Recensie ‘JR’ van FC Bergman en Het Toneelhuis (HF)

“Als je het spel speelt, kun je maar beter spelen om te winnen.” Ergens in het hoofd van de jonge JR klikt er iets als de oude beurscrack John Cates hem deze raad geeft tijdens een schoolreisje naar diens bedrijf. We zien het moment geprojecteerd, terwijl het vóór ons, op de vierde verdieping wordt gefilmd. Deze JR is het titelpersonage van de spectaculaire, maar toch teleurstellende nieuwe voorstelling van FC Bergman op het Holland Festival.

FC Bergman is een Vlaams collectief dat zich het afgelopen decennium oefende in grootschaligheid: extreem uitgebreide decors, talloze figuranten, uitzinnige effecten en techniek. (Hun fantastische 300 el x 50 el x 30 el komt eind augustus terug in de Stadsschouwburg.) JR is een bewerking van de gelijknamige satirische roman van William Gaddis over een 11-jarig jochie dat die megaspeculant wordt in het New York van de jaren zeventig.

Eigenlijk is JR alleen in afgeleide vorm nog theater. We zien een film die live gemaakt wordt in een vier verdiepingen hoog bouwwerk, waar het publiek aan vier kanten omheen zit. Steadicam operators darren rond de actie, lamellen schuiven open en dicht om nieuwe locaties te onthullen of om weer projectiescherm te worden. De filmische montage is verbluffend, de logistiek onvoorstelbaar.

We zien de jonge JR (Kes Bakker) na zijn bezoek aan Typhon, het bedrijf van Cates, door het bezit van één aandeel van het ene geleende bezit naar het andere speculeren. Daarvoor heeft hij een vertegenwoordiger nodig, die hij vindt in zijn muziekleraar Bast (Oscar Van Rompay), die eigenlijk droomt van een opera die hij wil componeren, maar nu vuistdiep in het graaikapitalisme komt te zitten.

Het grootste deel van de voorstelling/film draait echter om de groep vrienden van Bast, die rondhangen in een appartement op 96th Street, geldproblemen hebben, kunst willen maken en omkomen in liefdesperikelen.

En daarbij wreekt zich al snel het voornaamste gebrek aan deze voorstelling: het gebrek aan focus. Het lijkt alsof de makers de meest interessante scènes uit het boek hebben uitgekozen, zonder zich al te veel te bekommeren over de grote lijn. Belangrijke personages vertrekken halverwege om niet meer terug te keren en hele verhaallijnen lijken vergeten te worden. En gaandeweg ga je je ook steeds meer afvragen wat dat gebouw toch te maken heeft met de film of met het verhaal dat verteld wordt?

Het bouwwerk – hoe prachtig ook aangekleed met steeds nieuwe seventies interieurs vol sigarettenreclames en seksitische teksten – bepaalt niet of nauwelijks de montage en omdat je vanaf één kant altijd minstens de helft van de making-of niet ziet is er geen spanning tussen overzicht en close-up (zoals in de voorstellingen van Katie Mitchell) noch verbazing over je eigen verbeelding (zoals in de live animaties van Hotel Modern). Ik betrapte me er meermaals op dat ik naar de filmprojecties bleef kijken, terwijl de live handeling recht voor me plaatsvond.

Er valt zeker te genieten, met name van het fijne acteren van Jan Bijvoet als verlopen schrijver en de geweldige over the rop rol van Geert Van Rampelberg als makelaar met een Afrika-obsessie.

Gaddis toont een wereld waarin doordraaiend kapitalisme het tempo en de intensiteit van alles verhoogt en zo iedereen in z’n greep krijgt – en dat ook kunstenaars binnen dat systeem geen rust meer kunnen vinden om invloedrijk werk te maken. Dat is nu nauwelijks meer satirisch op te vatten. Maar is FC Bergman lijkt, met z’n hang naar het spectaculaire, met JR vooral slachtoffer te zijn van die ontwikkeling, en er niet daadwerkelijk op te reflecteren.

Gezien 17/6/18 in de Markthallen. Aldaar t/m 19/6.
www.hollandfestival.nl

Recensie ‘One or Several Tigers’ van Ho Tzu Nyen (HF)

Parool,recensies — simber op 18 juni 2018 om 11:19 uur
tags: ,

In 1835 werd de landmeting van een stuk jungle buiten Singapore ruw onderbroken door de aanval van een tijger. De Duitse tekenaar Heinrich Leutemann maakte er korte tijd later een dramatische prent van: de tijger springend op de theodoliet, de opzichter George Coleman met een wapperend lint aan zijn hoed, de verschrikte Indiase arbeiders die alle kanten op duiken.

De tekening is de inspiratie voor de video/performance/installatie One or Several Tigers van de Singaporese kunstenaar Ho Tzu Nyen die op het Holland Festival te zien is. Het is een overrompelende trip, waarin ideeën over mens en dier, goed en kwaad, kosmologie en kolonialisme vervloeien in een doordraaiende animatiefilm met theatereffecten.

Op twee tegenover elkaar geplaatste schermen zien we 3d-animaties van de tijger, Coleman, de theodoliet en de arbeiders die om elkaar heen cirkelen met de zon en de maan op de achtergrond. Uit de confrontatie uit 1835 is volgens Nyens mythische aanpak een ‘weertijger’ ontstaan: een half-mens half-tijger, een tweezielig monster, dat vanaf dan de geschiedenis van de Engelse kolonie bepaalt. De tijger zingt met een aan Chinese opera verwante stem over andere schermutselingen tussen tijgers en mensen.

Halverwege komt er een interessant nieuw perspectief in: een focus op de arbeiders in de tekening. Nyen toont op het ene scherm acteurs in een motion-capture studio en op het andere de 3d-renderings van hun angstige personage. De arbeiders van Coleman blijken gevangenen – de tewerkstelling door kolonisten van Indiase criminelen wordt getoond als de Engelse versie van slavernij. Een van de projectieschermen blijkt doorzichtig en erachter staat de prachtige wajang-versie van de tekening van Leutemann die Nyen maakte voor zijn eerdere project Ten Thousand Tigers.

One or Several Tigers past in een hedendaagse Oostaziatische trend om klassieke tekeningen en schilderijen met computeranimatie nieuw leven in te blazen. Maar Nyen gaat veel verder in zijn esthetische en historische commentaar. Met zijn dwingende, hallucinante stijl trekt hij je onverbiddelijk de Maleise jungle in.

Gezien 9/6/18 in Frascati, aldaar t/m 11/6 (vandaag)
www.hollandfestival.nl

Voorbeschouwing ‘Anna Karenina’ van Schauspielhaus Hamburg

Een halve blik, uitgewisseld op het station, een handdruk – en dan is het gebeurd: Anna Karenina en Graaf Wronski zijn voor elkaar gevallen. En dan zetten ze Sweet Dreams (are Made of This) in. “Everybody’s looking for something.”

De combinatie van 19e eeuwse literatuur met jaren ‘80 popmuziek, dat is de blauwdruk van de theatertrilogie die het Duitse theaterduo Barbara Bürk & Clemens Sienknecht de afgelopen jaren maakte. Drie voorstellingen waarin als een soort hoorspel het verhaal van de roman wordt verteld door het studiopersoneel van een radiostation, begeleid door top 2000-klassiekers en inclusief reclames en jingles.

Het eerste deel was een bewerking van Effi Briest (grofweg het Duitse equivalent van Eline Vere) en was in Nederland te zien in 2016 toen hun gezelschap Schauspielhaus Hamburg te gast was in het festival Brandhaarden. Daarna maakten ze nog Madame Bovary en nu is er Anna Karenina, dat komend weekend drie keer te zien is in het Holland Festival.

De vuistdikke roman van Tolstoj over de ongelukkige gravin Karenina en haar tragisch aflopende affaire wordt er vlot doorheen gejast, waarbij een krakerige plaat en een alwetende dj de situaties schetsen en de mensen in de studio steeds in een rol schieten en de verbinding leggen met de liedjes: Fresh van Kool & The Gang tijdens het feest waarop Wronski zijn voorgenomen bruid laat zitten, Sexual Healing van Marvin Gaye op het hoogtepunt van de affaire en The Message van Grandmaster Flash als sociale druk op de personages wordt opgevoerd. Ondanks de camp eindigt Anna overigens ook in deze versie onder de trein.

Voor degenen die Effi Briest gezien hebben: het decor (net als de kostuums ontworpen door Anke Grot) is dezelfde radiostudio, maar dan tien jaar later. De Perzische tapijtjes zijn vervangen door grijze vloerbedekking en de nepleren meubels door strak design. In de hoek staat een enorme kopieermachine.

Ook de bewoners van ‘Radio Karenina’ zijn stuk voor stuk raak getroffen. Wronski (Yorck Dippe) is zo’n man die ooit de geile zanger van een bandje was, en 20 jaar later en 20 kilo zwaarder nog steeds dezelfde kunstjes uithaalt. Sienknecht is het sullige manusje van alles, dat dan ook het versmaadde liefje Kitty speelt. (Na het feest grijpt Sienknecht de gitaar en zingt een magistrale mashup van ontelbaar veel songteksten over de liefde – dat alleen al is de gang naar de Stadsschouwburg waard.)

Bürk en Sienknecht werden voor Effi Briest geïnspireerd door A Prairie Home Companion, het beroemde muzikale radioprogramma uit America, waarover Robert Altman in 2006 de gelijknamige film maakte. “De presentator, Garrison Keillor, heeft een soort onderkoelde ontspannenheid die goed paste bij de manier van vertellen die we voor ogen hadden”, vertelt Bürk na afloop van een van de uitverkochte voorstellingen in Hamburg.

De twee makers kennen elkaar van hun gezamenlijke werk met de Zwitserse regisseur Christoph Marthaler (wiens nieuwste werk Tiefer Schweb ook op het Holland Festival te zien is). Sienknecht speelde en zong (“Ik voel me meer muzikant dan toneelspeler – het is prettiger als mensen zeggen: voor een muzikant kan hij aardig toneelspelen dan andersom.”) en Bürk was regie-assistent. Sinds 1995 zijn ze een stel, inmiddels met twee kinderen.

“We hadden vaker liedjesprogramma’s gemaakt”, vertelt Sienknecht, “Maar het probleem is dat je dan steeds alles opnieuw moet uitvinden. We zochten bestaand verhaal om ons werk structuur en houvast te geven.” Net als later bij Anna Karenina begonnen de acteurs bij Effi Briest met het verzamelen en repeteren van de songs. “Na drie weken hadden we zó veel liedjes en geen idee hoe we de roman erin moesten gebruiken.”

Van een serie was nog geen sprake. Bürk: “Aan het einde van Effi Briest wordt gezegd dat het een deel is uit een serie over de beroemdste slippertjes uit de wereldliteratuur en dat volgende week Anna Karenina aan de beurt is. Ik had het boek toen nog helemaal niet gelezen. Het begon als grap, maar toen we erover na gingen denken leek het ons eigenlijk heel vruchtbaar.”

Het knappe van Anna Karenina is dat ondanks het campy gebruik van muziek, de lichtzinnige omgang met Tolstoj en de foute kleren en pruiken de voorstelling nergens afstandelijk of cynisch wordt. Sienknecht: “We moesten op de muziek leren vertrouwen: dat ondanks de grappen en de beetje kitcherige aankleding dat het door de muziek altijd weer oprecht wordt.”

Anna Karenina is op 8, 9 en 10 juni te zien in de Stadsschouwburg – www.hf.nl

Recensie: ‘De Eurocommissaris’ van Mugmetdegoudentand

Parool,recensies — simber op 22 april 2018 om 19:53 uur
tags: , , ,

“De Europese Unie is natuurlijk totaal onbegrijpelijk en als insider weet ik daar automatisch veel meer van dan degene die me verzonnen heeft.” Charlotte Hajenius is een verzonnen personage, maar dat weet deze Eurocommissaris regelgeving – met een echt bestaande Facebookpagina – donders goed.

Mugmetdegoudentand werkt vaker met dit soort mystificaties (ik herinner me ‘Max’ van Marcel Musters die opdook in HEMA-folders en een top-40-hit had) en het begin van de voorstelling De Eurocommissaris is veelbelovend. Schrijfster/actrice Joan Nederlof maakte Hajenius om de EU te kunnen aanpakken en daarbovenop maakte ze van haar een goedlachse VVD-tut, die ze de carrière van Frans Timmermans (de echte Eurocommissaris regelgeving, maar dan wel een PvdA’er) meegeeft.

Dat is spannend: op die manier moet je als kunstenaar in gesprek met iemand die je tegelijkertijd bewonderd en met wiens ideeën je het grondig oneens bent. Maar De Eurocommissaris, een solo van Nederlof die drie jaar geleden werd ontwikkeld als lunchpauzevoorstelling bij Bellevue en nu in een uitgebreide versie op tournee gaat, blijft hangen in een wel heel simplistisch beeld over Europese politiek.

In een decor (ontwerp Christiaan Klasema) met drie grote videoschermen waarop Nederlof alsof het iPads zijn beelden heen en weer swipet, gaan de pruik en de parelketting van Hajenius al gauw af en neemt Nederlof zelf het woord, als Brandpuntjournaliste (inclusief heel geestige parodie op in en uit beeld schuivende televisiepresentator) die Hajenius’ jeugd uit de doeken doet en haar lastige vragen begint te stellen.

Maar het probleem is dat Nederlof haar schepping helemaal niet serieus lijkt te willen nemen. Hajenius wordt steeds meer een oppervlakkig, clichés spuiend onmens en Nederlof verliest zich in een niet bijster interessante uitwijding over wie de macht heeft in de EU.

Ze eindigt met filmbeelden over vluchtelingen – waarin Nederlof op toneel zichzelf slim in videobeelden ensceneert van Griekse boten of Hongaarse vluchtelingenkampen. Tenslotte pleegt ze een coup en organiseert ze een Europese republiek (naar het boek van Ulrike Guérot). Nu is het vluchtelingenvraagstuk een van de meest prangende problemen voor de Europese politiek, maar wat zíj zouden opschieten met een door de regio’s bestuurd Europa zoals hier wordt voorgesteld is me een raadsel.

Er zitten hier en daar prikkelende ideeën in De Eurocommissaris, maar ik begrijp werkelijk niet waarom het vrolijk complexe spel met fictie en werkelijkheid in de vorm moet samengaan met zo’n onnozel inhoudelijk statement.

De Eurocommissaris van Mugmetdegoudentand. Gezien 14/4/18 in Amstelveen. Op tournee t/m 31/5. In Amsterdam (Bellevue) 22 t/m 26/5. Mugmetdegoudentand.nl

Recensie: ‘Battlefield’ van Peter Brook (Brandhaarden)

“De vernietiging komt nooit met het wapen in de hand. Het komt heimelijk, op kousevoeten, toont je het goede in het kwaad en het kwaad in het goede.” In Battlefield geven de goden – in dit geval Krishna – raad aan de mensen. Maar in de eerste plaats zijn het de mensen op het toneel die spelen die ons bezweren.

Klein en kwetsbaar zit Peter Brook op zijn stoel op rij 8. De theaterlegende, die vandaag zijn 93ste verjaardag viert in Amsterdam zit gewoon in de zaal bij de eerste voorstelling in het Brandhaarden festival in de Stadsschouwburg, waar vijf voorstellingen van ‘zijn’ Théâtre des Bouffes du Nord te zien zijn. Zijn geest is nog fit, maar zijn lichaam is broos.

Brook is een van de grotere theatervernieuwers van de twintigste eeuw, die voortbouwde op het werk van Antonin Artaud en Bertolt Brecht. Zijn boek De lege ruimte is een klassiek geworden pleidooi voor eenvoud en kernachtigheid in het theater. Na een lange carrière in Londen, waar hij onder meer de Royal Shakespeare Company opschudde streek hij in 1978 neer in een vervallen theater in Parijs: Bouffes du Nord.

Een van de eerste projecten die hij daar onder handen nam, samen met schrijver Jean-Claude Carrière, is een toneelbewerking van het Indiase epos Mahabharata. De elf uur durende voorstelling zou uiteindelijk pas in 1985 in première gaan en werd in 1989 verfilmd (en in Nederland uitgezonden door de VPRO).

Battlefield is eigenlijk een vijf kwartier durend extract uit die voorstelling. Brook nam één episode uit de serie en ensceneerde die opnieuw, in het engels, met vier toneelspelers. Het gaat over de periode ná een grote oorlog tussen twee verwante families, waarin de overwinnaar en de verliezer in het reine moeten komen met de vernietiging en met elkaar. Maar de Mahabharata volgt geen recht spoor en ook in Battlefield is er ruimte voor een groot aantal filosofische verhandelingen en parabels over haviken, duiven en wormen.

De stijl van Brooks voorstellingen is een grappige combinatie van uitvindingen die hij gedaan heeft die volkomen gemeengoed zijn geworden – de flexibele inzet van een beperkt aantal requisieten; het verhalende spelen waarbij de acteur in de rol schiet die hij vertelt – en elementen die ouderwets zijn geworden – met name de gedragen toneeltoon waarmee gesproken wordt. Ook de vormgeving, met bamboestokken en linnen doeken is zijn eigen cliché geworden.

De spelers zijn erg goed, Karen Aldridge en Edwin Lee Gibson met name. Maar wat de voorstelling levend houdt is de onmiskenbare universalistische aspiratie van de hele onderneming. In Battlefield komen een Indiaas epos, een Engelse regisseur, een overwegend zwarte cast en een japanse drummer (Toshi Tsuchitori) op een afrikaanse trommel samen om iets essentieel menselijks te laten zien. Hier wordt toneel gemaakt voor de Mensheid. De grootste thema’s – wraak en vergeving, verantwoordelijkheid en twijfel – worden hier vanzelfsprekend, bedaard en met gracieuze eenvoud op het toneel gezet.

In de huidige identiteitspolitiek is dat soort universeel denken op dit moment niet in de mode. En het het intersectionele denken zet terecht vraagtekens bij het essentialisme van het interculturele project. Maar voor deze avond vond ik het weldadig onhip.

Battlefield van Théâtre des Bouffes du Nord / Peter Brook & Marie-Hélène Estienne. Gezien in de Stadsschouwburg tijdens Brandhaarden, 20/3/18. Aldaar t/m 23/3. Meer info op www.ssba.nl

Recensie: ‘De hereniging van de twee Korea’s’ van Het Nationale Theater

De nieuwste voorstelling van het Nationale Theater positioneert zich ongegeneerd als theater-romcom – tot de de ijverig van Alles is liefde gekopieerde poster aan toe. Maar De hereniging van de twee Korea’s neemt veel te veel de (heteroseksuele) normen van het genre over, en wat eraan wordt toegevoegd is zwak.

Schrijver en regisseur Eric de Vroedt maakte naam met expliciet maatschappelijk geëngageerd theater, eerst in de serie MightySociety, vorig jaar met het megaproject The Nation, waarmee hij zijn artistiek leiderschap bij het Nationale Theater aanving.

Nu maakt hij iets luchtigers: een mozaïekstuk van de Franse theatermaker Joël Pommerat uit 2013. In korte scènes worden verschillende liefdessituaties getoond; een vrouw die weggaat bij haar man omdat er geen liefde meer is, een vrouw die bezocht wordt door een overleden geliefde van vroeger, een meisje dat met haar moeder ruziet over een abortus. Personages komen in verschillende scènes terug, soms lijken er weirde tijdssprongen te worden gemaakt.

Oppervlakkig lijkt het op de verschillende verhaallijnen in films als Love, Actually of Crash, maar Pommerats stuk heeft meer te maken met fragmentarische toneelwerk van de Duitse schrijfster Dea Loher. Een grootse, samenbindende finale ontbreekt.

De Vroedt wil er een soort schuimtaart van maken: uitbundige gekostumeerd en bepruikt (ontwerp Lotte Goos) spelen de uitstekende acteurs vele dubbelrollen in een komisch, licht overspannen register; het decor (ontwerp Maze de Boer), met veel deuren – ook hoog in de zijmuren die in het luchtledige uitkomen – en een grote wenteltrap rondom een liftkoker neigt naar klucht (al vraagt het stuk niet om opkomsten en afgangen); de muziek (Florentijn Boddendijk en Remco de Jong) is vrolijk geïnspireerd op de yé-yé van Serge Gainsbourg.

Al snel valt op dat alle liefdeskoppels hetero zijn, op een paar flarden op de achtergrond na. Dat is nogal merkwaardig omdat juist het Nationale Theater de afgelopen jaren een voortrekkersrol neemt op het gebied van diversiteit. Zo wordt ook in deze voorstelling een van vijf zussen gespeeld door de zwarte actrice Genelva Krind zonder dat daar zelfs maar een knipoog bij wordt gemaakt. Waarom houdt die vanzelfsprekende diversiteit op bij kleur?

En in de loop van het stuk gaat ook opvallen dat veel van de scènes vanuit een mannenfantasie-perspectief zijn geschreven: de hoer die verliefd op je wordt, de vijf zussen met wie je allemaal gezoend hebt, de assistente die je verdenkt van aanranding maar dat eigenlijk helemaal niet erg lijkt te vinden. Er zit een soort oh-la-la oubolligheid in die in de loop van de voorstelling steeds meer gaat ergeren en de grappen die wél geslaagd zijn in de weg zit.

Er zijn een paar mooie scènes: Tamar van den Dop en Hein van der Heijden spelen een fijn schuchter verleidingsspel als twee buren die wachten op hun overduidelijk overspelige echtgenoten en Mark Rietman en Betty Schuurman zijn op hun charmantst als liefdevolle man en dementerende vrouw. Ook de lift wordt effectief gebruikt voor een aantal mooi vervreemdende tableaus.

Maar de misvatting lijkt toch vooral dat liefde een universeel onderwerp is. Maar juist liefde, relaties en seks lijken me te worden bepaald door lokale mores en de Franse zijn overduidelijk de Nederlandse niet. Als De Vroedt er zélf een stuk over geschreven had was het ongetwijfeld veel interessanter geweest.

De hereniging van de twee Korea’s van het Nationale Theater. Gezien 10/3/18 in de Koninklijke Schouwburg Den Haag. Hnt.nl

Recensie: ‘Moskou op sterk water’ van De Warme Winkel

Parool,recensies — simber op 26 februari 2018 om 11:47 uur
tags: , , , ,

Toneel maken óver literatuur, dat deden ze bij De Warme Winkel al vaker, bijvoorbeeld over de oeuvres van Thomas Bernhard, Rilke of Boris Ryzhy. Maar een enkel boek bewerken is voor de groep iets nieuws. Of bewerken: dat doen ze natuurlijk niet. Vincent Rietveld leest de drankroman Moskou op sterk water van Venedikt Jerofejev gewoon helemaal voor.

Waarschuwing vooraf: het vooraf met enige geheimzinnigheid omgeven project is een fenomenale, maar ook curieuze theateronderneming, heel duidelijk voor een specifiek publiek dat houdt van De Warme Winkel, Russische literatuur én sterke drank – in een geheim, piepklein zaaltje in het centrum van Amsterdam.

De voorstelling begint als literaire avond from hell, waarin Rietveld, als met een helse kater en met voelbare weerzin het boekje aanvat en prevelend, mompelend, grotendeels onverstaanbaar en met absurd lange pauzes tussen de zinnen voorleest. Het volume en het tempo verbeteren gaandeweg een tikkeltje, naarmate hij een paar glaasjes wodka nuttigt, maar het blijft een twee-uur-durende, tergende indommelmachine. Daarna is het pauze, met wodka voor de getroffenen.

Het boek van Jerofejev gaat over de constant beschonken Venja, die toeterzat door Moskou struint op zoek naar het Kremlin en nog een paar grammetjes wodka, maar altijd uitkomt bij het Koerskstation. Daar neemt hij iedere vrijdag de trein naar Petoesjki in de provincie om zijn meisje en zijn zoontje te zien.

Jerofejev had genoeg ervaring met alcoholisme toen hij in 1969 zijn ‘proza-gedicht’ schreef. Het mocht van het Sovjet regime niet worden uitgegeven; het immorele gedrag van de hoofdpersoon was niet eens het grootste probleem, dat was Jerofejevs sceptische houding ten opzichte van de machthebbers.

Na de pauze wordt het levendiger, met publieksparticipatie, geestverschijningen en nog heel veel meer drank. Hoe minder je daarover tevoren weet, hoe beter. De Warme Winkel volgt op die manier de dramaturgie van het delirium: van de diepe ontgoocheling van de kater naar de toppen van de roes.

Eerder maakte Rietveld samen met Ward Weemhoff de kleine, anarchistische voorstellingen Luitenantenduetten en het legendarische Achterkant (achter/om/tegelijk met/over de Toneelgroep Amsterdam-voorstelling Lange dagreis naar het einde van de nacht). Moskou op sterk water is een vreemde eend in die reeks. Niet alleen om dat Weemhoff als cholerische pendant van Rietvelds melancholie maar een heel kleine rol heeft, maar ook omdat deze voorstelling meer een gemoedstoestand is dan een intellectuele oefening.

In het boek heeft een van de personages een theorie over alcohol: dat de hoogte van de geestrijke opwinding precies even groot is als de diepte van de kater erna en dat het netto effect van drinken dus nul is. Dat is een leep, sceptisch idee dat ook op kunst van toepassing is en iedere bezoeker moet maar uitmaken of het voor deze voorstelling klopt.

Moskou op sterk water van De Warme Winkel. Gezien 24/2/18. Onregelmatig t/m 10/3 (en wellicht langer) Meer info dewarmewinkel.nl, reserveren via 06-51568450

Recensie: ‘Eet je bord leeg’ van de Toneelmakerij

Het grappige van kleutertheater is dat het publiek absurde situaties en onlogische overgangen voor volkomen normaal aanneemt, maar dat basale theaterconventies – zoals een pow!-geluidseffectje bij een vechtbeweging – enorme vragen oproepen.

Eet je bord leeg is een 4+ voorstelling van De Toneelmakerij, bedacht en geregisseerd door Paul Knieriem. Anders dan de titel doet vermoeden is het geen opvoedkundig theater voor moeilijke eters, maar een dwaze komedie waarin het eten tot leven komt.

Denise Aznam, Ian Bok en Anil Jagdewsing spelen een (prettig etnisch- en gender-ambigu) gezinnetje, met Aznam als de eet-onwillige kleuter Jipski die ieder nieuw bord dat wordt opgediend afwijst en op het hoofd van een van de ouders deponeert. De drie praten een raar eigen taaltje dat heel grappig is, omdat je het nog net een beetje kunt volgen. Decorontwerper Sasha Zwiers maakte prachtig nep-eten – rode pepers, steaks, komkommers en peren – dat tegelijk aantrekkelijk en afstotend is. (De worstjes werden door het publiek duidelijk veel appetijtelijker gevonden dan de groenten.)

De scènes aan tafel worden steeds afgewisseld met cartooneske nummers met K-pop zingende pepers, een pasta-rasta en een komkommer die vieze geluiden maakt. Jipski heeft in haar fantastie blijkbaar krachten waarmee ze het eten wél aankan.

Het is, kortom, leuk anarchistisch theater met acteurs die zichzelf vol overgave voor paal zetten. Maar het is jammer dat halverwege de focus van het verhaal verschuift naar de radeloze ouders, die blijkbaar een slechte relatie hebben en ook heel zielig zijn. Er volgen een paar grotemensengrapjes en de ouders gaan ineens Engels praten.

Dan blijkt meteen hoe genadeloos de kleuterdoelgroep is: de concentratie verslapt, er wordt gedraaid op de banken en de ouders moeten ineens talloze vragen beantwoorden. De mooie scène met een uit elkaar vallende taart en spekkies op het eind valt daardoor ook een beetje in het water.

Eet je bord leeg van de Toneelmakerij. Gezien 18/2/18 in De Krakeling. Tournee t/m 22/4
Meer info op www.toneelmakerij.nl

Interview Abdelkarim El-Fassi

interviews,Parool — simber op 4 november 2017 om 11:44 uur
tags: , , ,

Voor de tweede keer trekt de Rotterdamse filmmaker Abdelkarim El-Fassi het theater in. Na het succes van Mijn vader, de expat, twee jaar geleden, maakt hij nu Toen ma naar Mars vertrok, een mengeling van theater, muziek, spoken word en film over moeders. “Ik wil niet vervallen in karikaturen.”

De zaal van het Nieuwe Luxor theater in Rotterdam stroomt langzaam vol. De toeschouwers zijn jong, goed gekleed en voor een groot deel met een migratieachtergrond. Dit was het publiek dat El-Fassi voor ogen had toen hij een paar jaar geleden besloot om een theateravond te gaan maken. ‘Nasrdin Dchar nam mij een keer mee naar een voorstelling waarin hij speelde, Branden van het Ro Theater. “Ik vond de vorm heel tof, maar ik zag een publiek in de zaal dat ik helemaal niet herkende van de stad waar ik woonde: alleen maar witte mensen.”

Toen El-Fassi de film over de migratie van zijn vader vanuit Marokko naar Nederland – Mijn vader, de expat – wilde vertonen in een bioscoop, besloot hij de avond aan te kleden met een paar monologen van vrienden over hún vader. “Dat was charmant, maar technisch nogal knullig. Samen met Nasrdin hebben we dat gladgestreken en hij voegde zijn voorstelling Oumi erbij, en samen hebben we dertig voorstellingen gespeeld.”

De nieuwe voorstelling moest gaan over moeders. Op toneel vertelt een bonte groep spelers – onder wie een Kaapverdiaanse huismoeder, een Turkse leraar, de Palestijnse spoken word artiest Stryder, over hun moeder. Het zijn soms verdrietige of melancholieke verhalen, maar de liefde overheerst. Voor hen ligt het paradijs nog steeds onder de voeten van hun moeder.

“De groep is heel organisch ontstaan”, vertelt El-Fassi een paar weken na de première aan de telefoon. “Het zijn mijn vrienden, die hun eigen verhaal hebben geschreven. Het is een mooie combinatie van een paar professionele acteurs (Abdelkarim El Baz) en muzikanten en amateurspelers. Het is ook een vorm van community art. Ik wil waken voor pretentie, het moet begrijpelijk en toegankelijk zijn.”

Hoogtepunt van de avond is de documentaire die El-Fassi over zijn eigen moeder maakte die na de pauze wordt vertoond. Alhoewel: net als bij Mijn vader, de expat is het eigenlijk vader Ali El-Fassi die de show steelt. Hij zoekt zijn dochter Zoulikha op in Hongkong, terwijl Abdelkarim op bezoek gaat bij zijn moeder Noha in zijn ouderlijk huis, in het Zeeuwse Oost-Souburg.

“Het was een moeizaam proces om mijn moeder ervan te overtuigen om mee te doen aan dit project. Ze vind niet dat haar verhaal ertoe doet. Ze leeft in de schaduw van haar gezin, heeft niet de behoefte om een hoofdrol te spelen. De vrouwen in haar omgeving zijn net zo: bang voor wat de mensen erover zullen zeggen, bang dat ze zelf iets raars zal zeggen. Het hoort ook bij die generatie: wij groeien op met smartphone, zij heeft amper foto’s van zichzelf.”

Uiteindelijk vertrouwde Noha erop dat haar zoon geen rare dingen zou gaan doen en begon El-Fassi met het maken van geluidsopnames en filmde hij haar tijdens het koken. “Ze is zeer zelfverzekerd over haar kookkunst. Mijn moeder leest niet voor, zingt geen liedjes voor je, geeft geen knuffels. Zij kookt. Daar zit alle liefde en genegenheid in.”

Liefde en genegenheid is ook het centrale thema van de theateravond. “We hebben ervoor gekozen om niet het generatieconflict centraal te stellen. Dat is er soms wel, maar conflicten en problemen zijn maar een klein deel van de verhalen van mij en de spelers. Ik vind dat er ook nogal obsessief mee om wordt gegaan in Nederland – in migrantengezinnen móet wel iets fout zitten. Maar in mijn jeugd was er in ons gezin vooral heel veel liefde. Dat willen wij centraal zetten. En tussen de regels door laat ik in de film zien dat mijn moeder triest is omdat haar dochter een ander leven leidt dan ze van haar verwachtte: alleenstaand en ver weg in Hongkong. Die tragiek probeer ik te verwerken.”

Maar het grote thema van de avond is toch vooral de enorme impact van migratie op zo veel levens. “Voor mij is dit nu het verhaal van Nederland. En voor de generaties na mij wil ik een punt zetten: dit is waar het verhaal begint.” De voorstelling wordt nu vooral bezocht door kinderen van migranten. “En vaak komen ze nóg een keer om hun ouders mee te nemen.”

Toen ma naar Mars vertrok speelt op 10/11, 25/11, 15/12 en 24/12 in De Meervaart
www.toenmanaarmarsvertrok.nl

Recensie: ‘Neelie!’ van Theatergroep Suburbia

‘Een mens is gemaakt om te vechten.’ Een fictieve biografie kan helpen om de mens achter het imago te laten zien, maar bij Suburbia is en blijft Neelie Kroes een bijzonder harde tante. In een drukke voorstelling die switcht tussen Kopspijkers-cabaret en larmoyant privédrama blijft de mens ‘Neel’ ontstellend onzichtbaar.

Het stuk, dat Léon van der Sanden baseerde op biografiën en interviews, speelt op de avond voordat Kroes de beslissing hoort over haar Eurocommissariaat. Ze aast op de functie, maar ze heeft nog een paar lijken in de kast. Ze spreekt af met haar kapper/tarotlegger Simon Suiker, die vindt dat ze zich mentaal moet ontdoen van haar verleden. Dat biedt gelegenheid om haar levensverhaal te vertellen, waarbij iedere episode wordt afgesloten met een fotoalbum dat in de op het toneel staande vuilcontainer wordt gemieterd.

In korte scènes op diverse locaties (wat veel gesjouw met meubels oplevert) worden leven en werken van Neelie (Smit-)Kroes uit de doeken gedaan, van haar jeugd als dochter van een harde Rotterdamse zakenman via het corps en de Kamer van Koophandel naar het ministerschap. Steeds is titelrolspeelster Carine Crutzen omringd door een roedel van zes mannen die steeds wisselen van scherp getypeerde rollen. Dat is een aardige metafoor voor de mannenbastions van het zakenleven en de politiek waarin Kroes zich een groot deel van haar leven heeft bewogen.

Verfrissend is de vrijzinnige omgang van Neelie met seks. Ze sluit een verstandshuwelijk met een vriendelijke marineman en schept zo ruimte voor een langdurige affaire met Frans Swarttouw – goed Rotterdams bot gespeeld door Thomas de Bres – maar daartegenover staat de nogal drakerige manier waarop ze als afwezige moeder voor haar zoon Ivo wordt geportretteerd.

Maar wat uiteindelijk wringt toch dat schrijver Van der Sanden en regisseur Julia Bless hun personage niet voor het blok hebben durven zetten: Kroes heeft hoogstwaarschijnlijk laakbaar gehandeld door haar macht te gebruiken om gemeenschapsgeld aan bevriende zakenmannen te geven (in de voorstelling gaat het vooral over de miljoenen die het rijk in Swarttouws Fokker pompte, maar ook de TCR affaire komt ter sprake), maar die keuze krijgen we niet te zien en een moment van vereffening al helemaal niet. Ergens in de voorstelling duikt ook Pim Fortuyn nog even op (opnieuw De Bres), die als een ziener waarschuwt voor de wraak van het volk op het machtsmisbruik van Kroes en co.

Daardoor wordt Neelie! en-toen-en-toen-en-toen-toneel over een vrouw die houdt van macht en niet reflecteert. Haar politieke opvattingen worden gereduceerd tot kretologie en hoe ze van asfalt-Neelie tot milieukampioen werd, blijft een raadsel. Crutzen, die als actrice harde pinnigheid kan combineren met warme menselijkheid krijgt voor dat laatste nauwelijks ruimte.

Een paar momenten vallen positief op: in de opbloeiende liefde tussen Neelie en Bram Peper (een melancholieke Dic van Duin) wordt ineens een vruchtbare contrast tussen twee levensvisies zichtbaar; en helemaal aan het eind halen de spelers de coulissen weg en gaat het werklicht aan. Even is ze hier en nu, maar haar eindmonoloog is niet meer dan een verzameling oubollige oneliners.

Maar misschien zit daar de boodschap van deze voorstelling: aan de huidige VVD-heerschappij gaan al decennia van leegte vooraf.

Neelie! van Theatergroep Suburbia. Gezien 14/10/17 in Almere. Te zien in Amsterdam (DeLaMar) 5/6/7 december. Theatergroepsuburbia.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity