Recensie Gastschrijvers #5 van Gasthuis Frascati

Drie jonge schrijvers schrijven ieder een stuk en drie jonge regisseurs maken er een geënsceneerde lezing van. Het concept van Gastschrijvers is redelijk overzichtelijk. Dit jaar, bij de vijfde editie, koos het theaterwerkplaats Gasthuis ervoor om schrijvers van vorig jaar -Marjolijn van Heemstra, Hannah van Wieringen en Jibbe Willems- nogmaals te benaderen. Ze werden nu niet alleen aan regisseurs gekoppeld, maar werden ieder ook ondersteund door een groot theatergezelschap.

Dat is een hoop verpakking voor toch wat weinig inhoud. Deze week kan het publiek in het Gasthuis de drie kleine voorstellingen achter elkaar zien en hoewel de stukken helemaal niet onaardig zijn, lijkt uitvoering door een van de nieuwe stadsgezelschappen nog ver weg.

De twee vrouwen schreven teksten over maakbaarheid van het leven. Van Heemstra laat in Blauwe Maan drie personages praten over de landing op de maan en het vooruitgangsdenken in hun eigen leven. Haar droge, poëtische zinnetjes zorgen echter voor te weinig onderscheid tussen de personages. Lege plek van Van Wieringen begint sterk, met twee jonge vrouwen die samen expliciet een verhaal gaan construeren, maar al snel lopen zowel de personages als de schrijfster vast, hoewel de onverwachte bijrol van een huilende veerman goed gevonden is.

Willems is de meest opvallende auteur. Niet alleen is zijn tekst Taxi de meest theatrale van de drie, hij wordt ook al stevig opgepikt door het talenthongerige theaterveld. Deze week worden wel drie van zijn teksten gespeeld in Amsterdam, naast Taxi ook nog Apocalypso door Het Syndicaat in het Rozentheater en een slimme, opgesekste bewerking van Antigone in eigen regie in Frascati.

Voor Gastschrijvers maakte hij een tekst over een troubadour, een meisje en een taxi-chauffeur, met veel tijdsprongen en geïnspireerd door film-noir. Het zicht op zijn tekst wordt echter enigszins belemmerd door de radicale keuzes van regisseur Joachim Robbrecht, die alle tekst laat uitspreken op de geluidsband en zijn acteurs in een noir decor met strijklicht, rook en videoprojecties van verlaten snelwegen en glamoureuze films een repeterende choreografie laat uitvoeren van binnenkomen, slaan en sterven.

Het is eigenzinnig, uit de heup geschoten toneel, maar als showcase voor een nieuw stuk streeft het zijn doel voorbij. En het roept ook vragen op over de missie van Gastschrijvers. Want hoe sympathiek het ook lijkt om schrijvers zonder opdracht of thema aan het werk te zetten, in de Nederlandse theaterpraktijk blijkt keer op keer dat juist wanneer schrijvers, regisseurs en acteurs samenwerken bij het ontwikkelen van nieuwe teksten er iets bijzonders ontstaat.

Gastschrijvers #5 van Gasthuis Frascati. Gezien 23/4/08 in het Gasthuis. Aldaar t/m 27/4. Meer info op www.theatergasthuis.nl

Recensie: ‘Lieve Kitty’ van Dood Paard en Nieuw West

Een ‘revue van de onmacht’ noemt toneelschrijver Rob de Graaf zijn nieuwe stuk, dat hij schreef voor toneelgroepen Dood Paard en Nieuw West. Dat geeft meteen al stekelige associaties, want Lieve Kitty is losjes gebaseerd op het dagboek van Anne Frank. Die ongemakkelijkheid wordt niet weggenomen als vier acteurs (Manja Topper en Gillis Biesheuvel van Dood Paard, Marien Jongewaard van Nieuw West en Benny Claessens als gast) met gebloneerd haar en in goedkope glitterkostuums elkaar opjagen om vooral iets positiefs te maken. Met een voetpedaaltje kunnen ze op ieder moment een luid lachsalvo uit de luidsprekers te voorschijn halen.

Ze spelen op een podium met publiek aan vier zijden eromheen. Via een luik kunnen ze ook de ruimte onder het toneeltje gebruiken om zich te verkleden, maar via videoschermen kun je alsnog zien wat daaronder gebeurt. De vijfde persoon op het podium, Ariadna Rubio Lleó, speelt de figuur die het meest op Anne Frank lijkt. Ze doet niet mee met het uitgesponnen spel van de anderen, heeft Israëlische legerkleding aan maakt gedurende de voorstelling uitgebreid haar automatische pistool schoon. Ze lijkt de bewaker in een gevangeniscel voor gevaarlijke gekken, maar wordt geneerd door de anderen.

Zijn het de bewoners van het Achterhuis die hier met kunstmatige vrolijkheid een optimistisch verhaal proberen te vertellen? “Wij kiezen in het zwartst van de ellende/Voor onze vorm van gein.” Door zo vrij om te gaan met de beladenheid van holocaust is de voorstelling verwarrend en confronterend. Als toeschouwer heb je al snel ongemakkelijke associaties met de concentratie op de verhalen van overlevers, het uitventen van slachtofferschap of het gelijkstellen van de holocaust met de misdaden van Israël.

Met het zijn geen holle provocaties. Langzamerhand maakt de campy glitter en de hysterische lachband plaats voor zware verhalen, zoals dat van Natascha Kampusch -het Oostenrijkse meisje dat acht jaar lang werd vastgehouden door een ontvoerder- of het bijbelverhaal van Josef die door zijn broers in een put werd geworpen. Ook dat zijn mensen die vast zijn komen te zitten, maar die konden overleven door hun verbeelding levend te houden.

Maar ook de vijf toneelspelers op hun provisorische podium zitten klem en wel in de door henzelf geschapen verwachting dat ze in anderhalf uur een voorstelling gaan spelen over Anne Frank. Om die taak te volbrengen moeten zij de vrijheid nemen om hun werk ongepast te laten zijn. Pas daarna kan de Israëlische soldate annex Anne Frank spreken. In haar eenvoudige woorden, over verbeelding en vertrouwen, kan de icoon weer even mens worden.

Lieve Kitty van Dood Paard en Nieuw West. Gezien 19/4/08 in Frascati. Aldaar t/m 26/4, tournee t/m 29/5. Meer info op www.doodpaard.nl

Recensie: ‘Naar Damascus’ van TGA

Parool,recensies — simber op 6 april 2008 om 22:13 uur
tags: , , ,

De gastregies van Pierre Audi bij Toneelgroep Amsterdam zijn als spaarzame maar verplichte bezoekjes van verre familie, met wie na het uitwisselen van wederzijdse beleefdheden nog maar bitter weinig te bespreken over blijft. De directeur van de De Nederlandse Opera en het Holland Festival maakte bij Toneelgroep Amsterdam eerder de weinig gedenkwaardige voorstellingen Timon van Athene (1995) en Oidipous (2001), en ook Naar Damascus wil maar geen sprankelend theater worden.

Audi koos voor een sterk symbolisch en psychologisch stuk van de Zweedse schrijver August Strindberg (1849-1912), die de demonen van zijn midlife-crisis probeerde te bezweren. De hoofdpersoon uit Naar Damascus heeft geen naam, maar net als Strindberg is hij een schrijver die vrouw en kinderen heeft verlaten, worstelt met alcoholisme en schulden en geen letter meer op papier kan krijgen. De beschrijving van zijn psychose en de ontmoeting met een nieuwe vrouw wordt gekoppeld aan het verhaal van de apostel Paulus, die op weg naar Damascus door Christus werd geroepen.

De schrijver wordt knap gespeeld door Jacob Derwig. In een rol die larmoyant had kunnen worden, weet hij met zijn intelligentie en zijn beschouwende speelstijl de juiste relativering aan te brengen, een lichtheid die doet denken aan zijn schitterde rol in Hoofd zonder Wereld van ’t Barre Land. Hij beweegt zich in een decor van geplooide doeken en metalen roosters waarin door de andere acteurs met loden ernst over Vrijheid, Geluk en Menselijke Waardigheid wordt gesproken.

Kitty Courbois en Hugo Koolschijn weten in dat strenge keurslijf mooie kleine rollen neer te zetten. Vooral Courbois’ begeleiding van de schrijver door zijn hallucinaties en visioenen levert een mooie scène op. Karina Smulders weet met haar fototoestel en haar gele jaren vijftig-jurkje de intellectuele mannen-fantasie van vrouwenhater Strindberg niet te overstijgen. Pas aan het eind, als Chris Nietveld in een kleine bijrol een mooi Frans lied zingt en het woord neemt wordt de verstikkende serieusheid van de voorstelling even opgeheven.

Het is een hele santekraam aan theatrale middelen die Audi inzet: heen en weer rennende acteurs, contrasterende speelstijlen, op en neer bewegende doeken, visioenen en hallucinaties, een gigantische versie van het schilderij Bekering op weg naar Damascus van Caravaggio en ijle muziek van Harry de Wit. Maar uiteindelijk leidt het tot weinig meer dan de nogal banale boodschap dat we in dit leven het geluk krijgen samen met de ellende, en dat als je in dit leven zekerheid wilt, je dan moet kiezen voor de dood.

Het is jammer dat het zo onduidelijk blijft wat nu precies Audi’s ambitie is met het maken van toneelvoorstellingen. De grootsheid van zijn operaregies laat zich moeilijk vertalen van de Stopera naar de Stadsschouwburg.

Naar Damascus van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 6/4/08 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 12 april, 6 t/m 10 mei en 23/24 mei, tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Baal’ van het Ro Theater

Parool,recensies — simber op 25 maart 2008 om 01:21 uur
tags: , , , ,

Er is veel te bewonderen in Baal, de nieuwe voorstelling van het Ro Theater: de radicale regie van Alize Zandwijk; de durf die spreekt uit de lelijkheid van de vormgeving; en er wordt werkelijk prachtig in gespeeld, met name door de Vlaamse actrice Fania Sorel die de (mannelijke) hoofdfiguur speelt. Maar wat levert het uiteindelijk een saaie, doordreinende voorstelling op.

Baal uit 1919 is een jeugdwerk van Bertolt Brecht, daterend van voordat hij zijn theorie over episch theater had ontwikkeld. In woeste poëzie schetst hij het leven van de dichter Baal, die de regels van de maatschappij aan zijn laars lapt: hij is kunstenaar, dus moet hij volledig vrij zijn. Vrouwen gebruikt hij en daarna dankt hij ze af. De laagste lusten van de mensen om hem heen gebruikt hij voor zijn kunst. Hij is een soort kruising van Karel Appel en John de Mol.

Zandwijk koos voor een groteske speelstijl in combinatie met verheven taal, clowneske humor en een decor vol met troep. Op het podium staan en liggen Chesterfield stoelen, strobalen en een constructie van een ladder en een hangende boomstam. Steeds valt er een effen gekleurd doek, om erachter een nieuw doek zichtbaar te maken. Totdat het tegen het eind het laatste doek valt en de grimetafeltjes van de acteurs te zien zijn, waarachter ze zich klaarmaken voor hun volgende dubbelrol.

Het hele acteursensemble is vol overgave aan het werk. Ze beginnen als bourgeois types die een voordracht van Baal “subliem” vinden, terwijl ze zelf te kakken worden gezet, maar gaandeweg maken ze zichzelf smeriger en lelijker, en wordt de voorstelling een hels carnaval. Hannah van Lunteren valt op in rollen van springerig meisje tot verlopen sloerie en Gijs Naber, die tot nu toe voornamelijk bekend is als komediant, laat zien dat hij ook serieuze rollen aan kan. Ook de andere acteurs geven blijk van een weldadig gebrek aan glamour.

Het probleem is dat je echter met geen van de personages kunt meevoelen. Dat zou nog niet zo erg zijn –Brecht zelf streefde tenslotte naar theater dat inzicht bood in plaats van medelijden- als de voorstelling meer dynamiek zou hebben. Alles heeft echter hetzelfde tempo en dat gaat al snel vervelen. Misschien ligt het aan de vertaling. De poëzie van Baal waar de voorstelling op drijft biedt geen enkel raakvlak met de moderne tijd. Dat maakt deze Baal historiserend en daarmee eigenlijk net zo vervelend als de huidige Moeder Courage van Joop van den Ende, de mooie, stoere hoofdrol van Sorel ten spijt.

Baal van het Ro Theater. Gezien 22/3/08 in Rotterdam. In Amsterdam (Stadsschouwburg) 1 en 2/5. Tournee t/m 17/5. Meer info op www.rotheater.nl

Recensies van Vlaamse komedies: ‘Feydeau’ en ‘Le Dindon’

Parool,recensies — simber op 25 maart 2008 om 01:16 uur
tags: , , ,

Het is een grappig trendje: ineens zijn er drie Vlaamse theatergroepen die zich gestort hebben op de klucht. Groepen als De Roovers en Skagen uit Antwerpen en Antigone uit Kortrijk brengen normaal nogal wat zwaarder repertoire, maar nu mag er onbeschaamd gelachen worden. Toch leggen alledrie de groepen hun eigen accenten.

Zowel Antigone als De Roovers spelen George Feydeau (1862-1921), de schrijver van ontelbare blijspelen en farces uit La Belle Epoque. Hij was een grootmeester in de komedie die het moet hebben van persoonsverwisselingen, deuren, poep- en piesgrappen en heel veel overspel en pogingen daartoe.

Antigone gebruikt Het Laxeermiddel als uitgangspunt, maar gebruikt fragmenten uit andere stukken als entr’actes. Zoals de titel doet vermoeden is het stuk nogal anaal geörienteerd: man des huizes wil met een officier een contract sluiten om pispotten te verkopen aan het leger, terwijl moeder zoonlief een laxeermiddel wil toedienen en de dienstmeid in de weg loopt. Alle zaken gaan op onsmakelijke wijze door elkaar lopen. De zevenjarige zoon wordt gespeeld door een acteur die er met lange baard en zonnebril uitziet als The Dude uit The Big Lebowski en de gesprekken worden vaak ondersteund door vunzige gemimede anale standjes.

Als je het zo opschrijft lijkt het nog best wat, maar grappig wil het maar niet worden. Het is aan de ene kant een taalprobleem: een groot aantal talige grapjes worden heel anders, terloopser, geplaatst dan in Nederland met zijn cabarettraditie. Daardoor blijft de zaal vanaf het begin grimmig stil en vallen de uitzinnige scènes die volgen dood neer. Maar ook missen de spelers scherpte en tempo en de verhouding tussen de toch wat brave tekst en de platte zetting raakt zoek.

Beste stukken zijn de korte scènes uit andere stukken van Feydeau. Een politieagent ondervraagt een verwarde man, die geen enkel uitsluitsel kan geven. De bochten waarin hij zich wringt om de meest eenvoudige vragen te ontwijken -“wat is de datum van vandaag?”- zijn fantastisch om te zien.

De Roovers blijken zowel intelligenter als grappiger. Voorafgaand aan Le Dindon (‘Het kind van de rekening’) krijgen we van actrice Sara de Bosschere een geestige inleiding in de wetten van de Feydeau-farce, waarbij in de eerste van de drie aktes altijd een ontmoeting plaatsvindt en de tweede zich altijd afspeelt in een publieke gelegenheid, bij voorkeur een hotel.

In de eigenlijke voorstelling wordt het mechaniek van Feydeau telkens expliciet gemaakt: de hysterische Carly Wijs en de vette Robby Cleiren leggen veel nadruk op hun dubbelrollen en rascharmeur Warre Borgmans kan met een schouderbeweging de hele zaal mee krijgen. Grappig, gevat met precies de juiste timing.

Feydeau door Theater Antigone. Gezien 19/3 in Rotterdam. Te zien in Amsterdam (Frascati) vandaag en morgen, tournee t/m 5/4. Meer info op www.antigone.be
Le Dindon door De Roovers. Gezien 24/3 in de Stadsschouwburg. Nog in Nederland op 8/4 in Haarlem, meer info op www.deroovers.be

Recensie: ‘Het Huiskameronweer’ van Orkater

Parool,recensies — simber op 21 maart 2008 om 01:43 uur
tags: , , , ,

Drie succesvolle voorstellingen maakten ze met z’n tweeën: Valse Wals, Bankstel en Zucht. Nu nemen Titus Tiel Groenestege en Ria Marks met een groep medespelers het werk van de Belgische schrijver en dichter Henri Michaux (1899-1984) onder handen. Surrealistische anekdotes en reisverhalen, maar zoals te verwachten bij Orkater verwerkt in beweging en muziek.

De huiskamer uit de titel heeft een tafelbiljart, een paar banken, tafels met pannen en grote houten kasten. Aan een van de stoelen hangt een blauwe ballon. Twee gespiegelde deuren, rechts een hele grote, links een die te klein is om rechtop doorheen te lopen. Knap wordt op de wanden een video geprojecteerd, zodat er bewegend behang is: zeilboten op volle zee.

De huiskamer wordt bewoond door een gezin met Porgy Franssen als soms wat gewelddadige huisvader en Marks als moeder die om de haverklap haar jas en koffer pakt, vertrekt, maar toch altijd terloops weer binnenkomt. Er wordt nauwelijks gesproken, alleen Franssen debiteert af en toe een van Michaux’ in het Verre Oosten opgedane wijsheden: “Je kunt je eigen wereld vinden door 48 uur naar een willekeurig behang te kijken.”

De familie heeft ook nog drie kinderen, twee meisjes in keurige jaren vijftig-jurkjes en een zoon, gespeeld door mimer Jakob Ahlbom. Het begin van Het Huiskameronweer lijkt opvallend veel op diens voorstelling Vielfalt, met onverwachte opkomsten en afgangen, personages die niet zeker weten wat ze op het toneel moeten doen.

De voorstelling ontwikkelt zich zonder duidelijke samenhang. Soms is er hectische beweging en gesjouw met meubilair, maar de laconieke muziek (van Michel Banabila) geeft spanning en energie geen kans. De voorstelling heeft mooie momenten, zoals het door de projecties schitterend gesuggereerde rondtollen van de kamer en de hoekige gratie van Marks. Maar het wordt maar geen onweer, het blijft een kalm briesje.

Vooral is het jammer dat Titus Tiel Groenestege zichzelf eigenlijk overbodig heeft gemaakt. Als oom van het gezin besteedt hij zijn tijd vooral aan bedachtzaam uit het raam staren. Wellicht vol diepzinnige gedachten, maar misschien ook wel helemaal leeg. Bij nader inzien geldt dat voor de hele voorstelling.

Het Huiskameronweer van Orkater. Gezien 20/3/08 in Haarlem. In Amsterdam (Bellevue): 6 t/m 18/5. Tournee t/m 7/6. Meer info op www.orkater.nl

Dresselhuysprijs voor Beppie Melissen

nieuws,Parool — simber op 19 maart 2008 om 10:58 uur
tags: , , ,

In Theater Bellevue is gisteravond na de voorstelling Gods Wachtkamer van Theatergroep Carver de Mary Dresselhuysprijs 2008 uitgereikt aan Beppie Melissen. Aan het eind van het applaus kwam een figuur naar voren met een oude-mensen-masker dat ook in de voorstelling werd gebruikt. Het bleek juryvoorzitter Petra Laseur 12.500 euro die Melissen overviel met een impromptu prijsuitreiking.

De Mary Dresselhuysprijs is van oorsprong een aanmoedigingsprijs voor jonge toneelspelers, in 1992 ingesteld door Joop van den Ende. Eerdere winnaars van de tweejaarlijkse prijs waren o.a. Jeroen Willems, Porgy Franssen, Sylvia Poorta en Jacob Derwig. Beppie Melissen (57) is de oudste winnaar tot nu toe.

De jury prees “de inzet en de volharding van Melissen waarmee zij haar geesteskind Toneelgroep Carver inspireert tot humoristische voorstellingen die vaak gaan over absurditeit van het leven en het onvermogen van de mens om daarmee om te gaan”.Mellissen was betrokken bij toneelgroep Caroussel en werd bij een groot publiek bekend door haar rollen in Jiskefet en Gooise Vrouwen.

Als persoonlijke noot voegde Laseur, dochter van Mary Dresselhuys, toe dat haar moeder een trouwe fan van het gezelschap was en dat ze de toekenning zeker gesteund zou hebben. Zelf is ze ook bewonderaarster: “Jouw toneel is voor mij helaas ‘een ander land’, ik heb die stijl van spelen nooit geleerd, maar ik heb er grenzeloze bewondering voor.”

Vervolgens overhandigde Laseur Melissen een sjerp, een penning ontworpen door Eric Claus en de cheque voor 12.500 euro. Het geld is volgens de regels bedoeld voor “verdergaande studie naar alle vormen van toneelspelen”, maar dat moet volgens Laseur ruim worden uitgelegd. “Als je in de keuken met een enorme afwas zit en je denkt: hoe kom ik verder? Dan is het antwoord: een nieuwe afwasmachine!”

De actrice die op het toneel altijd haar gezicht in de plooi heeft, onderging de verrassing met een grijns van oor tot oor. In een geïmproviseerd dankwoord noemde ze de huldiging “meesterlijk”, en bedankte ze Carver collega’s Leny Breederveld en René van ’t Hof, met wie ze haar manier van spelen ontwikkelde. Carver staat de laatst tijd wel meer in het zonnetje: Breederveld won afgelopen jaar de Johan Kaart Prijs en Van ’t Hof werd geëerd met de VSCD Mimeprijs.

Gods Wachtkamer is nog tot 30 maart te zien in Bellevue

Recensie: ‘De geschiedenis van de familie Avenier, deel 3&4’ door Het Toneel Speelt

Er zijn in Nederland een hoop moderne mensen die niet van modern toneel houden. Dat is maar raar en onbegrijpelijk, met veel gescheld en blote mensen, en de regisseur vindt zichzelf altijd belangrijker dan de schrijver van het stuk, denkt men. Nu valt dat allemaal reuze mee, maar tegenover het vernieuwende kunsttoneel is er de afgelopen jaren een echte tegenbeweging ontstaan: Nieuw Burgerlijk Toneel. Dit is het soort theater dat gemaakt wordt door Het Nationale Toneel, Het Toneel Speelt en vrije (ongesubsidieerde) producenten zoals Wallis en Hummelinck Stuurman. Joop van den Ende probeerde hieraan mee te doen met zijn project Toneelmeesters.

De toneelstukken van Maria Goos zijn de kwalitatieve top van dit genre: goed geschreven stukken over herkenbare personages in herkenbare situaties met wie je kunt meevoelen en om wie je kunt lachen. De familie Avenier is haar voorlopige hoogtepunt, een ambitieuze en persoonlijke serie van vier toneelstukken over een Brabantse familie (gebaseerd op Goos’ eigen familie) gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw. Deel 1&2 gingen vorig jaar in première, gisteren deel 3&4.

Om met het goede nieuws te beginnen: deel drie is verreweg het beste deel van de serie. De twee zonen en de dochter van mater familias Rita Avenier en hun aanhang staan op een camping. Zoon Janus heeft zijn witgoedimperium voor flink wat geld verkocht en alle familieleden die de verschillende filialen onder hun hoede hadden zullen meedelen in de winst. De personages laten zich van hun slechtste kant zien. In sterk, licht uitvergroot komediespel blijken hebzucht en familiebanden niet al te goed samen te gaan.

De voorstelling gaat vliegen als een familievriend na lange tijd terugkeert uit Marokko, of als Janus een onaangename mededeling moet doen. Maar tussendoor krijg je als toeschouwer het ongemakkelijke gevoel dat in een Oud Geld-achtige televisieserie meer getoond en minder verteld zou hoeven worden en dat de opbouw en de verdieping van de personages natuurlijker via de plot zou kunnen verlopen. Sterker nog: De Familie Avenier is waarschijnlijk de beste Nederlandse televisieserie die nooit gemaakt is.

Want intrigerend is het, dit burgerlijke epos. Er is niemand in Nederland die zulke ronde, raak getroffen personages kan schrijven als Maria Goos en in de handen van geweldige acteurs als Peter Blok, Marisa van Eyle en Tjtske Reidinga worden het personen die je een langer leven gunt dan hun paar uur op het toneel. En gaandeweg de serie zie je ook een alternatieve geschiedenis van Nederland, waarin het jaar 1985 niet wordt aangeduid met Wham! of Madonna, maar met Willy Alberti en Benny Neyman. Het verhaal van de mensen voor wie verandering altijd iets is geweest wat hen overkwam.

Die thematiek komt echter met een schok tot stilstand in deel vier. Het is 2000 en Rita kijkt terug op haar leven. Gezeten in een electrische rolstoel komen alle belangrijke mensen nog een keer langs. Ze praten dingen uit, nemen afscheid. Grotendeels is het een saaie opsomming van hoe het verder ging met het leven van de personages. De stijl is ook radicaal anders: na de naturalistische camping uit deel drie is het toneel nu vrijwel leeg en hebben de acteurs al hun pruiken en gekke kostuums afgelegd. Toch is daar, aan het eind even oprechte ontroering. De simpele maar eerlijke Christ vertelt oprecht over zijn levensgeluk achter de tap en zijn liefde voor zijn gecompliceerde, wijze vrouw Pieternel. Een memorabele scène van Gijs Scholten van Aschat en Carine Crutzen.

Allevier de delen zijn volgend seizoen in marathonvorm te zien en dat is sowieso aan te bevelen. Je bent dan minder tijd kwijt met bedenken wie ookalweer met wie is, en kan je meer concentreren op de langere lijnen. Wel op tijd reserveren, want zoals met het meeste Nieuw Burgerlijk Toneel: het loopt storm.

De geschiedenis van de familie Avenier, deel 3&4 van Maria Goos door Het Toneel Speelt. Gezien 16/3/08 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 19/3, tournee t/m 13/6, reprise volgend seizoen. Meer info op www.hettoneelspeelt.nl

Recensie: ‘De Pianist’, door Edwin de Vries

Parool,recensies — simber op 19 februari 2008 om 02:11 uur
tags: , ,

Een vleugel staat midden op het toneel. Edwin de Vries komt op, doet zijn horloge af, pakt een pen uit zijn borstzakje en legt er beide voorwerpen neer op neer. Het zal het enige symbolische in deze voorstelling blijken, tot aan het eind. Wat volgt zal een tijdloos, onbeschrijfelijk verhaal zijn.

De Pools-Joodse pianist en componist Wladyslaw Szpilman ontsnapte aan de gruwelen van het ghetto van Warschau en overleefde als enige van zijn familie de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog schreef hij zijn ooggetuigenverslag, maar de nieuwe communistische regering van Polen verbood het boek.

Pas eind jaren negentig kreeg het werk grote bekendheid, en in 2002 werd het verfilmd door Roman Polanski, zelf kind in het ghetto van Krakau. In 2005 ging in Frankrijk een theaterversie in première, die nu door De Vries in het Nederlands is bewerkt.

De Pianist is een zeer sobere voorstelling, waarin De Vries onder fel wit licht Spilman’s verhaal vertelt. Eerst over het ghetto, waar kinderen worden doodgeknuppeld, invaliden met rolstoel en al uit het raam worden gegooid en er wordt gebedeld om een ui. Mensen sterven er sneller dan ze kunnen worden begraven. Later over zijn eenzame onderduik in een onbewoonde villa en de ene SS-er die hem helpt. Alles in Szpilman’s koele, registrerende stijl. Steeds is er tussendoor de muziek van Chopin, gespeeld door pianist Yoram Ish-Hurwitz, speciaal de nocturnes die zo’n bepalende rol speelden in Spilman’s leven.

De Vries is minder een natuurlijke verteller dan bijvoorbeeld Porgy Franssen of Frank Groothof, maar juist zijn kalme tempo en stille beheersing zorgen voor een knappe concentratie op het verhaal, niet op de speler. Soms lijkt hij echter even ontredderd door wat hij vertelt. Dat kan oprecht zijn -het moet als acteur geen gemakkelijke opgave zijn om dit verhaal avond aan avond te gaan vertellen- maar beter zou zijn als hij die ontreddering nog meer bij het publiek zou leggen.

De Tweede Wereldoorlog begint nu echt ver weg te raken. Alle medewerkers aan de voorstelling zijn van na 1945 en de echte Wladyslaw Szpilman is inmiddels overleden. Toch ligt de holocaust dicht onder de oppervlakte en komt hij steeds weer naar boven. Bijvoorbeeld als een hoogbejaarde zanger optreedt in zijn geboortestad, als er een oude boom moet worden gekapt of als een kunstenaar Anne Frank in een Palestijnensjaal hult. We hebben de oorspronkelijke verhalen van de slachtoffers en de overledenen nog steeds nodig om onze eigen tijd te begrijpen.

De Pianist door Impressariaat Jacques Senf en Matthijs Bongerman. Gezien 18/2/08 in Leiden. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 25 t/m 27/3. Tournee t/m 4/5. Meer info op www.depianist.info

Recensie ‘Kanonnenvlees’ van Opium voor het Volk

Parool,recensies — simber op 17 februari 2008 om 23:47 uur
tags: , ,

De Creatieve Industrie, die zal Amsterdam redden. Sinds de Amerikaanse econoom en socioloog Richard Florida zijn boek De opkomst van de creatieve klasse schreef, doen beleidsmakers en planners ineens hun best om het de culturele sector naar hun zin te maken; dat zou zorgen voor meer hoogwaardige industrie en economische bedrijvigheid. Kunstenaars hebben zich deze hernieuwde aandacht tot nu toe stilletjes laten welgevallen, maar in de culturele broedplaats op het NDSM-terrein in Noord wordt nu een artistiek antwoord geformuleerd.

Kanonnenvlees heet de voorstelling en hoewel de twee personages kunstenaars zijn, lijkt hun werk vooral te bestaan uit netwerken, borrelen en visitekaartjes verzamelen. John is wat ouder, maar nooit echt doorgebroken en kent het klappen van de zweep, Wieke is jong en best getalenteerd en zoekt een mentor. Natuurlijk krijgen ze een relatie, natuurlijk overvleugelt de leerling al snel de meester.

De voorstelling valt vooral op door de consequent volgehouden groteske speelstijl. Alsof de twee hun kunstenaarschap constant moeten bewijzen door overdreven verheven en dramatisch te doen over hun leven en werk. Om het nog erger te maken hebben de twee acteurs, Vincent Rietveld en Annelien van Binsbergen, ook nog fantastisch belachelijke kleren aan: strakke roze leggings en snowboots. Dat soort trucs kan snel irritant worden, maar de twee spelers weten de juiste mix van ernst en ironie te maken en trekken het publiek moeiteloos de voorstelling in. Maar ook het geweldige, inventieve decor van Esther Kempf en de electronische kunst van Wieke van Keez Duyves (van Pips:Lab) vallen op.

Smakelijk en soms pijnlijk accuraat weet de voorstelling het levensgevoel van de creatieve stedeling neer te zetten. Het cynisme tegenover de subsidiegevers -“Ze hebben het weer eens niet begrepen”, roept John uit na een telefonsiche afwijzing- staat tegenover de grenzeloze verering van galeriehouder en kunstpaus “Paul”; iedere keer als zijn naam valt schieten de acteurs in slowmotion van begeerte en ontzag. Het is alleen jammer dat de voorstelling niet scherper durft te zijn. Moeten deze stumperds nou ons medelijden of onze afkeuring wekken? Misschien putten de makers ook wel veel uit eigen ervaring. Nederland leidt erg veel kunstenaars op en middelmatige kunst is daar een ergerlijk maar onvermijdelijk gevolg van.

Maar Opium voor het Volk zou zelfverzekerder mogen zijn. De jonge theatergroep rond twee schrijvers, Willem de Vlam en Tom Helmer, laat nu al drie of vier voorstellingen achter elkaar zien dat ze intelligent theater weet te maken, dat herkenbaar en volstrekt toegankelijk is. Ze stellen per voorstelling een artistiek team samen en weten daarin steeds een interessante mix te maken van getalenteerde acteurs, regisseurs en vormgevers.

Kanonnenvlees van Opium voor het Volk. Gezien 16/2/08 op de NSDM Werf. Aldaar t/m 2/3. Meer info op www.opiumvoorhetvolk.com

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity