Recensie: ‘Spoken’ van Toneelgroep Amsterdam

We zien recente filmbeelden van Schiphol en snelwegen, maar dan in vlekkerig zwartwit, als in een oeroude opname. Het is analoog aan wat Thomas Ostermeier wil doen in het theater: door het filter van het verleden kijken naar het heden. De Berlijnse gastregisseur maakt bij Toneelgroep Amsterdam van Ibsens Spoken een onderkoelde, zwarte en bij vlagen schitterende voorstelling, maar blijft worstelen met de actualisering.

In Ibsen’s tijd (het stuk werd in 1892 voor het eerst opgevoerd) was Spoken een schandaal. Het gaat over syfilis, buitenechtelijke kinderen en euthanasie. Weduwe Alving (Marieke Heebink, schitterend beheerst) heeft haar hele erfenis gespendeerd aan een weeshuis in de naam van haar man – een schaalmodel van een klein klassiek gebouwtje staat in het decor. Haar man leidde echter in weerwil van zijn reputatie ‘een liederlijk leven’ en mevrouw Alving wil niet daar hun zoon Oswald iets van hem erft.

Maar Oswald (oprecht aandoenlijk en onschuldig gespeeld door Eelco Smits) heeft al lang iets anders van zijn vader gekregen: erfelijke syfilis. Thuisgekomen wordt hij verliefd op zijn moeders dienstmeisje, maar dat blijkt een andere nalatenschap van zijn vader: een onechte dochter. Oswald was bij Ibsen schilder en nu videokunstenaar (net als Ostermeiers Hamlet, die vorig seizoen in Amsterdam te zien was), de zwartwitte filmbeelden van golven en wuivend gras zou je kunnen zien als zijn werk.

Achter op het podium regent het de hele voorstelling. In een ronddraaiend decor van moderne meubels en schuivende panelen waarop geprojecteerd wordt, geeft Ostermeier binnen een strakke mis-en-scène de acteurs de ruimte om Ibsens debat tot op het bot uit te vechten.

Daarin speelt huisvriend Dominee Manders een doorslaggevende rol. Hij is de morele autoriteit die alle onzedelijkheid ten koste van alles onder het tapijt wil vegen. ‘Welk recht heeft u op geluk?’, vraagt hij mevrouw Alving, die nu eindelijk in het reine wil komen met de losbandigheid van haar man. Hans Kesting speelt hem afwisselend zalvend en spijkerhard en maakt van dominee Manders een meesterlijk villein personage in een mooi pak, maar met versleten sokken. Tussen het leven van plichten dat hij voorstaat en de absolute vrijheid die Alving opeiste worden de jonge mensen vermorzeld.

Tussen de scènes is het af en toe een beetje veel gedraai en geschuif en geprojecteer, maar telkens wordt de voorstelling weer haarscherp in het felle, harde licht, en steeds zien we de schaduwen van de acteurs op de projecties, die helder maken dat wij altijd zelf onze eigen spoken zijn. En soms gebeurt er ineens in een scène tergend lang niets. Een maaltijd bij de familie Alving wordt in doodse stilte doorgebracht.

Ibsens onderwerpkeuze was destijds zo gewaagd dat hij de zaken waarover hij het wilde hebben niet bij naam kan noemen – het woord ‘syfilis’ komt niet voor – en dat maakt actualisering lastig. Het lijkt aan het eind Ostermeier er nog een schepje bovenop heeft willen doen door de incestueuze moeder-zoonrelatie iets te lichamelijk, bijna clichématig modern toneel, door te zetten. In de rest van de voorstelling weet hij meer te vertrouwen op stilering en heldere symboliek.

Spoken van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 27/2/11 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 12/3 en 12/4 t/m 29/4. Tournee t/m 8/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Topdog/Underdog’ van MC

Parool,recensies — simber op 25 februari 2011 om 01:50 uur
tags: , , ,

De ene broer richt z’n huis in met de opbrengst van winkeldiefstalletjes, de andere broer laat zich verkleed als Abraham Lincoln dagelijks keer op keer neerschieten in een pretpark met een klappertjespistool. Hun vader heeft de oudste Lincoln genoemd, naar de Amerikaanse president, en de jongste Booth, naar z’n moordenaar. ‘Vond-ie grappig.’

Topdog/Underdog is een toneelstuk voor twee mannen van de zwarte Amerikaanse toneelschrijfster Suzan-Lori Parks. Het was een hit off-Broadway (onder anderen Don Cheadle en Mos Def speelden erin mee) en in 2002 won het de Pulitzer Prize voor drama. MC haalde het naar Nederland en zet toneelspeler José Montoya tegenover cabaretier Eric van Sauers.

Van Sauers legt helemaal aan het begin even de feiten uit, die voor Amerikaanse kinderen basiskennis zijn. Over president Lincoln (Van Sauers laat een vijf dollarbiljet zien waarop zijn afbeelding staat) die de slavernij afschafte en daarvoor een burgeroorlog moest voeren en over de toneelspeler John Wilkes Booth die hem tijdens een theatervoorstelling vermoordde met een enkel pistoolschot.

Het decor is de gezamenlijke woning van de twee mannen, een kartonnen vloer, plastic kratten en een enorme hoeveelheid pornoblaadjes. We zien Booth bezig met het verfijnen van zijn skills voor kaartje-kaartje (zeg maar balletje-balletje, maar dan met speelkaarten), om met die oplichterij extra geld te verdienen. Lincoln was vroeger een meester in het spel, en noemde zichzelf Slinke Linc (een geestige variant op de bijnaam van de president: Honest Abe). Bij al het gepraat over meisjes en hun familiegeschiedenis zit hier de echte twist tussen de broers. En als helemaal aan het begin al blijkt dat Booth een pistool onder z’n kussen heeft, is de afloop ook al onheilspellend duidelijk.

Maar door de inleiding is al meteen het grootste probleem van de voorstelling duidelijk. Topdog/Underdog is een mooi stuk, maar speelt op diverse lagen met zeer Amerikaanse geschiedenis en mythologie en de betekenis ervan voor een Nederlands publiek is discutabel. Dat neemt niet weg dat met name het hosselen met de kaarten een paar goeie scènes oplevert, waarbij Eric van Sauers even de meesterlijke komiek mag uithangen.

MC haalt haar toneelstukken meestal uit eigen kweek. Die laten regelmatig in kwaliteit te wensen over, maar zijn in ieder geval herkenbaar geworteld. Deze keuze voor een internationaal geprezen werk is begrijpelijk, maar levert in dit geval te weinig op.

Topdog/Underdog van MC. Gezien 24/2/11 in het MC Theater. Aldaar t/m 5/3 en 21-23/4. Tournee t/m 21/5. Meer info op www.mconline.nl

Interview Marjolijn van Heemstra

interviews,Parool — simber op 24 februari 2011 om 12:42 uur
tags: ,

Mijn ‘zelfde-tijdgezin’, noemt ze het. Theatermaker Marjolijn van Heemstra zocht drie mensen op met dezelfde geboortedatum als zijzelf: 10 februari 1981. Ntando komt uit Zuid Afrika, Satchit uit India en Souad uit Libanon. Zou ze met hen meer overeenkomsten hebben dan met haar echte familie? Dat is de vraag die ze opwerpt in haar nieuwe voorstelling Family ’81.

‘Ik kwam een citaat tegen van Marc Bloch, een historicus,’ zegt ze een dag voor de eerste try out boven een grote cappuccino. ‘Die zegt “Mensen zijn meer kinderen van hun tijd dan kinderen van hun ouders”. Ik heb het idee dat dat klopt. Als generatie wordt je enorm beïnvloed door de tijd. Hoe je in de wereld staat wordt toch bepaald door belangrijke gebeurtenissen in je jeugd. In mijn geval was dat de val van de Berlijnse Muur in 1989.’

Via vrienden en bekenden vond ze haar ‘tijdgenoten’. Bij ieder van hen ging ze op bezoek. Ze bracht een week met ieder door om samen te wonen, te eten en te feesten. ‘Bij hen allemaal hadden die jaren 1989 en 1990 een speciale betekenis: in Libanon eindigde de burgeroorlog, in Zuid Afrika werd Mandela vrij gelaten en de apartheid afgeschaft en India opende haar markt voor buitenlandse investeerders. Voor ons allemaal zijn de jaren negentig, de jaren waarin we volwassen werden, heel hoopvol geweest, maar bij ons allemaal is er een omslag geweest. Bij elk van hen heb ik geprobeerd om hun persoonlijke thema te achterhalen.’

De voorstelling zelf wordt, net als haar eerdere werk, een vertellende monoloog over het project zelf, aangevuld met video’s in de beeldtaal van Skype. ‘Het wordt vrij sober. Een witte ruimte, met vier projectievlakken. Ik heb iedereen twee uur lang stil zittend gefilmd en voor ons allevier een monoloog in de ik-vorm geschreven, die ik zelf speel. Maar omdat ze op de video ook eten, drinken en lachen ontstaat er vanzelf toch een vorm van interactie.’

Van Heemstra is naast theatermaker ook journalist en dichteres. In haar zoektocht naar persoonlijke verhalen blijkt Van Heemstra’s journalistieke achtergrond; ze schrijft regelmatig artikelen voor verschillende kranten en bladen. ‘In de journalistiek probeer ik heel dichtbij komen. Ik stel altijd heel veel vragen, maar ik ben er inmiddels achter gekomen dat dat ook heel intimiderend kan zijn. Daar was ik me niet zo van bewust, totdat iemand het een keer bij mij deed. Interviews gaan ook over controle krijgen. De een vraagt en de ander geeft informatie, maar wie heeft de macht?’

‘Met Ntando uit Zuid Afrika is dat een beetje mis gegaan. We kregen een moeilijke discussie over zwart en wit. Ik kon ook niet bij haar thuis in Durban wonen. Ik zat daar als enige in een hostel, midden in die stad. Het regende non-stop, zelf op pad gaan werd sterk afgeraden omdat het zo gevaarlijk is en ik vond de enorme Aids problematiek daar erg confronterend. . Ik wilde te veel dat zíj het leuk zou vinden, en merkte dat ik aggressief vriendelijk ging doen.’ Grinnikend: ‘Ik was erg ongelukkig daar.’

Voor ieder van de vier leden van het ‘tijdgezin’ brachten de jaren negentig toch niet wat ze ervan verwacht en gehoopt hadden. ‘De voorstelling gaat uiteindelijk over die omslag. Nee, niet van idealisme naar cynisme. Het is meer dat je je idealen meer persoonlijker maakt. Satchit  formuleerde het mooi: “Vroeger ging het over de wereld in mij, nu over mijzelf in de wereld”. Dus in die zin gaat de voorstelling ook over dertig worden. Ik schuif een generatie op, en kan mezelf nu ook vergelijken met mensen die jonger zijn en voor wie 9/11 het referentiepunt is. Dat de Muur viel betekende dat er iets open ging, en 9/11 ging over vernietiging: jongere mensen hebben denk ik nooit een geloof in maakbaarheid gekend. Ik ben benieuwd hoe die tegen de wereld aankijken als zíj dertig worden.’

Een ander kenmerk van Van Heemstra’s generatie is hun internationale oriëntatie: Souad woont inmiddels in Marseille, Ntando volgt een opleiding in Amsterdam en samen met Satchit uit Mumbai wil Van Heemstra een voorstelling over de Mahabharata maken, het heilige boek van de hindoes. ‘Het botsen met andere culturen kan pijnlijk zijn, maar ik wil het blijven doen. Ook vanwege het politieke klimaat in Nederland, waar heel veel mensen zich terugtrekken en de grenzen dicht willen doen. Ik denk dat het belangrijk is. Dat je jezelf pas echt leert kennen in de confrontatie met anderen, vreemden.’

Ook een laatste cliché over haar generatie gaat op: Van Heemstra kan moeilijk kiezen. Na een goed ontvangen poëziebundel en deze voorstelling werkt ze verder aan haar eerste roman. ‘Soms twijfel ik wel over werken in het theater. Het is zoveel gedoe, met zoveel tijdsdruk. Ik heb nog nooit zo lang aan één voorstelling gewerkt. Dat maakt het veel beter. Nu durf ik voor het eerst te zeggen: dit is klaar, dit is zoals ik het wilde. Ik ga me niet indekken.’

Family ’81 gaat op 25/2 in première in Frascati en is daar nog te zien op 26/2 en 24-26/3. Meer info op www.theaterfrascati.nl

Interview Gerardjan Rijnders

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 23 februari 2011 om 08:00 uur
tags: , , ,

Aanstaande zaterdag begint voor regisseur Gerardjan Rijnders een nieuw avontuur. Dan gaat De Meeuw in première, de eerste van drie toneelstukken van Tsjechov die hij regisseert bij de vrije producent Hummelinck Stuurman. Tsejchov3 is een groots opgezet project met acteurs als Pierre Bokma, Saskia Temmink, Cees Geel en Olga Zuiderhoek en publiciteitsfoto’s van Erwin Olaf. ‘Maar mijn manier van werken is niet veranderd.’

Rijnders en Tsjechov, het is een beladen combinatie. Het was Rijnders immers die in 1983 een legendarische voorstelling maakte van de Drie Zusters, waarin hij hardhandig afrekende met de traditie van melancholie en grote hartstochten die Tsjechov-opvoeringen in Nederland sinds Sjarov kenmerkten. Rijnders maakte er een parade van kleinburgerlijke benepenheid van, met een plastic keukenuitzet van de Blokker in plaats van een glimmende samovar.

En na het bekijken van een doorloop in de repetitiestudio van Hummelinck Stuurman is het duidelijk dat Rijnders in de loop der jaren niet milder is geworden over de Russische personages. Geholpen door een uitstekende cast zie je de contouren van wat een scherpe en spannende voorstelling kan gaan worden. Saskia Temmink speelt de toneelspelende provinciediva Arkadina, David Lucieer haar overgevoelige, hoogdravende toneelstukken schrijvende zoon Kosja die verliefd is op de ogenschijnlijk naïeve bakvis Nina (Eline ten Camp), die geïmponeerd is door de is de middelmatig succesvolle schrijver Trigorin van Cees Geel. De voorstelling krijgt diepte door mooie maar niet per se weemoedige bijrollen van acteurs als Paul R. Kooij, Titus Muizelaar, Marisa van Eyle en Reinier Bulder.

‘Ik vind echt dat ik het doe zoals Tsjechov het geschreven heeft’ zegt Rijnders na afloop. ‘Het speelt in een beetje armoedig milieu. Iedereen heeft het erover dat hij of zij te weinig geld heeft. Arkadina is actrice, maar viert haar triomfen in de provincie. Volgens mij is Trigorin de enige die daadwerkelijk iets kán; het is geen groot literator, maar meer een soort Carmiggelt, iemand die goed anekdotes kan opschrijven. Het mooie van Tsjechov is dat het bijzonder geraffineerd in elkaar zit. Nina lijkt een lief meisje, maar misschien is ze ook wel heel doortrapt, Trigorin doet naïef, maar hij maakt Nina echt doelbewust kapot. En hoe die moeder met die zoon omgaat, dat kan écht niet.’

Continue reading “Interview Gerardjan Rijnders” »

Recensie: ‘Till the fat lady sings’ van Oostpool

Parool,recensies — simber op 23 februari 2011 om 02:01 uur
tags: , , , , ,

‘Iedereen is bezig om een interessant iemand te worden’, zegt een jonge vrouw vol walging. Ze heeft besloten heeft om niet meer mee te doen en blijft op de bank liggen. Tegelijkertijd realiseert ze zich donders goed dat ze met haar anorexische gedrag, haar obscure Russische spirituele boekje en haar zelfmedelijden zelf ook een heel interessant iemand ligt te wezen.

Till the fat lady sings is een nieuwe voorstelling van Toneelgroep Oostpool, losjes gebaseerd op de novelle Franny en Zooey van J.D. Salinger, over een broer en zus uit een excentriek gezin, intelligent, artistiek en in de twintig. Schrijver Casper van de Putte maakte er samen met regisseur Erik Whien en de acteurs Maria Kraakman en Sanne den Hartogh een mooi oprechte zoektocht naar authenticiteit van, voor jonge mensen van nu.

Met een paar houten meubels, een cocktailshaker, een stippenjasje en een dun stropdasje wordt het verhaal onnadrukkelijk in de jaren vijftig of zestig geplaatst (Mad Man begint ook in de Nederlandse theatervormgeving flinke invloed uit te oefenen), maar de teksten zijn venijnig actueel. Hoe de twee over hun volwassen omgeving praten, vol mensen die commentaar hebben over hun ‘luie generatie’ of juist enthousiast zijn over het jeugdig elan, is venijnig en herkenbaar, net als hun hekel aan ‘de plicht om bijzonder te worden’. Maar de tekst is gemener dan de uitvoering.

Wat de voorstelling doet slagen is de prettig bedaarde toon en sfeer die doet denken aan films als The Royal Tenenbaums of Grey Gardens. Kraakman en Den Hartogh zijn allebei lichte, bijna zwevende acteurs, die inmiddels zoveel samen gespeeld hebben dat ze met minieme middelen hun familierelatie geloofwaardig weten te maken, zij met snelle, stuurse blikken en hij met zijn stem.

Uiteindelijk weten ze voor elkaar iets te vinden dat niet nep en onoprecht is: ze zijn allebei acteurs in radiohoorspelen en maken een ritueel van het poetsen van hun schoenen voor ieder optreden. Via deze zinloze zingeving wordt de voorstelling een liefdesverklaring van vier interessante theatermakers aan hun publiek. Hun schoenen blonken.

Till the fat lady sings van Toneelgroep Oostpool. Gezien 22/2/11 in Frascati. Aldaar t/m 26/2. Tournee t/m 19/3. Meer info op www.toneelgroepoostpool.nl

Recensie: ‘Faust’ van Het Nationale Toneel

Wie besluit Faust op de te voeren haalt zich een probleem op de hals. Want hoewel het tweedelige stuk een rijkdom aan ideeën en filosofie kent die slechts vergelijkbaar is met Hamlet, is Goethe veel minder dan Shakespeare geïnteresseerd in het componeren van een dramatisch spannend verhaal. Onspeelbaar leesdrama wordt het daarom regelmatig genoemd, en met name het tweede deel wordt niet vaak opgevoerd.

Regisseur Johan Doesburg en Het Nationale Toneel hebben het nu dan aangedurft en spelen Faust I & II als marathon van zes uur of op twee opeenvolgende  avonden. Maar ondanks dat het gezelschap groots uitpakt, leiden de bijzondere zaalopstelling, het enorme aantal kostuums en pruiken, de kordaat gemoderniseerde vertaling en bewerking van Janine Brogt en de grote hoeveelheid stijlen en thema’s niet tot een onmisbare theaterbelevenis.

Faust (betrouwbaar, maar niet opzienbarend gespeeld door Jaap Spijkers) is een oude kamergeleerde die aan het eind van zijn leven het gevoel heeft dat hij zijn tijd verspild heeft met het zoeken naar kennis, maar het leven aan zich voorbij heeft laten gaan. De duivel Mefisto biedt hem het bekende contract: een leven lang almacht in ruil voor zijn zieleheil, bezegeld met een drupje bloed. Wat Faust niet weet is dat hij de inzet is van een weddenschap tussen Mefisto en God (een gezette oudere heer in een wit trainingspak), die stelt dat in alle verleidingen de mens toch een gevoel van goed en kwaad zal behouden.

Zo begint Fausts zoektocht naar bevrediging, een reis langs genot, liefde, rijkdom en macht, begeleid door de trommels, bellen en piano-soundscape van Harry de Wit. Maar bij alles wat Faust wil – de liefde winnen van de mooie Gretchen, in de gunst komen bij de keizer, nieuw land winnen uit zee – stribbelt Mefisto tegen. Steeds wordt Faust uitgelokt om zelf morele grenzen over te gaan, moorden te plegen uit passie of om de heerschappij en uiteindelijk laat hij zelfs twee mensen doden omdat hun huis zijn uitzicht bederft.

In de vier delen zit het publiek steeds ergens anders in het theater; een deel op de balkons, een deel op losse stoelen in de door een catwalk doormidden gedeelde zaal en een deel op een stellage van steigers op het toneel. Vlot beweegt de voorstelling van de ene scène naar de andere, maar met name in het tweede deel worden mooie scènes afgewisseld met vette kitsch en wijdlopige uitwijdingen over Walpurgisnacht en krijgt Mefisto een moeilijk te interpreteren eigen verhaal in de Grieke onderwereld.

Stefan de Walle speelt Mefisto adequaat, maar ook weer te weinig bijzonder. Hij is een mooie charmeur, met geestig schlemielige overdrijvingen in spel, maar hij is te weinig gemeen en intens om echt angstaanjagend te zijn. Aan de andere kant: helemaal op het eind – als hij zich Fausts ziel toch laat ontglippen – voel je oprechte sympathy for the devil.

De engelen die Fausts ziel toch nog weten te redden doen dat met het argument: ‘Wie tot het eind zoekt en streeft kunnen wij bevrijden.’ Zo is deze Faust te lezen als een oproep om verder te zoeken naar een betere vorm van samenleving dan de huidige, die aan het begin door Fausts onvrede samen met de rest van de Verlichting beëindigd wordt verklaard. Mocht dat de subversieve boodschap zijn van de voorstelling dan had die wel wat sterker mogen klinken, maar toch blijkt ook in een matige uitvoering als deze het stuk prikkelend genoeg.

Tenslotte is het moeilijk te begrijpen dat de tot in detail doordachte en zorgvuldig vormgegeven voorstellingen van Susanne Kennedy van hetzelfde gezelschap zijn dat zo’n slodderige productie aflevert: slechtzittende kostuums, acteurs die onhandig met bewegende decors moeten hannesen, goedkoop uitziende video-effecten. Het lijkt wel alsof Het Nationale Toneel deze mega-productie even tussendoor heeft willen doen. Jammer, er had meer in gezeten.

Faust I & II van Het Nationale Toneel. Gezien 19/2/11 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 24/2/ t/m 6/3. Meer info op www.faustoptoneel.nl

Recensie: ‘Dieven’ van het Ro Theater en KVS

Een vrouw heeft een wolf gezien aan de rand van de stad. Ze is opgetogen en verward. Niet per se omdat een wild dier niet thuis zou horen op deze plek, maar vanwege de vraag: ‘Staat wolf voor aanvang nieuw begin/of voor afscheid verval?’

Welkom in de wereld van Dea Loher. Loher is een van de belangrijkste Duitse toneelschrijfsters van dit moment en sinds een paar jaar regisseert Alize Zandwijk haar nieuwe stukken bij het Ro Theater. Dieven is haar meest recente tekst.

Net zoals haar eerdere stukken Onschuld en Het laatste vuur kent ook Dieven geen overkoepelend verhaal. Het is een mozaïek van personages, losjes met elkaar verbonden. De vrouw die de wolf heeft gezien heet Linda Tomason en heeft een vader in een bejaardentehuis, een broer die ze nooit ziet, maar die heeft besloten niet meer uit bed te komen en een vrouwelijke supermarktchef met dezelfde achternaam als zijzelf, die toch geen familie is. En dat is nog niet eens de helft van de rollen.

Ze bewegen zicht in een stad van kartonnen dozen op een hellend toneel. In korte scènes vertellen ze over wolven, verloren echtgenoten, pogingen tot moord en abortus, maar steeds afstandelijk, vaak heel geestig, maar steeds met iets hulpeloos. Er zit een diepe, wanhopige passiviteit in deze personages. De scènes zijn steeds tussen twee of drie mensen. Alleen als de vader een pot worsten heeft, rent iedereen naar hem toe om er een te bemachtigen.

Behalve de dozen en een constante soundscape (van Florentijn Boddendijk en Remco de Jong) laat Zandwijk vooral ruimte aan de acteurs om deze voorstelling richting en diepte te geven. Willy Thomas maakt van de kwade vader een typetje dat toch ontroert, Sylvia Poorta speelt prachtig een obsessieve doorzetter zoals die in ieder stuk van Loher voorkomt, Esther Scheldwacht en Greet Verstraete weten midden in kleine, komische fragmenten tragisch reliëf te brengen.

Fania Sorel, inmiddels de sterspeler van het Ro, is opnieuw weergaloos als Linda, met haar mooie blonde haar en haar saaie steunkousen. Met minimale middelen, en weer totaal anders dan haar vorige rollen, zet ze een vrouw van gekneusd optimisme neer. Het is zo’n zeldzame actrice waarnaar je blijft kijken wanneer ze een beetje tussen de dozen scharrelt en die nooit verveelt.

De spaarzame regie is overigens ook de zwakte van de voorstelling. Bijna iedere keer staan de personages die aan het woord zijn middenvoor op het podium en richten ze het woord direct tot de zaal. Bij een lengte van tweeëneenhalf uur stoort dat. En bij het lopen door de dozen slaat de onbeholpenheid van de karakters terug op de voorstelling zelf.

Maar alleen al de kwaliteit van dit stuk is de gang naar de schouwburg waard. Loher weet iets duidelijk te maken over deze mensen. Iets waarvoor ze van de Japanse kunstenaar Genpei Akasegawa het begrip Tomason leende: ‘Een voorwerp, waarvan niemand weet, wat het voor betekenis heeft. (…) Ergens heeft iemand het bedacht, omdat hij het voor een bepaald doel nodig had. Maar dat is verloren gegaan.’

Dieven van het Ro Theater en KVS. Gezien 16/2 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 18 en 19/2. Tournee t/m 23/3. Meer info op www.rotheater.nl

Recensie: ‘Hondenliefde’ van Ulrike Quade en The Glasshouse

Parool,recensies — simber op 15 februari 2011 om 17:12 uur
tags: , , , , ,

Een eenzame man zit op een parkbankje. Het bankje staat op een groot schuin vlak, hier en daar liggen hoopjes herfstbladeren. Bij de eerste zinnen die hij spreekt blijkt het een begraafplaats: hij vertelt zijn overleden vrouw over wat hij met het huis heeft gedaan, dat hij haar kleren niet kan wegdoen. Matthias Maat speelt hem als een hond wiens baas verdwenen is.

Het is een gelukkige combinatie: de spaarzame, muzikale teksten van schrijver en regisseur Kees Roorda en de poppen van theatermaker Ulrike Quade. Ze werken nu voor het eerst samen in de lieve en nuchtere lunchpauzevoorstelling Hondenliefde.

Op het kerkhof komen verschillende personages voorbij, allemaal gespeeld door Quade, met steeds nieuwe poppen. Eerst de opzichter en schoonmaker Hafid, met een buitengewoon lange arm en zijn hoofd op Quade’s andere hand, dan een blinde vrouw – Quade met een uitvergroot hoofd. De voorstelling wordt vreemder als uit een gat uit de grond ook de moeder van de man opduikt of als het Christusbeeld dat de man in elkaar zet tegen hem begint te praten.

Het zijn korte, eenvoudige zinnen waarmee ze praten, sober en prettig onpoëtisch. Ze krijgen kleur door de fantasie van Quade die elk van haar personages weer een nieuw karakter geeft, terwijl ze de man steeds opnieuw hetzelfde advies geeft: sta op, ga verder met je leven, blijf niet stilstaan. Of, zoals de flegmatieke Jezus het formuleert: ‘Ga naar huis, koop een nieuwe fiets en ga op vakantie.’

Het is geen wereldschokkende boodschap die Roorda en Quade hebben, maar Hondenhart is eenvoudig en mooi. Overigens is de voorstelling onderdeel van het Pop Arts Festival dat Bellevue organiseert in samenwerking met De Krakeling en het Ostadetheater, waarin veel live animaties en een aantal Belgische voorstellingen te zien zijn.

Bellevue Lunchtheater: Hondenliefde van Ulrike Quade en The Glasshouse. Gezien 15/2/11 in Bellevue. Aldaar t/m 27/2. Tournee t/m 13/5. Meer info op www.lunchtheater.nl

Recensie: ‘Nooit van elkaar’ van Toneelgroep Amsterdam

‘Ik ben groot en sterk en fantastisch.’ Steeds komt het zinnetje terug. Maar de vrouw die het uitspreekt zit alleen in haar lege appartement achter haar glazen rode wijn, wachtend op een man die niet komt. Maar ellendig is ze niet. In een schitterende rol geeft Chris Nietvelt haar wanhopig zelfinzicht en tegelijk bedaarde waardigheid.

De teksten van de Noorse toneelschrijver Jon Fosse (1959) werden tot nu toe alleen in de kleine zalen gespeeld, meestal door jonge acteurs. Het zijn anti-dramatische stukken over wat hij zelf noemt ‘de lege ruimte in menselijke relaties’, minimalistisch van taal en zonder conflict of climax. Dat Ivo van Hove het nu regisseert is alleen al interessant door de casting van Nietvelt en Gijs Scholten van Aschat, ineens wordt het ‘volwassen’.

De overeenkomsten met La Voix Humaine met Halina Reijn, vorig jaar in Amsterdam te zien, zijn duidelijk. Opnieuw zien we een eenzame vrouw die zich obsessief overgeeft aan verlangen naar een geliefde die haar al verlaten heeft. Maar in Nooit van elkaar komt de verbeelding tot leven en keert de man als droombeeld terug. Of is hun ontmoeting werkelijk en kunnen ze niet anders dan langs elkaar heen praten?

Het enorme decor is een onregelmatig gevormde ruimte, het lijkt een half verbouwd appartement, met onafgewerkte betonnen pilaren, een gat in het keukenblok en kartonnen dozen. Is ze er net in verhuisd of staat ze op het punt er te vertrekken? Zonnig licht schijnt door grote ramen links, later wordt het scherper en killer. De voorstelling is gestructureerd rondom de maaltijd, die in de schaarse tekst benoemd wordt. Aan het begin gaat Nietvelt naar het voorbeeld van Julia Child op televisie een kip te lijf, later dekt ze een tafel voor twee personen, terwijl ze maar één stoel heeft.

Het is de verdienste van Van Hove en zijn spelers – naast genoemden ook stagiaire Hélène Devos in een kleine rol als nieuwe vriendin van de man die akelig veel op haar voorgangster lijkt – dat ze in opperste beheersing de muzikaliteit en suggestieve kracht van Fosse’s steeds herhalende zinnetjes weten over te brengen en lading te geven.

Maar meer nog dan de taal is het Chris Nietvelt die de voorstelling spannend maakt. Het is fascinerend hoe gecontroleerd ze haar personage laat ontsporen. Door taal houdt ze zichzelf in de hand, maar tegelijk laat ze in de taal haar obsessies de vrije loop. In alles is ze het tegendeel van de uitvergrote Phaedra die ze eerder dit seizoen speelde. Scholten van Aschat is ook al zo mooi, bedaard en bijna een zelfbewust fantasiebeeld.

Het is jammer dat de tekst tegen het einde te veel uitlegt en niet genoeg vertrouwt op z’n aangename raadselachtigheid. Nietvelt’s personage kan berusten in haar ongeluk, maar dat was al duidelijk. Nee, Fosse is noch een nieuwe Ibsen, noch Beckett. Er valt zeer veel te genieten aan Nooit van elkaar, maar de spelers overvleugelen de tekst.

Nooit van elkaar van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 10/2/11 in Antwerpen. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 17/4 t/m 19/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Olie’ van Het Derde Bedrijf

Theu Boermans keert met Olie in zekere zin terug naar een van de kenmerken van De Trust: het introduceren van nieuwe (Duitstalige) toneelschrijvers. De Zwitser Lukas Bärfuss is in Nederland nog nauwelijks gespeeld, maar of hij dezelfde reputatie als Goetz of Schwab zal krijgen lijkt niet waarschijnlijk. Dat de voorstelling toch de moeite waard is komt door de spelers, maar vooral door de meesterlijke vormgeving.

Eva (Tamar van den Dop) zit in een huis in een provinciestad in een niet nader benoemd Derde Wereldland te wachten op haar man, een geoloog die met een assistent op zoek is naar olie. Ze doodt de tijd met drinken en honende, aan Thomas Bernhard herinnerende monologen tegen haar dienstbode, door Myranda Jongeling lijzig met Oosteuropees accent gespeeld.

De personages zijn opgesloten in een enorme houten kist, met stempels als op een krat dat verscheept moet worden. Maar de meeste aandacht trekt de grote zwarte ballon aan het plafond. De scènes zijn kort en worden steeds onderbroken door donkerslagen, waarin luid gesis te horen is. Als het licht weer aangaat zijn nieuwe personages verschenen en blijkt de ballon weer net iets verder opgeblazen.

Die ballon is een geweldig idee, te goed misschien voor deze tekst. De hele voorstelling staat onder spanning en als aan het eind de balloon de hele ruimte vult, en de paar meubels en mensen wegdrukt vraag je je af waar het stuk eigenlijk over ging. Over ons schuldgevoel over het leegplunderen van arme landen voor ons comfort? Over spirituele leegte in morele voortreffelijkheid? Bärfuss’ taal is literair, met verrassende metaforen afgewisseld met bijtende humor.

Het is Van den Dop die je voor Eva weet te winnen. In al haar gemene inertie is ze toch beklagenswaardig. Marcel Hensema als de geoloog stelt daar een passend ongeduldige energie tegenover. Een kleine huiselijke scène halverwege het stuk toont hun even oprechte wederzijdse liefde en haat en is een bescheiden hoogtepunt.

Het kan verkeren. Zo’n twee jaar geleden zat de carrière van Theu Boermans aan de grond: hij had alles ingezet op zijn gezelschap De Theatercompagnie, maar dat kreeg geen subsidie meer. Maar zie, het is 2011 en ineens is Boermans regisseur van een succesmusical (Soldaat van Oranje), de nieuwe artistiek leider van Het Nationale Toneel in Den Haag en start hij met een nieuwe eigen productiekern Het Derde Bedrijf. Zo blijft hij zich binden aan Amsterdam en aan Olie te zien is dat iets om blij mee te zijn.

Olie van Het Derde Bedrijf. Gezien 2/2/11 in Het Compagnietheater. Aldaar t/m 19/2. Meer info op www.compagnietheater.nl.

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity