Recensie: ‘In die nag’ van Dood Paard

Een groepje van vier hangt rond in de Blincker, het theatercafé van Frascati. Ze hebben blijkbaar diepzinnige onderonsjes en verplaatsen van tafel naar tafel, naar bar, naar trap. Ze vallen nogal op: ze zijn van top tot teen in het oranje, met maffe hoedjes, voetbalbroekjes, veiligheidshesjes en pruiken.

De vier, Manja Topper, Gillis Biesheuvel, Joachim Robbrecht en Marien Jongewaard, zijn de spelers van In die nag, de nieuwe voorstelling van Dood Paard, geschreven door Rob de Graaf. Na zijn stuk Freetown, ook voor Dood Paard twee jaar geleden, gebruikt hij nu opnieuw Afrika als lens om naar onszelf en onze relatie met de ander te kijken, maar de voorstelling In die nag is weerbarstiger en minder eenduidig.

De voorstelling is een drieluik dat begint in het café. De vier oranjeklanten blijken een totaal verzuurde, typisch Hollandse zeikfamilie. Vanaf de balustrade boven de bar krijsen ze hun ongenoegen over het land, het leven en elkaar uit over de toeschouwers onder hen. Ze spreken een voor een, heftig gesticulerend, maar als een ander het woord neemt bevriezen ze in een groteske grimas. “Als ik een mening heb, dan ventileer ik ‘m. Hersens zijn net darmen: als je ze niet af en toe leegt dan krijg je alleen maar verstopping.” Ontevreden zijn ze, en dat is van iedereen de schuld, van de kinderen, de ouders, het land, de bureaucratie, nu ja in ieder geval niet van henzelf.

Maar ze hebben een oplossing: ze gaan verhuizen naar Afrika. Het is de opmaat voor het langdurige ritueel waarmee het publiek de zaal wordt geloodst. De spelers dansen in pluchen dierenkostuums, delen een plukje gras en een boontje uit aan iedere bezoeker die binnenkomt en zetten met water een stip op hun voorhoofd. Ze verkleden zich in lange gewaden en spannen een enorm grote doek vlak boven de hoofden van het publiek.

Onder die tent is er ruimte voor voorzichtige en onzekere gedachten. Een groep mensen is op zee en zwalkt de aarde rond. Zijn het piraten, kolonisten of bootvluchtelingen? “Ons schip heeft geen roer en geen anker.” Zowel Dood Paard als De Graaf laten zich hier van een onkarakteristiek lyrische kant zien en dat smaakt naar meer.

Het laatste deel is echter koud en slepend. De vier spelen weer een familie, maar nu in Zuidafrikaanse woonwagens. Ze zijn niet meer verbonden met hun thuisland, maar evenmin geworteld in het land van aankomst. De tekst is ineens in het Zuidafrikaans, maar het is vrij goed te volgen – de taal is simpel en wat Jongewaard ook spreekt, het wordt toch Amsterdams. De lethargie is verwoestend. Wat het gezin aan het begin aan energie en woede te veel heeft, heeft deze te weinig.

Als je de vier aan het eind ziet als dezelfde familie van het begin (wat niet per se hoeft) is er niets van ze overgebleven behalve jaloezie op de buren en de verwachting dat het morgen op de een of andere manier vanzelf beter wordt. In vorm en spel is dit Dood Paard op z’n best, maar waar het ze nu om te doen is blijft te lang onhelder.

In die nag van Dood Paard. Gezien 27/10/12 in Frascati. Aldaar t/m 4/11. Tournee t/m 13/2/13. Meer info op www.doodpaard.nl

Recensie: ‘De verleiders: de casanova’s van de vastgoedfraude’

Nu zo’n beetje alle Nederlandse romans voor het toneel bewerkt zijn, ontdekken theatermakers een nieuwe bron: non-fictie boeken. Opvallend: twee boeken over witteboordencriminaliteit zijn het eerst aan de beurt. Vorig seizoen De prooi van Het Nationale Toneel over de val van ABN-Amro en nu De verleiders, naar De vastgoedfraude van journalisten Vasco van der Boon en Gerben van der Marel. Waar De prooi een Shakespeareaans koningsdrama werd, kiest bewerker George van Houts voor een prozaïscher invalshoek: wat zou u doen?

De verleiders zelf zijn vijf mannen in goed gesneden pakken: Pierre Bokma en Victor Löw zijn ieder voor zich al zwaargewicht genoeg om een voorstelling te dragen, samen met Leopold Witte, Tom de Ket en Van Houts is het een flinke testosteronbom op het toneel. Ze spelen personages die gebaseerd zijn op de kleurrijke figuren uit de fraudezaak rond het Bouwfonds, maar ze zijn gecondenseerd, net als hun namen: Nico Vijsma werd Vijs, Jan Van Vlijmen werd Vlijm, enzovoort. De acteurs geven zelf al toe dat ze de feiten gedramatiseerd hebben en sommige dingen zijn verzonnen.

We volgen ze in korte, cabareteske scènes bij het maken van grote vastgoeddeals (met geprojecteerde grafiekjes wordt tevergeefs gepoogd die te verduidelijken – het gaat steeds gaat over hoe geld verdeeld wordt, maar niet over waar het vandaan komt) en later in de rechtszaal waar ze ter verantwoording worden geroepen.

De mannen spelen vet en vaak over the top, maar in dit geval is het volkomen gerechtvaardigd. De details van de zaak zijn absurd en bijna ongeloofwaardig theatraal. Vooral Bokma als de goeroe-achtige adviseur Vijs (“Op welk gebied adviseert u?” “Breed. Heel breed.”) is erg leuk als de macher die met slijmen, intimidatie, citaten uit Macbeth en een overdosis ‘fuck you’ iedere deal in z’n voordeel beslecht.

Wat erg goed is, is de steeds terugkerende link met het hier en nu. De acteurs beginnen als zichzelf, Bokma vertelt over een extreem overbetaalde schnabbel die hij ooit voor het Bouwfonds deed en Van Houts en De Ket hebben een geestig conflict over een verkochte auto, een deal die uitstekend uitlegt wat er nou mis was met de onderhandse handel in vastgoed.

Het publiek wordt ter verantwoording geroepen door middel van het verhaal van Will en Mind, twee kleine vastgoedjongens die stapje voor stapje het spiel van de big boys ingetrokken worden. Steeds stappen ze even uit hun rol. Zou u dit anders doen? Wanneer zijn ze over de schreef gegaan?

Iedereen is schuldig, niemand slaat een meevallertje af, dat is de cynische moraal die de voorstelling uitdraagt. Het wordt er een beetje plomp ingeramd door een paar harde monologen over hebzucht en kapitalisme die de voorstelling platter maken dan nodig is.

De verleiders: de casanova’s van de vastgoedfraude van Bos Theaterproducties. Gezien 4/10/12 in DeLaMar. Aldaar 17/10 t/m 4/11. Tournee t/m 31/1/13. Meer info op www.bostheaterproducties.nl.

Belarus Free Theatre in Amsterdam

interviews,Parool — simber op 4 oktober 2012 om 10:00 uur
tags: , , , ,

Je bent een Europese theaterregisseur, je hebt samen met je man een internationaal werkende groep, je speelt teksten van Sarah Kane, Harold Pinter en Shakespeare. Tot zover niets bijzonders, zo zijn er honderden. Maar Natalia Koliada heeft gevangen gezeten, is verdreven uit haar land en haar ouders worden bedreigd, alleen omdat ze theater maakt. Haar groep Belarus Free Theatre werd onbedoeld de kern van de dissidente kunstenaarsbeweging in Wit-Rusland.

Wit-Rusland (of Belarus) ligt tussen Polen en Rusland en staat bekend als de laatste dictatuur van Europa. Na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 bleef het land stalinistisch en onder president Loekasjenko zijn marteling van gevangen, censuur, verdwijningen en frauduleuze verkiezingen geen uitzondering.

Koliada is met haar partner Nicolai Khalezin en een aantal spelers tijdelijk neergestreken in een repetitieruimte in MuzyQ in Amsterdam Oost om daar te werken aan haar nieuwe voorstelling Trash Cuisine die morgenavond in première gaat in de Stadsschouwburg. “Wit-Rusland wordt genegeerd”, zegt Koliada, “Als je het over dictaturen hebt denken mensen aan Afrika of Zuid Amerika, maar het bestaat ook nog steeds binnen Europa.”

Belarus Free Theatre reist inmiddels de wereld over, de artistiek leiders wonen in Londen en hebben acteurs als Kevin Spacey en Jude Law onder hun bewonderaars en ondersteuners. Maar toch is de internationale aandacht niet het eerste doel: “Het allerbelangrijkste is dat we door kunnen gaan met underground voorstellingen in Wit-Rusland zelf”, vertelt Koliada. “We spelen daar verboden voorstellingen bij mensen thuis, zonder aankondiging of kaartverkoop. Ik mag zelf het land niet meer in, ik ben staatsvijand, en onze acteurs kunnen niet samen het land in en uit reizen, omdat als de autoriteiten door hebben dat ze komen om te spelen ze hun visa weigeren.”

Koliada probeert inmiddels haar artistieke werk te scheiden van de politiek. “Ik wil dat we bezoekers krijgen en positieve recensies omdat mensen onze voorstellingen goed vinden, niet omdat ze eens zijn met wat we op politiek vlak doen of omdat ze ons zielig vinden.”

Trash Cuisine is net als de eerdere voorstellingen een rauwe, fysieke performance met als onderwerp de doodsstraf. “Ik zie ons werk zelf niet als politiek, maar de politieke situatie duwt ons wel in de richting van een onderwerp”, zegt Koliada. “In Wit-Rusland worden jaarlijks veertig mensen geëxecuteerd, en vaak wordt de familie pas achteraf op de hoogte gesteld.”

Tijdens de research voor de voorstelling bezochten de makers dodencellen in gevangenissen in Thailand, Maleisië en de VS en spraken ze met kindsoldaten in Oeganda en Hutu’s en Tutsi’s in Rwanda. Daarnaast gebruiken ze teksten van Shakespeare over moorden en executies. “Wij zijn geen theatergroep die een stuk van Shakespeare helemaal gaan opvoeren. We gebruiken zijn teksten om te onderstrepen dat de mens niet veranderd is. We spraken een Witrussische ex-gevangenismedewerker die volhield dat hij geen mensen had gedood – hij gaf slechts leiding aan een groep beulen. Zijn teksten blijken naadloos overeen te komen met die van Lady Macbeth.”

Het Belarus Free Theatre kwam in Amsterdam terecht via de European Cultural Foundation dat dit weekend het festival Imagining Europe organiseert in De Balie. “We werkten al eerder met studenten van DasArts. Toen twee van hen in 2008 naar Wit-Rusland vlogen om met ons te werken werden ze op het vliegveld tegen gehouden, twintig uur vastgehouden en daarna teruggestuurd. De intimidatie blijft niet beperkt tot ons. Iedereen die met ons wil werken krijgt ermee te maken.”

Naast de voorstelling vindt er ook een politieke actie plaats. Belarus Free Theatre vraagt met de actie Bodyback aandacht voor de verdwijningen in Wit-Rusland en verspreidde vanmorgen gevulde witte bodybags over de grote stations en in de media. Koliada: “We vragen aandacht voor het feit dat Nederland na Rusland de tweede handelspartner is van Wit-Rusland. Het gaat dan om handel in olieproducten en kalium. We streven naar een handelsembargo van de hele EU, maar dat is nog ver weg.”

De Nederlandse acteurs Frank Lammers, Waldemar Torenstra en Viggo Waas verklaren zich solidair met de groep en deden een oproep op Youtube. Lammers zegt aan de telefoon: “Het is angstaanjagend stil als het om Wit-Rusland gaat. We kunnen niet pretenderen dat we eenheid en stabiliteit zoeken in Europa en dit door de vingers zien.”

Lammers ziet zijn medewerking vooral als een gebaar van solidariteit: “Ik help mijn beroepsgroep. Kunst en cultuur zijn enorm belangrijk in zo’n situatie: kunstenaars houden het vuur brandend en de menselijkheid levend. Het is absurd om te bedenken dat een acteur als ik daar het werken onmogelijk wordt gemaakt.”

Trash Cuisine van Belarus Free Theatre: 5 oktober – www.ssba.nl
Het festival Imagining Europe duurt van 4 tot 7 oktober –www.imagining-europe.eu
De actie Bodyback is te volgen op www.bodyback.nu

Recensie: ‘Spiegel’ van Schweigman&

Parool,recensies — simber op 27 september 2012 om 22:26 uur
tags: , , ,

Als het over theater gaat wordt het woord magie vaak misbruikt, maar hier is het een keer echt op zijn plaats: de voorstelling Spiegel van Boukje Schweigman is een magische belevenis, een serie beelden van onaardse schoonheid en een diepzinnige beschouwing over mens zijn.

Door een smalle kier in een lange wand zie je eerst flikkerende schimmen in rood en wit. Dan worden langzaam figuren duidelijk. Vliegen ze? Zweven ze gewichtloos? Drijven ze vlak onder een wateroppervlak? Zijn astronauten in een ver universum of embryo’s in een baarmoeder?

Zoals altijd bij de voorstellingen van Schweigman is het decor, of liever gezegd de installatie, ontworpen en belicht door Theun Mosk. Hij plaatste het publiek aan weerszijden van een grote doos, maar geeft ons maar een smalle streep waardoor we de beelden kunnen zien. Opnieuw werkt hij in het begin met onwaarschijnlijk weinig licht, zodat de lichaamloze gezichten van de twee spelers/dansers (Marinke Eijgenraam en Toon Kuijpers) geestverschijningen worden in een peilloze diepte.

Later in het scherpe witte licht ontdekken de twee elkaar, kruipen hangend en vliegend naar elkaar toe, worden zichzelf gewaar in de spiegel uit de titel – die nog een prachtige verrassing herbergt – en zoeken éénwording met zichzelf. De spelers zijn niet alleen volledig beheerst, maar ook op een indrukwekkende manier leeg. Ze kijken naar zichzelf en naar ons zoals dieren kunnen kijken, of baby’s: peinzend, maar zonder gedachtenwereld.

Schweigmans beelden zijn altijd verraderlijk eenvoudig, maar blijken altijd oneindig gelaagd. En in het gebruik van spiegels, water en zwaartekracht doet haar werk nu meer dan ooit denken aan dat van de IJslandse kunstenaar Olafur Eliasson. Je zou kunnen interpreteren dat de voorstelling gaat over de evolutie van de mens, of over de mythe van Narcissus die verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld, of over lichamelijke vervreemding.

Schweigmans thema’s zijn vaak te banaal om op te schrijven, maar nu al zo’n tien jaar lang weet ze samen met Mosk in bijna iedere voorstelling op indringende wijze iets onzegbaars duidelijk te maken over het lichamelijke dier dat mens heet. Spiegel is gewichtloos theater van ondragelijke zwaarte.

Spiegel van Schweigman&. Gezien 27/9/12 in Frascati WG. Aldaar t/m 14/10. Tournee t/m 15/12. Meer info op www.schweigman.org

Recensie: ‘Pitbull’ van Bellevue Lunchtheater

Een schrijfster is zwanger, haar man is bankier, haar buurman fokt pitbulls om mee te vechten. De nieuwe lunchpauzevoorstelling in Bellevue lijkt even te gaan over een donker-romantische driehoeksverhouding, maar helaas heeft schrijfster Annemarie Slotboom veel verder reikende ambities.

De pitbullman –groot, kaal en getatoeëerd– staat op een dag bij de vrouw voor de deur op zoek naar zijn hond, maar blijkt al snel een vrij bedreigende belangstelling te hebben voor de bezittingen van het stel. Haar man vindt de pitbullman vooral intimiderend, maar de vrouw raakt gefascineerd door zijn morele ongebondenheid.

Slotboom wil het echter al te nadrukkelijk hebben over het thema verantwoordelijkheid trapt daarbij in een val die veel Nederlandse theaterteksten kenmerkt, namelijk dat de personages vrijwel uitsluitend in abstracties praten. De bankier is blijkbaar –en geheel vanzelfsprekend- verantwoordelijk voor veel ellende, maar wat dan precies blijft onduidelijk. De pitbullman leeft voor zijn hondengevechten, maar over hoe dat zoal in z’n werk gaat –je wordt toch nieuwsgierig naar zo’n personage– zwijgt hij. In plaats daarvan heeft hij het over dingen als “verbetenheid” en “instinct”; dingen die je als toeschouwer pas gaan interesseren als ze een bedding hebben van concrete context.

Het probleem wordt nog eens versterkt door de volstrekt humorloze regie van Leen Braspenning, die lijkt te denken dat Pitbull een groots ideeënstuk is. Door die zwaarte krijgt de problematiek -zwangere vrouw heeft crisisje uit onzekerheid over de toekomst– iets enorm verwends. Slotboom heeft echter een droge, licht absurde schrijfstijl die vaart nodig heeft en een lichte toets.

Alleen Jacqueline Boot, die de vrouw speelt, weet met een natuurlijke nuchterheid de juiste toon te raken. Noël S. Keulen is niet slecht als de pitbullman, maar is niet vervaarlijk genoeg en Niels Croiset als de man is veel te luid en te toneelmatig voor dit kleine podium. In het functionele decor, een designbank en een draaiend projectiescherm, vallen de rustige beelden van Johann van Gerwen op.

Het thema van een labiele relatie die verstoord wordt door een merkwaardige buurman gebruikte Slotboom een paar jaar geleden al in Er staat een boom in de weg, dat kleinzieliger en absurder en daardoor beter was. Ze blijft stukken schrijven die te breed opgezette thema’s in een te minimale setting wil behandelen. En dat blijft knellen.

Pitbull van Bellevue Lunchtheater. Gezien 21/9/12 (try-out) in Bellevue. Aldaar t/m 14/10. Meer info op www.lunchtheater.nl

Recensie: ‘Ik, Driss; de musical’

Parool,recensies — simber op 23 september 2012 om 23:32 uur
tags: , , , , ,

Zou jij het kunnen? Al je familie en vrienden achterlaten en met twee overhemden en een klein beetje geld in je koffer naar een ander land verhuizen? Mohammed Azaay en Mohammed Chaara vragen het aan het publiek en vertellen vervolgens het verhaal Driss Trafersiti, die in 1974 naar Nederland kwam. In een lieve, maar ook wat rommelige voorstelling volgen we de belevenissen van Driss in het opvallend gastvrije land, dat hij al snel tot het zijne maakt.

De verhalen van Driss Tafersiti over zijn vroege jaren als gastarbeider in het Nederland van de jaren zeventig verschenen eerst als columns in NRC Handelsblad. Maar Driss bleek een mystificatie: de jonge schrijvers Asis Aynan en Hassan Bahara –beiden kind van Marokkaanse immigranten– hadden een personage verzonnen op basis van de verhalen van hun ouders en ooms. De schrijvers waren vooral gefascineerd door foto’s uit die tijd: hun ouders hadden ooit afro’s en wijde pijpen en leken in niets op de teruggetrokken grijze duiven die je nu associeert met oudere allochtonen.

Een paar van dat soort foto’s speelt een grote rol in het decor: Marokkanen en Turken in zwartwit in de seventies, die er nu ineens verbijsterend hip uitzien. Ze hangen uitvergroot op rondrijdende panelen die met minimale middelen de locaties aangeven: de visafslag in IJmuiden waar Driss scholstapelaar is, het huis waar hij met zijn neef en een Turkse vriend woont, de huiskamer van de vriendelijke oud-lerares die Driss Nederlands leert.

Bewerker en regisseur Bart Oomen vertelt vooral het verhaal over Driss en zijn Hollandse geliefde Jolanda, een opvallend rimpelloze interculturele love story, waarin de culturele misverstanden zelden tot grote problemen leiden en beide families de nieuwe zoon en dochter zonder al te veel moeilijkheden accepteren.

Waar de relatie van Driss en Jolanda slaagt, verloopt het huwelijk tussen de verschillende disciplines en stijlen minder harmonieus. Het idee idee om noordafrikaanse trommels, smartlappen, raï, Turkse en westerse popmuziek te vermengen is natuurlijk goud, maar het is allemaal hoekig en onelegant in elkaar gezet. Ook de losjes met het publiek babbelende Azaay en Chaara staan in te groot contrast met iets te pompeuze musical-songs.

Daarbij komt dat Driss een vrij lege hoofdpersoon is; in de columns was hij vooral een kapstok om verhalen aan op te hangen, op toneel wordt hij gespeeld door de charmante Fahd Larhzaoui en is hij nu eens goeiig, dan weer ambitieus, maar krijgt zijn karakter weinig reliëf. Dat wordt nog versterkt door het feit dat hij nauwelijks zingt. Gelukkig heeft hij wel een zichtbare chemie met de geweldige Jennifer van Brenk als Jolande.

En zo is Ik, Driss een voorstelling die vaak romantisch, vrolijk en hartverwarmend is, maar tegelijk ook houterig, onbeholpen en onsamenhangend. Even hoop je dat op het eind de opzwepende Marokkaanse feestmuziek het publiek meesleept, maar nee, in plaats van een feestje te bouwen moeten de verhaallijntjes afgewikkeld worden. Blijft over een sympathieke feelgood-voorstelling, die uiteindelijk toch een klein politiek statement maakt: ze voegt namelijk aan het verhitte integratiedebat een onverwachte nieuwe toon toe: nostalgie.

Ik, Driss; de musical van Stichting ’t Beemstervarken en De Meervaart. Gezien 23/9/12 in De Meervaart. Aldaar t/m 21/10. Tournee. Meer info op www.ikdrissdemusical.nl

Verslagje Opening Theaterfestival

“Mark Rutte, neem een voorbeeld aan je Franse collega Sarkozy, trouw met een actrice! Meer sex tussen politici en kunstenaars.” In de Stadsschouwburg werd gisteravond het Nederlands Theaterfestival, waarin de beste voorstellingen van het afgelopen seizoen nog een keer te zien zijn, geopend met de traditionele speech ‘De staat van het theater’.

Normaalgesproken wordt die uitgesproken door een oudere prominent (Pierre Audi, Liesbeth Colthof, Joop van den Ende waren eerdere sprekers), maar dit jaar gaf festivaldirecteur Jeffrey Meulman het woord aan drie theatermakers van rond de dertig: Jeroen De Man (van theatergroep De Warme Winkel), Walter Bart (van Wunderbaum) en Ilay den Boer.

Wie hoopte dat dat tot een gemeenschappelijk generatie-statement of een theatrale lezing zou leiden, kwam bedrogen uit. Het werden, na een korte gezamenlijke inleiding, drie speeches van drie jonge mannen achter het katheder – wat onvermijdelijk tot onderlinge vergelijking uitnodigde. De Man blikte terug op onze roerige tijden vanuit het honderdjarig jubileum van Aktie Tomaat in 2069 en schetste een toekomst waarin Toneelgroep Hologramsterdam geurloos theater maakt, maar besloot serieuzer met een pleidooi voor kunstenaars die misschien wel briljant zijn, maar niet handig zijn in verkooppraat en cultureel ondernemerschap.

Den Boer pleitte voor een theater dat net zo belangrijk is voor haar publiek als voetbalclubs voor hun trouwste supporters. Hij schetste een mooi beeld, maar in de uitwerking stelde zijn verhaal teleur, met grote statements over dé beleidsmakers, hét theater, en dé doelgroepen dat met de daadwerkelijke problemen van het (gesubsidieerde) theater weinig van doen had.

Het was Walter Bart die met een onnavolgbare lijst van 37 “waarheden, vragen en mogelijke oplossingen” het verzamelde theatervolk een opwindende impuls gaf. Hier stond een kunstenaar die nu een paar jaar beleidsgereutel, crisisretoriek en politieke bemoeienis had doorstaan en er een even absurd als lucide artistiek antwoord op gaf. “Shakespeare is niet de weg uit de crisis.” “Kunstenaars stellen zich niet afhankelijk op, wij ZIJN afhankelijk.” En: “We moeten onze halfdooie democratie de genadetrap geven en op zoek gaan naar nieuwe samenlevingsvormen. Theater is een samenlevingsvorm!”

De drie statements waren samen veel te lang, niet al te coherent en onderling tegenstrijdig. En daarmee misschien toch weer een heel duidelijk generatieportret.

Eerder op de avond werd de Erik Vos Prijs voor aanstormend regietalent door de naamgever zelf uitgereikt aan Alexandra Broeder. Broeder krijgt de prijs voor haar confronterende werk, waarin ze kinderen van hun meest duistere kant laat zien en zo de geaccepteerde verwachtingen van het gedrag van kinderen ter discussie stelt. “De theatrale wereld die Broeder voorspiegelt, is daardoor fascinerend, zinnenprikkelend en verontrustend”, schreef de jury. Broeder was blij dat haar werk compromisloos en onveilig wordt genoemd: “Kijken mag bij mij nooit veilig zijn.”

Arthur Japin, de voorzitter van de jury die de selectie voor het festival heeft gemaakt, vertelde kort over zijn belevenissen in het afgelopen theaterseizoen en dankte de aanwezige makers voor hun passie en doorzettingsvermogen in het licht van de “beschimping” en “minachting” die de kunstsector de afgelopen jaren over zich heen heeft gekregen.

Het Nederlands Theaterfestival duurt nog t/m 9/9. Meer info op www.tf.nl

Modern Repertoire op het Theaterfestival

beschouwingen,Parool — simber op 29 augustus 2012 om 17:03 uur
tags: , , , ,

Morgen opent het Nederlands Theaterfestival met de voorstelling Dood van een Handelsreiziger van het Ro Theater. Een jury onder leiding van schrijver en (oud-)acteur Arthur Japin selecteerde de tien beste voorstellingen van het afgelopen seizoen. Naast de moderne klassieker van Arthur Miller is tijdens het festival opvallend veel twintigste-eeuws toneelrepertoire te zien.

Vooral Miller lijkt de laatste jaren herontdekt. Dood van een Handelsreiziger uit 1949, een meedogenloze afrekening met de American dream, is natuurlijk zijn meest bekende stuk, maar twee jaar geleden stond bijvoorbeeld Erik Whiens heldere regie van Van de brug af gezien op het festival en vorig seizoen maakte Toneelgroep Amsterdam indruk met de voorstelling Na de zondeval – losjes gebaseerd op Millers relatie met Marilyn Monroe.

Maar Miller is niet de enige moderne toneelschrijver die op het festival wordt gespeeld. Ook Thomas Bernhard komt langs (Am Ziel), net als Harold Pinter (Bedrog) en Hugo Claus (Onvoltooid verleden, uit de Vlaamse selectie). Normaal zou het misschien niet zo opvallen, al die moderne schrijvers, maar dit jaar springt het in het oog omdat er geen oudere stukken tussen staan. Alleen Tsjechov is vertenwoordigd, met Gerardjan Rijnders’ regie van, maar de immer populairste toneelschrijver in Nederland, Shakespeare, is geheel afwezig. Ook klassieke tragedies, waarvan er pakweg vijftien jaar geleden nog zeker tien per jaar te zien waren, lijken vrijwel geheel van het repertoire verdwenen te zijn.

Zegt deze focus op twintigste-eeuws repertoire iets over het huidige toneellandschap? Het ligt eraan waarnaar je op zoek bent. Miller blijkt bij uitstek geschikt om in tijden van crisis onze burgerlijke verlangens en angsten te onderzoeken; Am ziel, net als de meeste andere stukken van Thomas Bernhard een cynische afrekening met het hypocriete Oostenrijkse intelectuelenmilieu, is koren op de molen van kunstenaars die hun positie in de samenleving onder de loep willen nemen; en Bedrog van Pinter, een in omgekeerde volgorde verteld liefdesverhaal over een driehoeksverhouding, blijkt bij iedere opvoering een buitengewoon rake observatie over liefdesrelaties in tijden van individualisme.

Misschien zijn deze opvoeringen ook wel meer een onderzoek naar het toneelrepertoire zelf. We noemen deze stukken dan wel ‘modern’, maar hedendaags zijn ze niet meer. Alle genoemde auteurs zijn dood. Maar aan hedendaagse stukken lijkt juist een enorm gebrek: de huidige generatie toneelschrijvers, zoals Jon Fosse, Elfriede Jelinek of Marius von Mayenburg, schrijft geen affe stukken meer, maar teksten die niet het uitgangspunt zijn van een toneelvoorstelling, maar slechts één van de bouwstenen. In die zin zijn regisseurs die twintigste-eeuws werk ensceneren misschien wel op zoek naar ‘het laatste toneelstuk’.

Maar dat geldt natuurlijk niet voor alle theatermakers. Nederland is eigenlijk geen land van het ijzeren toneelrepertoire, hier worden vooral veel nieuwe teksten gespeeld. Maar ook die oogst valt dit jaar tegen. Een jongere generatie makers gaat juist heel beeldend en intuïtief te werk. De Warme Winkel samplet zich een slag in de rondte in Alma, haar collage-voorstelling over de Oostenrijkse society-dame Alma Mahler; mimegroep Boogaerdt/VanderSchoot heeft in Bimbo geen woord nodig om de hedendaagse sexuele beeldcultuur genadeloos te becommentariëren en Benjamin Verdonck creëert in zijn voorstelling Disisit met een eigen knutseltaal en -beeld een eigen fantasievolle wereld.

Zo bezien zijn die twintigste-eeuwse stukken nu ‘gewoon’ repertoire geworden en staan Pinter, Bernhard en Miller eenvoudigweg naast Shakespeare, Schiller en Racine te wachten om door hedendaagse regisseurs en toneelspelers wakker gekust te worden.

Het Nederlands Theaterfestival duurt van 30 augustus t/m 9 september. Meer info op www.tf.nl

Verslagje Dromen van Goud

Wat opvallend veel fitte mensen in het DeLaMar gisteravond. Onder de titel Dromen van goud brachten het theater en entertainmentbureau Xsaga op initiatief van oud-zwemmer Johan Kenkhuis een aardig ‘theaterprogramma voor sportliefhebbers’, dat effectief de harten sneller laat kloppen voor de aankomende Olympische Spelen in Londen, en dan vooral voor de Nederlandse atleten die meedoen.

Het past in een trend die al een paar jaar zichtbaar is: theaters spelen in op de maatschappelijke kalender om vermaak en diepgang te bieden tijdens collectieve belevenissen. De Stadsschouwburg organiseert op 5 december een Sinterklaasgala voor volwassenen, na Dodenherdenking is er Theater na de Dam, de ochtend na de presidenstverkiezingen een All American Breakfast in de Melkweg. En hoewel de sportwereld en de kunsten opvallend weinig verbindingen hebben, is zo’n Olympisch theaterprogramma natuurlijk een -ahum- gouden idee.

De sportliefhebbers worden op hun wenken bediend. Op de Chesterfield banken midden op het podium komen Pieter van den Hoogenband, Ellen van Langen en het halve dameshockeyteam van Minke Booij te zitten, die door Toine van Peperstraten vakkundig ondervraagd worden over wanneer ze begonnen te dromen over gouden medailles en hoe ze die dromen hebben waargemaakt.

Het levert aardige inzichten op over de hoeveelheid inspanning, concentratie en opoffering die achter iedere medaille schuilgaat. Wat de vlot pratende sporters vooral duidelijk maken is dat de prestatie nauwelijks meer over het lichaam gaat: dat is volledig onder controle, geoefend met coaches, gemonitord door artsen en gemasseerd door verzorgers. De geest is nu strijdperk en het is zaak om alles dat sporters op hun weg vinden, de zenuwen, de pijn en de angst om te zetten in perfect gefocuste motivatie. “Wat is pijn?” vraagt Van Langen retorisch, “Pijn is maar lichamelijk.”

Maar er zijn ook voldoende geestige anekdotes, over de kluis waarin Van Langen haar medailles bewaart, over de groepsprocessen in het hockyelftal en over Van den Hoogenband die tijdens de finale van de honderd meter vrij in Athene zijn vinger brak toen hij doelbewust de aantikplaat met gestrekte vingers in plaats van met z’n vlakke hand raakte; die paar centimeters bezorgden hem waarschijnlijk het goud.

Het theaterdeel eromheen was dan weer een beetje mager. Muzikant en videokunstenaar Mondo Leone (Leon Giesen) speelde aangename nummers, al was het verband tussen de Spelen en Muhammad Ali wel erg vergezocht. Sportjournalist Arthur van den Boogaard schreef passend mythische intermezzo’s over Prometheus die het vuur van de Olympus stal en over de geschiedenis van het Olympisch vuur en nazi-spelen van 1936. Hij is echter geen showman en lang bleef de avond een beetje mat.

Pas met het optreden van Peter Heerschop na de pauze, als ‘minister van enthousiasme en aanmoediging’, werd de avond méér dan een avond Holland Sport (het onvolprezen sportprogramma van Wilfried de Jong en Matthijs van Nieuwkerk) in het theater. Hij gaf een peptalk voor sporters en toeschouwers, waarin hij liet voelen dat passie voor sport van twee kanten moet komen en dat het klagerige Nederland uitstraalt op onze sportprestaties (en op het zomerweer). “Door prestaties in de sport maken we een ander land.” Na deze stichtelijke woorden werd de ‘gouden golf’ van 21 gouden medailles die ons aan het eind werd voorspeld met toekomstige Parool-voorpagina’s ineens een beetje voorstelbaar.

Verslagje Over het IJ

Parool,verslagjes — simber op 9 juli 2012 om 00:11 uur
tags: , , , ,

Twee voorstellingen op het locatietheaterfestival Over het IJ in Amsterdam Noord doen sociale experimenten met hun publiek. De een een beetje halfhartig, de ander met grote impact.

Om met die laatste te beginnen: Stranger van Emke Idema is de ontdekking van het festival. Een complex spel over eerste indrukken, vooroordelen en projectie krijgt een ideale interactieve vorm die erg goed bij de losse sfeer van de zomerfestivals past.

Vooraf wordt het publiek verdeeld in een aantal speler, juryleden en supporters. De zes spelers krijgen een kort levensverhaal en moeten een ‘team’ samenstellen uit het woud van portretten achter hen; het zijn uitgeknipte zwartwitfoto’s van heel diverse, normale gezichten op manshoge stokken. Een verzameling figuren zonder context op wie je je fantasie kunt projecteren. Wie is de aardige chef die jou een kans geeft? Met wie zou je een one night stand kunnen hebben?

Het spel begint als steeds twee van die portretten tegenover elkaar ingezet worden bij vragen als: wie heeft het meeste bezit? Wie is het meest egoïstisch? Je hebt niets anders om op af te gaan dan een gezicht en je intuïtie, maar toch zijn  de jury, die de winnaar moet aanwijzen, en het publiek, dat moet aanmoedigen, opvallend eensgezind. Blijkbaar komen onze projecties en vooroordelen behoorlijk overeen. Al snel worden de vrager absurder: wie houdt het meest van knakworst? Wie komt er altijd te laat?

Het spel wordt geleid door een opgenomen computerstem. Bij onduidelijkheden moet het hele publiek met elkaar bepalen hoe we verder gaan. De sfeer wordt al snel speels en gezellig, maar er zit een stekelig randje aan. Is dit wel ok? We hebben allemaal geleerd dat het niet netjes of zelfs gevaarlijk is om op eerste indrukken af te gaan, maar oh wat zijn er goed in met z’n allen.

Langzaam zoekt het spel de grenzen op. Niet alleen de portretten, ook mensen uit het publiek worden nu tegenover elkaar gezet. En dan is het toch ineens een stuk pijnlijker om te kiezen wie het meest sexueel actief is of wie niet tegen zijn of haar kinderen op kan. Gaat het spel te ver? Of het publiek? Stranger geeft inzicht in iets enorm complex, en laat je achter met een nieuwe blik op de wereld en op al die onbekenden die je tegenkomt. Grote kunst, en helemaal van nu.

Ook Orkater begint haar voorstelling The Promised Land met het publiek een rol geven. Op een winderige kade bij het NDSM-terrein moet iedereen een uitgebreid formulier met persoonlijke gegevens invullen. We worden immigranten gemaakt, die zometeen op Ellis Island de inspectieprocedure door moet.

Drie jaar geleden leerden acteurs en theatermakers Ria Marks en Titus Tiel Groenestege samen een groep New Yorkse toneelschoolstudenten kennen. Inmiddels is deze groep afgestudeerd en werken ze nu samen met vaste Orkater-spelers en muzikanten aan het grootschalige en engelstalige locatieproject The Promised Land, ter gelegenheid van het twintigjarig jubileum van Over het IJ.

Bij die grootschaligheid hoort een eigen pont, die het hele publiek –mannen en vrouwen zijn inmiddels gescheiden en we worden steeds gemaand ons formulier bij ons te houden– naar de Houthavens vaart, waar in een grote loods een immigratiestation is nagebouwd. Daar zien we beeldende bewegingstheaterscènes, die losjes over emigratie gaan, maar een spannende voorstelling wordt het niet, al is de muzijale begeleiding puik, met invloeden uit netzoveel windstreken als de immigranten zelf.

En wat een voorstelling met dit onderwerp eigenlijk in Amsterdam? Hiervandaan zijn veel emigranten vertrokken, meldt de groep. Maar de voorstelling gaat over aankomen, niet over weggaan. Dus, hup, naar New York ermee, en nog iets verzinnen met al die formulieren. Die woeien nu aan het eind de Spaarndammerbuurt in.

Over het IJ duurt nog t/m 15/7. Meer info op www.overhetij.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity