.eengoednest.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity