Recensie ‘Macbain’ van Dood Paard

Parool,recensies — simber op 14 april 2015 om 21:18 uur
tags: , , , , ,

Met halfdoorzichtige lamellen en vleeshaken achter op het podium en plastic op de hele vloer doet het toneel onmiskenbaar denken aan een slachthuis. Alleen het bloed moet je er zelf bij verzinnen.

Macbain is de nieuwe voorstelling van Dood Paard, een mash-up van Shakespeare’s Macbeth en het leven van het koningskoppel van de grungerock Kurt Cobain en Courtney Love. Om de hoofdmaaltijd – een nieuw stuk van Gerardjan Rijnders – in te leiden spelen Manja Topper (in bloot niemendalletje) en Gillis Biesheuvel (in een kilt met houthakkersprint – geestig) eerst op de bank een paar fragmenten uit interviews met Kurt en Courtney, en daarna een poppenkastversie van scènes uit Macbeth.

Dat begin is nog wel aardig, Biesheuvel en Topper hebben het geaffecteerd neurotische en het ontwijkende van de hyperbewuste supersterren uit de jaren negentig goed in de vingers. Macbeth spelen ze achter de bank als een soort onbehouwen jeugdtheater, met speelgoed als requisieten, veel rook en liedjes van Nirvana op clavecimbels en blokfluiten.

Maar daarna gaat het mis. Rijnders’ dialoog voor een destructief koppel doet denken aan zijn relatie-stukken als Silicone en Pick-up, maar haalt nergens de scherpte van zijn eerdere werk. Het is een murw beukende uitwisseling van ellende, bloederige moorden en onfraaie gekte.

Tussen de scènes door zien we bliksemflitsen, klinkt een overdreven luide soundscape en komt stukje bij beetje het glazen plafond naar beneden, waarop een grote hoeveelheid bestek trilt op de geluidsgolven, een verwijzing (denk ik) naar de dinertafel waar Macbeth bij Shakespeare de geest van een van zijn slachtoffers ziet. Maar dat theatrale geweld tussendoor benadrukt eigenlijk alleen hoe bloedeloos deze tekstberg is.

Macbain van Dood Paard. Gezien 2/4/15 in Frascati. Aldaar t/m 18/4 en 4 t/m 6/6. Meer info op www.doodpaard.nl

Recensie ‘Koningin Lear’ van Toneelgroep Amsterdam

“Er doemt een monster aan de einder op/Waarvan geen mens de omvang kan beschrijven./De markt wordt volatiel als nooit tevoren./De ene bubbel spat de andere kapot.” De ene grote troef van de de voorstelling Koningin Lear is de spanning tussen de archaïsch aandoende verzen van Tom Lanoye en de hoogst actuele inhoud. De andere is Frieda Pittoors.

De tweede Shakespearebewerking van de Vlaamse schrijver voor Toneelgroep Amsterdam is nog radicaler dan de eerste (het magistrale Hamlet vs Hamlet). Lanoye maakte van Shakespeares Koning Lear een hedendaagse vrouw, die een reusachtige multinational leidt in plaats van een koninkrijk. Een bedrijf dat ze gezien haar hoge leeftijd en aanvangende geestelijke achteruitgang wil overdragen aan haar drie zoons. Pittoors’ personage Elisabeth Lear lijkt gemodelleerd naar Neelie Kroes en Madeleine Albright.

De voorstelling begint met de hele familie – zoons plus aanhang en trouwe consigliere Kent (Gijs Scholten van Aschat) – aan een grote bestuurstafel, ieder in een eigen kleur; een regenboog van rendementsdenken. Want Lear wil in ruil voor een deel van de portefeuille een liefdesverklaring van elk van haar zoons. Zo doordringt geld alle vormen van menselijke relaties.

Zoons Gregory (Roeland Fernhout als afschuwelijke patser) en Hendrik (Jip van den Dool als beursnerd) dissen gedwee een ongemeend verhaal op, maar de jongste, de idealistische Cornald (Alwin Pulinckx) weigert, en wordt pardoes verstoten.

Daar begint de onttakeling van het familiebedrijf die door regisseur Eric de Vroedt rechtlijnig wordt getoond. Gedurende de voorstelling gaat Pittoors’ haar steeds piekeriger zitten en het decor (Maze de Boer), dat aan het begin nog een realistische boardroom hoog in een wolkenkrabber voorstelde – inclusief James Bond-achtige wereldkaart met lampjes die aangeven waar de bedrijfsactiviteiten plaastvinden – is aan het eind een opzichtig theatraal staketsel.

De neergang is zowel economisch (beurskrach en vijandige overnames) als ecologisch, met een dreigende orkaan die slim Shakepeares beroemde stormscène echoot, als mentaal, met Pittoors als steeds verder dementerende Lear.

Die scène is het hoogtepunt van de voorstelling. Pittoors, als een rockster tegen de wind in bulderend, met achter haar een regengordijn die ingenieus stroboscopisch verlicht wordt, waardoor de associatie met de vallende computertekens uit The Matrix onmiskenbaar is. Hier wordt de apocalyptische inzet voelbaar.

Maar gedurende de rest van de voorstelling zijn die angst en de gekte vreemd afwezig. De tekst van Lanoye lijkt rijk en gelaagd genoeg, maar misschien is het de al te heldere dramaturgie van De Vroedt die de voorstelling ontdoet van een vorm van mysterie of weerstand, die nodig is om drie uur lang te boeien.

Dat wordt gelukkig gecompenseerd door Pittoors. Tegen de vrij realistische setting in blijft haar Lear een nukkig personage dat met plotselinge clowneske grimassen en abrupte bewegingen over het toneel zwerft.

Koningin Lear is niet in de laatste plaats een metafoor voor hoe de babyboom-generatie de leiding over de door haar gecreëerde wereld doorgeeft aan haar verwende kroost. Hebzucht is de collectieve zonde van beide generaties. De voorstelling eindigt in een piëta: een kindse moeder die de borst geeft aan haar dode zoon. Een demente vrouw komt tot inzicht.

Koningin Lear van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 8/3/15 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 15/3 en 4/4 t/m 18/4. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Het begin van alles’ van de Toneelmakerij

Met steekwagentjes en palletkarren rijden twee mannen een grote hoeveelheid kisten het toneel op. ‘Gedierte’ staat er op een, ‘Nieuwe Rozenstraat’ op een ander, ‘Geheim’ op een derde. De verhuizers blijken een filosofische inslag te hebben.

Het begin van alles is de vierde voorstelling waarin regisseur Liesbeth Coltof samenwerkt met Rieks Swarte als decorontwerper. Samen bedachten ze een vrolijke potpourri aan scheppingsverhalen, die begint als de verhuizers het eerste gebod van hun vak overtreden en één van de kisten openen. Het is de kist waar ‘Het begin van alles op staat’, maar die is leeg. Alles begint met niets.

In de andere kisten zitten de prachtig speelse decorknutsels van Swarte: een kussen met vier stokken wordt een hert en een paar lappen vilt een olifant. Complicerende factor is het meisje (Laurien Riha) dat in een van de kisten zit.

Samen met vaste Toneelmakerij-acteurs Tjebbo Gerritsma en Roel Adam treffen ze met z’n drieën de nieuwsgierig-naïeve toon van hen die alles voor het eerst ontdekken, in terloops poëtische zinnen van schrijver Tjeerd Bischoff. Ze spelen met de dieren en geven ze namen, blazen elkaar leven in, jagen monsters achterna en knutselen mensen van hout en klei.

De voorstelling is bedoeld voor kleuters vanaf 5 jaar, zo’n beetje de leeftijd waarop kinderen de echt grote vragen gaan stellen over leven en dood. Ik kreeg de indruk dat Het begin van alles veel vraagt van de kinderen, maar de belangrijkste les lijkt me aan te komen: je kunt alles maken van niets, in ieder geval in het theater.

Het begin van alles van de Toneelmakerij. Gezien 28/2/15 in de Krakeling. Aldaar 21-22/3, tournee. Meer info op www.toneelmakerij.nl

Recensie: ‘De Vrek’ van Van Engelenburg Theaterproducties

Parool,recensies — simber op 2 maart 2015 om 10:46 uur
tags: , ,

Het begint nog zo vrolijk. Kenneth Herdigein verwelkomt als volleerd MC het publiek, stelt de spelers voor, begroet BN’ers in de zaal en vertelt een paar grappen over het ontstaan van de voorstelling. De andere acteurs swingen loom mee. Maar de schwung is er al snel uit als ze beginnen met het daadwerkelijke stuk.

Deze Vrek van Molière wordt gespeeld door een cast van louter zwarte acteurs. Dat is een statement in het over het algemeen erg witte toneel, en je zou nog kunnen betogen dat Molières satire –over een gierige vader die meer van zijn geld houdt dan van zijn kinderen– drijft op het soort typetjes en sociale situaties dat nu populair is in De Dino Show of de films van Tyler Perry.

Maar de cast is wisselvallig en de bewerking en vooral de regie zijn zo rommelig dat het al snel volkomen onduidelijk is waar het in deze voorstelling om gaat. Sommige scènes worden nog overeind gehouden door het komisch talent van Herdigein als een drietal typetjes en de fysieke humor van Michiel Blankwaardt als de knecht die alle liefdesintriges probeert te regelen.

Dieptepunten zijn de paar liedjes, lelijke musicalwerkjes van de geluidsband, zó slecht versterkt dat de teksten onverstaanbaar worden – vooral onverdragelijk aan het slot, als de hele dramatische ontknoping gezongen wordt. Dan daalt deze voorstelling af naar een bedenkelijk, amateuristisch niveau.

Op een paar punten komt de aangename losheid van het begin weer terug, maar het is te weinig. Deze cast had een beter project verdiend.

De Vrek van Van Engelenburg Theaterproducties. Gezien 23/2/15 in de Stadsschouwburg. Tournee t/m 16/5. Meer info op www.devrek.nl

Recensie: ‘Annie M.G. op Soestdijk’ van Het Toneel Speelt

Geweldige toneelspelers die doen alsof ze slecht spelen, dat is vaak grappig. In Annie M.G. op Soestdijk speelt een batterij topcomediènnes een geestige toneel-over-toneel-voorstelling en weet tussendoor ook te roeren.

In 1958 kreeg Annie M.G. Schmidt –toen nog vooral bekend vanwege haar hoorspelserie over de Familie Doorsnee en haar kinderboeken– het verzoek van paleis Soestdijk om een toneelstuk te schrijven voor de toneelclub van koningin Juliana en haar Leidse studievriendinnen.

Schmidt schreef Vrouwen om dr. Deninga, een eenakter over de secretaresse, echtgenote, maîtresse, moeder en vriendin van moeder van dr. Deninga, die zelf verder niet op het toneel verschijnt. Het stuk werd in 1995 herontdekt, Mary Dresselhuys en Nettie Blanken speelden een paar scènes in het Theaterinstituut, maar openbaar opgevoerd werd het nooit.

Nu vormt het stuk de basis voor de voorstelling Annie M.G. op Soestdijk. Ton Vorstenbosch en Janine Brogt verwerkten een groot deel van Schmidts stuk in een verhaal over hoe de koningin met haar vriendinnen op het paleis repeteert onder leiding van een artistieke regiedame. Pikant is dat het stuk, over een man die even overspelig als afwezig is, natuurlijk overduidelijke paralellen heeft met het moeizame huwelijk van Juliana en Bernhard.

Regisseur Mette Bouhuys gebruikt het weinige dat er bekend is over de toneelavonturen van de vorstin, de vele bekende kwesties in het leven van Juliana –de Greet Hofmans affaire, haar afkeer van protokol, etc.– en een hoop fantasie om een portret te schetsen van een koningin die niet alleen het toneel gebruikt als uitlaatklep voor het verstikkende hofleven, maar die door het spelen ook iets essentieels over zichzelf ontdekt.

Dat klinkt misschien pretentieus, maar het werkt door de uitmuntende cast. Ria Eimers maakt van de vorstin een grillig, steeds verrassend personage, nu eens over het toneel stampend, dan weer esotherisch dwepend met “het hogere”, soms bars uitvallend, maar dat dan weer compenserend met een boertige lach, even bazig als besluiteloos.

Annet Malherbe en Trudy de Jong zijn uiterst komisch als jeugdvriendinnen die niet per se tot hun genoegen zijn verordonneerd om ‘Jula’ een beetje op te vrolijken. Zij zijn de generatie van keeping up appearances, maar in het stuk-in-het-stuk moeten ze zich laten gaan, wat veel ruimte laat voor fysiek humor.

Saskia Temmink als de regisseuse (goed getroffen) en Julia Akkermans –die eerder al komisch talent vertoonde in De Verleiders– vertegenwoordigen de jongere generatie, hoopvol over een “een nieuwe tijd waarin het eindelijk allemaal leuk gaat worden”, zoals Akkermans uitroept terwijl ze danst op Jailhouse Rock.

De setting is een ouderwets coulissendecor (ontwerp: Catharina Scholten), beschilderd als bos, dat later in miniatuurvorm terugkomt als het decor waarin de uiteindelijke voorstelling speelt. Een knap Droste-effect in een voorstelling die enthousiast speelt met de theatersetting.

Maar misschien gaat de voorstelling vooral over de intimiteit van het repetitieproces, waarin voor een korte periode alles gezegd kan worden en formele verhoudingen oplossen. Het is die intimiteit die Juliana in deze voorstelling zo begeert.

Schmidts stuk eindigt cynisch, met straf en zelfbedrog. De makers van Annie M.G. op Soestdijk proberen er een positieve draai aan te geven, maar kunnen niet verhullen dat hun Juliana aan het eind even eenzaam is als aan het begin. Topamusement met een schrijnend randje.

Annie M.G. op Soestdijk van Het Toneel Speelt. Gezien 18/2/15 in DeLaMar. Aldaar t/m 22/2. Meer info op www.delamar.nl

Interview Katie Mitchell

interviews,Parool — simber op 8 februari 2015 om 16:07 uur
tags: , ,

De Britse toneelregisseur Katie Mitchell is in eigen land omstreden, maar een ster in Duitsland. De komende maand staan vijf van haar voorstellingen in de Stadsschouwburg in het programma Brandstichter. “In Engeland denken ze dat ik in de vuilnisbak van het theater terecht ben gekomen.”

Welbespraakt, informeel, uiterst relativerend praat ze over haar werk. Terwijl haar zeven-jarige dochter op het ijsbaantje op het Leidseplein rondjes zwiert, staat Katie Mitchell vroeg in januari de Nederlandse pers te woord. Niet een vrouw waarvan je zou verwachten dat ze in de Britse kranten ‘princess of darkness’ wordt genoemd, vanwege haar voorkeur voor duistere thema’s.

Tijdens Brandstichter zijn onder meer een ‘live cinema’ voorstelling te zien over vrouwen en oorlog (The Forbidden Zone), een meditatie over de dood op muziek van Bach (Trauernacht) en een brutaal bewerkte klassieke tragedie over oorlogsgeweld (Alles Weitere kennen sie aus dem Kino).

Alle voorstellingen in het programma zijn gemaakt in Duitsland of Frankrijk. Is dat niet raar? “Ja, dat voelt cultureel vreemd. Het verschil tussen de reacties op mijn werk in Engeland en op het vasteland is extreem. Dat voelt erg schizofreen. Toen ik voor het eerst terugkwam na het maken van een voorstelling in Duitsland, deden mijn collega’s in Londen alsof ik thuiskwam van een begrafenis. Alsof ik volledig mislukt was en in de vuilnisbak van het theater terecht was gekomen. Dus ik vertrouw mijn succes in Duitsland en Frankrijk nooit helemaal, omdat dat in mijn eigen land geen waarde heeft.”

Mitchell kwam bij toeval in Duitsland terecht. Als jonge regisseur bezocht ze een conferentie, waar ze bevriend raakte met een Duitse collega, Karin Baier. “We bleven elkaars werk min of meer volgen, en toen zij artistiek leider werd van het theater in Keulen vroeg ze me om een voorstelling bij haar te maken. Die werd prompt uitgenodigd voor het Theatertreffen [het prestigieuze jaarlijkse festival met de tien beste voorstellingen uit het Duitse taalgebied], ik wist niet eens wat dat was.”

“Altijd wanneer ik een voorstelling maak in Engeland wordt er tegen me gezegd wat ik niet kan en mag doen. In Duitsland is het omgekeerd, ze willen dat je van alles méér doet. Onlangs regisseerde ik De Kersentuin in Londen en ik kreeg het niet goed voor elkaar. Ik wist niet meer wie ik was. Ik weet niet waar die negatieve ontvangst vandaan komt. Ik vermoed dat het een cocktail is van mijn feminisme, mijn Europeanisme en mijn radicale vormen.”

Waar Mitchell in Londen wel succes mee heeft is een serie voorstellingen over klimaatverandering en overbevolking. Na een ontmoeting met wetenschapper Stephen Emmot maakten ze samen de voorstelling 10 Billion, over de ecologische druk van een wereldbevolking van tien miljard mensen. “De wetenschap krijgt niet overgebracht hoe urgent het probleem is, misschien lukt het de kunst wel.”

Het project vergrootte met name ook haar eigen milieubewustzijn: “Je kunt niet zo’n ontmoeting hebben, zonder je leven te veranderen, en dus veranderde mijn leven. Ik vlieg niet meer en ik koop geen nieuwe kleren, en ik probeer mijn ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Niet vliegen is soms lastig, maar treinen is een goed alternatief, zeker in Duitsland. Alleen is het jammer dat ze langzamerhand de nachttreinen afschaffen. Dat is een enclave voor allerlei wonderbaarlijke mensen.”

Ook in haar selectie voor Brandstichter komt het groene thema terug. De voorstelling Atmen, een oorspronkelijk Engels stuk van de jonge toneelschrijver Duncan Macmillan, gaat over een hipsterstel dat tobt over kinderen. Mitchell laat het de spelers de hele voorstelling lang fietsen op hometrainers, waarmee ze de electriciteit opwekken voor de theaterlampen. En ook in Glückliche Tage (Happy Days van Beckett) is het thema aanwezig. “Je ziet een vrouw tot haar nek in een berg aarde. Ooit ging dat over de angst voor nucleaire oorlog, maar ik zie er een parallel in met milieuproblematiek: de natuur eet de vrouw op. Juist datgene waarover we denken controle te hebben, de natuur, gaat ons vernietigen. Zo zie ik het steeds als mijn taak om iets helders en concreets te maken van een intellectueel idee.”

“Jarenlang wist ik niet zo goed waarvoor ik nu eigenlijk betaald kreeg. Inmiddels weet ik het: het gaat om het vertalen van je basismateriaal – een partituur, een script of een wetenschapper – in een driedimensionale handeling die beweegt in de tijd. Mijn taak is om dat voor me te zien. En het wordt moeilijker en moeilijker om dat interessant en dynamisch te houden voor het publiek. Mijn voorstellingen worden ook steeds korter.”

“Ik heb vroeger met neurowetenschappers gewerkt om beter te begrijpen wat acteurs moeten doen. Nu zit mijn onderzoek meer in mijn werk. Ik heb ruim zestig voorstellingen gemaakt, ik hoef niet meer aardig gevonden te worden. Mijn voorstellingen worden eigenlijk steeds moediger en radicaler.”

Brandstichter begint op 11/2 met The Forbidden Zone. Meer info op www.ssba.nl/brandstichter

Interview Meral Polat

interviews,Parool — simber op 3 februari 2015 om 16:02 uur
tags: ,

Ineens is Meral Polat overal. Ze speelt in de politieserie Noord/Zuid naast Ariane Schluter, was afgelopen zaterdag te zien in de telefilm Undercover en speelt de komende weken in twee theatervoorstellingen in Amsterdam. “Ik probeer zoveel mogelijk uit alle hokjes te blijven.”

“Ik heb het nog nooit zo druk gehad”, zegt Meral Polat (1982) in een café in Amsterdam West. Afgelopen zomer nam ze drie films en een televisieserie op, meteen daarna volgde het werk aan twee theatervoorstellingen. In februari wordt het rustiger. “Dan is het alleen maar touren en ga ik overdag aan de slag met mijn band, Merals Harem.”

De drukte zit hem nu vooral in de première van haar eigen voorstelling Who’s afraid of Romeo & Julia, die ze maakte met Eran Ben Michael. “Het is een vervolg op onze afstudeervoorstelling. We vroegen ons af wat er zou gebeuren als Romeo en Julia niet dood zouden gaan aan het eind van het stuk, maar zouden trouwen. Zouden ze uiteindelijk gaan lijken op het ruziënde echtpaar George en Martha uit Who’s afraid of Virginia Woolf?

“Eran en ik zijn vrienden gebleven en we wilden altijd nog een keer samen iets doen. Hij stelde voorom deze voorstelling nog een keer te maken, maar nu vanuit onszelf. We praten veel over de liefde. Hij heeft heel lang een vriendin gehad, maar dat ging uit, en ik leef als een soort zigeunerin; mijn langste relatie duurde drie jaar, haha. We hebben zelf de tekst en de liedjes geschreven.”

Zijn ze wijzer geworden in de liefde? “We hebben meer ervaring. Maar ik ben bijna 33 en ik verlang nog steeds dezelfde dingen. Dat vind ik eigenlijk heel mooi. Wat we laten zien is onze bagage. Het gaat ook veel over onze ouders. Zijn ouders komen uit Israel de mijne uit Turkije. Het waren jonge mensen – mijn moeder was twaalf – die hiernaartoe zijn gekomen en tegelijkertijd volwassen moesten worden, een gezin moesten onderhouden, en hun identiteit moesten vinden in een andere cultuur. Ik heb nooit een rustige, burgerlijke gezinssituatie gehad. Mijn ouders hielden veel van elkaar, maar ze konden niet met elkaar leven. Qua temperament leek het op Martha en George.”

“Eran en ik hebben ook een soort Martha en George-gehalte: we kunnen heel hard naar elkaar zijn. De voorstelling is ook een excuus voor ons om ons gesprek voort te zetten. En voor Eran om meisjes te scoren, haha! Nee, dat is gemeen. Maar hij krijgt na afloop verdacht veel telefoonnummers van meisjes. En ik helemaal niks.”

Naast haar eigen voorstelling speelt Polat ook meer in Hoogwater voorheen Laagwater van Wim T. Schippers en de Veenfabriek. “Het werken aan die voorstelling was totale chaos, maar heel inspirerend. Wim heeft de bizarre combinatie van enorm intellect en de primaire reactie op de wereld van een kind. In de voorstelling komen veel disciplines en makers bij elkaar. Het was zoeken naar een manier om dat er niet op elkaar geplakt uit te laten zien, er moet echt contact zijn.”

Polat springt doelbewust om met haar veelzijdigheid. Haar ouders zijn Koerdisch, maar ze heeft er geen problemen mee om op de lijst invloedrijkste Nederlanders van Turkse afkomst te staan. “Mensen kunnen me niet claimen omdat ze uiteindelijk niet weten in welk hokje ze me moeten stoppen. Koerdisch of Turks, zangeres of actrice, film of theater, allochtoon of Nederlands. Ik probeer zoveel mogelijk uit alle hokjes te blijven door alle hokjes een beetje te besmeuren, haha. Ik geloof ook niet dat identiteit alleen maar kan bestaan als je ergens geworteld bent. We krijgen een meer vloeibare identiteit, en we hebben ankers die we soms uitgooien.”

Dat idee over identiteit speelt ook mee in haar manier van werken. “Elk personage dat je speelt brengt een wereld mee en ik mag in die wereld kijken. Ik speelde een undercoveragent in de telefilm Undercover en daarvoor sprak ik met politieagenten en het fascineert me hoe anders hun perspectief is. Ze lopen anders, ze kijken anders. Ik ben geïnteresseerd in de verschillende maatschappelijke lagen van een mens. Acteren is de wereld van de ander ontdekken.”

In april gaat ze met haar eigen band, Merals Harem, op tournee. “Die band bestaat al heel lang, en we komen allemaal uit andere disciplines. Sommige uit de pop op jazz, maar Beppe Costa is een Italiaanse theatermaker die veel met Orkater en het Ro Theater heeft gewerkt. We zoeken lang, en dan komt er iets uit wat vaak wereldmuziek heet, maar ik houd niet van dat label. Het is toch altijd een verhaal. Uiteindelijk ben ik een verhalenverteller.”

Who’s afraid of Romeo & Julia speelt 28 en 29/1 in Bellevue – www.rast.nl
Hoogwater voorheen Laagwater speelt 19 t/m 26/2 in Bellevue – www.veenfabriek.nl

Recensie: ‘De witte vloed’ van Bellevue Lunchtheater

Gestommel van achter het toneel. Uitgelaten meisjes stampen de trappen van Bellevue af. Zodra ze opkomen en het publiek ontdekken schrikken ze stil. Ineens zijn het onhandige veulens die mislukt-elegant hun jas ophangen en hun schoenen uitschoppen.

Het eerste dat opvalt aan de nieuwe lunchtheatervoorstelling De witte vloed is het prachtig overdadige decor. Ontwerper Daphne de Winkel maakte een Victoriaanse meisjesslaapkamer, vol beige lampen, opgezette dieren, vergeelde boeken, tapijten, talloze schilderijen, stapels spellen onder de divan en een levende kanarie.

Daarin spelen de drie actrices –Judith van den Berg, Eva van Gessel en Sarah Jonker– een nieuwe tekst van de vooral in Duitsland werkende regisseur Marc Wortel. Wortel baseerde zich op een boek van Max Ernst waarin hij surrealistische collages maakte van negentiende-eeuwse boekillustraties; Ernst gaf mannen leeuwenkoppen of hagedissenstaarten of zette salons en slaapkamers onder water.

Wortel en regisseur Sarah Moeremans maken van de tekst een serie morbide en perverse seksuele fantasieën van de jonge vrouwen die ze aan het publiek vertelen. Ze spreken lichtzinnig en wellustig over verkrachting, marteling, doodsstrijd en genot. De taal is visceraal en in de loop van het stuk opmerkelijk smerig.

Maar de meisjesachtigheid van de actrices –Van den Berg hitsig, Van Gessel naïef en Jonker zwoel en hooghartig– verzacht de heftigheid en geeft de voorstelling een vervreemdende laag. Ze moedigen elkaar aan en hitsen elkaar op.

De witte vloed lijkt te gaan over de duistere kant van de vrouwelijke seksualiteit – en de mannelijke fantasieën daarover (een foto van Freud is prominent aanwezig). Het is mysterieus, gedurfd en verwarrend, en juist daardoor zo aanlokkelijk.

De witte vloed van Bellevue Lunchtheater, regie Sarah Moeremans. Gezien 11/1/15 in Bellevue. Aldaar t/m 1/2. Meer info op www.lunchtheater.nl

Recensie: ‘Hoogwater voorheen Laagwater’ van Wim T. Schippers, De Veenfabriek, Female Economy

Het begin is misschien niet helemaal wat je bij Wim T. Schippers verwacht. Goed, er wordt een lied gezongen in een niet bestaande taal, en Schippers zelf werkt zich tamelijk onverdienstelijk door een pianosonate. Maar wat ziet iedereen er chic uit. En wat staan alle instrumenten keurig esthetisch achter elkaar. Maar gelukkig, daar komt een zeekapitein in uniform op een Segway het toneel over gereden. We zijn weer thuis.

Op papier is het een veelbelovende combinatie: het speelse absurdisme van Wim T. Schippers en het kunstzinnige muziektheater van Paul Koek en zijn Veenbriek. Maar de verwachtingen worden niet helemaal ingelost. De dunne lijn tussen superieur melig en gewoon flauw wordt iets te vaak overschreden.

In Hoogwater voorheen Laagwater speelt Schippers zelf ook mee, maar meteen in de eerste scène valt hij bijkans dood neer als hij –in keurig rokkostuum gehesen– struikelt op weg naar de vleugel. Waarna Meral Polat een prachtig rouwlied zingt en de uit de dood herrezen kunstenaar zich alsnog door Mozart worstelt.

Na dit muzikale begin komen we op vertrouwder terrein, met dialoogjes vol misverstanden, letterlijke betekenissen en woordspelingen, onder anderen tussen een dokter, twee ambulancemedewerkers, de muzikanten en Compère (spreekstalmeester) Joep van der Geest, die en passant het publiek aanraadt om vooral de telefoons aan te laten, te hoesten of de zaal te verlaten. “Op uw plaats zittend weerstaan van dringende behoeften, hevige verlangens, of opspelende driften is niet alleen voor uzelf belastend!”

Later volgen nog scènes in een met veel zorg door de naakte acteurs opgebouwd stukje bos –waarbij Schippers het publiek het vogelgekwetter laat verzorgen– , scènes in een theatercafé, een optreden van een lokaal amateurkoor en een weerzien met Henrik van Woerdekom, een personage uit Schippers’ succesvoorstelling Wuivend Graan.

Die voorstelling was overigens, zoals het meeste theaterwerk van Schippers, ook een soort parodie op het burgelijke toneel uit zijn jeugd in de jaren ’50. Hoogwater voorheen Laagwater lijkt in veel opzichten juist op modern toneel en gek genoeg krijgt zijn vrolijke anarchie daarmee iets pretentieus; het is alsof de uitstekende muzikanten en acteurs het materiaal iets te serieus nemen, en daar is het niet bij gebaat. Alleen Titus Muizelaar als Van Woerdekom weet de precieze nuance van ironie te vatten (en Schippers zelf natuurlijk ook).

Wat de voorstelling toch nog uittilt boven fan-service is de muziek, een groot aantal feilloos uitgevoerde, boven ieder genre verheven nieuwe composities van Jacques Plafond. Bovendien gaat na het applaus de voorstelling nog vrolijk door in de foyer, toiletten en andere ruimtes van het theater, met koorgezang, monologen en popliedjes, geflankeerd door bloemkolen en blikken doperwten die in alle hoekjes verborgen liggen.

Als gevolg van entropie zal alles wat ooit geordend is uiteindelijk vervallen tot chaos, legt een van de personages uit. Wim T. Schippers neemt daar in deze voorstelling weer op fraaie wijze een voorschot op.

Hoogwater voorheen Laagwater van Wim T. Schippers, De Veenfabriek, Female Economy. Gezien 7/1/15 in De Toneelschuur. Te zien in Amsterdam (Bellevue): 19 t/m 26/2. Meer info op www.veenfabriek.nl

Recensie: ‘Medea’ van Toneelgroep Amsterdam

Parool,recensies — simber op 5 januari 2015 om 12:30 uur
tags: , , ,

Een voorstelling Medea, waarin het personage Medea niet voorkomt. Dat kan natuurlijk ook. In de versie van Toneelgroep Amsterdam die zaterdag in première ging heet ze Anna, en Marieke Heebink speelt haar met een kordaat soort naturalisme. Een heel gewone vrouw – maar dan een die haar kinderen vermoordt.

Simon Stone is een begaafde jonge Australische regisseur, die op de afgelopen twee Holland Festivals indruk maakte met radicaal gemoderniseerde versies van De wilde eend en Thyestes, waarin alledaagse gesprekjes en extreem geweld fel contrasteerden. Zijn Medea is een heldere tearjerker.

Voor zijn regiedebuut bij Toneelgroep Amsterdam schreef hij een nieuw stuk geïnspireerd door Euripides’ tragedie, maar dat vooral leunt op de zaak van Debora Green, een moderne Amerikaanse Medea die in 1995 haar huis in brand stak met haar kinderen erin.

Stone laat het stuk beginnen als Anna, hier geen prinses, maar een succesvolle medisch onderzoeker, terug komt uit een kliniek, waar ze in behandeling is geweest, nadat ze haar man Lucas heeft geprobeerd te vergiftigen. Maar nu heeft ze haar driften onder controle en haar leven weer op orde. Om te vieren trekt ze een fles wijn open die ze niet mag combineren met haar medicijnen.

De voorstelling volgt Anna en haar gezin in de paar weken dat het kleine zelfbedrog uitgroeit tot ondraaglijke proporties. Ze denkt dat ze Lucas terug kan winnen en het gezinsleven weer op kan pakken, maar Lucas heeft andere plannen met zijn nieuwe vriendin – de affaire die eerder de aanleiding was voor Anna’s aanval. Bovendien is ze niet meer welkom op haar werk, waar Lucas langzaam haar plek heeft ingenomen.

Stone plaatst het verhaal in een klinisch witte vlakte zonder decor. De twee zonen van Anna en Lucas rollen er met bureaustoelen vrolijk doorheen. Aan het eind dwarrelt er een kolom pikzwart stof naar beneden als een kunstwerk van Anish Kapoor. De berg stof is als een zwart gat waarin alle hoop verdwijnt. Lucas raast erdoorheen en Anna begraaft er uiteindelijk de kinderen in.

Het probleem met de voorstelling is dat het uiteindelijk weinig meer is dan een erg goed gemaakte ware woensdagavondfilm. En dat wordt niet automatisch een tragedie als je er de titel Medea op plakt. De tekst is tamelijk banaal en de acteurs zijn goed, maar erg dienstbaar aan het voortdrijven van het verhaal.

Bovendien gaat Stone de belangrijkste kwestie uit de weg: Anna sterft met haar kinderen, terwijl zowel Medea als Green blijven leven. Wat iemand ná zo’n daad te zeggen heeft is een te moeilijke vraag voor dit emo-theater.

Waar nog een enig belang zit is in hoe Anna langzaam gestript wordt van haar waarde sinds ze moeder werd: een stap achteruit in haar carrière, man die niet meer naar haar omkijkt en ervandoor gaat. Als vrouwen gereduceerd worden tot moeder, loopt een reservoir aan woede vol. Medea waarschuwt voor een dijkdoorbraak.

Medea van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 13/12/14 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 17/12 en vanaf 21/1. Meer info op www.tga.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity