Recensie: Maria Stuart van Het Nationale Toneel

Het is een Haags onderonsje de komende drie weken in Het Compagnietheater. Het Nationale Toneel vroeg Erik Vos, de inmiddels 77-jarige oprichter van het andere Haagse gezelschap, De Appel, voor de regie van Maria Stuart van Friedrich Schiller. Van zo’n combinatie moet je geen hemelbestormend toneel verwachten, maar juist omdat deze voorstelling in al zijn degelijkheid zo goed wordt uitgevoerd -een klassiek stuk zonder veel franje gespeeld door uitstekende acteurs- levert het een zeer aangename toneelavond op.

Maria Stuart is de katholieke koningin van Schotland die door de protestantse koningin Elisabeth I van Engeland gevangen is gezet op verdenking van samenzwering tegen de kroon en het bekokstoven van een moordaanslag op de vorstin. Hoewel er naast deze twee nog andere personages zijn, gaat het stuk volledig over de strijd tussen de twee koninginnen. In andere uitvoeringen worden ze vaak als tegenpolen neergezet -Elisabeth als de oude, ongetrouwde machtspolitica, Maria als jonge, mooie rebel-, maar Vos lijkt vooral de overeenkomsten tussen de twee te willen benadrukken.

Beiden zijn boos en angstig, maar proberen tegen de ander een schild op te bouwen. Elisabeth dat van fiere majesteit, Maria van verbeten zelfrechtvaardiging. Will van Kralingen speelt Elisabeth juist niet kuis, maar als een tikkeltje vermoeide majesteit, even seksueel als Maria. Mirjam Stolwijk speelt Maria op haar beurt als gekooid dier, krachtig en expressief, maar met nogal overdreven mimiek. De koninginnen dragen rood en wit, terwijl de andere acteurs theatrale kostuums in gedekte, donkere tinten dragen.

Het decor bestaat uit diagonale lijnen in grijs op het achterdoek en op de naar achter oplopende vloer met draaischijf, waarop de acteurs in iedere scène nieuwe constellaties van houten stoelen neerzetten. Af en toe biedt dat een mooi plaatje, maar meestal leidt het af. De acteurs zijn goed genoeg om ook in een lege ruimte volledig tot hun recht te komen. Hubert Fermin en Wim Meuwissen zijn een mooi koppel als havik en duif in de kring rond Elisabeth, Stefan de Walle als haar vertrouweling Leicester is scherp en sensitief.

Het stuk is voor hedendaagse toeschouwers misschien iets uit balans: het heeft te veel intrige (over de samenzweringen en de machtsspelletjes aan het hof) en de kern van de zaak, de confrontatie tussen Elisabeth en Maria -in deze voorstelling een prachtig spannende scène-, komt te vroeg en duurt te kort. Bovendien gebruikt deze voorstelling de inmiddels nogal ouderwetse vertaling van Gerrit Kouwenaar, waarin het retorische venijn te zeer wordt gladgestreken. Het wordt echter goedgemaakt door de présence van Van Kralingen en Stolwijk.

Theater Maria Stuart van Het Nationale Toneel. Regie: Erik Vos. Gezien 6/12/06 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 23/12, tournee t/m 13/1/07. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Er staat een boom in de weg’ van Huis van Bourgondië en Bellevue Lunchtheater

Een buurman met een tuin en een boom en een stelletje met schaduw in de slaapkamer. De nieuwe lunchpauzevoorstelling in Bellevue had zo een aflevering van De Rijdende Rechter kunnen zijn. Na Poema gebruikt jonge toneelschrijfster Annemarie Slotboom opnieuw de belevingswereld van de gemiddelde Nederlander als uitgangspunt voor een wrang geestig stuk.

De dikke acteur Benny Claessens speelt de buurman Eduard, die nog steeds in zijn ouderlijk huis woont en voor zijn dementerende moeder zorgt. Een schildpad noemt hij zichzelf. “Bij mijn geboorte is er op pause gedrukt en niet op play.” Een eik in de tuin, ooit geplant door zijn overleden vader symboliseert zijn stilstand en onvermogen.

Voor buurvrouw Suzanne (Hanneke Scholten) betekent die boom echter iets heel anders. Iedere ochtend klimt ze in haar kamerjas op een keukentrapje om over de schutting heen tegen Eduard te zeuren dat hij de boom moet kappen. Als de boom weg is zal er licht in haar leven komen en zullen al haar problemen verleden tijd zijn en zal ze eindelijk gelukkig zijn met haar vriend, de blije, ambitieloze lul Richard (Martijn van der Veen).

Slotboom begint haar stuk alledaags, maar laat de situatie langzaam maar doeltreffend ontsporen als Eduard de boom daadwerkelijk omzaagt. Dan komen alle problemen en frustraties aan de oppervlakte.

Van de acteurs valt vooral Claessens op: hij speelt mooi tussen zielig en psychopatisch, maar zet zijn grote lijf iets te veel in op de lach. Als hij met een ronkende kettingzaag opkomt is dat grappig en maar een heel klein beetje eng. Decor en regie zijn spaarzaam. De heg is een over de breedte van de vloer gespannen witte doek, de boom is überhaupt niet te zien.

De voorstelling biedt daardoor iets te veel lichtheid en iets te weinig tragiek. De personages blijven een beetje schetsmatig, wat nu precies het grote verdriet is dat Richard aan het eind dwingt te vertrekken blijft onduidelijk. Maar Slotboom is een talent met poëtisch gevoel voor de problematiek van haar generatiegenoten. Ze durft onsympatieke personages neer te zetten en veel onuitgelegd te laten.

Er staat een boom in de weg van Huis van Bourgondië en Bellevue Lunchtheater. Gezien 5/12/06 in Bellevue, aldaar t/m 22/12. Meer info op www.theaterbellevue.nl

Recensie: Ahab van Nieuw West

Parool,recensies — simber op 3 december 2006 om 11:36 uur
tags: , , , ,

Theatergroep Nieuw West, vertegenwoordigers van het typisch Nederlandse genre van de praat-mime, kreeg eerder dit seizoen een flinke opsteker toen acteur en theatermaker Marien Jongewaard de VSCD Mimeprijs kreeg, voor zijn “persoonlijke theater met een ongekende fysieke overgave”.

Het is een omschrijving die naadloos van toepassing is op zijn nieuwe voorstelling Ahab. Ahab, de kapitein uit de roman Moby Dick die een destructieve fascinatie heeft voor het doden van de grote witte walvis uit de titel. Maar het verhaal van Herman Melville is slechts het uitgangspunt voor Jongewaards eigen theatrale zoektocht naar het sublieme. “Deze zaal is de zee/Deze vloer ons schip/En ik – ik ben zijn kapitein.”

Ahab heet muziektheater te zijn, maar ook als Nieuw West muziektheater maakt, blijft Jongewaard het onbetwiste middelpunt. Naast hem staat de Almeerse stagiair Anne Stam in de rol van de jonge matroos Ismaël, maar hij fungeert vooral als canvas voor Jongewaards uitbarstingen. Een orkestje bestaande uit electrische viool en Hammond orgel speelt filmische muziek van Huba de Graaff. Moby Dick wordt uitgebeeld door een witte hardplastic tent.

De voorstelling bestaat voornamelijk uit een onhoudbare woordenstorm van Jongewaard die, zoals gebruikelijk bij Nieuw West, door schrijver Rob de Graaf is opgetekend. Over kunst gaat het, over liefde en dood, en telkens als het even te snel gaat of uit de bocht vliegt, gaat het even weer zelfbewust over de voorstelling zelf.

In die zin is Ahab een vervolg op Love van vorig jaar. Die voorstelling ging over de tegenstelling tussen kunst en het grote geld, deze keer onderzoekt Jongewaard zijn artistieke uitgangspunten ten opzichte van die van een jongere generatie. Die is te keurig en te verstandig voor het soort kunstenaarschap dat Jongewaard voorstaat: “Hoe kan ik jou uitleggen/Dat ik het meubilair kapot smijt juist omdat ik zo van mooie dingen houd?”

De toon is minder melancholiek dan in Love, Jongewaard is bozer en destructiever. Zijn maniakale spel is gevaarlijk en opwindend, en ook al volg je lang niet alle tekst, je blijft als toeschouwer gebiologeerd zitten kijken. Uit iedere vezel van zijn pezige lijft spat de noodzaak en de gedrevenheid.

De drie medespelers worden door deze storm gereduceerd tot edelfiguranten, maar ze schikken zich dienstbaar en liefdevol in hun rol. Het kunstenaarschap dat Jongewaard vertegenwoordigd is misschien uit de tijd, zoals hij zelf zegt, maar in deze voorstelling is het onontkoombaar.

Theater Ahab van Nieuw West. Gezien 1/12/06 in Frascati. Aldaar t/m 9/12, tournee t/m 22/2. Meer info op www.nieuwwest.com

Recensie: ‘Adam & Eva, zo zijn wij geschapen’ van Ton Heijligers

Parool,recensies — simber op 16 november 2006 om 07:48 uur
tags: , , ,

Religie is in het theater over het algemeen een non-issue, maar in de voorstelling Adam & Eva, zo zijn wij geschapen, gemaakt onder de hoede van mime-werkplaats Hetveem Theater, doet theatermaker Ton Heijligers expliciet onderzoek naar zijn relatie met geloof in het algemeen en de katholieke kerk in het bijzonder.

Aan het begin stelt de regisseur zich voor en leidt de voorstelling in met een verhaal over een theorie van de componist Richard Wagner dat mensen emoties uiten met klinkers. Het verstand zit hem in de medeklinkers. Die lijn wordt doorgetrokken als daarna het scheppingsverhaal wordt verteld in intrigerende staties van mensen in boerka’s die verschijnen, op de grond gaan liggen en weer verdwijnen.

Eén vrouw maakt zich los. Via kinderlijk gehuil en apenkreten komt ze langzaam tot een heldere toon, een opera-achtig zingen. Ze gaat in gesprek met de boerka’s die alleen in medeklinkers spreken.

De boerka’s in deze context zijn een mooie vondst. In het huidige maatschappelijke debat krijgt het alles bedekkende kledingstuk vaak een politieke lading, maar hier wordt de religieuze functie ineens duidelijk: een boerka maakt alle dragers gelijk, het is een anti-identiteit. Eén actrice is toch herkenbaar: zij zit in een burka in een rolstoel.

Heijligers werkt graag met niet geschoolde acteurs. In deze voorstelling spelen een Finse operazangeres en een jonge musicalstudent. De vrouw in de rolstoel is zangeres van Brabantse levensliederen en Adam wordt neergezet door een Braziliaanse acteur. Die laatste legt geheel naakt het verschil uit tussen katholieken en protestanten in Brazilië, en duikt liever met de andere jongen onder de dekens dan met de in een huidkleurig pakje gestoken Eva.

Heijligers relatie met God en Zijn kerk lijkt ambigu. Als de enorme verscheidenheid van de mensheid God’s werk is, waarom zijn sommige variaties, zoals homoseksualiteit dan verboden? Die verwarrende willekeur is het sterkste punt van de voorstelling. “Waarom ben jij niet naakt?” vraagt de vrouw in de rolstoel aan Eva. “Dat heeft de regisseur me nooit gevraagd”, antwoordt ze. “Ik begrijp de keuzes van de regisseur niet”, concludeert de vrouw in de rolstoel.

De voorstelling is niet helemaal in balans: de losse scènes zijn iets té associatief met elkaar verbonden en sommige delen zijn moeilijk in het thema te plaatsen. Maar Heijligers’ sterke, theatrale beelden weten voortdurend te prikkelen. En bovendien weet je na afloop hoe je een banaan eet met een lap stof voor je mond.

Dat deze voorstelling wordt geproduceerd door een mime-werkplaats kan overigens een beetje misleidend zijn: in Adam & Eva wordt volop gesproken en ook gezongen. Het lijkt er steeds meer op dat mime het toevluchtsoord wordt voor de echte avant-garde in het theater.

Adam & Eva, zo zijn wij geschapen van Ton Heijligers. Gezien, 15/11/06 in Hetveem Theater, aldaar t/m 19/11, tournee in 2007. Meer info op www.hetveemtheater.nl

Recensie: ‘Drakengebroed’ van Het Nationale Toneel & ‘Verdammt ich lieb dich’ van Dame Jeanne

Dit weekend spelen er twee voorstellingen over Ulrike Meinhof in de stad. Geen van beide brengt ons dichterbij de beweegredenen van de in 1976 gestorven RAF-terroriste, maar samen belichten ze een interessant generatieconflict.

Op initiatief van actrice Marie-Louise Stheins schreef Gerardjan Rijnders een stuk over de tweelingdochters van Meinhof, die elkaar na lange tijd ontmoeten in een hotelkamer. Het zijn de hersens van hun moeder -na jaren van geheim onderzoek teruggegeven aan de familie om begraven te worden- die ze bij elkaar brengen.

De vrouwen, Bettina (Stheins) en Regine (Antoinette Jelgersma), hebben ogenschijnlijk weinig gemeen. Bettina is harde journaliste, Regine is van de yoga. Hun moederbeeld leidt al snel tot conflicten: Regine vindt Bettina laf omdat ze weigert te erkennen dat ze van haar moeder houdt, Bettina verwijt haar weer dat ze te weinig oog heeft voor het leed dat Meinhof hen en anderen heeft aangedaan.

De actrices zijn duidelijk niet gewend aan de typische Rijnders-taal, vol woordgrapjes, herhalingen en niet-afgemaakte zinnen. Toch wekken ze sympathie met hun gekibbel en hun vruchteloze toenaderingspogingen, ondanks het wat kabbelende verloop van de voorstelling. Het decor blijkt op het laatst nog een grimmig subtiel grapje te bevatten. De hotelkamer waar het stuk zich afspeelt heeft hetzelfde nummer als Ulrike’s gevangeniscel.

Die cel van Meinhof is de plaats van handeling van de voorstelling Verdammt ich lieb dich van theatermaker Anna Rottier. Hier verschijnt Ulrike Meinhof zelf op het toneel, gespeeld door Mariëtte Zabel. Rottier schreef een stuk over Meinhof’s gevangenschap en een fictieve relatie met een vrouwelijk cipier, gespeeld door Elsje de Wijn. De confrontatie tussen de ingetogen spelende Zabel en de opgeruimdheid van De Wijn -beiden in hippe merkkleding- is mooi om naar te kijken, maar de tekst is te zwak om lang te boeien.

Het decor bestaat uit een paar stellingkasten vol met keurig opgestelde flesjes Spa Blauw, pakken melk, koffie en Pickwick thee. Midden in de voorstelling laten de acteurs onbesuisd de kasten instorten. Het terrorisme uit de jaren ’70 weergegeven als kattekwaad in de supermarkt. Dat is misschien lichtzinnig, maar verduidelijkt effectief de aantrekkelijkheid van de revolutionairen van die tijd.

Het fijne geluidsdecor van William Bakker is al even inventief. Hij combineert schlagers, krautrock en radioreclames, waarin we de stemmen van toneelacteurs als Cees Geel en Hans Kesting herkennen. Ook kunstenaars kunnen zich tegenwoordig blijkbaar niet onttrekken aan de consumptiemaatschappij, waar Meinhof tegen streed.

Rijnders is een generatie ouder dan Rottier. Voor hem is Meinhofs gedachtegoed nog verdedigbaar, maar haar daden zijn dat niet. In Rottier’s voorstelling blijkt haar wereldbeeld volkomen achterhaald, maar juist haar status als symbool voor aantrekkelijk geweld blijft staan.

Theater Drakengebroed van Het Nationale Toneel. Gezien 9/11 in Bellevue, aldaar t/m 12/11. Meer info op www.nationaletoneel.nl; Verdammt ich lieb dich van Dame Jeanne en Productiehuis Frascati. Gezien 4/11 in Frascati, aldaar t/m 11/11, meer info op www.theaterfrascati.nl

Recensie: Eco van Dood Paard

Parool,recensies — simber op 3 november 2006 om 09:12 uur
tags: , , ,

“Creatieve industrie” is een modeterm die nu ineens overal in de culturele sector opduikt. Het is een verzamelterm voor reclamemakers, webdesigners, televisieproducenten en andere ondernemers met banden met de kunst. Eco, het nieuwe stuk van toneelschrijver Oscar van Woensel, onderzoekt hun motieven; het wordt een harde afrekening.

Acht mensen vergaderen over het shopping culture leisure dome resort EcoVille, een groots, ecologisch bouwproject in het Groene Hart van Holland. Conceptontwikkelaars, marketing consulentes, creatieve adviseurs en hun advocaten en financieel adviseurs moeten brainstormen over een naam en een slogan. De vier Dood Paard-acteurs Kuno Bakker, Gillis Biesheuvel, Manja Topper en Oscar van Woensel spelen ieder twee personages: één aan de modieuze vergadertafel, en met een snelle wisseling van design-bril de ander op een televisiescherm.

EcoVille is een prestigieus project met internationale uitstraling en daarom is het uiterst belangrijk dat iedereen Engels spreekt, ook al beheert niemand die taal goed en is iedereen eigenlijk Nederlands. Het hele stuk lang spreken de deelnemers soort steenkolenvariant met iets te letterlijke vertalingen zoals “I can be short from stuff” en verhaspelingen als “time is flying”.

De combinatie van flitsende rolwisselingen en taalmishandeling is erg grappig, maar de voorstelling heeft een onheilspellende ondertoon.Want de utopische ideeën van de creatieven hebben nare trekjes: moslims zijn niet welkom in EcoVille -“We have to guarantee a violence and aggression free world”- net zo min als mensen zonder credit card.

De voorstelling eindigt met de personages in een bijna religieuze vervoering over hun visioenen voor EcoWorld: “Een wereld waar je geluk inademt/We have plenty of splendid restaurants”, zegt de een, een ander: “Een gigaomzet/zonder winstoogmerk”.

Maar is de voorstelling nu méér dan een sarcastisch commentaar op Nederlandse vergadercultuur, of op semi-culturele ondernemers die idealisme als middel gebruiken om geld te verdienen of op populistische politici die van Nederland een overzichtelijke parkstad willen maken met groene weilanden en witte mensen?

Ik krijg de indruk van niet. Oscar van Woensel is een consequente moralist, die gelooft in heldere tegenstellingen, bijvoorbeeld tussen idealisme en geld verdienen of tussen kunst en commercie. Dat klinkt enorm ouderwets in deze liberale tijden, maar het portret dat hij hier van Nederland schetst -hoe overdreven ook- is pijnlijk en haarscherp.

Het zijn a-modieuze ideeën die Dood Paard hier naar voren brengt, maar juist het eigenzinnige engagement van de groep is buitengewoon waardevol als tegenstem tegen de heersende ideologie.

Theater Eco van Dood Paard. Gezien 2/11/06 in De Brakke Grond, aldaar t/m 4/11. Tournee t/m 15/12. Meer info op www.doodpaard.nl

Recensie: ‘Quarantaine’ van Huis aan de Amstel en Filimon Film

Parool,recensies — simber op 1 november 2006 om 01:27 uur
tags: , , ,

Bejaarde Russische mannen en vrouwen in hun bejaarde interieurs. Ze vertellen over het beleg van Leningrad door de Duitsers in de winter van ’41/’42. Over de voedselbonnen voor een beetje grutten, de honger, de bevroren lijken op straat, de nauwelijks eetbare gelei van houtlijm en water, over de koeken van stukjes deeg en koffiedik. Ze lijken onbewogen en rustig, maar af en toe schieten ze even vol.

Vier acteurs kijken op het toneel naar de beelden. Soms is er geen ondertiteling en vertalen zij de verhalen in het Nederlands. Tussendoor kibbelen ze over hun eigen situatie. Ook zij zijn opgesloten op een vierkante speelvloer met wat eenvoudig meubilair en met het publiek aan alle kanten. Ook het publiek zit niet op rijen stoelen, maar in afgeschermde hokjes.

In Quarantaine combineert theatermaker Liesbeth Coltof een documentaire film van Jessica en Frank Gorter over de overlevenden van de blokkade van Leningrad met een toneelstuk van schrijver Don Duyns, dat hij weer baseerde op de roman De Pest van Albert Camus. Het is bij zo’n interdisciplinaire aanpak altijd maar weer de vraag of de verschillende elementen elkaar niet in de weg gaan zitten en of de regisseur er een geheel van heeft weten te smeden.

In dit geval is het gedeeltelijk gelukt. De jonge personages op het toneel contrasteren mooi met de genadeloos echte mensen in de film. De jongeren hebben nog hoge verwachtingen van en oneindig veel vragen voor het leven, de ouderen hebben slechts pijnlijke herinneringen. Daartegenover staat dat de onderlinge conflictjes op het toneel te lang duren en een beetje onbenullig aandoen tegenover de vertelde gruwelen in de film.

Aan het eind van de voorstelling zien de toneelpersonages ook wel in dat hun beslommeringen in het niet vallen bij de ervaringen in de filmportretten. Zij zullen het, in hun eigen afzondering, samen moeten zien te rooien.

Het is te prijzen dat Coltof en Duyns in een voorstelling die toch op jongeren is gericht geen moeite doen om de zware kost te verlichten. In het Rozentheater is dan weer wel een kleine expositie ingericht met gezellige filmpjes en installaties “waar je zelf kunt ervaren wat het is om in Quarantaine te zitten”, zoals een barjuffrouw enthousiast aankondigt.

Theater Quarantaine van Huis aan de Amstel en Filimon Film. Gezien 31/10/06 in het Rozentheater, aldaar t/m 18/11. Meer info op www.alleeninamsterdam.nl

Recensie: Othello door Het Nationale Toneel en Annette Speelt

Net zoals YouTube liever gekocht wil worden door Google dan zelf het risico te nemen naar de beurs te gaan, zie je tegenwoordig dat jongere theatergroepen aansluiting zoeken bij gevestigde gezelschappen. De jongere acteurs en regisseurs kunnen met steun van het productie- en marketingapparaat van een grote organisatie werken aan hun voorstellingen in plaats van aan subsidieaanvragen en de grote gezelschappen weten zo jong talent aan zich te verbinden.

De jonge theatergroep Annette Speelt, bestaande uit acteurs Thijs Römer en Michel Sluysmans, heeft sinds kort een dergelijk samenwerkingsverband met Het Nationale Toneel in Den Haag.

Shakespeare’s Othello is hun eerste gezamenlijke voorstelling, waarbij Römer en Sluysmans worden ondersteund door de jongere acteurs van Het Nationale Toneel. De twee groepen passen goed bij elkaar: beide willen klassieke stukken maken voor een groot publiek, degelijk en een beetje keurig toneel met veel nadruk op de acteerprestaties. Deze eerste samenwerking is echter een beetje té degelijk uitgevallen.

Othello is het verhaal over de zwarte legerleider die jaloers wordt door misleiding van zijn vaandrig Jago en zijn vrouw vermoord, omdat hij haar ten onrechte verdenkt van de affaire met zijn luitenant Cassio. Het stuk wordt vaak gebruikt als commentaar op discriminatie van vreemdelingen, maar de eerste scène van deze voorstelling rekent daar resoluut mee af.

Othello komt op, Thijs Römer’s gezicht is zwart gemaakt. Met een spiegeltje in de hand veegt hij met een doekje zorgvuldig de donkere schminck weg. Het symboliseert niet alleen de volledige integratie van deze buitenstaander in de Venetiaanse samenleving maar geeft ook aan dat deze voorstelling niet over racisme zal gaan, maar over het tragische liefdesverhaal.

Maar na deze sterke opening stelt de voorstelling teleur. Voor een klassieker die draait om een man die door onbeheersbare hartstochten tot gruwelijke misdaden wordt gedreven, heeft deze voorstelling een merkwaardige gevoelloosheid. In hun poging om de moeilijke tekst goed te spelen komen de jonge acteurs er niet aan toe hun woorden te laden met emotionele impact. Alleen Pieter van der Sman maakt van Cassio een personage waarmee je als toeschouwer méé kunt leven.

Met een videocamera legt Jago steeds de belangwekkende details vast: de hand van Desdemona in die van Cassio, het zakdoekje dat later een oneigenlijk bewijsstuk zal worden. Het is een beetje overbodig, omdat het verhaal al helder genoeg is, maar het past wil een een enscenering waarbij de acteurs hun tekst vaak met handgebaren ondersteunen.

Het decor is een indrukwekkende stapel zeecontainers, waarbij alle acteurs heel klein afsteken. Onbedoeld symboliseert het niet alleen de nietigheid van de personages tegenover de gebeurtenissen, maar ook hun onmachtige poging om Shakespeare te bedwingen.

Othello door Het Nationale Toneel en Annette Speelt. Regie: Johan Doesburg, met Thijs Römer, Michel Sluysmans, Anniek Pheifer, ea. Gezien 28/10/06 in Den Haag, te zien in Amsterdam 19 en 20/1/07, tournee t/m 20/1/07. Meer info op www.hnt.nl

Recensie: Sexual Perversity van Rick Engelkes Producties en MTV

Voer voor sceptici: de grote media-corporatie MTV gaat zich met toneel bemoeien. En dan nog wel in samenwerking met Rick Engelkes, de voormalig soapie die theaterproducent werd van voorstellingen met van televisie bekende sterretjes zonder acteeropleiding. Dat moet wel ten hemelschreiend slecht toneel opleveren, waar de cynische marketingmachine van de popzender toch kuddes jonge, beïnvloedbare mensen naartoe zou drijven.

Gelukkig hebben de sceptici dit keer ongelijk: Sexual Perversity is fris, onbeschaamd en onweerstaanbaar grappig toneel en daarbij ook nog eens een warm romantisch pleidooi voor de ware liefde.

Het verhaal is oppervlakkig: Danny (Johnny de Mol) ontmoet Esther (Jelka van Houten) op een feestje, ze vallen op elkaar, worden verliefd, gaan samenwonen en dat geeft wrijving met zijn beste vriend (Gijs Naber) en haar vriendin (Birgit Schuurman). De voorstelling is gebaseerd op Sexual Perversity in Chicago uit 1974 van David Mamet, maar regisseur Marcus Azzini is zo verstandig geweest om het stuk stevig up-to-date te brengen.

Hij laat het raamwerk intact, maar negeert een groot deel van de dialogen en het verhaal en komt met fysieke en absurde scènes tot de kern van de prille liefde tussen Danny en Esther. Azzini begrijpt dat jonge mensen van nu van hun sterren geen glamour verlangen, maar autheticiteit. En dan gaat het dus ineens ook over de putjes in Van Houten’s billen of over het buikje van De Mol. Het is van een aangename schaamteloosheid die je eerder bij Mugmetdegoudentand verwacht dan in een vrije productie, waar acteurs in het algemeen veel ijdeler zijn. Helaas verliest de voorstelling tegen het eind aan spanning.

Het decor van Roos van Geffen bestaat uit verrijdbare Dixi-toiletten die dienstdoen als verkleedhokjes voor de acteurs, een stapel magnetrons en een horeca-koelkast. De acteurs sjouwen met houten biertuin-banken en matrassen. Eenvoudige popfestival-esthetiek die de voorlopigheid van alle waarden in een twintigers-leven aangeeft.

De kwaliteit van de acteurs is wisselend. Gijs Naber -de enige op het podium die op de toneelschool heeft gezeten- maakt hilarische acts van het vertellen van zijn onvoorstelbare sexuele escapades of het inschenken van een glas water. De Mol’s sensitieve podiumpersoonlijkheid valt op en de twee mannen die samen de smartlap Samen zijn op geestige wijze verkrachten vormen het hoogtepunt van de avond. Als zij in januari worden vervangen (door Cas Jansen en Kürt Rogiers), is het te betwijfelen of de voorstelling dezelfde charme vasthoudt.

Theater Sexual Perversity van Rick Engelkes Producties en MTV. Met Johnny de Mol, Jelka van Houten, Birgit Schuurman en Gijs Naber, regie: Marcus Azzini. Gezien 27/10/06 in De Meervaart, tournee t/m 1/2/07. Meer info op www.sexualperversity.nl

Recensie: Closer van Het Nationale Toneel

Het toneelstuk Closer van David Marber begint een moderne klassieker te worden. Acht jaar geleden speelde Toneelgroep Amsterdam het stuk, twee jaar geleden werd het verfilmd met onder andere Julia Roberts en Clive Owen. Nu speelt Het Nationale Toneel het stuk in de vlotte vertaling van Martin Bril. Regisseur Antoine Uitdehaag koos met Bracha van Doesburgh, Daan Schuurmans, Eva Duijvestein en Roef Ragas vier jonge acteurs die ondanks hun toneelopleiding vooral bekend zijn geworden door televisieseries en films.

Het stuk bestaat uit twaalf scenes voor twee mensen. In een eenvoudig decor van verrijdbare witte doeken draaien ze om elkaar heen. Ze flirten, worden verliefd, gaan vreemd en gaan uit elkaar, en dat doen ze in spitsvondige gesprekken met emotionele uitbarstingen. Een fotografe, een arts, een journalist en een stripper. In hun relaties zijn ze volkomen zelfzuchtig, in de wetenschap dat de ander dat ook is.

De twee mannen hechten aan de waarheid. Als overspel van hun partner aan het licht komt willen ze alle vunzige details weten. De vrouwen verkiezen de zoete leugen, en de stripper specialiseert daar zelfs in: we weten niet eens zeker of haar naam Alice of Jane is. De gesprekken over hun relaties zijn krachtmetingen, wedstrijden. Maar hoe dicht bij elkaar ze ook komen, nooit zijn ze samen. De anatomische pop met uitneembare ingewanden die de hele voorstelling voor op toneel staatbenadrukt hoe weinig ruimte er zit tussen aanraken en bloed vergieten.

De vier acteurs hebben nog niet zoveel toneelervaring, maar redden zich prima. Vooral Ragas is mooi als primitieve, sexbeluste man met zelfkennis. Van Doesburgh is soms te schril en Duijvestein maakt haar personage wel erg hard. Ook gaat de voorstelling tegen het eind wat trekken. Het publiek weet al lang dat geen van de vier zal ontsnappen aan de eenzaamheid. Het zijn kleine bezwaren tegen een verder onderhoudende voorstelling, die zowel de luchtigheid van Marber’s stuk als zijn rauwe boodschap goed weet over te brengen.

Je zou je wel kunnen afvragen of dit soort toegankelijk toneel met van televisie bekende acteurs en een van film bekend verhaal niet eigenlijk door vrije producenten zou moeten worden gemaakt in plaats door een gesubsidieerd gezelschap. Het voornaamste argument daartegen is dat commerciële produkties zelden dit niveau halen, meestal door tekort aan aandacht en repetitietijd. Maar eigenlijk is het zonde dat zo’n voorstelling door Het Nationale Toneel moet worden gemaakt.

Theater Closer van Het Nationale Toneel. Gezien 25/11/06 in Rotterdam. Te zien in Amsterdam (Compagnietheater) 27/10 t/m 4/11 en 22/11 t/m 2/12, tournee t/m 23/12. Meer info op www.hnt.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity