Recensie: ‘Oogst’ van Stan

Frank Vercruyssen en Damiaan De Schrijver staan te prutsen met apparaat en een plaat triplex. Het machientje is een piepklein en geavanceerd projectortje, het triplex dient als scherm. “Hadden we deze niet geleend van Discordia?”, vraagt De Schrijver. En als uitleg tegen het publiek: “Alles wat wij hebben is geleend of afgekeken van Discoria.” Dat klopt; niet alleen aan het decor, met katrollen opgehangen coulissen van gele stof en papier, maar ook aan de open speelstijl en de sobere manier van toneelrepertoire brengen is de invloed van de Amsterdamse groep te zien.

Vercruyssen en De Schrijver vormen samen met Sara de Roo en Jolente De Keersmaeker de kern van Toneelgroep Stan, opgekomen met de Vlaamse golf in de vroege jaren negentig. Eind 2009 vierde de groep haar twintigjarig bestaan met een paar 24 uur durende happenings waarop vele toneelvrienden aanschoven om half improviserend mee te spelen.

De voorstelling Oogst is een uitvloeisel van die etmalen. Vier avonden spelen ze in Frascati min of meer hetzelfde programma van losse scènes, maar steeds met andere gasten. Gisteren deden onder anderen de actrices Wine Dierickx en Maartje Remmers van Wunderbaum mee en zorgde altviolist Paul De Clerck voor muziek.

Er lijkt weinig overkoepelende thematiek te zijn, of het moet zijn dat de spelers van Stan in de gekozen fragmenten steeds het establishment vertegenwoordigen. In een paar scènes uit De Meeuw speelt De Roo steeds het oudere personage – de actrice Arkadina of de schrijver Trigorin – en de jonge acteur Thomas Janssens doet de opkomende generatie. Vercruyssen, binnen Stan de ongemeen intense tegenpool van de koddige De Schrijver, speelt een huiveringwekkende ondervrager in One for the road van Harold Pinter en Jeroen Perceval is zijn slachtoffer.

Niet alles in interessant, zoals een nogal pathetisch gedicht over Libië en een internetfilmpje over atoomproeven. En daar schuilt misschien ook het dilemma van Stan van de laatste jaren: de groep maatschappelijk betrokken kunstenaars blijkt toch vooral uit te blinken in schitterend komediespel.

Hoogtepunt van de avond is dan ook de korte klucht Het Huwelijksaanzoek van Tsjechov dat door De Schrijver en De Keersmaeker met hulp van komiek Dirk Van Dijck tot grote hoogte wordt gestuwd. Maar vandaag en morgen is er weer een ander programma, waarbij ook Discordia zelf acte de présence zal geven.

Oogst van Stan. Gezien 26/4/11 in Frascati. Aldaar t/m 29/4. Meer info op www.stan.be

Recensie: ‘Luitenantenduetten’ door De Warme Winkel

Parool,recensies — simber op 22 april 2011 om 01:15 uur
tags: , , ,

Stil zitten ze rond de kachel. De acteurs Vincent Rietveld en Ward Weemhoff zien eruit alsof ze hier al jaren verblijven. De met paardendekens omzoomde ruimte bevindt zich in één van de bruggehoofden waar de Van Baerlestraat het Vondelpark kruist, en die vroeger dienst deed als bunker. Het is er bedompt en opvallend koel. Als er boven een tram langs rijdt gaat opent een deur, maar voordat de twee mannen naar binnen kunnen is de tram alweer voorbij en gaat de deur weer dicht.

Theatergroep De Warme Winkel vestigde de afgelopen jaren haar naam met een serie voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars en eerder dit seizoen maakten ze in Rotterdam de weergaloze voorstelling Poëten en Bandieten over de Russische dichter Boris Rhyzy. Voorstellingen als een non-fictieboek, waarbij lezing, kwis en Wikipedia-kennis moeiteloos werden gecombineerd uitzinnige theatrale fantasie. Hun nieuwe voorstelling Luitenantenduetten ontbeert zo’n strakke dramaturgie, maar binnen de associatieve vorm weten de makers opnieuw schitterende en dolkomische scènes te maken.

Het is eerst even zoeken naar het verband tussen Rietveld in bruidsjurk met een Duitse tekst, Weemhoff die luchtdrums speelt, de weergaloze slapstick met geweren, stoelen en kapotte laarzen, het lied van Monteverdi dat ze samen zingen en de foeilelijke cover van Another day in paradise die ze nadrukkelijk níet meezingen. Maar gaandeweg wordt het duidelijker. Wordt hier wellicht de kunst gewogen en gered? Zijn deze luitenanten de beschermers van wat er nog over is?

De mooiste scène is als Rietveld vertelt over een rots die bij de Chinese dichter Lan Ying in de tuin stond. Die tekende hem op papier, een tijdschrift publiceerde een reproductie, Rietveld heeft die overgetrokken op sheets, en met behulp van een overheadprojector schildert hij dat weer op de muur. Eerder heeft Weemhof al tergend langzaam de vijf elementen van een welsprekend kunstwerk voorgedragen; vast een bijna verloren gegaan citaat van een vergeten kunstenaar. Als kunst blijft herhalen of in regels wordt gevat is het einde nabij.

En na deze tot nadenken stemmende conclusie slaat de stemming om, want De Warme Winkel zet zichzelf neer als frontsoldaten in de Nederlandse culture wars en vraagt het publiek geen toegangsprijs, maar een ‘vrijwillige’ bijdrage, die na afloop van de voorstelling op onbetaalbare wijze door Rietveld uit je zak wordt geklopt.

Luitenantenduetten door De Warme Winkel. Gezien 21/4/11 in de bunker in het Vondelpark. Aldaar t/m 28/5. Reserveren via Frascati. Meer info op www.dewarmewinkel.nl

Recensie: ‘Sartre zegt sorry’ van Laura van Dolron, Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 21 april 2011 om 14:36 uur
tags: , , ,

Waarom hebben sombere uitspraken van lelijke mannen toch altijd zoveel succes? Laura van Dolron ergert zich er wild aan. In Sartre zegt sorry roept ze de existentialistische (en zoals bekend afstotelijke) filosoof ter verantwoording voor het leed dat hij de wereld heeft aangedaan. Want volgens dertiger Van Dolron is het allemaal zijn schuld: de twijfel van haar generatie, het morele relativisme, het onvermogen om tot handelen te komen.

Zelf staat ze als aanklager op het podium, met de welwillende Steve Aernouts als Sartre, als het ware uit de dood herrezen om onze zonden op zich te nemen. Geestig en spits attaqueert Van Dolron de arme Sartre, en Aernouts mag pas wat zeggen als hij het echt meent. Stand-up philosophy noemt Van Dolron dit zelf uitgevonden genre. Ze maakt dit soort voorstellingen nu al een aantal jaar, een persoonlijke zoektocht naar een uitweg uit het cynisme, en ze beheerst de vorm inmiddels virtuoos. De tobberige Van Dolron schuurt prettig met Aernouts’ zachtmoedigheid.

Mooi is het als ze Sartre’s stelling dat schoonheid niet bestaat pareert met een ellenlange opsomming van alledaagse pracht. Extreem herkenbaar is haar beschrijving van dertigersvriendschappen als het uitwisselen van monologen in steriele koffieplekken. Verwarrend is het als ze praat over haar vriendje dat ze na een negen jaar durende anti-romantische relatie ten huwelijk vraagt. Is het authentiek of spel? Van Dolron is altijd meer agitator dan actrice geweest, en haar pogingen tot oprechtheid voelen vaak nogal instrumenteel.

De voorstellingen van Laura van Dolron zijn als afleveringen van een tijdschrift: het format en de toon liggen vast, de onderwerpen verschillen, maar hebben een beperkte bandbreedte. Na er meerdere gezien te hebben begint er iets een beetje dwars te zitten.

Pas aan het eind, als Sartre het woord neemt, wordt het duidelijk: Sartre heeft het allemaal niet zo bedoeld, ook hij was in de greep van angst een een verlammende liefde voor Simone de Beauvoir. “Ben je ooit zo bang om iets te verliezen dat je het niet wilt bezitten?” Sartre is juist altijd op zoek geweest naar tegenspraak, zegt hij. Maar daar zit ‘m nou net de kneep: dat zijn niet de woorden van Sartre, maar die van Van Dolron, uitgesproken door een acteur. En daardoor slaan ze ook weer op Van Dolron zelf terug. Haar voorstellingen blijven discussies met zichzelf en inmiddels is wat meer invloed van buiten, een beetje échte tegenspraak nodig.

Sartre zegt sorry van Laura van Dolron. Gezien 19/4/10 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Frascati): 26/4 t/m 14/5. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Bij het kanaal naar links’ van De Mexicaanse Hond en Olympique Dramatique

“Wees blij dat de situatie gespannen is”, zegt de ene buurman over de andere. En later; “Wat is er tegen haat? Tegen pure, zuiver haat?” Alex van Warmerdam maakt ongeveer net zo vaak een film als een theatervoorstelling, maar gezellig wordt het nooit. Bij het kanaal naar links biedt weer dezelfde afgemeten zinnen, absurde situaties en droge acteerstijl als zijn eerdere werk, dit keer verpakt in een buitengewoon boosaardig sprookje met zowaar een randje maatschappijkritiek.

Twee families delen de speelvloer, een hellend vlak met een groen en bruin achterdoek, een abstracte jungle. Ieder gezin heeft een éénpersoonsbed en een tafel, links staat een schuurtje waar rechts een kast staat. De familie links bestaat uit een politieagent (Aat Ceelen), die met zijn zwarte uniform met een leren band over zijn borst onmiskenbaar aan een NSB’er doet denken, zijn vrouw en twee kinderen.

Rechts zijn ze iets minder nucleair, met alleen een vader (Pierre Bokma) en een zoon. De twee zoons worden gespeeld door acteurs van de Vlaamse groep Olympique Dramatique, die vroeger nogal opviel door heftig toneelspel, maar in deze voorstelling hebben de twee mannen (Stijn van Opstal en Tom Dewispelaere) precies die intense beheersing die Van Warmerdams stijl vraagt.

Aan het begin is het vooral die speelstijl die intrigeert; het afgepaste praten in korte zinnen, acteurs die nauwelijks lijken te denken of voelen, maar uitsluitend praten en handelen. Bokma is weergaloos onderdanig als gluiperige vader die door zijn zoon wordt afgeblaft, Annet Malherbe als de kalmeringspillenverslaafde moeder is een brok zenuwen, zonder dat het een moment psychologisch wordt. Het verhaal, dat in het begin nog alle kanten op kan (wat doet de zoon de hele tijd in het schuurtje? Wat is de buurman toch aan het hosselen? Krijgt de vader ooit zijn loon? Gaan die geweren nog gebruikt worden?), wint echter al snel aan vaart en voert naar een onherroepelijk en sinister slot.

Van Warmerdam, in deze voorstelling verantwoordelijk voor tekst, regie, decor en muziek, heeft veel te maken met Wim T. Schippers. Beiden zijn buitenbeentjes in het Nederlandse theater. Ze maken slechts om de paar jaar een nieuwe voorstelling, tussen hun vele andere projecten door en juist omdat beide kunstenaars zich zo afzijdig houden van wat er elders in het theater te zien is, hebben hun voorstellingen altijd iets licht oubolligs, al weten ze hun weg naar een ruime schare vaste fans moeiteloos te vinden.

In al z’n eigenzinnige absurdisme staat  Van Warmerdam’s werk vaak een beetje naast de maatschappij. In Bij het kanaal naar links lijkt dat lange tijd ook zo maar in de magnifieke laatste scène en de grimmige uitkomst van het stuk is uiteindelijk duidelijk een statement over kleinburgerlijk nationalisme te zien. Een typische, goede Van Warmerdam kortom, met een aangenaam bijtend slot.

Bij het kanaal naar links van De Mexicaanse Hond en Olympique Dramatique. Gezien: 12/4/11. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 20-25/5. Meer info op www.orkater.nl

Toneelgroep Amsterdam, Seizoen 2011/12

interviews,nieuws,Parool — simber op 5 april 2011 om 15:02 uur
tags: , ,

Zeven premières brengt Toneelgroep Amsterdam (TGA) volgend seizoen. Terwijl hij net begonnen is met repeteren aan de grootschalige seizoensafsluiter De Russen! (een Tsjechov-bewerking van Tom Lanoye die tijdens het Holland Festival in première gaat) licht regisseur en directeur Ivo van Hove uitgebreid de plannen toe.

“Hoe ga je om met je de pijn die je elkaar hebt aangedaan, dát is de vraag waar bijna alle voorstellingen zich mee bezighouden”, vertelt Van Hove in zijn kantoor achterin de Stadsschouwburg. “Of als je het maatschappelijk ziet: hoe leer je afscheid nemen van het oude en iets nieuws aangaan.” Het eerste dat opvalt is dat TGA twee stukken van de zeventiende-eeuwse Franse komedieschrijver Molière gaat spelen. Van Hove zal zelf De Vrek regisseren en voor Tartuffe is de Bulgaars-Duitse regisseur Dimiter Gotscheff aangezocht.

“Molière is dringend aan herontdekking toe”, vindt Van Hove. “Hij schreef natuurlijk komedies, maar in mijn visie zijn het ook sociale drama’s. Het zijn allemaal stukken die op een heel grimmige manier ethische problemen naar voren brengen. Hij zet twee keuzes tegenover elkaar en je moet je als publiek daartegenover verhouden. Als je het nu leest lijkt het bijna eigentijds. De Vrek is een man wiens leven beheerst wordt door de gedachte aan geld. Daarmee vergiftigt hij zijn familie, en zijn kinderen worden nog erger dan hij zelf. Zo wordt het ook een koningsdrama.” De titelrol zal gespeeld worden door Hans Kesting die met deze rol zijn 25-jarig toneeljubileum viert.

Continue reading “Toneelgroep Amsterdam, Seizoen 2011/12” »

Interview Lizzy Timmers

Parool — simber op 28 maart 2011 om 20:27 uur
tags: , , , ,

Tijgers noemen ze ze: de moderne componisten die hen gevormd hebben. Paul Koek en Lizzy Timmers bedachten de voorstelling In de tijd van tijgers voornamelijk bij de Koeks platenkast, zij steeds nieuwe muziek opduikend en hij luisterend naar platen die hij al vijftien jaar niet meer had gehoord. De voorstelling is deze week in Amsterdam te zien.

Lizzy Timmers (Rotterdam, 1980) is nu voor twee jaar verbonden aan De Veenfabriek, het Leidse muziektheatergezelschap van Paul Koek. “Het was vanaf het begin een grote wens alleen samen met hem iets te maken,” vertelt ze in een Amsterdams café, “Om elkaar op die manier te leren kennen.”

Toen Koek slagwerk studeerde op het Haagse conservatorium kwam hij voor het eerst in aanraking met componisten als Webern en Berio. “Bij de platenkast bij hem thuis ben ik heel veel vragen gaan stellen over hoe het was om in aanraking te komen met de klassiek moderne muziek en wat het voor hem betekende. Hij vertelde hoe bepalend die muziek was voor zijn leven en we draaiden platen die hij zelf al jaren niet meer had gehoord. Voor mij was het heel tof om hem de partituren van Stockhausen uit te zien leggen.” Ook werden ze geïnspireerd door het boek The rest is noise van Alex Ross, een muziekgeschiedenis van de twintigste eeuw.

De voorstelling gaat over die muziek, maar uiteindelijk ook veel meer over generaties en hoe je omgaat met traditie en geschiedenis. “Paul heeft op het conservatorium nog vrij autoritair les gekregen: de geschiedenis werd erin geramd. Het was een doorgaande lijn en als je de traditie leerde kennen kon je jezelf uiteindelijk op die lijn plaatsen. Dat is moeilijk voor te stellen voor mij: ik ben eclectisch, ik ben opgevoed in een wereld die vrijwel uitsluitend uit het heden bestaat.”

“Ook bij het maken van de voorstelling kwamen we datzelfde weer tegen: ik ben vrij associatief en hij kan dingen op een heel abstract niveau uitwerken. Maar Paul is niet ouderwets, hij is ook heel modern in z’n denken. De muziek die wij in de voorstelling maken is heel erg van nu geworden. Jazzy en punk, en ik zing ook een nummer van de Zuidafrikaanse hiphoppers van Die Antwoord.”

“Het was echt nieuw voor mij dat ik zo geraakt werd door die modernistische avant-garde muziek. Het is een enorme rijkdom om je te kunnen laten raken door iets uit het verleden. Je vergeet af en toe dat heel veel dingen om ons heen ooit bevochten zijn. Maar omdat we ze vanzelfsprekend vinden dreigt hun betekenis weg te zakken. Voor mij hielp het om via Paul weer even dat vuur van die oorsprong te voelen.”

Het is opvallend dat Timmers een voorstelling als In de tijd van tijgers maakt, want eigenlijk is ze helemaal geen muziektheatermaker. “Ja, ik ben opgeleid tot ‘performer’, maar dan weten de meeste mensen nog steeds niet wat je bedoelt. Ik kan zingen en gebruik meestal in mijn voorstellingen allerlei disciplines: lezingen, dans, of ook wel muziek. Ik houd ervan om bijvoorbeeld een hele rationele tekst te onderbreken met een rare performance. Zo kun je een voorstelling componeren met heel verschillende onderdelen. Sommige critici vinden dan dat ik de rode draad loslaat, omdat ik in iets in een andere discipline doe. Maar voor mij is het heel logisch, en volgens mij voor een niet ingevoerde bezoeker ook.”

Terwijl ze nog tourt met In de tijd van tijgers werkt ze alweer aan twee andere voorstellingen bij de Veenfabriek. “Bij de Nederlandse Operadagen gaan we met Medea doen met muziek van Wim Henderickx en tegelijk werken we al aan het project Moes. Dat is een samenwerking met Zina, de groep van Adelheid Roosen over mensen in volkstuintjes in Leiden en Amsterdam Noord.”

Eerder speelde Timmers al bij het OT in Rotterdam, het gezelschap van haar ouders Gerrit Timmers en Mirjam Koen. “Ik was daar in dienst als actrice en daar heb ik veel van geleerd, maar na verloop van tijd wordt ik onrustig en moet ik weer verder.” Timmers is tevreden bij De Veenfabriek, maar ook hier ziet ze haar onderdak bij als tijdelijk. “Ik ben een vreemde eend. Ik heb ruimte nodig om in m’n eentje te knutselen.”

In de tijd van tijgers van De Veenfabriek is te zien in Frascati van 30/3 t/m 2/4. Meer info op www.veenfabriek.nl

Interview Theu Boermans

Het Compagnietheater bruist van de activiteit. Beneden in de hal wordt een filmpje opgenomen met Monique van de Ven, terwijl in de keuken van het restaurant de avond wordt voorbereid. Boven, in de zaal, repeteert Theu Boermans met zijn acteurs aan de voorstelling De Eenzame Weg, die over een week in reprise gaat. Ze werken aan de scène waarin het personage van actrice Katja Herbers zelfmoord pleegt door in een enorme bak schuim te rollen. Ze moet onzichtbaar ontsnappen, een truc die eenvoudig lijkt, maar als je er even over nadenkt doodeng is.

‘Er zit nu ook een filmproductiebedrijf, een paar jonge ontwerpers en het kantoor van Het Theaterfestival’, vertelt Boermans even later in zijn eigen kamer, met uitzicht over de Kloverniersburgwal. Er staan nog flink wat verhuisdozen. ‘Het gezelschap De Theatercompagnie is opgeheven en de kantoren die we hadden voor dramaturgie, publiciteit en techniek zijn nu verhuurd. Maar er stonden nogal wat spullen die nu maar even hier blijven.’

Een paar jaar geleden leek het afgelopen met Theu Boermans. Zijn gezelschap De Theatercompagnie kreeg geen subsidie meer, zijn inzet om naast Toneelgroep Amsterdam een tweede stadsgezelschap te vormen had tot niets geleid. De groep werd opgeheven en al het personeel ontslagen. Maar Boermans hield één troef in handen: Het Compagnietheater.

Continue reading “Interview Theu Boermans” »

Recensie: ‘Post’ van Bellevue Lunchtheater

‘Omschrijf uzelf in drie woorden’ luidt de eerste vraag op het formulier. Daar moet ze even over nadenken. ‘Ik ben… Elsa’, komt er tenslotte uit. Als iemand haar later wil helpen vraagt die: ‘U heeft toch wel een eigenschap?’ ‘Honderden, maar geen drie.’

Nathan Vecht schreef eerder stukken als Fietsen voor Malawi of Go Vote! voor o.a. De Parade, waarin hij grote wereldproblemen terugbracht tot een menselijke schaal. Post, zijn nieuwe stuk, over een klein postkantoor in een afgelegen dorp, kent mooie momenten, maar is niet scherp genoeg voor een satire en niet licht genoeg voor een komedie.

In het postkantoor dat bestiert wordt door Elsa (Leny Breederveld, als altijd aandoenlijk bits) staan de ansichtkaarten onder tl-licht en staat een pannetje soep te pruttelen. Vaste gasten zijn de vergeefs op pakketjes wachtende hangoudere (Cas Enklaar) en een eeuwig zich op nieuwe carrières heroriënterende vrouw (Christine Bijvanck). Het formulier is van de in strak pak gehulde Johnson (René Geerlings) van het hoofdkantoor.

Wat Johnson precies komt doen is niet helemaal duidelijk, maar goed nieuws brengt hij in ieder geval niet. Iets met ‘overcompleet’, ‘herprofilering’, of het ‘in- en doorstroomtraject’. Hij moet vooral heel veel bellen met het hoofdkantoor waar overigens uitsluitend mensen met engelse namen werken.

De clash tussen grootsteedse efficiëntiedrang en rurale sociale cohesie wordt het mooist verwoord door Elsa: ‘Wij deden wat wij deden. En jullie deden wat jullie deden. Wat dat precies was is ons hier nooit helemaal  duidelijk geworden. Maar zolang jullie het niet hier deden ging alles van een leien dakje.’

Maar hoewel Vecht een goed oor heeft voor alledaagse absurditeiten is de tekst niet snedig genoeg. Ander probleem is de clichématige opbouw, met een snelle stadsjongen die zichzelf hervindt in een simpeler leven op het platteland.

En zo blijft Post een voorstelling waarin de acteurs grappiger zijn dan de tekst, zoals Leny Breederveld die aan het hannessen is met een plakbandroller of René Geerlings die bereik zoekt voor zijn mobiele telefoon. Om hen moet je hard lachen, om de rest af en toe een grinnik.

Post van Bellevue Lunchtheater. Regie: Loek Beumer. Gezien 13/3/11 in Bellevue. Aldaar t/m 3/4. Meer info op www.lunchtheater.nl

Recensie: ‘Bye Bye’ van Dood Paard

Parool,recensies — simber op 11 maart 2011 om 02:39 uur
tags: , , , , ,

Eerder dit seizoen maakte Dood Paard met Freetown een voorstelling voor drie vrouwen. Nu zijn de mannen aan de beurt. Kuno Bakker en Gillis Biesheuvel spelen in het kleinste zaaltje van Frascati een kwajongensachtige bewerking van Shakespeare’s Othello, die aan het eind buitengewoon geraffineerd blijkt.

Ze worden daarin bijgestaan door de Marokkaans-Nederlandse acteur Chaib Massaoudi, die de voorstelling opent met een gruwelijk verhaal dat hij vertelt in het Arabisch of Berbers en dat hij ondertitelt met behulp van een overheadprojector, over een kamermeisje dat een verminkt vrouwenlijk vindt in een hotelkamer.

Na dat zware begin wordt hij gedegradeerd tot bankzitter, terwijl Bakker en Biesheuvel in twee uur op weergaloze wijze Othello erdoorheen jassen. Na een ruzie over wie van de twee Othello mag spelen (waarin Massaoudi arbiter is) spelen ze in lange onderbroeken en met voor ieder personages speciaal gebruikte sjaaltjes de scènes over de jaloerse zwarte generaal (traditioneel vertaald als ‘moor’, maar nu consequent Berber of naffer genoemd) die door zijn vaandeldrager Iago wordt opgestookt te geloven dat zijn vrouw Desdemona een ander heeft.

Ze wisselen hedendaags taalgebruik moeiteloos af met prachtig vertaalde lyrische poëzie en na scènes met nu eens demonstrerend, dan weer ironisch ingeleefd spel, volgt altijd weer waaghalzerige slapstick op de vierkante meter. De twee staan op een klein podiumpje van losse planken dat steeds meer uit elkaar valt en dat achtereenvolgens toneel, zeilschip, rariteitenkabinet voor Noordafrikaanse meuk en graf kan zijn. Uit alles blijkt de jongensachtige bravoure van twee acteurs die niet bang zijn om ruw met elkaar om te gaan.

Je zou bij alle spelvreugde bijna vergeten dat Othello eigenlijk een nogal problematisch stuk is, met een zwarte hoofdpersoon geschreven door een witte schrijver voor een wit publiek, nog steeds vaak gespeeld door een witte acteur met zwarte schminck. Ook Biesheuvel verft aan het begin zijn gezicht slordig zwart, en in de loop van de voorstelling komt de grime op zijn handen en kleren te zitten.

Tegen het slot onderbreekt Massaoudi het spelletje. Mag hij ook nog een monoloog doen of zit hij er alleen voor de politiek correcte sier? Met tegenzin wordt hij op het podiumpje uitgenodigd en met z’n drieën doen ze de laatste scène: Bakker als Desdemona, Massaoudi als Othello die de tekst van Biesheuvel nazegt. En dan valt ineens alles in elkaar: Iago die beschuldigingen in Othello’s hoofd plant, Biesheuvel die Massaoudi souffleert, Shakespeare die die zijn denkbeelden over vreemdelingen projecteert en de allochtone indringer die aan het eind de schuld van alles krijgt.

Zonder enige voorkennis van Othello kan Bye Bye misschien een beetje lastig te volgen zijn, maar deze combinatie van spelerslol en intelligentie is onmogelijk te weerstaan.

Bye Bye van Dood Paard. Gezien 10/3/11 in Frascati. Aldaar t/m 26/3. Meer info op www.doodpaard.nl

Reportage: Ivo van Hoves ‘Ludwig II’ in München

In een Jezuïetenkerk in renaissancestijl aan de drukste winkelstraat van München ligt in een ondergrondse crypte het graf van Ludwig II, de sprookjeskoning van Beieren. Bij de kist van de vorst, die in 1886 onder mysterieuze omstandigheden stierf, liggen altijd verse bloemen: vazen met lelies en enkele rode rozen. Onder de Münchners  is Ludwig nog steeds geliefd, en zijn nalatenschap – omvangrijke patronage van de kunst, fantastische kastelen (zoals het later door Walt Disney gekopieerde Neuschwanstein) – behoren tot de Beierse identiteit.

Het is dus een tamelijk beladen onderneming dat Ivo van Hove, artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam in München de voorstelling Ludwig II regisseert, gebaseerd op de film van Visconti. Die film legt namelijk de nadruk de meer problematische kanten van Ludwigs persoonlijkheid: zijn obsessie met kunst en desinteresse in staatszaken, zijn vermeende krankzinnigheid en het feit dat hij hoogstwaarschijnlijk homoseksueel was. En dan ook nog met Jeroen Willems in de titelrol.

Vantevoren was er dus wel enige angst voor een rel. Johan Simons, de Nederlandse artistiek leider van het gezelschap de Münchner Kammerspiele, die Van Hove uitnodigde om de voorstelling te komen maken, vertelt: ‘Er zijn in München nog behoorlijk wat aanhangers van de koning die niet bang zijn om van zich te laten horen. “Stimmt nicht”, hoor je dan ineens uit de zaal roepen. We hebben in de repetitieperiode een bijeenkomst gehad met een aantal historici, waarin we aan het publiek uitlegden en hoeverre Visconti’s film op waarheid berustte. Maar dat die man gewoon homosekueel was, wat uit allerlei bronnen blijkt, dat wil er gewoon niet in.’

Er was dus afgelopen donderdag wel wat meer spanning dan de gebruikelijke premièrestress, en de angst voor de ruim zestig critici in de zaal.

Het eerste dat opvalt aan deze enscenering is de sobere zwartwitte esthetiek. In tegenstelling tot de exuberante stijl van Visconti kozen Van Hove en zijn vaste ontwerper Jan Versweyveld voor een spaarzame vormgeving: een vrijwel leeg toneel met muren van lij waarop de koning later met schoolkrijt kinderlijk kasteeltjes en planeten tekent. Midden op de vloer staat een afgesloten huisje. We zien alleen de witte buitenzijde, als de enige deur opengaat blijkt het een overdadig gedecoreerde kamer, met gouden krullen en grote spiegels. Wat er binnen gebeurt zien we op het huisje geprojecteerd, maar de camerastandpunten zijn steeds zo dat je doelbewust de essentie mist.

Het is Jeroen Willems die de voorstelling samenbindt en speelsheid van de krijttekeningen verbindt met de bewakingscamera’s. Van de drieëneenhalf uur die de voorstelling duurt staat hij vrijwel ieder moment op toneel. Nerveus ronddolend en niemand aankijkend als hij zich geketend voelt aan het verstikkende hofprotocol, dan ineens vrij ademend als hij spreekt over zijn bewondering voor Wagner (meesterlijk zelfingenomen gespeeld door Wolfgang Pregler) of als hij een lakei verleidt tijdens het zwemmen. Het is een prachtrol, een waarin de paradoxale acteur, van wie je alles mag zien maar niets weet, moeiteloos past op het enigmatische personage.

De voorstelling duurt lang en weet niet continu te boeien, maar aan het eind, als Willems een vleugel omver duwt, de zaal verlaat, door een camera gevolgd bij de garderobe zijn jas ophaalt en de stad in verdwijnt is de ontlading groot. Willems blijkt inmiddels in München een echte publiekslieveling. Uit de zaal werd geen wanklank vernomen.

De Duitse critici zijn uitermate welwillend over de voorstelling. De invloedrijke Süddeutsche Zeitung vindt de filmdialogen in een zo ‘hoogsymbolische’ enscenering te karig, maar prijst de ‘zeer mooie en rijke theaterbeelden’ en het spel van Jeroen Willems. Johan Simons is zelfs een beetje teleurgesteld in het gebrek aan kabaal rondom de voorstelling: ‘Volgende keer moeten we het maar een beetje gaan uitlokken.’

Kader: Van Hoves internationale premières

Wie Ivo van Hoves premières dit jaar wilde bijhouden moest achtereenvolgens naar Berlijn (Der Menschenfeind bij de Schaubühne), New York (The Little Foxes bij de NY Theater Workshop), Amsterdam (Kinderen van de zon bij zijn eigen Toneelgroep Amsterdam), Antwerpen (Nooit van elkaar van TGA en de KVS) en nu München (Ludwig II bij de Münchner Kammerspiele). In juni volgt nog De Russen, tijdens het Holland Festival in Amsterdam. Van de buitenlandse gastregies zal er volgend seizoen één in de Stadsschouwburg te zien zijn.

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity