Recensie: ‘Lang en Gelukkig’ van het Ro Theater

In Engeland is de Panto een traditie van al vele decennia: familievoorstellingen rond Kerstmis, met flauwe humor, publieksparticipatie, mannen in travestie en heel veel grappen met vunzige dubbele bodems. Regisseur Pieter Kramer en toneelschrijver Don Duyns wilden kijken of ze met een Nederlandse variant op de Panto de traditionele familievoorstelling van het Ro Theater –een traditie waarin de laatste jaren danig de klad was gekomen- nieuw leven konden inblazen. Met wervelend resultaat.

Ze bedachten een ongewoon sprookje waarin Assepoester vriendin is van Roodkapje, de boze stiefmoeder dochters heeft die Paris en Hilton heten en de prins de ware liefde vindt met zijn koninklijke stylist. Klein Duimpje heeft een mini-rolletje: hij is zo klein dat niemand hem kan zien. Het publiek mag helpen en meezingen.

De regie van Kramer is een ode aan de magie van het toneel, met glijdende decorstukken, goochelacts en een scène die op magistrale wijze het perspectief wisselt waardoor we ineens de gebeurtenissen van bovenaf bekijken.

Bekende namen van Arjan Ederveen en Alex Klaasen mogen dan misschien publiekstrekkers zijn, op het podium vallen vooral de toneelacteurs op: Hannah van Lunteren speelt Assepoester als meisje van hiernaast, Hans Leendertse is schaamteloos als hulpeloze prins met darmproblemen en Sylvia Poorta heeft een hilarische dubbelrol.

Maar Gijs Naber steekt ze allemaal naar de kroon. Als stylist van de prins is hij de meester van de betekenisvolle blik en als slechte, lelijke en domme stiefdochter Hilton weet hij met uitzinnige fysieke humor de algehele hysterie steeds een tandje hoger te schakelen.

Het knappe van schrijver Don Duyns is vooral dat hij een Nederlands equivalent heeft gevonden voor de talige onderbroekenlol van de Engelse Panto. Zijn vondsten zijn schunnig, maar nooit expliciet. Daarom is Lang en Gelukkig een echte familievoorstelling, met vrolijke poep en pies-humor voor kinderen vanaf een jaar of acht en schuine grappen voor volwassenen, maar speciaal ook pubers lijken het geheel uitstekend te kunnen waarderen. Voor de theaterliefhebber worden zelfs nog een paar postmoderne verwijzingen ingebouwd.

Het is jammer dat het eind geen uitbundige, alles inlossende finale is, maar een beetje ongeïnspireerde musical-parodie. Maar dat is een kleine smet op een feestelijke, aanstekelijke voorstelling, met veel mogelijkheden voor een vervolg volgend jaar. Met die Kerst-traditie van het Ro zit het wel snor.

Lang en Gelukkig van het Ro Theater. Gezien 21/12/07 in Rotterdam. Te zien in Amsterdam 9 t/m 11/1/08(Stadsschouwburg), 23/1 (Meervaart), tournee t/m 3/2. Meer info op www.rotheater.nl

Recensie: ‘Wééralarm’ van Vrienden van de Dansmuziek

Parool,recensies — simber op 12 december 2007 om 18:42 uur
tags: , ,

Voor het geval dat u het nog niet had meegekregen: het klimaat is in de mode. In de week dat Al Gore zijn Nobelprijs krijgt, en de klimaatconferentie in Bali van start gaat, staat theatergroep Vrienden van de Dansmuziek met Wééralarm als lunchpauzevoorstelling in Bellevue. Het is een vrolijke, losse klimaatrevue, gemaakt voor De Parade, met cabareteske sketches, poppy liedjes en stukjes mime, gespeeld door vier acteurs in saaie ruitjesbroeken en blauwgrijze stofjassen.

We zien vier coole skiërs die keurig meerstemmig “Verdammt es schneet nicht”? kunnen zingen, een hysterische politica die via allerlei omwegen de moslims de schuld wil geven van de klimaatcrisis, en een fijne parodie op de clichés van het liefdadigheidslied. Achterop het toneel staat de klok op vijf voor twaalf.

De voorstelling moet het hebben van snelle, nerdy humor. De grappen zijn soms nogal flauw, maar vaak genoeg erg gevat, met de mime-sketch waarin de veiligheidsinstructies uit het vliegtuig worden toegepast op Nederland als hilarisch hoogtepunt.

Gerardjan Rijnders heeft de eindregie van deze voorstelling gedaan, aldus de poster. Dat is een steeds meer voorkomende term: groepen acteurs die zelf een voorstelling maken vragen in de laatste fase een ervaren regisseur voor een kritische blik en de laatste afwerking, zonder al te veel artistieke inbreng. Rijnders’ bijdrage is dan ook niet erg zichtbaar, of het moet de opvallend vloeiende montage zijn waarmee van scène naar scène wordt gesprongen.

Een echt standpunt nemen de makers van Wééralarm niet in, ze bewaren ironische afstand tot de klimaathysterie, maar echte sceptici lijken ze ook niet. Bij aanvang krijg je zonnebloemzaadjes om zelf te planten. Als genoeg toeschouwers meedoen wordt de voorstelling klimaat-neutraal.

Wééralarm van Vrienden van de Dansmuziek, Bellevue Lunchpauzetheater. Gezien 12/12/07 in Bellevue, aldaar t/m 26/12. Meer info op www.vriendenvandedansmuziek.nl

Verslagje ‘Geblindoekte Verhalen’ van St. John Leerdam

Parool,recensies,verslagjes — simber op 10 december 2007 om 02:25 uur
tags: , ,

Is het toeval? Deze week werd bekend dat de Vara een telefilm maakt over de treinkaping door een groep Molukkers bij Wijster, en gisteravond vond Geblinddoekte Verhalen plaats, een happening -in de woorden van organisator en regisseur tevens Tweede Kamerlid John Leerdam- over de Molukse gemeenschap in Nederland, met een grote rol voor die andere treinkaping bij De Punt en de gijzeling op de school in Bovensmilde in 1977. Nu de meest hysterische kantjes van de angst voor moslimterrorisme in Nederland zijn afgeslepen, lijken de geweldadige acties van de Molukkers voor kunstenaars een nuttig aangrijpingspunt te zijn voor onderzoek naar geweld en ideologie.

Geblinddoekte verhalen is een eenmalige collage-achtige voorstelling met tekstfragmenten (veel uit voorstellingen van theatergroep Delta) en muziek. Links zit de band, onder leiding van Harto Soemodihardjo. Een rij artiesten achterop het podium, allen gekleed in zwart, met een zwarte tekstmap in de hand. Steeds komen er een paar naar voren die een scène lezen of een lied zingen. Bekende namen uit de Molukse gemeenschap zoals Rocky Tuhuteru (als verteller) en Anis de Jong staan naast Belanda’s als Burgemeester Cohen en Catherine Keyl.

De voorstelling begint tamelijk grimmig, met een expliciet lied over de nog steeds uitstaande schuld aan de Molukkers die in de Tweede Wereldoorlog in het Nederlandse leger vochten en een eigen staat beloofd kregen, maar het uiteindelijk moesten doen met een enkele reis Nederland. Er zijn nog steeds Molukkers die hun koffers in de huiskamer hebben staan: ze zijn hier maar tijdelijk. Hun kinderen wilden niet wachten totdat de Nederlandse regering hen tegemoet kwam en gingen tot actie over.

Maar de daden van de treinkapers worden niet vergoeilijkt. Keyl vertelt een emotionerend verhaal van een slachtoffer van de treinkaping. Cohen leest Den Uyl’s verantwoording voor het ingrijpen met geweld -dat hij als “een nederlaag”? beschouwt- met afstandelijke autoriteit. Cohen heeft overigens een druk theaterleven; twee weken geleden nog was hij onderwerp van een themamiddag bij De Brakke Zondag.

Cultuurwethouder Carolien Gehrels maakt van een persvoorlichter van het Ministerie van Justitie een wereldvreemd maar geestig typetje. Zij herinnert zich vooral de saamhorigheid van het team dat het beleid rond de kapingen moest maken, en dat ze tussendoor een nieuwe jurk en naar de kapper moest, omdat het anders een belediging van de televisiekijker zou zijn. Tegelijkertijd spelen op het videoscherm op de achtergrond minder frivole beelden van de eenzame trein in het Drentse landschap en de overvliegende straaljagers die de ontzetting inleidden.

Maar het blijft bij een uitwisseling van slachtofferschap, en troost door middel van muziek. Was het met deze multiculturele cast, met ook nog Jörgen Rayman, Kathleen Ferrier en Paulette Smit, niet juist interessant geweest om te bedenken wat er zou zijn gebeurd als die Molukse Republiek er wèl was gekomen en het utopische ideaal -zoals in Suriname en op de Antillen- in praktijk zou moeten worden gebracht?

Leerdam maakte een andere keuze: hij lijkt loutering te willen bieden voor de Molukse gemeenschap. Het laatste lied gaat over “een nieuwe weg/geen koffers meer”. Ook de Molukkers zullen het in de multiculturele samenleving moeten zien te rooien.

Recensie ‘Mirage’ van Theun Mosk, Hetveem Werkplaatsproductie

Parool,recensies — simber op 7 december 2007 om 02:23 uur
tags: , ,

Het decor staat op het toneel en het publiek zit in de zaal. Zo hoort het zo’n beetje in het theater. Zo niet bij Theun Mosk. Voor Mirage, zijn tweede eigen voorstelling bij mime-werkplaats Hetveem, bouwde hij voor het publiek een krappe, houten doos, van waaruit je naar een lege theaterzaal kijkt. Schimmen doemen op uit de duisternis, door rook en trillend hete lucht, bewegen in geel en blauw licht en verdwijnen weer.

Mosk is een tot theatervormgever opgeleide theatermaker, die vaker ruimtes voor de toeschouwer bouwt. Vaak werkt hij met mimester Boukje Schweigman. Bij haar schijnbaar eenvoudige beeldentaal maakt hij intieme, poëtische plekken waarin performers en publiek samen zijn.

Het idee voor een “anti-decor” -een plek die het publiek omvat, in plaats van de voorstelling- gebruikte hij eerder bij de radicale voorstelling Gerucht van Lotte van den Berg. Daarvoor bouwde Mosk ook een houten doos met één glazen wand, die op een plein in de stad stond. Zo kon het publiek ongezien naar buiten kijken en de stad bekijken alsof het een theatervoorstelling was.

Mirage verplaatst dit gegeven weer terug naar de theaterzaal, en laat je als toeschouwer de zolder van gebouw het Veem bijna als installatiekunstwerk zien. Subtiel en scherp uitgelicht, door een gordijn van warme lucht die even het effect geeft van een fata morgana.

Na het fascinerende begin wordt het iets te snel weer een “gewone” mime-voorstelling. Drie spelers bewegen door de ruimte. Twee vrouwen zetten met uiterste precisie een aantal stoelen op precies de goede plek, keer op keer en dan een keer met hun ogen dicht. Een man speelt op een ter plaatse gemaakt instrument van zingende wijnglazen. Een kist appels wordt van klokhuizen ontdaan, geschild en in plakken gesneden. En dan ineens is het donker.

Mosk’s spel met licht, kleur en schaduw is prachtig, maar het lijkt erop dat hij niet goed raad weet met zijn spelers. Het is jammer dat het geen getrainde mimers zijn, af en toe lijken ze een beetje lacherig onzeker over de abstracte handelingen die ze moeten verrichten. Alleen Swantje Schäuble, getraind danseres, weet consequent de aandacht vast te houden.

Mirage van Theun Mosk, Hetveem Werkplaatsproducties. Gezien 6/12/07 in Hetveem Theater. Aldaar t/m 9/12. Meer info op www.hetveemtheater.nl

Verslagje De Brakke Zondag met Job Cohen

Parool,verslagjes — simber op 25 november 2007 om 22:09 uur
tags: ,

Het is een merkwaardige combinatie van theater en journalistiek, die de organisatoren van de Brakke Zondagen proberen te maken. Gisteren was in De Brakke Grond burgemeester Job Cohen te gast als onderwerp en lijdend voorwerp van een middag met interviews, liedjes, monologen, live cartoonisten, filmpjes en korte acts over zijn burgemeesterschap

“Journaleater” noemt spreekstalmeester en mede-organisator Pieter-Bas van Wiechen het maandelijkse evenement, dat normaal een iets abstracter onderwerp heeft. Deze middag werd het een soort combinatie van Mies Bouman en Het Gesprek, waarbij de bewuste knulligheid (die je terugziet bij heel veel twintigers-initiatieven, zoals Woof! of Club Slip en Grip) zorgde voor een informele setting rondom de hoge gast.

In een decor van het ‘Job Cohen-park’ maken Van Wiechen en Frederique de Jong het Cohen in hun gezamenlijke interview niet heel moeilijk. “Hoe herinneren we ons Job Cohen over zestig jaar”?, vraagt Van Wiechen. “Weet jij nog wie er zestig jaar geleden burgemeester van Amsterdam was”?, antwoordt Cohen ad rem, en de zaal lacht.

De burgemeester vertelt enthousiast dat iedereen in de wereld tot in de Braziliaanse jungle Amsterdam kent (dankbare inspiratie voor de cartoonisten) en toont oprechte zorg voor de stad waarin de verscheidenheid leidt tot verdeling in plaats van tot vereniging. Ongewenste vragen of verdere details worden met superieure charme afgewimpeld. Cohen is de onbetwiste ster van de dag.

Tussendoor geven Justus van Oel en Ben Melis in geestige mini-sketches als volkse Waldorf en Statler commentaar vanaf het balkon. Joy Wielkes zingt een mooie, melancholieke ode aan Amsterdam en Cohen krijgt per telefoon uit Shanghai van correspondent Michiel Hulshof het advies om de Chinese filosofie voor het oplossen van probleemwijken de volgen: Chai Chu, oftewel Slopen maar!

Her laatste plaatje van tekenaar Suus van den Akker maakt de wame sfeer helemaal af: een plaatje van Cohen met z’n armen om de hele stad, de boel een beetje bij elkaar houdend. Het einde is een toost “Op Job”, waarna Van Oel en Melis de middag nog even bondig samenvatten: “Er wordt wel on-Amsterdams weinig gekankerd vandaag…” “Het is een rare middag, maar die acteur die de burgemeester speelt mag blijven!”

Recensie: ‘Levende Doden’ door Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 19 november 2007 om 18:22 uur
tags: , , ,

De titel beloofd niet veel goeds: iets met Ingmar Bergman-achtig drama of mime over geesten. Maar dat blijkt reuze mee te vallen. Levende Doden is niet al te zwaarwichtig toneel over de dood, met opvallend goede vrouwenrollen. De jonge Engelse schrijfster Laura Wade schreef drie in elkaar grijpende morbide verhalen, die allemaal gaan over het vinden van een lijk. Een kamermeisje in een goedkoop hotel vindt een dode man in bed, een toch al gestresste zakenvrouw een jong meisje met doorgesneden keel in het park en de eigenaar van een opslagverhuur een half vergane vrouw in een van zijn boxen.

In een niet onaangenaam loom tempo ontvouwt de plot zich in scènes die slim spelen met het tijdsverloop. Vooral de vrouwelijke actrices zijn op dreef. Pauline Greidanus’ kamermeisje is naïef zonder koket te zijn, maar het is vooral de korte maar heftige bijrol van Anniek Pheifer als bitchy zakenvrouw met losse handjes die indruk maakt. Het decor is een afgesloten ruimte van karton dat steeds open gaat en nieuwe doorkijkjes laat zien.

Zijn de levenden vaak niet net zo levenloos als de doden, is de duidelijke thematiek. De relaties tussen de levende personages zijn slechter dan die tussen de levenden en de doden. In het huwelijk van de opslagverhuurder wordt veel gepraat maar weinig gecommuniceerd en de relatie tussen de zakenvrouw en haar vriend is onprettig geweldadig.

De aanraking met de dood tilt hen even boven het dagelijks bestaan uit. “Ik voelde me als een God” zegt de opslagverhuurder. Het kamermeisje vlijt zich in een innige omhelzing met haar lijk op het hotelbed. Met deze tegenstelling, door Wade knap door het hele stuk verweven, in het achterhoofd kan het einde alleen als zeer onheilspellend worden gezien.

De filmische regie van Ivar van Urk legt de nadruk op het door de schrijfster beoogde realisme van de personages. Dat is iets wat je in Nederland, behalve bij Maria Goos, niet zo vaak ziet op het toneel, en het heeft ook een bezwaar: bij realistische personages, verwacht je als toeschouwer ook een realistische situatie en daarvoor zijn de scènes van Wade vaak net iets te lichtvoetig absurd. Daardoor mist de voorstelling emotionele lading: het is hap-slik-weg toneel dat niet beklijft.

Levende Doden door Het Nationale Toneel. gezien 16/11/07 in Den Haag. Te zien in Amsterdam 30/11 t/m 2/12. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Britannicus’ van TA2/Thibaud Delpeut

Parool,recensies — simber op 19 november 2007 om 13:41 uur
tags: , , ,

Jonge theatermakers en de grote zaal. Het is al een tijd een heet hangijzer in theaterkringen. Eerst wilden ze niet, tevreden als ze waren in hun eigen collectieven en kleinschalige theatergroepen en daarna mochten ze niet: de grote zaal wordt tegenwoordig als gewichtige zaak gezien, een plek waar je moet laten zien wat je kan, niet als ruimte waar je zomaar mag experimenteren. Maar een probleem is het wel, want op deze manier krijgen gezelschapsleiders als Ivo van Hove, Johan Simons of Koos Terpstra geen opvolgers.

Mede daarom startten Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur in Haarlem TA2, een traject waarbij jonge regisseurs enigszins in de luwte kunnen oefenen met voorstellingen maken voor de grote zaal, met de acteurs, technici en organisatie van het grote gezelschap. De voorstellingen spelen slechts twee weken en zijn alleen in Haarlem te zien. Maar ondanks die luwte is er toch een soort hype-gevoel rond Thibaud Delpeut, de eerste regisseur in dit project. Het is tenslotte niet niks, je eerste voorstelling na je opleiding maken bij het grootste en meest prestigieuze gezelschap van het land.

Delpeut maakte het zichzelf nog eens extra moeilijk door te kiezen Britannicus van Racine, breedsprakig classicistisch drama dat speelt in het oude Rome. Over de opkomst van keizer Nero gaat het. Hij wordt overheerst door zijn moeder Agrippina, die zijn pleegboer en rivaal in de politiek en de liefde Britannicus steunt, met uiteindelijk dodelijke gevolgen.

Nero, door Eelco Smits gespeeld als een sadistisch papventje, is de jongste op het podium en degene met het meeste macht. Alle anderen moeten te allen tijde zorgvuldig hun strategie kiezen, terwijl hij al zijn grillen kan volgen. Maar hij is niet in staat een eigen weg te kiezen, en heeft altijd de mening van zijn laatste adviseur.

Het lijkt illustratief voor de hele voorstelling. Delpeut heeft niet echt vat heeft gekregen op het stuk en de voorstelling. De tekst -in verzen vertaald door Laurens Spoor- gaat maar niet leven en dat, gecombineerd met een dodelijk gebrek aan humor, maakt de voorstelling statisch en saai.

Het is echter interessant om te zien dat de geöliede machinerie van een groot gezelschap flink wat van de moeilijkheden kan ondervangen. De acteurs, Smits en Marieke Heebink (als Hillary Clinton-achtige Agrippina) voorop, zijn puik en het monumentale decor (een wasserij annex archief met een coderingssysteem -“Sre”, “Dar”, “Gue”, “Dre”, “Osi”- waar wandaden van de mensheid in te herkennen zijn) vertelt een eigen verhaal.

Pas aan het eind toont Delpeut even zijn brille. Op een overdadig met fruit en waterkannen gevulde tafel zet hij beheerst theatraal de gifmoord op Britannicus neer. De onaangedane Nero en de naakte Britannicus vormen een pieta van moordenaar en slachtoffer. Een krachtig beeld, dat de voorstelling niet meer redt, maar dat nieuwsgierig maakt naar toekomstig werk van deze regisseur.

Britannicus van Toneelgroep Amsterdam/Toneelschuur Producties. Gezien 18/11/07 in De Toneelschuur in Haarlem. Aldaar t/m 1/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Bambie 12’ van Bambie

Parool,recensies — simber op 5 november 2007 om 01:00 uur
tags: , ,

Mimegezelschap Bambie heeft al sinds haar oprichting de opvallende neiging om haar voorstellingen geen naam maar een nummer te geven. Omdat Bambie voorstellingen maakt zonder duidelijk te omschrijven onderwerp, maar met absurde wendingen en wonderlijke associaties worden ze voor de toeschouwer al snel “die ene met…”

Zo was de klassieker Bambie 6 “die ene met de billen” en Bambie 10 “die ene met Marien Jongewaard”. Bambie 12 zal waarschijnlijk “die ene met de marsmuziek” gaan worden, vanwege de meesterlijke scène waarin de vijf spelers stampend op hysterische marsmuziek het dagelijks leven van de moderne mens tonen; werken, neuken en bij vrienden op bezoek.

De rest van de voorstelling haalt dat niveau niet. Het begint veelbelovend, met een man in zijn bed (Paul van der Laan) die gefascineerd raakt door een lichtje dat door zijn muur schijnt. Hij krabt wat aan zijn behang en voor hij het weet staan er vier mensen in zijn huis. Vier indringers die meubilair naar binnen slepen en ook nog elkaar dwars zitten.

Over de tredmolen van het leven lijkt het te gaan, over de buitenwereld die je haar ideeën en wetmatigheden oplegt. Maar halverwege lijkt de voorstelling van idee te veranderen. Na het ritueel slachten van een blikje frisdrank transformeren de indringers tot leden van een onbekende stam die zich tooien met stropdassen en colbertjasjes geknoopt tot grappige hoofddeksels.

Dat de voorstelling ondanks de erg losse structuur toch samenhang houdt, is te danken aan de soundscape en muziek van Wim Conradi. Zijn David Lynch-achtige synthesizers en samples van Russische radio zorgen voor een sfeer van dreiging en vervreemding.

Bambie 12 door Bambie. Gezien in Frascati, 3/11. Aldaar t/m 10/11, tournee t/m 1/2/08. Meer info op www.bambie.org

Recensie: ‘De Arabier van Amsterdam’ van DNA

De Koopman van Venetië is tegenwoordig het lastigste stuk van Shakespeare. Ja, het verhaal is goed -liefdesgeschiedenis en zakendeals monden uit in rechtbankdrama- maar er is een probleem. De bad guy, een van de naarste figuren in Shakespeare’s oeuvre, is een jood. En niet zomaar een: alle antisemitische clichés over geld- en machtsbeluste, gierige, woekerende en hardvochtige joden worden in het personage Shylock samengebald. Wat te doen?

Ola Mafaalani maakte een paar jaar geleden een versie waarin het jood zijn van Shylock geheel was weggeretoucheerd maar schrijver en columnist Justus van Oel kiest in zijn nieuwe stuk voor De Nieuw Amsterdam voor een confronterende aanpak.

In De Arabier van Amsterdam verplaatste hij het verhaal naar Amsterdam, waar de Arabische jood Rafi, gespeeld door Sabri Saad El Hamus, een falafel-imperium heeft opgebouwd. Verder comprimeerde Van Oel de vele subplots tot de verhoudingen tussen vijf acteurs, gebruikt hij citaten uit Shakespeare’s sonnetten en het vermeend antisemitische Het vuil, de stad en de dood van Fassbinder en voert hij tenslotte Shakespeare zelf als personage ten tonele om hem door Rafi hem eens flink de mantel te laten uitvegen.

Rafi kent zijn klassiekers en als zijn hufterige Hollandse buurman (Hein van der Heijden) hem om een lening komt vragen voor zijn vriend eist hij net als Shylock als onderpand een pond vlees. Als hij niet betaald mag Rafi het uit zijn lichaam snijden. Het is een interessant gegeven en de voorstelling drijft op de suspense: bij Shakespeare wordt Shylock met een juridische truc vernederd en raakt hij uiteindelijk alles kwijt. Zal Rafi met deze voorkennis het er beter vanaf brengen?

Maar hoe prikkelend het idee ook is, de voorstelling gaat maar niet leven. Misschien ligt het aan Van Oel’s taal, die af en toe iets te hoogdravend poëtisch is. Maar ook de statische enscenering werkt niet mee. Regisseur Aram Adriaanse schiep een naargeestige sfeer met aan drie zijden van het toneel bouwsteigers en acteurs in zwarte kleding met veel leer. Het benadrukt hoe bijzonder onaangenaam alle personages eigenlijk zijn, maar de eenduidigheid is ook saai.

Het ligt in elk geval niet aan de acteurs. Van der Heijden en Saad El Hamus zijn lekker villein, maar de uitblinker is Mirjam Stolwijk. In een dubbelrol als de aanbeden hooghartige Portia en als de Bard zelf brengt zij op de juiste momenten lichtheid en scherpte in een verder nogal vlakke voorstelling.

De Arabier van Amsterdam van DNA. Gezien 18/10/07 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 27/10, tournee t/m 22/12. Meer info op www.denieuwamsterdam.nl

Recensie: ‘Wuivend Graan’ van Wim T. Schippers

Parool,recensies — simber op 14 oktober 2007 om 23:09 uur
tags: , , ,

Wim T. Schippers’ belangrijkste bijdrage aan het Nederlandse theater blijft natuurlijk Going to the Dogs uit 1986, een toneelstuk dat hij liet “spelen” door zes Duitse herdershonden. De voorstellingen die daarna volgden (o.a. Relapsus en Zonder Titel) blonken vooral uit in superieure ongein en onbegrijpelijke flauwiteiten. Maar zijn nieuwste, Wuivend Graan, is opvallend leuk.

Het publiek is aanwezig bij een lezing door de grote geleerde Henrik van Woerdekom (droogkomisch gespeeld door Titus Muizelaar), auteur van veel gelezen werken als “Kan God ons verdommen?” en “Zo goed en zo kwaad als het gaat”. Schippers speelt met de theatrale conventie van de vierde wand. Eigenlijk speelt het publiek van de voorstelling de rol van het publiek aan de lezing. Dat is niet bijster origineel, maar de ijzeren consequentie waarmee de vertoning wordt volgehouden is geestig.

Van Woerdekom moet een lezing houden over de evolutionaire wortels van de ethiek, maar laat zich graag afleiden door zijsporen als de Perzische astronoom Ulug Bek of de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Maar evengoed weet hij -zij het in sneltreinvaart- de nodige hoogst serieuze onderwerpen uit de ethische filosofie te behandelen en religie krijgt daarbij nog even een paar flinke vegen uit de pan.

Maar het drukke associatievermogen van de geleerde is niet de enige verstorende factor. Ook de Powerpoint presentatie rebelleert regelmatig. Bovendien zijn de vele vrouwen in zijn leven toevalligerwijs allemaal in de zaal aanwezig en maken vanuit het publiek driftig interrupties. Van Woerdekom’s moeder (Nelly Frijda) zit al snel gezellig bij haar zoon op het podium en geeft af en toe ongepast commentaar, maar weet na iedere uitwijding ook weer precies waar we ookalweer gebleven waren.

Kees Hulst als de even ijdele als kleinburgerlijke organisator steelt echter de show. Hij ziet eruit en gedraagt zich als een kruising van Dominee Gremdaat en John Cleese en probeert op briljant wijdlopige wijze de orde te bewaren.

De anarchistische ingrepen zijn het grappigst, maar de setting maakt dat je de theoretische stukken ook niet helemaal serieus neemt en dat is jammer. Want juist in de combinatie zit de filosofie van Wim T. Schippers die in vrijwel al zijn werk van Ronflonflon tot de Wetenschapsquiz tot uiting komt.: de wetten en de regels van het universum zijn niet gesteld voor de menselijke maat. Op de menselijke schaal heerst slechts chaos en absurdisme. Of korter en beter gezegd: Pollens, wat een heisa is het hier!

Wuivend Graan van Wim T. Schippers door Hummelinck Stuurman. Gezien 13/10 in Leiden. In Amsterdam (Bellevue) 25 t/m 30/12 tournee t/m 20/1/08. Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity