Interview Julie van den Berghe

interviews,Parool — simber op 15 juni 2011 om 11:57 uur
tags: , ,

In de zaal van Frascati WG in Amsterdam West sleutelt een technicus aan de afstelling van het geluid. Op het rommelige toneel staat een verhoogd podium, dat zo hoog is dat toeschouwers op de eerste rij de voeten van de spelers op ooghoogte hebben. “En als de dochter uit het stuk dan op de rand gaat zitten kijk je recht in d’r kruis”, zegt Julie van den Berghe tevreden. “Dat vind ik prachtig.”

Vorig jaar won de Vlaamse regisseur Julie van den Berghe (Gent, 1981) de Ton Lutz Prijs voor de meest veelbelovende afstuderende regisseur.  Afgelopen seizoen maakte ze voorstellingen in Gent en München, deze week gaat haar voorstelling Het meisje dat teveel van lucifers hield in première bij Productiehuis Frascati.

“De voorstelling is gebaseerd op een boek van de Canadese schrijver Gaetan Soucy”, vertelt Van den Berghe een week voor de première in de keuken van het theater. “Het gaat over een gezin met een dominante vader die zijn twee kinderen opvoedt zonder contact met de buitenwereld en hen leert lezen uit Spinoza en de Bijbel. De zoon kan eigenlijk niet echt praten, en de dochter praat alsof ze heel belezen is. Maar het is de vraag wie van de twee het gekst is.”

“Maar bij het bewerken moet je niet de anekdotiek van het boek vasthouden. Ik begin vanuit de tekst en kijk dan welk deel ik in beelden kan vertellen. Tijdens de repetitie is er nog veel tekst geschrapt en volgorde veranderd. Ik ben altijd heel lang bezig met uitzoeken waar het uiteindelijk precies over gaat. Naar wat je nodig hebt om bij de essentie te komen en die bij het publiek te laten aankomen.”

Is het niet raar om na werken in München en Gent ineens in een klein zaaltje in Amsterdam te staan? “Nee, alle drie die plekken hebben voor mij hun eigen betekenis en andere regels. De Münchner Kammerspiele is natuurlijk fantastisch, maar het is ook een groot, gestructureerd bedrijf, waar ze graag willen dat je dingen vroeg vastlegt, vanwege dat enorme apparaat eromheen. Maar er kan daar zo veel: als je een decorstuk net in een andere soort hout wilt staat het bij wijze van spreken binnen drie minuten klaar. Amsterdam voelt altijd als thuiskomen. Hier, bij Frascati, voel ik me heel vrij. Dit is de plek waar ik met het meeste risico mijn onderzoek kan doen; alle remmen los. Ik zit natuurlijk in een luxepositie, maar het voelt toch alsof het een niet zonder het ander kan bestaan.”

Het meisje dat teveel van lucifers hield is de derde voorstelling van Van den Berghe waarin acteur Steven Van Watermeulen meespeelt, een van de sterren van het ensemble uit Gent. “Steven heeft een droog gevoel voor humor waar ik bijna overdreven van houd. Soms moet ik al lachen als hij ook maar een stap zet. En hij heeft als acteur een combinatie van intelligentie en schaamteloosheid, en hij stelt heel veel vragen. Ik ben geen regisseur die van te voren het hele plan klaar heeft. Ik werk het liefst met acteurs die mee helpen, mee maken, mee zoeken en hij is daar een groot voorbeeld van. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog voorstellingen zal maken zonder hem. En ook als mens heb ik hem graag bij mij.”

Met haar engagementen in België en Duitsland zou je misschien verwachten dat Van den Berghe niet geïnteresseerd is in de cultuurbezuinigingen in Nederland, maar niets is minder waar. “Ik heb er juist zin in om hier te blijven en voorstellingen te maken. Kom maar eens kijken, dan begrijp je wel dat je dat niet zomaar weg kunt gooien. Ik vind dat mijn verantwoordelijkheid. Ik vind theater ook wel de wereld van de fantasie waar dingen kunnen gebeuren waar je van droomt. Maar mijn werk gaat óók over de maatschappij, omdat ik daar zelf deel van ben. Ik ben niet een theatermaker die heel letterlijk met politiek bezig is, maar ik zou wel een pleidooike kunnen houden.”

Het meisje dat te veel van lucifers hield gaat op 17 juni in première in Frascati WG. Meer info op www.theaterfrascati.nl

Recensie: ‘Before I Sleep’ van Dreamthinkspeak (HF)

Parool,recensies — simber op 13 juni 2011 om 15:41 uur
tags: , , , ,

Het FOZ gebouw aan de Zuidas staat leeg. Alleen op de begane grond zit een winkel voor kleding en design. Het staat in een omgeving van fantasieloze kantoorflats en doelmatige infrastructuur, maar hoe zou het er hier uitgezien hebben vóór de projectontwikkelaars, de Amsterdamse stadsuitbreiding en de sneltram? Je gaat het je onherroepelijk afvragen aan het eind van de installatie/voorstelling Before I sleep in het Holland Festival.

Before I sleep is een combinatie van beeldende kunst-installatie en theatervoorstelling van het soort dat we in Nederland ‘ervaringstheater’ zijn gaan noemen. De Britse groep Dreamthinkspeak liet zich inspireren door De Kersentuin van Tsjechov en maakte de voorstelling in een verlaten art-decowarenhuis in Bristol, waar het een groot succes was.

Het begint allemaal in de wachtruimte in de dienstingang van het gebouw. Van daaruit wordt je in een groepje van vier naar een deur geleid, waar je in het Russisch welkom wordt geheten door een stokoude man, die met een karig lampje rondscharrelt in zijn nog kariger hutje. Maar als om je heen ineens het licht aan gaat blijk je in de vitrines van een moderne Russische supermarkt te staan.

Van daaruit begint een dwaaltocht door een labyrinth van ruimtes, waar je grotendeels je eigen tempo mag bepalen. Elementen zoals kaarsen, een dansend paar, een prieeltje en een boomgaard komen steeds op nieuwe manieren terug; op film, in miniatuur of maquette of als gespeeld tableau. Het zijn herinneringen het leven op het landgoed met de beroemde kersentuin uit Tsjechov’s stuk. En steeds komen we een figuur tegen met een dienblad met een kop koffie. Het is Firs, de bediende, die hier nog rondstruint als een geest. Maar de aristocratie die hij diende is vervangen door museumsuppoosten en winkelpersoneel.

Via een lift bereik je het beste gedeelte van de voorstelling: een warenhuis, waar iets te opdringerige verkopers in alle Europese talen haute couture en Ikeabanken aanprijst, maar waar je via een kledingkast ook ineens weer bij een stramme man in zijn slaapkamer kan staan en waar het prieeltje met kunstgrasvloer, verkleurend licht en vogelgeluiden van DVD te koop wordt aangeboden. En als je in een klaarstaande lift stapt, sta je ineens beneden in de etalage van die designwinkel, tussen de paspoppen met weer een andere Rus die je waarschijnlijk koffie wil aanbieden.

Zo wordt de clash tussen oud en nieuw, tussen gecultiveerde bomen en chaotisch kapitalisme mooi voelbaar gemaakt. De natuur is cyclisch, de kersen bloeien ieder jaar weer. Cultuur is lineair en probeert met steeds nieuwe technologie de natuur opnieuw te vangen. Het is het tragisch lot van de romantische mens om gevangen te zitten tussen beide. Het einde is een schitterende, open ruimte op de bovenste verdieping met omgehakte bomen en de vloer bedekt met houtsnippers, en uitzicht op het kleurloze landschap van de Zuidas. Ook als toeschouwer zit je gevangen tussen nostalgie naar het verleden en de wens om de opbrengsten te genieten van een wereld die deze ruimte nodig heeft.

Holland Festival: Before I Sleep van Dreamthinkspeak. Gezien 11/6/11 in het FOZ gebouw op de Zuidas. Aldaar t/m 24/6. Meer info op www.hollandfestival.nl

Mickery

overig,Parool — simber op 8 juni 2011 om 13:52 uur
tags: , , ,

Het kan nog steeds gebeuren dat als je in een ver oord met theatermensen komt te spreken die horen dat je uit Amsterdam komt, ze als eerste vragen: “So how’s the Mickery?” Mickery was een legendarisch theater, in 1965 opgericht door Ritsaert ten Cate in een schuur van zijn boerderij in Loenersloot. Tijdens zijn buitenlandse reizen was hij in contact gekomen met een circuit van avant-garde theatergroepen en performance kunstenaars, en hij gaf ze in Nederland een plek om te werken en op te treden. Het was in de jaren zeventig de een van de belangrijkste plekken voor vernieuwend theater, misschien wel ter wereld.

De komende dagen is zijn er twee gelegenheden in de stad die Mickery en en Ten Cate weer onder de aandacht willen brengen. Eerst wordt op donderdag in de Brakke Grond een website over Ten Cate in werking gezet (in de serie Eenlevenlangtheater.nl), daarna wordt op vrijdag in het Ketelhuis het boek Mickery Theater; an imperfect archeology gespresenteerd.

Ritsaert ten Cate, van vaders kant erfgenaam van de textielfabriek en van moederskant kleinzoon van de grote toneelspeler Eduard Verkade, werkte eerst als televisieproducent voordat hij in Loenersloot zijn kunstencentrum opzette, waar in een van de eerste jaren Nina Simone nog heeft opgetreden. Maar de grote faam en invloed kwam pas toen hij Amerikaanse en Engelse experimentele theatergroepen uitnodigde, zoals La Mama, Pip Simmons en The Performance Group, die zich later zou omdopen tot Wooster Group. Een Engelse criticus noemde Mickery “het belangrijkste theater van Engeland.”

Voor de kunstenaars die er werkten was het een kruising tussen een atelier en een jeugdherberg en voor de vaste bezoekers was het een soort sociëteit, vertelt schrijver en dramaturg Ruud Engelander, een goede vriend van Ten Cate. “Er was een vaste club die naar alle premières ging, ook om elkaar te ontmoeten, maar vooral omdat er iedere keer iets nieuws en interessants te zien was. Vergeet niet dat rond 1965 je in Nederland als liefhebber van theater álles wat er gemaakt werd kon zien, inclusief dans en opera. En het was allemaal vrij eenvormig. Ritsaert en Mickery lieten dat het ook anders kon, andere stijlen en vormen, maar ook andere manieren van produceren.”

In 1972 verhuisde Mickery naar Amsterdam, naar wat nu het Rozentheater is. Ten Cate was toen al meer en meer impresario en producent geworden die de groepen die hij interessant vond door Europa liet touren, ook bijvoorbeeld op het Holland Festival. Het ‘Mickery-circuit’ werd een staande term. De warme contacten tussen het Holland Festival en de Wooster Group stammen uit die tijd en het is geen toeval dat de New Yorkse groep juist deze week in het festival te zien is met Vieux Carré. Bovendien beïnvloedden de voorstellingen van Mickery talloze theatermakers in Nederland, met name Gerardjan Rijnders, Rob Klinkenberg, Jan Lauwers en Jan Fabre.

Toch lijkt Mickery in Nederland alweer grotendeels vergeten. De organisatie nam in 1991 afscheid met het Touch Time Festival in Amsterdam, en Ten Cate, die van 1992 tot 2005 de tweede-fase theateropleiding DasArts oprichtte en leidde, overleed in 2008.

Of het boek Mickery Theater; an imperfect archeology verandering gaat brengen in die onrechtvaardige vergetelheid is nog maar de vraag. Het Engelstalige boek is geschreven door Mike Pearson, die in de vroege jaren ’70 in Mickery speelde met het experimentele RAT Theater en nu hoogleraar Performance Studies is aan de universiteit van Wales. Zijn oorspronkelijke studie was echter archeologie en het boek, de eerste monografie over Mickery, is opgebouwd rondom een reeks ‘fragmenten’: interviews met betrokkenen, artikelen en recensies en foto’s en archiefmateriaal van het Theater Instituut Nederland.

Het pas waarschijnlijk goed bij de opvattingen over kunst die Mickery wilde uitdragen, maar voor de buitenstaander die wil bevatten wat het belang was van Mickery voor het theater in Nederland en Europa is het nogal ondoordringbaar. Dan is de website Eenlevenlangtheater.nl een stuk toegankelijker, al zou Ten Cate gegruwd hebben van de nostalgische invalshoek, met koffers, rozen en spiegels met lampjes.

In zekere zin is wat Ten Cate beoogde met Mickery bereikt: er is nu een veel diverser theaterlandschap, met veel ruimte voor experiment en internationale uitwisseling. Maar het is juist die diversiteit die met de door de regering aangekondigde bezuinigingen op cultuur onder druk staat. Engelander: “Met wat de Raad voor Cultuur nu voorstelt – theater concentreren in acht grote voorzieningen verspreid over het land – zijn we weer terug bij de periode net na de oorlog. En dat zorgde toen voor een stuwmeer van jonge mensen die ook aan de bak wilden en hun eigen weg gingen zoeken.” Kortom: als de geschiedenis zich herhaalt, komt Mickery onvermijdelijk weer voorbij.

Debat: What Mickery do we need now? en presentatie website: 9/6 , 16 uur in De Brakke Grond
Boekpresentatie Mickery Theater; An Imperfect Archaeology: 10/6, 14:30 in Het Ketelhuis

Holland Festival: Christoph Schlingensief

Christoph Schlingensief, de bad boy van het Duitstalige theater, is dood. Vorig jaar augustus overleed hij, 49 jaar oud, aan longkanker. Zijn grillige werk staat nu centraal in het Holland Festival: zijn twee laatste voorstellingen, Mea Culpa en Via Intolleranza II, zijn te zien, en daarnaast worden een aantal van zijn recalcitrante films uit de jaren negentig vertoond in het Ketelhuis.

Nederland leerde Schlingensief pas laat kennen, toen hij al ongeneeslijk ziek was. Zijn eerste voorstelling over de strijd tegen kanker, Eine Kirche der Angst vor dem Fremde in mir, was in 2009 op het Holland Festival te zien; een even levenslustige als huiveringwekkende combinatie van Fluxus, gospel, Joseph Beuys, doe-het-zelf-religie en dierlijke doodsangst, met als hoogtepunt een toespraak door de zwakke Schlingensief zelf, een oproep tot liefde en luisteren.

Maar dit was al ver na zijn geruchtmakende stunts in Duitsland. In 1998 richtte hij als kunstwerk een politieke partij op voor werklozen en andere ‘van de maatschappij uitgeslotenen’, waarin iedereen op de kieslijst mocht komen om zo op zichzelf te kunnen stemmen. In hetzelfde jaar riep hij alle vier miljoen Duitse werklozen op om tegelijk te gaan zwemmen in een meertje bij Helmut Kohl’s buitenhuis, zodat het meer zou overstromen en het huis onder water zou komen.

Continue reading “Holland Festival: Christoph Schlingensief” »

Recensie: ‘Het verjaardagsfeest’ van Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 24 mei 2011 om 12:43 uur
tags: , , , ,

“Je bent jarig. En ik had het nog wel geheim willen houden.” Bij Harold Pinter is zo’n zinnetje geen verontschuldiging, maar een bevel. Susanne Kennedy regisseert Pinters vroegste toneelstuk als grotesk kinderachtig kamertheater, maar weet deze keer te weinig diepte te geven aan de strakke vorm.

Susanne Kennedy is een van de meest interessante jonge theatermakers van de afgelopen jaren, met een volkomen eigen stijl. In september won ze nog de Erik Vos Prijs voor aanstormend regietalent, ze maakte een goed ontvangen voorstelling in München en haar vorige regie bij Het Nationale Toneel, Emilia Galotti, werd geselecteerd voor het Nederlands Theaterfestival als een van de tien beste voorstellingen van het seizoen.

Zoals altijd plaatst Kennedy, met haar vaste vormgever Lena Müller, haar acteurs een in gesloten ruimte, dit keer dit keer een kleine, spaarzaam ingerichte huiskamer in een Engels pension, voor het publiek afgesloten door een spierwit rolluik. Het pension heeft slechts één gast, Stanley, en wordt bestiert door Meg (Ariane Schluter) die een broek heeft van dezelfde witte stof als de bank. Schluter, toch vooral bekend van meer naturalistische rollen, mag losgaan op deze absurd formele acteerstijl.

Alle acteurs hebben de motoriek van poppen en spreken Pinters afgemeten zinnetjes kinderlijk en vragend uit, alsof ze doelbewust het psychologische geweld van de Engelse Nobelprijswinnaar verhullen. Kennedy’s voorstellingen kenmerken zich door het aankijken van het publiek, maar dit keer is het niet brutaal en uitdagend, maar eerder verschrikt en betrapt. Het geweld is wel degelijk aanwezig. Maar de passieve agressie waarmee Meg haar man behandelt en de achter naïeve keurigheid verborgen bruutheid waarmee twee raadselachtige nieuwe pensiongasten het op Stanley voorzien hebben zijn niet bedreigend, maar worden potsierlijk.

Dat heeft te maken met het geluidsbeeld: om de afstand nog verder te vergroten wordt alle geluid versterkt, of door effecten vervangen, zodat ademen, cornflakes eten en klappen onnatuurlijk hard en schel klinken. Het versterkt het idee dat je van buitenaf door een raam naar binnen gluurt. Het rolluik lijkt er dan ook niet voor bedoeld om indringers buiten te houden, maar eerder om ontsnappen onmogelijk te maken. Na The New Electric Ballroom en Emilia Galotti maakt Kennedy opnieuw voorstelling als een akelig poppenhuis, maar minder dan de vorige kruipt deze onder je huid. Misschien is het de verhouding tussen humor en geweld, maar misschien is Pinter ook wel niet pervers genoeg.

Het verjaardagsfeest van Het Nationale Toneel. Gezien 19/5/11 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Frascati): 27/5 t/m 4/6. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Voorstuk Wunderbaum in de SSBA

interviews,Parool — simber op 23 mei 2011 om 10:00 uur
tags: , , ,

Wunderbaum in de Stadsschouwburg

Het gaat goed met toneelgroep Wunderbaum. Eerder dit seizoen won het acteurscollectief de Prosceniumprijs, vorige week werd bekend dat de voorstelling Natives II was geselecteerd voor het Nederlands Theaterfestival als een van de tien beste voorstellingen van het seizoen. Deze week staat de groep met een minifestival in de Stadsschouwburg. Van 24 tot 26 mei zijn er drie verschillende voorstellingen te zien. “We willen het publiek een antwoord geven, niet ze volstoppen met ellende en dan heel triest achterlaten.”

Het zijn drie heel verschillende voorstellingen die Wunderbaum laat zien. “Melle Daamen (directeur van de Stadsschouwburg) heeft ons symbolisch de sleutel gegeven”, vertelt actrice Marleen Scholten in een Amsterdams café. “Drie dagen mogen we doen wat we willen, en we wilden het liefst gewoon ons meest recente werk laten zien; voorstellingen die nog niet of te kort in Amsterdam te zien zijn geweest.”

Als eerste is de grote-zaalvoorstelling Songs at the end of the world te zien, die Wunderbaum maakte met het theaterbandje Touki Delphine. “Songs… is meer een concert dan een voorstelling”, zegt Scholten. “We werden geïnspireerd door de documentaire Encounters at the end of the world van Werner Herzog, over wetenschappers op Antarctica. Dat vonden we een mooie metafoor: de Zuidpool als plek om je terug te trekken, het leven dat je óók gehad had kunnen hebben.”

“We staan met z’n achten op het toneel en hebben allemaal een lied. We hebben ‘alternatieve biografie’ geschreven voor onszelf: een verhaal dat begint in onze eigen, ‘echte’ jeugd, maar dat halverwege een andere wending neemt, en waarin we eindelijk op Antarctica terecht komen. Die verhalen vertellen we in pop- en rockliedjes, veel samenzang en in monologen en dialogen eromheen. We hebben zelf ook songteksten geschreven en wanneer we in Amsterdam spelen komt de cd uit.”

Oorspronkelijk had Wunderbaum het idee om met Touki Delphine iets te maken rond het boek Wij van Elvis Peeters, over losgeslagen jongeren in een Belgisch dorp, maar de muzikanten waren daarop tegen: “Wij hebben in onze voorstellingen vaak de neiging om de donkere kant van de mens en de wereld te laten zien. Maar dit keer wilden we dat niet. We willen het publiek een antwoord geven en niet volstoppen met ellende. Als we samen zingen is dat een antwoord op deze wereld.”

Een heel andere voorstelling is Looking for Paul, die Wunderbaum afgelopen november maakte in Los Angeles. Scholten: “We kregen een beurs om drie weken daar te kunnen werken en een voorstelling te presenteren. In een oudere voorstelling, Venlo, hadden we het al eens gehad over populisme en kunst in de openbare ruimte en in LA konden we dat verder onderzoeken aan de hand van de discussie over Kabouter Buttplug, dat grote beeld van Paul McCarthy in Rotterdam. McCarthy woont in LA en een van ons, Maartje Remmers, speelt een winkelier die de hele dag op dat obscene beeld moet uitkijken en die naar Amerika was gekomen om hem ter verantwoording te roepen.”

Lachend: “In LA werkte dat heel goed, niemand kent ons en mensen geloofden Maartje helemaal. Ja, Paul McCarthy zelf is ook komen kijken, met vrouw en dochter. Hij was een beetje verlegen dat er een hele voorstelling alleen over hem was gemaakt. Hij vertelde nog dat hij, toen hij hoorde dat Rotterdam Kabouter Buttplug op een openbaar plein wilden zetten, een minder aanstootgevend werk had aangeboden, maar dat hij als antwoord kreeg: ‘Nee nee, dit is Nederland, wij houden van provocerende kunst.’”

Tijdens hun verblijf in LA deden de acteurs ook een rondgang langs theatermakers om te kijken hoe zij hun geld verdienen. “Dat is best shockerend. Het budget van hele staat Californië voor kunst en cultuur is even groot als de subsidie voor Wunderbaum. Door de overheid worden kunstenaars totaal in de steek gelaten, maar tegelijkertijd zie je dat ze deels worden opgevangen door het publiek. De noodzaak om te maken is zo groot dat er toch wel theater is. Dus op dat gebied maak ik me niet zoveel zorgen over de bezuinigingen in Nederland. Maar goed, al die kunstenaars daar hebben zeven baantjes en maken theater midden in de nacht. Dat is alleen maar klote.”

“Voor ons heeft het ook wel nieuwe ideeën opgeleverd. We zijn soms erg gefocust op het vinden van nieuwe coproducenten, maar misschien moeten we veel meer op zoek naar samenwerking met andere soorten instellingen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid of politiek, of in andere disciplines. Nu in de Stadsschouwburg hebben we ook een aantal debatten en nagesprekken. We willen verder denken dan theater.”

Wunderbaum Minifestival in de Stadsschouwburg Amsterdam
24/5 Songs at the end of the world met achteraf concert door Alamo Race Track
25/5 Looking for Paul, na afloop interviews door Bas Heijne
26/6 Rail Gourmet, nagesprek met schrijfster Annelies Verbeke
meer info op www.wunderbaum.nl

 

Festival a/d Werf 2011

Er zijn voldoende redenen om af te reizen naar het Utrechtse Festival a/d Werf dat afgelopen weekend begon: de premières van nieuwe voorstellingen van Ilay den Boer en Boukje Schweigman, de spannende internationale programmering, of de intrigerende kunstwerken die tussen performance en installatie liggen. Maar een uitstekende reden is dat er ook een van de beste theatervoorstellingen van het seizoen te zien is: Viva la Naturisteraçion van De Warme Winkel.

Viva la Naturisteraçion is een voorstelling over naturisme en ja: de vijf acteurs staan het grootste deel van de anderhalf uur bloot op het toneel. Maar wat ze op dat podium uitvreten is zo onbeschaamd, radicaal en fantasievol dat die naaktheid tegelijkertijd essentieel én bijzaak wordt.

De voorstelling begint als een speelse lezing, zoals we die vaker zien bij deze generatie theatermakers (zie ook Laura van Dolron of Marjolijn van Heemstra), waarin de nog geklede spelers een soort cultuurgeschiedenis van de naaktheid presenteren. Zoals in de eerdere voorstellingen van De Warme Winkel ligt hun fascinatie speciaal bij periode rond 1900, toen de clash tussen romantiek en decadentie leidde tot het zoeken naar manieren om dichter bij de natuur te komen en dus ook tot het naturisme.

De scène waarin de spelers zich dan daadwerkelijk gaan uitkleden wordt op geen enkele manier minder pijnlijk en genant gemaakt dan het is. Het deel erna is een beeldend ballet van fladderende piemels, trillende buiken en zwierende borsten, met de stevige Jeroen De Man als natuurlijk alfa mannetje. Rondom het speelvlak staat een enorme hoeveelheid strak gesorteerde troep – verfflessen, etalagepoppen, bamboetakken, telefoons, hamburger- en deodorantverpakkingen – die steeds meer over de vloer verspreid raken. De plastische scènes worden onderbroken door teksten van Thoreau, Huizinga en Greshoff, over het verlangen van de mens om terug te keren naar een vorm van ‘oorsprong’.

Maar gaandeweg wordt de voorstelling kwaadaardiger en grotesker; een lieflijk tableau rondom Anne Fé de Boer wordt een heftige horrorverkrachting, In een magistraal beeld van een zonsopgang lijkt Joris Smit uit slijm te worden geboren, maar voor hij al evoluerend de andere kant van het toneel heeft bereikt valt hij alweer neer.

En zo eindigen ze allemaal in absurde poses van geconstrueerde natuurlijkheid: de één probeert in een yoga-houding contact te maken met de aarde in de vorm van potgrond van een tuincentrum, de ander wordt jager worden met pvc buizen als werpspiezen en een derde doet beplakt met veren alsof ze een vogel is. De uiteindelijke conclusie moet dat de wens tot opnieuw beginnen onherroepelijk hoort bij het mens zijn en dat er maar één manier is om daadwerkelijk één te worden met de natuur: door te sterven. Weergaloos theater.

Het is gebruikelijk dat naakte acteurs snel een badjas aangereikt krijgen voor het eindapplaus, maar deze spelers blijven gewoon bloot, zij het inmiddels behoorlijk besmeurd, tijdens het buigen. Overigens kunnen eventuele liefhebbers de voorstelling ook naakt bezoeken, als volgende week zondag het publiek net zo naturistisch wordt als de spelers.

De rest van het festival steekt bij dit overdonderende spektakel een beetje flets af. In de kindervoorstelling Zoek het lekker zelf uit vertelt theatermaker Ilay den Boer (die aan de hand van zes voorstellingen over zijn familieleden zijn Joodse identiteit onderzoekt) het verhaal van zijn opa, een speelse schoolmeester uit Israël die na de Tweede Wereldoorlog ongewild voor zijn land moest vechten. Den Boer weet in dit deel, ondanks zijn innemende podiumpersoonlijkheid en mooie muziek van Florian de Backere, de vrolijke kinderspelletjes (onder andere een leuke speurtocht door het theater) niet bevredigend weet te verbinden aan de zware thema’s identiteit, vriendschap en idealisme.

Een aanrader onder de buitenlandse gastvoorstellingen is Testament van de Berlijnse groep She She Pop, waarin vier spelers met hun eigen vader op het toneel staan om Shakespeare’s King Lear te spelen. De kinderen (nou ja, ze zijn bijna veertig) hebben een hoop problemen met hun ouders, maar de vaders blijken uiteindelijk louter liefde en wijsheid te schenken. Een ontroerende voorstelling voor iedereen die zijn of haar vader nog iets aanrekent.

Meer info www.festivalaandewerf.nl

Verslag: ‘Über Leben’ van Judith Herzberg in Berlijn

Parool,verslagjes — simber op 16 mei 2011 om 01:27 uur
tags: , , ,

“Amsterdam, 1972” staat er geprojecteerd op een doek in het Deutsches Theater in Berlijn. Het is het begin van Über Leben, een voorstelling waarin de drie stukken van de infomele Leedvermaak-trilogie van Judith Herzberg op één avond worden gespeeld. Het is bijzonder dat Herzberg in zo’n prominent Duits theater wordt gespeeld, maar nog opvallender is dat je naar Duitsland moet reizen om deze stukken überhaupt te zien.

Leedvermaak van toneelgroep Baal was in 1982 een sensatie: een tragikomisch, aan Tsjechov herinnerend toneelstuk over een Joodse familie, een Nederlandse klassieker over het zwijgen en het verdriet van de tweede generatie na de Holocaust. Op de bruiloft van Lea hebben de verschillende gasten korte, terloopse gesprekjes, waarin complexe familierelaties en nog complexere loyaliteiten langzaam aan het licht komen.

Ada, moeder van de bruid, lijdt aan een kampsyndroom en moet om de liefde van haar dochter concurreren met oorlogsmoeder Riet, bij wie Lea verborgen was toen Ada werd weggevoerd. Zowel Ada als bruidegom Nico waren eerder getrouwd en de exen zijn op het feest aanwezig. De oorlog heeft voor deze mensen, lijkt het, elke vorm van menselijke hechting onmogelijk gemaakt, maar evenzeer is vluchten uit deze kleine kring onmogelijk. En het intrigerende aan het stuk is dat die oorlog vrijwel nergens expliciet word genoemd. Zoals een van de personages zegt: “Ik ben graag bij iemand die hetzelfde heeft meegemaakt als ik, zodat we er niet over hoeven te praten.”

In 1996 schreef Herzberg Rijgdraad, niet een vervolg op, maar en ‘gevolg’ van Leedvermaak, met dezelfde personages, zeven jaar later. Het werd opgevoerd door Toneelgroep Amsterdam en Theater van het Oosten. Het laatste deel, Simon, speelt weer achttien jaar later en gaat over de dood van Lea’s vader en over de nieuwe generatie die zich roert. Dat stuk is in Nederland alleen gespeeld als gastvoorstelling van een toneelgroep uit Düsseldorf, geen enkel Nederlands gezelschap heeft het nog gespeeld. Überhaupt is geen van de andere twee stukken ooit voor een tweede keer door een groot gezelschap gespeeld. Wel werden de stukken trouw verfilmd door Frans Weisz als Leedvermaak (1989), Qui Vive (2001) en Happy End (2009), grotendeels met dezelfde cast, die op schitterende wijze meegroeiden met hun rollen.

En nu is er dus Über Leben. Stephan Kimmig, een van de meest gerenommeerde regisseurs van Duitsland, wiens voorstellingen regelmatig worden uitgenodigd op het Theatertreffen, koos er in samenspraak met Herzberg voor om de drie  stukken als één voorstelling te brengen. Kimmig kent het Nederlandse theater goed. Hij werkte eind jaren tachtig in Eindhoven bij Globe, woonde enige jaren in Amsterdam en spreekt goed Nederlands. Samen met Herzberg bewerkte hij de stukken Lea’s Hochzeit, Heftgarn en Simon tot een vier uur durende voorstelling.

Über Leben speelt zich geheel af in een decor van onaffe, beige wanden, als van een huis dat eeuwig in aanbouw is. Het tempo van de voorstelling is opvallend traag. In het eerste deel zijn de bruiloftsgasten allemaal op het toneel, als mensen samen een gesprek hebben praten ze tegen de zaal. Het is een merkwaardig effect: de onbedoeld pijnlijke opmerkingen van Riet en het verdriet van Ada en Simon waar zo snel overheen gepraat wordt krijgen enorm veel nadruk; van de subtiele terloopsheid van Herzbergs dialogen blijft weinig over.

Wie de films kent, kan af en toe getroffen worden door de opvallende gelijkenis tussen Kitty Courbois en Almut Zilcher die Ada speelt of tussen de personages van Rijk de Gooijer en Christian Grashof. Blijkbaar zit er in de personages een bepaalde manier van expressie al ingesmeed.

In het tweede deel draait op de achtergrond continu het decor rond, waarbij in steeds nieuwe ruimtes met met lakens overdekte meubels de acteurs voor de volgende scène opkomen. Hier wordt de voorstelling dynamischer en duidelijker: in deze kleine gemeenschap bestaan geen geheimen. De tweegesprekken zijn een illusie: iedereen weet toch alles van elkaar, maar niemand kan met een ander praten. Het komt tot uitbarsting in het derde deel, waarin alle personages, oud geschminckt en gekleed, op een rij staan, met ineens een punkmeisje en een jongentje met sneakers en een grote koptelefoon ertussen. De jongere generatie erft het trauma maar gaat er weer heel anders mee om en schreeuwt het uit.

Het blijft opvallend dat de losse, vluchtige speelstijl die met name Maatschappij Discorida aan de stukken van Herzberg bijdroeg zich zo moeilijk laat overzetten naar het Duitse theater. Toch worden er mooie, tragische rollen gemaakt. Met name Christine Schorn als de eeuwige buitenstaander Riet is schitterend.

Het lijkt een goede zaak dat deze voorstelling ook binnenkort in Nederland te zien zal zijn. Maar toch, ondanks het enthousiasme van de Duitse pers, zou Über Leben misschien eerder een aansporing moeten zijn om het werk van een van onze grootste levende toneelschrijvers eens opnieuw te ontdekken.

Über Leben van het Deutsches Theater. Gezien 13/5 in Berlijn. Meer info.

Interview Romana Vrede

Romana Vrede (Suriname 1972) begon als kooidanseres, werd actrice en speelt nu mee in MightySociety9. De Rotterdamse speelt een personage dat is samengesteld uit Medea, wethouder Marijke Vos en Ayaan Hirsi Ali. “Je kunt geen voorstelling over Afrika maken. Het gaat altijd over ons.”

In de repetitiestudio van Toneelgroep Amsterdam, op de zevende verdieping van de nieuwbouw van de Stadsschouwburg, staat een goedkoop uitziend studiodecortje klaar. Beneden, in de foyer van de Rabozaal is een groepje toneelliefhebbers het repeteren voor een koor en in de artiestenfoyer hangen diverse acteurs en musicalsterren – onder anderen Vera Mann, Hein van der Heijden, Henk Poort en Gijs Naber – op hun beurt te wachten. In een loeihete geluidsstudio krijgen ze steeds een kwartier om hun bijdrage op te nemen aan Voor eens en altijd, het ultieme protestlied voor Afrika.

Mightysociety is het tiendelige theaterproject, waarin schrijver en regisseur Eric de Vroedt de actualiteit wil behandelen op het toneel. Na voorstellingen over terrorisme, Uruzgan, Wilders en de vergrijzing gaat het nu over Afrika. Romana Vrede speelt voor het eerst mee in het los-vaste gezelschap dat De Vroedt inmiddels heeft opgebouwd. “Hij had me al een paar keer gevraagd, maar ik kon steeds niet”, vertelt ze een paar dagen later. Ook zij heeft meegezongen met het lied, met als refrein: “Voor eens en voor altijd/Zullen wij het daar veranderen/Voor eens en voor altijd/trekken wij het weer gelijk.”

Is het satire of is het oprecht? Bij De Vroedt weet je het maar nooit. “Het is echt een goed lied. bij het zingen merkte ik dat je het alleen maar goed kunt doen als je er voluit voor gaat”, zegt Vrede lachend. Dan serieuzer: “Het is ook het onderwerp van de voorstelling: hoe kun je nog iets over Afrika zeggen dat geen cliché is. We kennen alle beelden al, de hongerbuiken, de oorlog en de ellende. Ik denk dat we daar een vorm voor aan het vinden zijn, en Eric heeft een mooi aanknopingspunt gevonden in de Probo Koala-affaire.” Ze bedoelt het schandaal van naar het Panamese gifschip dat door Nederlandse bureaucratische onverschilligheid tegen de regels in uit Amsterdam weg kon varen, zijn lading in Ivoorkust dumpte bij een malafide afvalstoffenverwerker, met zeventien doden en duizenden gewonden tot gevolg.

De voorstelling bestaat uit drie delen. “Ze zijn onderling verbonden, maar we moeten nog kiezen of het een drieluik blijft of één doorlopend verhaal wordt. Het eerste deel gaat over een groep televisiemakers die een uitzending over Afrika willen maken die ontroert. Dat lijkt erg op de discussies die we zelf hadden tijdens de eerste repetitieweken.” Maar zoals in eerdere voorstellingen vermengt De Vroedt opnieuw actuele kwesties met oude mythologie. “Het middendeel gaat over de Probo Koala-affaire, met elementen uit Medea. Dat lijkt inderdaad moelijk voor te stellen, maar ik vind dat het hem heel goed gelukt is. Er zit een natuurlijk een Griekse tragedie in die affaire en hij trekt het mooi door in de taal.”

Continue reading “Interview Romana Vrede” »

Recensie: ‘Wat is het nu’ van Mugmetdegoudentand

Parool,recensies — simber op 29 april 2011 om 00:53 uur
tags: , , , ,

Theatergroep Mugmetdegoudentand heeft al een aantal jaar als slogan ‘Het is nu’. Onderzoekend, herkenbaar en actueel theater willen ze maken. Als zo’n groep dan een voorstelling maakt met als titel Wat is het nu dan moet dat wel een teken zijn van diepe existentiële crisis.

Wat is het nu is een monoloog van Lineke Rijxman, gemaakt samen met Joan Nederlof, over de staat van verwarring die ze al een aantal jaar voelen, en die eerder tot uitdrukking kwam in de voorstelling Inside Out (over de Hirsi Ali-affaire). Niemand gelooft meer in de waarheid en niemand weet meer het verschil tussen kunst en amusement. Alle waarden waarmee Rijxman mee is opgegroeid worden langzaam maar zeker onderuit gehaald. Koel rekent Rijxman voor dat ze deze voorstelling de rest van haar leven moet spelen om hetzelfde aantal kijkers te halen als één avond Ik hou van Holland.

In het decor van een modern design-appartement gebruikt ze haar jeugd en haar ouders als uitgangspunt om een bijna vergeten wereld op te roepen van dirigenten, Bach en operazangeressen, van serieuze stukken in de krant, maar ook van huiselijk geweld op de maat van ‘Alle Menschen werden Brüder’. “Verberg je, want de barbaren komen eraan”, zegt haar vader op zijn sterfbed tegen zijn dochter. Of misschien ook niet: “Niks is waar, alles is gelogen”, dus waarschijnlijk ook het verhaal dat ze is geboren op haar moeders bontjas in het Concertgebouw.

Die barbaren is overigens een duidelijke verwijzing naar het vorig jaar verschenen boekje De Barbaren van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. Ook hij beschrijft de cultuuromslag, maar hij weigert pessimistisch te zijn: we gaan eenvoudigweg van het ene idee van cultuur (waarbij het gaat om door inspanning en concentratie doort te dringen in de betekenis van één kunstwerk, zoals een symphonie van Beethoven) naar een nieuw idee (waarin het gaat om het verbinden van een zo groot mogelijk aantal betekenissen).

Deze voorstelling ontbeert die goedmoedigheid. In een parade van typetjes onderbreekt ze zichzelf continu en valt ze zichzelf aan in de rol van haar vader, agent, Sylvie Meis en de echte Robert ten Brink op geluidsband. Geestig is de desperate auditie voor een Carla Bruni-rol en ook de filmtrailer-parodie, waarin Rijxman als superheldin wraak neemt op iedereen die haar dwarszit, van mensenrechtenschenders in Bahrein tot subsidieintrekkers in de polder. In de rest van de voorstelling valt het gebrek aan koketterie in de grove typetjes op: heel haar acteervermogen staat in deze voorstelling in dienst van de twijfel.

En zo gaat Wat is het nu over Rijxman’s verzet tegen een grote verandering in de wereld en haar verlangen naar huis: “Niet de plek, maar innerlijk.” Maar het probleem met de voorstelling is dat Rijxman natuurlijk zelf ook een ‘barbaar’ is. In iets meer dan een uur rijgt ze Gerard Joling, Kill Bill, Beethoven, Shocking Blue, videobeelden en nog veel meer aan elkaar. En ook daarmee weet ze het ‘erbarmen’ te wekken dat ze van kunst vraagt. Hoe mooi Rijxman’s tobberigheid ook is om naar te kijken, zoveel zorgen hoeft ze zich niet te maken.

Wat is het nu van Mugmetdegoudentand. Gezien 28/4/11 in Haarlem. Volgend seizoen te zien in Amsterdam. Meer info op www.mugmetdegoudentand.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity