Recensie: ‘Midzomernachtsdroom’ door Het Nationale Toneel

BNR Nieuwsradio draait Can’t buy me love van de Beatles, nadat de presentatrice de vijandige overname heeft aangekondigd van het bedrijf Amazona door Theseus, en dat in een moeite door de CEO’s van beide bedrijven ook nog gaan trouwen. Terwijl de muziek schalt, maken talloze bedienden en technici het toneel klaar voor het burgerlijke huwelijksfeest van de in powersuits geklede Theseus (Stefan de Walle) en zijn verovering, de Amazonekoningin Hippolyta (Ariane Schluter).

De voorstelling Midzomernachtsdroom begint bijna als parodie op het maatschappelijk geëngageerde theater dat nu in Nederland zo gangbaar is. Maar regisseur Theu Boermans maakt van zijn debuut bij Het Nationale Toneel een feestelijke, erg geestige avond die uiteindelijk een pleidooi is voor de fantasie op het toneel.

Midzomernachtsdroom is tenslotte Shakespeare’s meest uitbundige komedie, maar ook zijn meest dwaze. Aan de vooravond van de bruiloft verdwalen allerlei types in een sprookjesbos, dat beheerst wordt door elfenkoning Oberon (dubbelrol van De Walle), die met wat tovenarij de liefde, lust en verlangens van de mensen in zijn woud overhoop gooit.

De overgang van de mensen- naar de elfenwereld is een weergaloos effect: de tafels storten in, de enorme partytent zeigt neer en er valt een enorme stroom gruis uit de lucht, tot het hele podium eruit ziet als een open plek in het bos. De ceremoniemeester (Antoinette Jelgersma) transformeert tot Oberon’s knullige helper Puck.

Haar belangrijkste slachtoffer is Bok (Pierre Bokma), een van de theatertechnici die in het woud een amateurtoneelstukje aan het oefenen is om uit te voeren voor het verse bruidspaar. Bokma maakt er met plat Haags accent een verrukkelijk komisch type van, een bombast met een klein hartje, die betoverd wordt tot een angstig balkend ezeltje.

Helemaal aan het eind, als alle betoveringen verbroken zijn, en er inmiddels niet één maar drie huwelijken te vieren zijn, krijgen we als toetje ook nog dat toneelstukje te zien over de voor elkaar stervende geliefden Pyramus en Thisbe, waarin Bokma tussen twee grappen door met drie zinnen tekst en een deerniswekkende blik nog even echt weet te ontroeren. Alleen zijn rol is al de gang naar de schouwburg waard.

De hartstocht van de mens is wispelturig en het is maar goed dat we het huwelijk hebben om haar te temmen, lijkt Boermans te willen zeggen. Midzomernachtsdroom is een niet in de laatste plaats een wedstrijd voor het thuispubliek: Boermans moet de harten van het toch altijd wat conservatieve Haagse publiek weten te veroveren. Dat is hem, gezien de zeer lovende reacties op de première, ruimschoots gelukt. Maar je kunt de voorstelling ook zien als uitdaging aan zijn belangrijkste concurrent: Ivo van Hove’s Toneelgroep Amsterdam. Tegenover diens realistische engagement plaatst hij ongebreidelde verbeeldingskracht. Het Nederlandse theater wordt daar zeker niet minder interessant van.

Midzomernachtsdroom door Het Nationale Toneel. Gezien 11/11/11 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 19-21/12. Tournee t/m 1/2/12. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Next Nature

niet-theater,Parool,PS Kunst — simber op 3 november 2011 om 19:19 uur
tags: , ,

Over een paar jaar kunnen biologen in Maastricht vlees maken in hun laboratorium, zonder dat er een dier aan te pas komt. Is dat nog natuur? En tegelijk praten we over het financiële systeem alsof het een oncontroleerbaar natuurverschijnsel is, terwijl het toch door mensen is gemaakt. De grens tussen tussen technologie en natuur is aan het vervagen, en we hebben een nieuwe manier van kijken nodig, stelt wetenschapper, kunstenaar en ontwerper Koert van Mensvoort. Die nieuwe blik noemt hij Next Nature. “Dit is een van de belangrijkste verhalen van deze tijd.”

In het kantoor van Next Nature, een verdieping in het voormalige gemeentearchief aan de Amstel, vult een medewerker zorgvuldig een zakje met levensechte pillen en niet ze vast aan een flyer met uitleg. De flyer is voor de Next Nature Power Show, een evenement aanstaande zaterdag in de Stadsschouwburg waar Next Nature wordt uitgelegd aan een groot publiek en waar het nieuwste boek wordt gepresenteerd. De pillen dragen namen als Infobesitas Laxeermiddel (“Helpt u om overbodige informatie uit te scheiden”) en Primitivist (“Onmiddelijke de-domesticatie”).

“Next Nature is een filosofisch concept, een nieuwe manier van kijken naar de relatie tussen mens, natuur en technologie”, vertelt Koert van Mensvoort (1974) in zijn werkruimte. “Traditioneel zien we natuur en technologie als tegenovergesteld: alles wat geboren wordt is natuur, en wat gemaakt wordt door mensen is techniek. Maar tegenwoordig lijken ze meer en meer samen te smelten, en naar mijn idee ook van plaats te wisselen. Zeker in de voedingsindustrie worden ‘geboren’ dingen steeds verder gemanipuleerd, denk aan vierkante meloenen en kale vleeskippen. Tegelijk worden culturele of technologische verschijnselen zoals de financiële markten, het verkeer of internet juist onbeheersbaar. We gaan ze ervaren als natuur.”

“Die verschuiving raakt aan de fundamenten van ons bestaan. We moeten af van het idee dat natuur iets statisch is; iets waar we ooit vandaan zijn gekomen, maar dat we verloren hebben, en dat we nu alleen nog maar kunnen verpesten. We moeten gaan inzien dat ons hele idee over natuur afhankelijk is van tijd en context. De natuur verandert als het ware met ons mee. Toen de mens tienduizend jaar geleden gewassen ging planten en dieren ging domesticeren was dat een enorme technologische ingreep in de natuur. Nu zien we landbouw zelf weer bijna als natuur.”

Continue reading “Next Nature” »

Recensie: ‘Lokjoden’ van Nieuw West

Parool,recensies — simber op 28 oktober 2011 om 01:38 uur
tags: , , ,

En daar loop je dan door de Damstraat. Met een jas van blauwe vuilniszak met daarop een zwarte davidsster getaped, begeleid door drie chassidische joden en een boom box waaruit Erbarme dich schalt, ongemakkelijk aangestaard door de Wallentoeristen.

Lokjoden is een term van PvdA-politicus Ahmed Marcouch, die naar analogie van lokfietsen en lokhomo’s undercover politieagenten wilde inzetten om antisemitisch geweld tegen te gaan. Maar zo over straat lopend krijgt het woord ook een andere betekenis: de drie begeleiders zijn rattenvangers van Hamelen, die ons streng gebarend overal naartoe kunnen brengen.

Die drie chassidische joden, met hoed, talliet, bakkebaarden in pijpekrullen en zwarte brillen zijn Marien Jongewaard, Dik Boutkan en de veel jongere Diede Zillinger Molenaar. Aan het begin van de voorstelling, nog in een zaaltje van Frascati, zitten ze in een kooi met een enorme hoeveelheid servies en glaswerk. Aan weerskanten van het toneel hangen banieren met davidssterren, tegen de achterwand hangt een spandoek met daarop “Heil heil heil”.

Kortom, in geen tijden was een voorstelling van Nieuw West zo jennerig en irriterend als Lokjoden, en waarschijnlijk komt dat door de hereniging van Boutkan en Jongewaard, die de groep in de vroege jaren tachtig oprichten maar ook al snel weer uit elkaar gingen. Het zijn twee spelers die van elkaar geen bullshit verdragen op toneel en die elkaar opjutten om het publiek eens flink tegen de haren in te strijken.

Het beste stuk is de monoloog met instructies die Jongewaard geeft voor de wandeling door de stad. Onnavolgbaar weet hij de Hollandse Schouwburg, Exodus en de aangekondigde cultuurkaalslag met elkaar te verbinden. “Mensen die ergens in geloven lopen gebogen.” De wandeling zelf wordt een “antropologische déjà vu”.

Tussendoor wordt nog wijn ingeschonken maar nadrukkelijk niet geserveerd, komen Joseph Beuys en een verhaal over Jan Dibbets voorbij, klinkt een afschuwelijke cover van Hallelujah, moet het publiek uit foto’s van beroemdheden kiezen wie “mee” mag en eindigen we een kip zonder kop en de woorden: “Zoek achter de woorden altijd naar het raadsel.”

Het is een associatieve voorstelling, soms nogal hermetisch en vaak uitgesproken lelijk, dwingend en herhalend. Maar tegelijk doet hij de observatie dat al die moderne kunst uit de jaren zestig die nu zo onder vuur liggen ontstaan is vanuit de onmogelijkheid om te spreken over de werkelijkheid van de holocaust. Nieuw West is een groep die zich altijd heeft verzet tegen dat zwijgen. Lokjoden is pijnlijk en schurend en juist daarom nu zo noodzakelijk.

Lokjoden van Nieuw West. Gezien 27/10/11 in Frascati. Aldaar t/m 9/11. Meer info op www.nieuwwest.com

Recensie: ‘Onze Paus’ van Wunderbaum

Parool,recensies — simber op 27 oktober 2011 om 01:07 uur
tags: , , , ,

“Het triviale niveau van uw sociale en morele observaties is niets meer dan teleurstellend.” Met deze woorden wees de Poolse theaterdirecteur Krystyna Meissner het in haar opdracht geschreven stuk Onze Paus van Arnon Grunberg af voor opvoering. De Nederlandse theatergroep Wunderbaum speelt het nu alsnog en maakt er een zotte nachtmerrie van. Maar heeft Meissner niet toch een beetje gelijk?

De Vlaamse neerlandicus Van Rompuy vindt een baantje aan de factulteit Nederlands van de universiteit in Wrocklaw, een beetje tot zijn verrassing na het snotterige sollicitatiegesprek en ook behoorlijk tegen zijn zin want Polen blijkt een soort Wallonië, maar dan erger. Op de eerste dag krijgt hij een fietsongeluk en raakt z’n voortanden kwijt, terwijl zijn meegereisde vriendin nogal overstuur raakt van de vlekken in de matras in hun door de universiteit ter beschikking gestelde woning. En dat is nog maar het begin van zijn teloorgang.

Van Rompuy wordt gespeeld de Vlaamse acteur Oskar van Rompay, die er een weergaloze rol van verbijsterde lijdzaamheid van maakt. Hij zit machteloos in een tandartsstoel, verplaatst zich in een door de universiteit ter beschikking gestelde rolstoel – hoewel hij die niet nodig heeft – komt steeds meer onder het bloed te zitten en heeft voor iedereen die tegen hem spreekt eigenlijk maar één antwoord: “No Polski”.

Ook de rest van het acteursensemble heeft er zichtbaar lol in om er bij het steeds absurder ontsporende toneelstuk nog een schepje bovenop te doen, met een luid orerende professor (Walter Bart op z’n grappigst), naakte mannen met een blinddoek, een vrouw in lingerie met een bomgordel (“kunst is een excuus voor pornografie”, zegt een van de personages, en een hitsige Maartje Remmers doet een geweldige act als tandartsassistente die met geweld dreigt als ze geen nieuwslezeres mag worden) een kind en een paus.

Maar al die vrolijke theatraliteit is verspild aan het nogal magere stuk van Grunberg, dat vooral lijkt te bestaan uit lange monologen met te weinig Grunbergsiaanse aforismes en dat tegen het eind z’n toch al geringe samenhang helemaal verliest. Opvallend omdat het stuk De Hollanders, dat hij dit jaar voor de Amsterdamse toneelschool schreef zo scherp was.

Wunderbaum, dat anders nooit bestaande stukken speelt, zegt juist aangetrokken te zijn door de rare, onaffe structuur. Maar misschien hebben ze zich juist wel te dienstbaar opgesteld. Nu is het met name een voorstelling voor de grootste fans van de schrijver.

Onze Paus van Arnon Grunberg door Wunderbaum. Gezien 26/10/11 in Frascati. Aldaar t/m 1/11. Meer info op www.wunderbaum.nl

Recensie: ‘Bimbo’ door Boogaerdt/Vanderschoot

Wellustig draaien ze met hun heupen en billen. Borsten vooruit, pijpmondjes, zwart kant en leer. Toch klopt er iets niet. Het is de blik van de vijf speelsters in Bimbo, de nieuwe voorstelling van de mimegroep van Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot. Die is hard en verveeld, robotachtig.

Over de ‘pornificatie’ van de samenleving is de afgelopen jaren een hoop gediscussieerd, vooral naar aanleiding van de documentaire Beperkt Houdbaar van Sunny Bergman en het boek McSex van Myrthe Hilkens. Bimbo voegt daar weinig nieuwe inzichten aan toe, maar weet doeltreffend en fascinerend de grens tussen wellust en gruwel te bespelen.

Daarvoor worden de toeschouwers voor een batterij aan beeldschermen neergezet. Achter hun rug is het rechthoekige speelvlak, een rudimentaire studio. Met één vaste camera geven vijf speelsters een show die nog een beetje hitsig begint maar al snel ontspoort in een afschuw wekkend schouwspel van folie, maskers en kruispruiken, en alles in fel blauwig licht dat alle vlees er des te onsmakelijker uit doet zien en begeleid door een eindeloze loop van het ranzige hitje My Neck, My Back.

Vooral de doorzichtige plastic maskers die de vrouwen eruit doen zien als ingepakte robots zijn naar, maar ook de plasticine maskers waarmee ze levensechte mannengezichten maken maken je steeds onbehaaglijker. Alle pornoposes komen voorbij, maar ook plastische chirurgie, een zwangere oma en smerige blauwe verfdrank. En je kunt steeds ook even achterom kijken naar hoe de spelers in de smalle ruimte buiten beeld zich steeds opnieuw verkleden in nog sletteriger pakjes van roze leer, schortjes, breede riemen en nepgouden sieraden in de vorm van het dollarteken.

Het is duidelijk dat de makers zich hebben laten inspireren door het befaamde videoclipje bij Windowlicker van Aphex Twin, waar een roedel geile dansende hiphopmeiden het akelig grijnzende gezicht van de Britse deejay digitaal kregen opgeplakt. Maar het contrast tussen de platte beeldschermen en de hijgende, zwetende en onmiskenbaar echte vrouwen maakt deze voorstelling anderhalf uur boeiend.

Alleen het einde, wanneer de vrouwen het achterdoek wegrukken en één voor één alle tv’s uitdoen is stom en moralistisch. Boogaerdt en Van der Schoot tonen een wereld waarin het zoeken naar schoonheid uiteindelijk leidt tot horror. Dat is een rake karikatuur en eentje die je niet zomaar uit kunt zetten.

Bimbo door Boogaerdt/Vanderschoot. Gezien: 20/10/11 in Frascati. Aldaar t/m 22/10 en 13-17/12. Tournee. Meer info op www.bvds.nu

Recensie: ‘Gekluisterd’ van Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 20 oktober 2011 om 01:18 uur
tags: , , , ,

Als de witte wand voor het decor naar voren kiept verwacht je een enorme klap, maar net voor hij beneden is komt hij rustig en gecontroleerd neer. Alleen een koude windvlaag raast langs de hoofden van de toeschouwers. Een mooi inzoom-effect zuigt ons meteen in de smerig witte doos erachter, waar Maxie en Kate wonen. Of beter: ze zitten er opgesloten.

Gekluisterd (Bedbound) is een rauw maar erg talig stuk van de Ierse toneelschrijver Enda Walsh. Twee jaar geleden maakte regisseur Susanne Kennedy bij Het Nationale Toneel van zijn New Electric Ballroom een ijzingwekkend horrortableau, nu maakt Johan Doesburg bij hetzelfde gezelschap een voorstelling die volledig drijft op de acteurs.

Iedere ochtend gaat Maxie in zijn enige pak naar zijn werk in het magazijn van een meubelzaak. Het pak is nog klam van het wassen de avond ervoor. Als Mark Rietman het vertelt zie je het joch meteen voor je. Rietman draagt een veel te groot pak met een vistnetshirt eronder. Iemand die netjes wil doen, maar eigenlijk een beest is. Tijdens de lunchpauze maakt Maxie aantekeningen in zijn boekjes ‘vijanden’ en ‘verkopers’.

Als hij zijn verhalen vertelt, speelt Kate (Sophie van Winden) alle overige personages. Zij is dubbel opgesloten: niet alleen in de witte box, maar ook nog in het smoezelige bed in het midden. Ze heeft een bochel en een trekkend been van de polio. Zijn het vader en dochter? Al snel ontsporen de verhalen. Maxie blijkt nogal moorddadig en psychotisch aangelegd en Kate is geobsedeerd door stront en drek. Hoogtepunt is een door Rietman bloedstollend vertelde moordaanslag met terpentine en een sigaar.

“Wat ben ik als ik niet de woorden ben? Dan ben ik lege ruimte”, zegt Kate, en daar raakt ze de kern. Het zijn twee mensen die al pratend en verhalend zichzelf construeren. Nu eens lijzig, dan weer hyperactief, altijd vermoeid en waakzaam. Wat ze vertellen is heftig en soms gruwelijk, maar ook meteen op afstand door de virtuoze taal en beheersing in spel.

Daar wringt de voorstelling ook een beetje. Je luistert graag naar deze twee acteurs, maar waar ze het over hebben blijft ver weg. Net als aan het begin voel je de klap aankomen, maar wordt die uiteindelijk bedwongen.

Gekluisterd van Het Nationale Toneel. gezien: 19/10/11 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 29/10. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘De Vrek’ van Toneelgroep Amsterdam

Voor een stuk over een vrek ziet het decor er behoorlijk overdadig uit. Op kleur gesorteerde kleertjes  in een inbouwkast achteraan, glimmende nieuwe Macs en spelcomputers meer naar voren en overal in de huiskamer ligt consumptietroep op en onder de designmeubels: flessen drank in AH-tasjes, kant-en-klaartijdschriften en en wegwerppizza’s.

Voor regisseur Ivo van Hove en ontwerper Jan Versweyveld gaat De Vrek van de Franse komedieschrijver Molière (1622-1673) dan ook niet over gierigheid, maar over noodlottige liefde voor geld. Het levert een even modern ogende als stuurloze voorstelling op, veel te zwaar voor een komedie en niet diepgravend genoeg voor een tragedie.

De vrek uit de titel is Harpagon (Hans Kesting) die meer van zijn bezit houdt dan van zijn kinderen en die zich omringt met hielenlikkers en jazeggers, van wie een het heeft aangelegd met zijn dochter. Zijn zoon (Eelco Smits) werkt zich in de schulden en wordt tot overmaat van ramp verliefd op het meisje dat zijn vader voor zichzelf had uitgekozen.

Er lijkt genoeg pit in de dialogen te zitten, maar de toon van de voorstelling blijft lang vlak en afwachtend. Een poging tot fysieke humor als de spelers met veel energie maar zonder enig resultaat de bende in de kamer opruimen is pijnlijk onleuk. De overaanwezige muziek is te loom als de situatie op toneel naar spannend neigt en te gehaast als er niks gebeurt.

Aan Kesting de eigenlijk ondoenlijke taak om Harpagon niet alleen menselijk maar uiteindelijk ook meelijwekkend te maken. Enerzijds is hij zó opvliegend dat hij zijn zoon in een ruzie bijna wurgt, anderzijds is hij beheerst harteloos wanneer hij even later al diens kleren in een gouden hoeslaken vouwt en buiten de deur zet. Zelfs tijdens de lieflijker scènes sluimert de redeloosheid steeds onder de oppervlakte.  Slecht plus slecht slaat dood en als hij aan het eind, berooid en door iedereen verlaten, door zijn huis zwerft, wekt hij geen medelijden maar ongeduld. Kestings 25-jarig jubileum had een beter vehikel verdiend.

Zo blijven er kleine momenten van brille over. Huiskok Fred Goessens –de enige de af en toe even contact maakt met de zaal – bakt terloops een eitje en voert dat aan koppelaarster Marieke Heebink; Heebink en Kesting in een verlegen flirt, maar tijdens het zoenen kijkt zij al vanuit haar ooghoeken naar haar iPad en checkt hij op een monitor de beurskoersen.

De Vrek is een symptoom van waar het de laatste jaren wel vaker fout gaat bij Toneelgroep Amsterdam: oppervlakkige kenmerken van de gekozen toneelstukken worden naar het heden vertaald (wij houden net zo veel van geld als Harpagon!), over de betekenisverschuiving achter die buitenzijde lijken de makers niet zorgvuldig genoeg te hebben nagedacht. Meestal wegen de buitengewone kwaliteit van regie en spel daar ruimschoots tegenop, maar dit keer leidt het tot een ronduit teleurstellende seizoensopening.

De Vrek van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 25/9/11 in de Stadsschouwburg. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Interview De Warme Winkel

interviews,Parool — simber op 23 september 2011 om 13:16 uur
tags: , , , , ,

Misschien zijn het wel de grootste nerds van theaterland. Met een combinatie van studeren en repeteren maakte theatergroep De Warme Winkel vijf semi-biografische voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars. Onder de naam Weense Herfst zijn die de komende weken weer allemaal weer te zien, waarvan sommige voor het eerst in Amsterdam. “Gedichten van Rilke zijn mooi, Rilke in de koeienstront is nog mooier.”

“We waren al een aantal jaar bezig toen we in 2006 op Oerol de voorstelling Totaal Thomas maakten”, vertellen acteurs Vincent Rietveld en Jeroen De Man op een Amsterdams terras. We waren daarvoor helemaal in het werk van toneelschrijver Thomas Bernhard gedoken en het bleek dat we dat heel erg leuk vonden. De voorstelling bestaat uit teksten van Bernhard, en uit acts gebaseerd op zijn werk. Daarna wilden we dat nog een keer proberen.” Rietveld: “We vonden het wel een goeie beperking: een voorstelling maken over één kunstenaar.”

Na avonden waarop de spelers spreekbeurten voor elkaar hielden en onderwerpen uitdiepten kwamen ze uit bij de romantische dichter Rilke over wie ze de voorstelling Rainer Maria maakten, waarin de lyrische esthetiek prachtig schuurt met de boerse locatie: een koeienstal, waar het publiek op balen stro zit en de spelers zich uitgebreid door de modder wentelen. De Man: “Je moet zo’n onderwerp niet te eerbiedig behandelen. Het gaat ook om ónze verhouding tot zo iemand, en om wat je het publiek over hem of haar wilt laten ontdekken.”

En eerbiedig zijn de voorstellingen van De Warme Winkel (naast Rietveld en De Man ook bestaande uit Mara van Vlijmen en Ward Weemhoff) dan ook allerminst, eerder stapelingen van groteske scènes, soms een hysterisch college, dan weer verstilde mime of een uitzinnige choreografie. Geen stijl wordt geschuwd om door te dringen tot de kern en steeds wordt de groep aangevuld met gasten zoals actrice Maria Kraakman, muzikant Richard Janssen en (eind-)regisseurs als Marien Jongewaard en Paul Koek. Na Bernhard en Rilke volgden nog voorstellingen over Alma Mahler (Alma), Stefan Zweig (Villa Europa) en Oskar Kokoschka (Kokoschka Live!).

“De stijl past zich natuurlijk wel aan aan het onderwerp”, zegt De Man “Stefan Zweig was net zo’n nerd als wij, dus daar past veel meer in dat wij uitgebreid onze kennis etaleren, terwijl we in de voorstelling over Kokoschka veel meer de sfeer van zijn woeste kunstenaarswereld probeerden te vatten.” Rietveld: “Maar na de oorlog is Kokoschka nog vijfendertig jaar saaie pentekeningen blijven maken; daar hebben we het dan weer niet over.”

Maar wat sprak ze nou uiteindelijk zo aan in die Oostenrijkers? Rietveld: “Oostenrijk is een metafoor voor Nederland: een klein land dat z’n hoogtijdagen achter zich heeft. Misschien geldt dat wel voor heel Europa. We kwamen uiteindelijk steeds uit bij het fin de siècle en de Eerste Wereldoorlog, omdat het heel duidelijk het begin is van de moderne tijd.”

“Het gaat ook om de experimenteerdrift in de kunst. Men geloofde toen heel sterk in het belang daarvan. Maar vaak is Rilke of Zweig ook zó esthetisch. We willen daar iets aards of iets pervers tegenover zetten.” De Man: “Rilke is prachtig, maar Rilke in de koeienstront is nog veel mooier.”

Is er nog veel veranderd aan de voorstellingen? De Man: “We moeten sommige voorstellingen die op locatie zijn gemaakt aanpassen voor de theaterzaal, maar ook inhoudelijk ontwikkelen ze zich.” Rietveld: “Sommige zinnen van Thomas Bernhard of Rilke begrijp ik nu zoveel beter gewoon omdat ik ouder ben en zelf kinderen heb. De humor blijft, maar de ondertoon is serieuzer.” De Man: “Het is ook leuk om ze achter elkaar te spelen; je kunt het ook een beetje bekijken als soap met personages die in verschillende stukken terugkomen.”

Rondom de voorstellingen wordt een extra programma verzorgd. “We vinden nagesprekken vervelend als ze over de voorstelling gaan”, zegt De Man, “Dus we hebben iets bedacht: we interviewen zelf direct na de voorstelling mensen die veel meer over het onderwerp weten dan wijzelf. Bijvoorbeeld Cherry Duyns, die naar Zuid Amerika is gereisd in het spoor van Stefan Zweig of Rilke-vertaler Ard Postuma.”

Klaar met de Oosterijkers zijn de leden van De Warme Winkel nog niet, maar inmiddels hebben ze een nieuwe obsessie: “We zitten nu redelijk diep in de Russen”, zegt De Man. “Vorig jaar maakten we een voorstelling over de dichter Boris Ryzhy en nu zijn we driftig Karel van het Reve aan het lezen. Oostenrijk gaat misschien meer over jezelf leren kennen door een spiegel te zoeken; Rusland gaat over jezelf leren kennen door je buurman op te zoeken.”

Verschillende voorstellingen van de Weense Herfst zijn nog t/m 8/10 te zien in Amsterdam.
Meer info op www.dewarmewinkel.nl

Voorstuk ‘Wie is er bang voor Virginia Woolf?’

overig,Parool — simber op 16 september 2011 om 10:00 uur
tags: , , ,

Wie is er bang voor Virginia Woolf? van Edward Albee is bijna vijftig jaar oud, maar nog steeds een van de populairste toneelstukken van Nederland. Ook dit jaar zijn er weer meerdere versies te zien, met daarbij opvallend genoeg twee uitvoeringen van theaterbureau Hummelinck Stuurman. Vanavond is de ‘remière’ (de openingsvoorstelling van een reprise) van de versie met Porgy Franssen en Olga Zuiderhoek, die in 2007 de Toneel Publieksprijs won. In februari gaat een nieuwe voorstelling in première met Linda van Dyck en Victor Löw. Waar komt die grote aantrekkingskracht van het stuk toch vandaan?

Voor producent Arjen Stuurman is het kraakhelder: “Het is het mooiste stuk dat ik ken.” Stuurman heeft, met zijn bureau Hummelinck Stuurman, een lange band met het stuk. “Ik ben te jong om de legendarische vertolking van Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg te zien, mijn eerste was met Pleuni Touw en Hugo Metsers. In 1995 haalden wij de prachtige Vlaamse voorstelling van regisseur Dirk Tanghe naar Nederland. De eerste die we zelf maakten was met Edwin de Vries en Will van Kralingen en daarna hebben we bedacht dat het goed zou zijn om er een traditie van te maken: iedere vijf jaar een nieuwe Woolf.”

Volgens Stuurman ligt de duurzame aantrekkingskracht van het stuk in de herkenbaarheid. “Het is universeel over het hebben van een relatie. En daarin komen alle emoties voorbij, humor, cynisme en angst. En voor acteurs is dat natuurlijk een fijne kluif om hun tanden in te zetten. En het is nog steeds actueel. Er zitten ook in mijn vriendenkring die elkaar blijven martelen om maar bij elkaar te blijven.

Opvallend genoeg denkt Gerardjan Rijnders, die de versie met Franssen en Zuiderhoek regisseerde er heel anders over. “Ik heb Woolf wel eens de Hamlet van de twintigste eeuw genoemd. Het zijn eigenlijk geen echte stukken. Ze hebben allebei een rare plot, het zijn in de eerste plaats taalbouwsels. Het lijkt herkenbaar, zo’n echtpaar dat elkaar de hersens in slaat, maar als je naar de tekst gaat kijken zie je meteen dat niemand in het echt zó ruzie maakt als George en Martha. Eigenlijk vertellen ze alleen maar verhalen aan elkaar, je glijdt van de ene anekdote in de andere en je hebt geen idee wat wáár is en wat niet.”

Toch is juist dat drankovergoten huwelijksgevecht een toneel-archetype geworden. Zet een chesterfield bank op het toneel, een man en een vrouw kijvend tegenover elkaar met ieder een glas in hun hand en voila: Woolf-citaat. Jonger paar dat toekijkt optioneel. Zulke scènes zagen we de afgelopen jaren talloze keren voorbijkomen, bijvoorbeeld in toneelstukken van Eric de Vroedt (Mightysociety4) en Rob de Graaf (Schuur en Interest) of bijna woordloos in de voorstelling Martha loves George van mimegroep Boogaerdt/VanderSchoot. Op de afgelopen editie van De Parade waren er zelfs twee hommages aan Albee te zien: Einde Oefening en Who’s afraid of George and Mildred? Tijdens de Uitmarkt organiseerden Hummelinck Stuurman en De La Mar zelfs een Virginia Woolf-marathon, met ieder uur drie nieuwe paren.

En zo lijkt de erfenis van Wie is er bang voor Virginia Woolf? in twee delen uiteen te vallen: enerzijds is het een cliché, dat doorklinkt in iedere scène met een beschonken, knokkend echtpaar en anderzijds het complexe, veel subtielere toneelstuk zelf (“een virtuoos taalstuk”, zoals Rijnders het noemt) dat alleen al aantrekkelijk blijft omdat het zo’n uitdaging is voor toneelspelers.

En een stuk dat door z’n taal en z’n details ferm in z’n tijd staat. Rijnders: “Op abstract niveau is het tijdloos, maar verder moet je het gewoon in de jaren zestig laten. Net zoals ik vind dat je Hamlet ook niet moet opvoeren met pistooltjes in plaats van zwaarden.”

Wie is er bang voor Virginia Woolf? met Porgy Franssen en Olga Zuiderhoek is t/m  14 oktober te zien in De La Mar
Wie is er bang voor Virginia Woolf?
met Victor Löw en Linda van Dyck gaat op 18 februari 2012 in première.
Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

Derwig wint Louis d’Or, De Brauw Theo

nieuws,Parool,verslagjes — simber op 12 september 2011 om 01:19 uur
tags:

Gisteravond werden in de Stadsschouwburg de belangrijkste toneelprijzen van Nederland uitgereikt. Elsie de Brauw won de Theo d’Or (beste vrouwelijke hoofdrol, haar tweede) voor haar rol in de voorstelling Gif van NT Gent, waarin ze volgens de jury “met minimale middelen een diepe essentie?le ontroering teweeg weet te brengen.” Jacob Derwig kreeg de Louis d’Or voor zijn rol in Kinderen van de zon van Toneelgroep Amsterdam. De jury roemde zijn “onovertroffen timing” en zijn vermogen om “tegen de karikatuur in” te spelen. Beiden toonden zich in hun dankwoord ideale winnaars: blij, trots en bescheiden.

De Avro Toneel Publieksprijs – 25.000 euro voor het maken van een nieuwe productie – werd gewonnen door Doek!, een nieuw toneelstuk van Maria Goos, gespeeld door Loes Luca en Peter Blok. Producent Hans Kik benadrukte in zijn dankwoord dat hij dan wel een vrije (ongesubsidieerde) producent is, maar dat zijn voorstellingen toch slechts kunnen bestaan dankzij de door de overheid ondersteunde infrastructuur van schouwburgen in het land.

Zo waren er meer momenten dat de grote problemen van de theatersector opwelden, zoals in de speech van Colombina-winnares (beste vrouwelijke bijrol) Lies Pauwels, die op onnavolgbare wijze de cultuurbezuinigingen en de herdenking van 9/11 wist te combineren met een lofzang op toneelgroep Dood Paard, waar ze haar prijswinnende rol speelde in de voorstelling Freetown.

En dat terwijl de presentatoren Geert Lageveen en Leopold Witte van Orkater de avond inzetten als een feest voor de theatersector onder elkaar, “zonder woorden als ‘bezuiniging’, ‘elite’, of ‘crisis’” . Maar juist door van het “dáár gaan we het niet over hebben” een running gag te maken, gaven ze de avond de juiste mengeling van ontspannen luim en waardige ernst, daarbij uitstekend geholpen door een voor de gelegenheid samengestelde Orkaterband die met subtiele rock en een strijkje de spanning smaakvol opbouwde.

Een bijzonder moment was de toekenning van de Prosceniumprijs aan theatermaker en toneelspeler Jan Joris Lamers. De jury beschouwt met name “het theaterpedagogisch aspect van zijn werk van onmetelijk belang voor de ontwikkeling van het Nederlandse toneel.” Lamers was er niet bij, hij speelde elders in het land De Kersentuin. De prijs werd namens hem door schrijfster en dichteres Judith Herzberg in ontvangst genomen.

Kader: Alle toneelprijzen tijdens het Nederlands Theaterfestival:

Avro Toneel Publieksprijs: Doek! van Kik Producties
Louis d’Or: Jacob Derwig voor zijn rol in Kinderen van de Zon van Toneelgroep Amsterdam
Theo d’Or: Elsie de Brauw voor haar rol in Gif van NT Gent
Arlecchino: Peter Bolhuis voor zijn rol in Augustus, Oklahoma van De Utrechtse Spelen
Colombina: Lies Pauwels voor haar rol in Freetown van Dood Paard
Prosceniumprijs: Jan Joris Lamers
VSCD Mimeprijs: Hotel Modern voor de voorstelling Vliegboot Moederschip
Gouden Krekel (productie): Adios van Het Houten Huis en Speeltheater Holland
Gouden Krekel (prestatie): Servaes Nelissen voor zijn rol in Lang zal die WEZEN van Toneelschap Beumer & Drost

Eerder uitgereikt:

VSCD Oeuvreprijs: Joop van den Ende
BNG Nieuwe Theatermakers Prijs: Ilay den Boer voor zijn voorstelling Dit is mijn vader
Dioraphte Amsterdam Fringe Award: Kelder van Gehring en Ketelaars

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity