Recensie: Blaas van Schweigman&

Parool,recensies — simber op 15 juni 2014 om 20:45 uur
tags: , , ,

Achter in de grote hal met stralend witte vloer liggen een paar hopen wit textiel. Een vrij onopvallend toneelbeeld. Tot in een van de hopen langzaam leven wordt geblazen. Met het geritsel van stijve, net verschoonde lakens dijt de met lucht gevulde buidel stof uit tot een grote witte blob die zich kan voortbewegen door de ruimte en contact zoekt met het publiek.

Theatermaker Boukje Schweigman maakt nu al jaren prachtige mimevoorstellingen met een geheel eigen universele taal van beweging, licht en vorm. Afgelopen winter tourde ze met het repriseprogramma Universum langs de theaterzalen, maar nu is er eindelijk weer een grootschalige locatieproductie van haar te zien in de buurt van Amsterdam. Blaas is een magische trip door een wit landschap waar nauwelijks een speler aan te pas komt.

Het witte wezen voert een vreemd soort dans uit; nu eens lijkt het een sierlijke kwal, dan dondert hij als een boze wolk. Een van de hoeken is een soort snuitje, waarmee het zonder moeite een pop wordt die met het publiek communiceert, maar even later is het een bedreigende geest.

Deze opblaasbare vormen zijn bedacht door kunstenares Cocky Eek, die nauw samenwerkte met Schweigman en mimester Ibelisse Guardia Ferragutti om dit bijzondere ballet van bijna abstracte gestaltes vorm te geven. De muziek (Jochem van Tol) bestaat uit vervormde klanken en een soort walvisgezang, wat de indruk versterkt dat we als pubiek contact maken met een onbekende, maar intelligente soort. Close encounters of the third kind in een industriegebouw in Zaandam.

Voor het vervolg van de voorstelling kan ik alleen maar zeggen: ga het zelf meemaken. Je komt in ruimtes waar binnen buiten wordt, waar dag en nacht voorbij flitsen, en waar je opnieuw ter wereld komt in de regen. Je kunt er associaties hebben met Roodkapje of met Gravity, met de inpakwerken van Christo of de strandbeesten van Theo Jansen. Blaas staat van al Schweigmans voorstellingen het dichtst bij beeldende kunst, al komen talloze elementen uit haar eerdere werk terug.

Maar de vele verwijzingen en associaties raken niet de essentie van Schweigmans werk en zijn ook niet nodig om diep geroerd te worden door Blaas. Zoals in al haar voorstellingen gaat het om de verbazing over vanzelfsprekendheden: ik heb een lichaam, ik groei, ik evolueer. Wat Blaas bijzonder maakt is het tamelijk expliciet maken van het thema wedergeboorte, in een reis door het lichaam van binnen naar buiten.

Het is een stukje fietsen vanaf het centrum van Amsterdam, maar direct aan de andere kant van de Hempont is iets magistraals te zien. Vergeet het Holland Festival, hier gebeurt het.

Blaas van Schweigman&. Gezien 4/6/14 op locatie Hembrugterrein Zaandam. Aldaar t/m 22/6. Kaartverkoop via Frascati. Meer info op www.schweigman.org.

Boekrecensie: ‘Herinneringen van een regisseur’ van Erik Vos

boekrecensies,Parool — simber op 15 juni 2014 om 19:15 uur
tags:

Toneel regisseren doet hij niet meer. De inmiddels 85-jarige Erik Vos is sinds een paar jaar met pensioen, maar op andere vlakken gaat de productie door. Hij schreef twee lijvige boeken over acteerimprovisaties en toneelrepetities (respectievelijk De hele wereld is toneel (2005) en De wereld van transformaties (2008)), die vooral bedoeld leken voor vakgenoten en nu is er Herinneringen van een regisseur, dat een groter publiek zou moeten kunnen aanspreken.

Herinneringen bestaat uit beschrijvingen van de repetitieprocessen van vijf voorstellingen op evenzovele plekken: van Shakespeare’s Antonius & Cleopatra in een verzengend heet Kansas City in de VS tot Oidipous van Sophokles, de afscheidsvoorstelling bij het door hemzelf opgerichte gezelschap De Appel in Den Haag.

Onnadrukkelijk geeft Vos in zijn inleiding zijn motto: “Opvallend is dat de auteurs die ik de revue laat passeren aan het eind van hun leven er plezier in lijken te hebben twijfel te zaaien over de aard van hun schepping.”

Dat gaat natuurlijk ook over zijn eigen boek. Zijn het nou memoires, een inkijkje in een werkmethode of een regiedagboek? En dan worden de hoofdstukken over de voorstellingen ook nog eens steeds afgewisseld met rijk geïllustreerde beschouwingen over beeldend kunstenaars als Picasso, Francis Bacon en Alechinsky. Het geeft niet; steeds is er het de blik van Vos die de onderwerpen samen brengt in zijn zoektocht naar ritme, droombeelden en de vervormde verdubbeling van de werkelijkheid die kunst altijd is.

Het smeuïgst zijn natuurlijk de repetitieverslagen, vol confrontaties met bokkige diva’s, luie muzikanten en bureaucratische theaterorganisaties. Steeds weet Vos vastgeroeste patronen te doorbreken en acteurs warm te maken voor zijn op improvisaties gebaseerde werkwijze. Nu eens staat hij in zijn onderbroek voor een moeilijk tot acteren te bewegen Russische tenor, dan weer gaat hij kijken in een Duits kostuumatelier, waar tot dan toe geen regisseur zich heeft vertoond.

En naast die succesverhalen is het ook goed om te lezen, dat het soms helemaal niet lukt, zoals bij het totaal uit de hand lopende maakproces van Trilogie van het zomerverblijf in Berlijn, waar Vos uiteindelijk zijn koffers moet pakken.

Toneel is een meedogenloze kunst: als je niet meer speelt of regisseert is je werk weg en niet meer terug te halen. Hoewel Erik Vos een grote inspiratie is geweest voor generaties theatermakers in Nederland, heeft zijn stijl niet echt school gemaakt. Zijn belang zit juist in het mede ontwikkelen van nieuwe manieren van werken voor het toneel: losser, vrijer en minder hiërarchisch dan in de jaren zestig. Herinneringen van een regisseur is geschreven door iemand die dat proces belangrijker vindt dan het resultaat.

Herinneringen van een regisseur van Erik Vos. Uitgeverij ITFB. 338 pagina’s

Recensie: ‘Vijf Seconden’ van Het Zuidelijk Toneel/Magne van den Berg

Het toneel is een zandvlakte. Hij pakt bedaard een cadeautje in, zij leest een boek, terwijl Nirvana zingt over elkaar als vrienden tegemoet treden, of als oude vijanden. Volwassen mensen in vakantiestemming, hun linnen kleren lijken gebleekt in de zon.

Toneelschrijfster Magne van den Berg en actrice en regisseur José Kuijpers werkten al verschillende keren samen, onder andere in Kale bomen ruisen niet en De lange nasleep van een korte mededeling. In opdracht van de laatste schreef de eerste het duet Vijf Seconden, over de affaire tussen een vrouw en een onbeschikbare man (Marcel Faber).

“We hebben maar een uur” is zijn terugkerende bezwering in deze lunchpauzevoorstelling. En er moet heel wat gebeuren in dat uur: Zarzuela eten met witte wijn, herinneringen ophalen, door de stad lopen en van het licht genieten, achteraf de gebeurtenissen navertellen en seks (de vijf seconden uit de titel). Maar ondanks die druk is er weinig spanning.

Van den Berg zoekt in haar teksten geen expliciet drama, maar in korte zinnen met veel herhalingen probeert ze kleinmenselijke tragiek te vangen. In dit geval: het verdriet van een onvervuld koppel, dat al twintig jaar samen is, maar elkaar niet kent, hoe nadrukkelijk hij ook zegt: “Ik ken je nu zó goed.”

In de kleinezaalhit Met mijn vader in bed, eerder dit seizoen, werkte Van den Bergs aanpak goed, maar Vijf seconden blijft te onscherp en te licht om te boeien.

Kuijpers combineert als actrice een elegante zinnelijkheid aan mooi understatement. Maar misschien is dat juist met deze tekst een ongelukkige combinatie.

Vijf Seconden van Het Zuidelijk Toneel/Magne van den Berg. Gezien: 9/5/14 in Bellevue (lunchpauzevoorstelling). Aldaar t/m 1/6. Meer info op www.theaterbellevue.nl

Recensie: ‘MS DOS/Prometheus’ geketend van Urland

Op de vloer zijn met gekleurd tape lijnen getekend; een vierkant in een driehoek in een cirkel. Vier jongens lopen achteruit over de lijnen, het piepen van hun gympen wordt onderdeel van soundtrack van kale techno. Je kan er een bizarre klok in zien, of brokjes data in een computernetwerk.

Urland is een jong performance-collectief bestaande uit Ludwig Bindervoet, Thomas Dudkiewicz, Marijn Alexander de Jong en Jimi Zoet. Muziek speelt een belangrijke rol in hun werk, eerder maakten ze een ‘gabber-opera’ en in hun vorige voorstelling Kwartet verbonden ze Heiner Müller met death metal.

MS DOS is net als die eerdere voorstellingen energiek, wild en weird. Ze vertellen geen verhaal maar roepen met beelden (met behulp van grote rechthoekige en ronde vormen, uitgelicht in de trinitronkleuren rood, groen en blauw), beweging, muziek en flarden tekst (in het Nederlands, Duits en Engels) en tamelijk rijke wereld aan associaties op.

Die associaties worden sterk gestuurd door de titel: Urland wil de uitvinding van internet in de jaren ’90 koppelen aan de mythe van Prometheus, de halfgod die het vuur stal van de goden en aan de mensen gaf en daarvoor streng gestraft werd. Misschien zijn de spelers die uit de regelmatige bewegingen breken en er geweldig freaky op los dansen wel bevangen door de alwetendheid die het internet ons gebracht heeft.

Bij een dergelijke abstracte voorstelling is een beetje sturing zeer welkom, maar wie een bewerking van de Griekse tragedie verwacht zich toch een beetje bekocht voelen.

Het eindbeeld is dan weer kraakhelder: met een schuimmachine wordt een wolkenlandschap gemaakt, waarin de spelers zich nestelen. De mensen zijn goden geworden, en beslissen zelf over Prometheus’ lot.

MS DOS/Prometheus geketend van Urland en Productiehuis Rotterdam. Gezien 2/5/14 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Frascati) 21 t/m 24/5. Meer info op www.urland.nl.

Recensie: ‘Anne’ van Image Nation

De vergelijking met Soldaat van Oranje werd vooraf weggewuifd. Anne wordt misschien gemaakt door dezelfde producent en hetzelfde artistieke team, maar dit is toneel en geen spektakelmusical en de tribune draait niet.

Toch vielen op de première van Anne gisteren de overeenkomsten op: het enorme en technisch enorm geavanceerde decor, met gigantische halfrond projectiescherm; de filmisch realistische aanpak in aankleding en spel; en het gebruik van archiefbeelden vermengd met theater.
Maar waar de Soldaat gul, dynamisch en sensationeel was, blijft Anne op artistiek vlak risicoloos en zelfs wat saai.

Schrijversechtpaar Jessica Durlacher en Leon de Winter schreven een nieuwe bewerking van het dagboek van Anne Frank en plaatsen dat in een dubbele raamvertelling: in het kamp Bergen Belsen, waar Anne aan het eind alleen overbleef met haar zus Margot vertelt ze over een droom waarin ze na de oorlog in Parijs haar boek vertelt aan een uitgever. Dat geeft de ruimte om ook te vertellen wat er gebeurde nadat Anne haar laatste aantekening schreef.

Van een Parijs’s café verandert de setting naar de Merwedestraat waar de Franks woonden toen ze uit Duitsland verdreven waren, een werkelijk prachtig uitklapdecor (ontworpen door Bernhard Hammer) van een jarendertigwoning, waar Anne’s vriendinnen op de fiets komen aanwaaien op haar dertiende verjaardag, de dag dat ze haar dagboek krijgt.

Al snel moet de familie onderduiken in het achterhuis, opnieuw een verbijsterend tableau: een dwarsdoorsnede op bijna ware grote van het hele grachtenhuis, met de magazijnen en kantoren van Otto Franks bedrijf Opekta links en het achterhuis met de vier nauwe kamers rechts, allemaal tjokvol authentieke details en meesterlijk divers verlicht.

Maar als je klaar bent met je vergapen begint het toch te wringen dat de enorme schaal waarop deze productie wenst te werken misschien niet past bij het claustrofobische huiskamerdrama dat het verhaal van het Achterhuis uiteindelijk toch is.

De bewerking wisselt steeds het alledaagse leven van de onderduikers af met de meer bespiegelende teksten uit het dagboek, die Anne aan de geheimzinnige uitgever vertelt. Maar de ontzaglijke vorm –het Achterhuis is een kleine plek is om met acht mensen twee jaar lang te verblijven, maar als theaterdecor is het gigantisch– verhindert dat je de benauwdheid van haar situatie voelt.

De cast is met 22 spelers erg groot en voornamelijk erg goed. Rosa da Silva is een uitstekende Anne, een puberend wicht en een flapuit met een opmerkelijk zelfinzicht, die gaandeweg zichzelf ontdekt als schrijfster. Paul R. Kooij maakt van haar vader een complex, gelaagd personage, streng en vol liefde, angstig en ferm. Hij vertelt op sobere wijze wat er gebeurt na het verraad en hun deportatie, waarna nog een overbodig en naar kitch neigend eindbeeld volgt.

Anne is als een film, maar dan een film zonder close-ups. De geschiedenis wordt prachtig zichtbaar gemaakt, maar veel te weinig invoelbaar.

Anne van Image Nation. Gezien 8/5/14 in Theater Amsterdam. Meer info op www.theateramsterdam.nl

Recensie: ‘Crash test Ibsen II: Volksvijand’ van Sarah Moeremans/NNT

Als reuzen zitten ze in het pittoreske berglandschap. Langs het stromende riviertje staan een paar kleine huisjes, knus verlicht. De spelers dragen weelderige baarden, ook een van de vrouwen. Een van hen bestrooit met een zeefje het natuurschoon met sneeuw, een tweede aait gedachteloos de denneboompje en rukt er af en toe eentje uit.

Regisseur Sarah Moeremans wil “de klassiekers van Ibsen met plankgas tegen de muur rijden om zijn beste ideeën tussen de brokstukken vandaan te halen”. Vorig jaar deed ze Nora, nu Vijand van het Volk. Joachim Robbrecht schreef de tekst.

Na die potige taal lijkt de voorstelling eerst nogal mak: een vrolijke, ironische, maar ook redelijk getrouwe uitvoering van het stuk van Ibsen, waarin een dorpsdokter (Matthijs IJgosse) ontdekt dat het water van het lokale kuuroord is vervuild, maar door de burgemeester, tevens zijn broer (de altijd bijzondere Joep van der Geest), hardhandig monddood wordt gemaakt. De pers (Louis van der Waal als ambitieuze hoofdredacteur) speelt een kwalijke rol.

Steeds leveren de acteurs vanuit een hedendaags standpunt commentaar op de constructie van het drama. En helemaal aan het eind stappen ze eruit en ontmantelen ze het decor. In een lange, mooie monoloog roept Rosa van Leeuwen op tot een andere manier van kijken, buiten de ingesleten paden van het drama om, om de complexiteit van de wereld beter te vatten.

Samen met Susanne Kennedy, Naomi Velissariou en nog een aantal theatermakers stellen Moeremans en Robbrecht dit seizoen wezenlijke vragen over de waarachtigheid van hedendaagse kunst waarin representatie en herkenning nog een belangrijke rol speelt. Dat is verfrissend en maakt ook zeer nieuwsgierig naar hun antwoorden, anders gezegd: naar hun idee over wat theater dan nog wél vermag.

Crash test Ibsen II: Volksvijand van Sarah Moeremans/NNT. Gezien 24/4/14 in Utrecht. Te zien in Amsterdam (Frascati) 8 t/m 10/5. Meer info op www.nnt.nl

Interview: Jakop Ahlbom

interviews,Parool — simber op 12 mei 2014 om 10:00 uur
tags: ,

Met zijn surrealistische en filmische voorstellingen heeft regisseur Jakop Ahlbom een geheel eigen plek gevonden in het Nederlandse theaterlandschap. Zijn macabere liefdesverhaal Bug, met onder anderen Tamar van den Dop en Bram Coopmans, staat de komende twee weken in Bellevue. “Als ik iets eenmaal gedaan heb, ga ik het liefst daarna iets heel anders doen.”

Bollende muren, een bed vol handen en heel veel jeuk. Welkom in de wereld van Jakop Ahlbom. De van oorsprong Zweedse regisseur haalt zijn inspiratie uit de films van David Lynch en de slapstick van Buster Keaton, maar aan een bestaande toneeltekst waagde hij zich nog niet eerder. Bug werd geschreven door de Amerikaanse toneelschrijver Tracy Letts.

“Ik vind het leuk om verschillende dingen uit te proberen”, zegt Ahlbom daarover, “Ik houd van theater in de breedste zin van het woord. Ik heb circus gemaakt, muziektheater, onlangs in Berlijn een opera, en over twee jaar ga ik een dansvoorstelling maken bij ICK van Emio Greco. Als ik eenmaal iets gedaan heb, ga ik daarna het liefst iets heel anders doen.”

Ondanks die verscheidenheid in genres is Ahlboms werk zeer herkenbaar. Hij is een meester in het scheppen van een vervreemdende sfeer en in het doen van surrealistische ingrepen in een hyperrealistische setting.

In Bug komt de zachtaardige vreemdeling Peter (gespeeld door Bram Coopmans) het leven binnenwandelen van de gescheiden vrouw Agnes (Tamar van den Dop), wiens zoon zoekgeraakt is. Maar Peter heeft een paranoïde trekje: hij ziet overal beestjes. Langzaam trekt hij Agnes mee in zijn jeuk opwekkende gekte, of wordt hij echt achtervolgd?

Ahlbom was niet op zoek naar een toneelstuk toen hij Bug tegen het lijf liep. “Ik wilde altijd wel een keer een tekst regisseren, maar ik lees niet zoveel toneelstukken. Toen ik de film Bug (1995) van William Friedkin zag, fascineerde het gegeven me. Het was ook een beetje een raar verhaal, het leek niet op een filmscenario. Het bleek gebaseerd te zijn op een toneelstuk en meteen dacht ik: misschien is dat dan iets voor mij.”

Het waren in eerste instantie vooral de duistere kanten en de horror-elementen die Ahlbom aanspraken. “Maar uiteindelijk gaat het over twee getraumatiseerde, eenzame zielen die zich proberen staande te houden in een wereld van ellende. Ze kunnen elkaar liefde geven, maar als ze dat doen halen ze elkaar alleen maar naar beneden. Het is mooi maar tegelijk heel destructief.”

Het duistere zit hem vooral in het personage Peter dat tegen het einde een opgefokte monoloog houdt met zijn doorgedraaide complottheorieën. “Het gaat uiteindelijk over iemand die waanideeën heeft”, zegt Ahlbom. Met gevoel voor understatement: “Daar gaat hij vrij ver in. Dat complotdenken is voelt heel erg Amerikaans en speelt ook heel erg met details die hier niet zo bekend zijn, maar er zit ook een deel in over de Bilderberggroep – dat is meer een ‘algemene comlottheorie’ hahaha.”

In Bug zijn video en muziek belangrijke elementen in het opbouwen van de sfeer. “Ik ben geen groot liefhebber van video in het theater, maar hier kon ik het gebruiken om de toeschouwer naar de wereld te laten kijken zoals de personages doen. Het is een abstracte verheviging van de ruimte.” Voor de muziek werkte Ahlbom voor de derde keer samen met de rockband Alamo Race Track. “Ik werkte voor het eerst met hen samen in de voorstelling Innenschau en dat klikte heel goed. Ik hou van rockmuziek en voor mijn voorstellingen wil ik liever een band met een eigen kleur dan een dienstbare componist. Ik vind de kleur van hun muziek heel mooi.”

Ahlbom merkte tijdens de repetities dat werken met een bestaand stuk z’n eigen uitdagingen met zich meebrengt: “Ik had gehoopt dat het verhaal min of meer zichzelf kon vertellen en dat ik steeds visuele ingrepen tegenover de tekst zou kunnen zetten. Maar het stuk zit heel hecht in elkaar; alles wordt uitgelegd en aan het eind heel netjes ingelost. Toen we eraan werkten wilden de acteurs handvatten hebben en ik wil als regisseur vooral alle handvatten weghalen. Ik ben niet zo geïnteresseerd in psychologische coherentie.”

“Wat ik interessant vond was om Peter en zijn wanen zo lang mogelijk te volgen. Uiteindelijk verschijnt er een arts ten tonele, die zegt dat Peter uit een ziekenhuis is ontsnapt. Dat klinkt heel plausibel, maar ook hij doet vreemd en doet dingen die een arts in het echt nooit zou doen.”

Maar hoe kun je meeleven met personages die uiteindelijk gek zijn? “Ik vind het mooi dat die twee mensen zich vanuit die wanen kunnen rechtvaardigen, dat hun ellende niet hun eigen schuld is. Dat maakt het draagbaarder en dat is denk ik herkenbaar.

Bug is van 6 t/m 18/5 te zien in Bellevue. www.theaterbellevue.nl

Interview: Theater Na de Dam

interviews,Parool — simber op 10 mei 2014 om 10:00 uur
tags: , ,

Morgenavond, een uur na dodenherdenking begint voor de vijfde maal Theater Na de Dam. Om negen uur openen overal in het land de theaters hun deuren om voorstellingen te tonen over de Tweede Wereldoorlog en haar lange nasleep. Het project was vijf jaar geleden een initiatief van theatermakers Bo Tarenskeen en Jaïr Stranders. “De voorstellingen gaan niet over toen. Het zijn mensen van nu die zich iets afvragen over toen.”

Jongerenprojecten opstarten, contact houden met de grote toneelgezelschappen door heel het land, voorstellingen produceren en coördineren en intussen de boodschap scherp in de gaten houden. Toneelschrijver Bo Tarenskeen (1981) en theaterdocent Jaïr Stranders (1978) hebben een hoop ballen in de lucht te houden in de aanloop naar vier mei. In een café op de Wallen blikken ze samen terug op hoe het begon.

“We werden in 2009 door cultureel ondernemer Eymert van Manen uitgenodigd voor een jongerendenktank”, vertelt Stranders, “Die moest nadenken over de toekomst van 4 en 5 mei in Amsterdam nadat over een paar jaar de getuigen van de oorlog en de holocaust zijn overleden.” De tendens is al een aantal jaar om ook steeds meer slachtoffers van hedendaagse conflicten te herdenken. “We herdenken bij wijze van spreken alle doden van alle tijden. Niemand mag zich buitengesloten voelen, maar daardoor voelt uiteindelijk niemand zich aangesproken. Bo en ik waren ervan overtuigd dat we de avond juist weer historisch betekenis moesten geven.”

Daarbij hadden de twee al een voorbeeld in gedachten. Sinds een aantal jaren lazen zij met Stranders’ gezelschap Barbaren & Co en criticus en docent Loek Zonneveld jaarlijks teksten van Tabori en Bernhard of Leedvermaak van Judith Herzberg. Tarenskeen: “Bij die voorlezingen voelden we een soort verademing bij het publiek: dat ze na de twee minuten stilte nog iets mochten doen dat concreet en helder was. Dé manier om iets abstracts en vaags om te vormen tot iets concreet is een persoonlijk verhaal vertellen.” Zo ontstond het idee om in Amsterdam, meteen ná de herdenking in zoveel mogelijk theaterzalen een speciaal programma te starten.

Maar waarom speciaal theater? “Theater is hier en nu”, zegt Stranders, “Dus je hebt altijd de betrokkenheid van iemand die voor jou in het nu aan het spelen is. Dat is een onbeschrijfelijke meerwaarde. Het verleden ontmoet dan letterlijk het heden.” Tarenskeen: “Het is onze overtuiging dat je mensen juist betrekt mensen door te zeggen: dit is híer gebeurt, op de plek waar wij nu leven. Daarnaast wordt je op de toneelschool gedwongen om je te verhouden tot wat er vóór je is gemaakt. Het hoort bij theater dat je je bezighoudt met de samenleving en de politiek.”

Dit jaar speelt onder andere Toneelgroep Amsterdam in de Stadsschouwburg een verzameling fragmenten en gedichten, in Frascati staat de voorstelling Hitler is dood en Hadewych Minis maakt met Gerardjan Rijnders en Wim Selles in Carré een muzikaal programma met muzikale gasten. Er is in Nederland anno 2014 geen gebrek aan voorstellingen met de Tweede Wereldoorlog als thema.

Er missen echter wel een aantal thema’s, ontdekte Tarenskeen: “Ik kom uit een Indisch milieu en daar wordt over de oorlog vooral gezwegen. Ik ging pas over mijn achtergrond nadenken door Theater na de Dam. Waarom bestaat er geen Indische Judith Herzberg? Het eerste jaar hadden we de prachtige theaterbewerking van Bezonken Rood, maar daarna?” Het gaf hem het idee voor een nieuw toneelstuk, Het Indisch perspectief, voor het schrijven waarvan Tarenskeen het stipendium TheaterTekstTalent ontving.

Na een bescheiden begin in 2010 heeft het project dit jaar een echt landelijke dekking, met lezingen en ad hoc-voorstellingen door grote gezelschappen in Den Haag, Utrecht, Groningen en Rotterdam en een groeiend aantal jongerenprojecten. “We zijn daar twee jaar geleden mee begonnen in de Spaarndammerbuurt”, vertelt Stranders. “Scholieren spraken met ouderen over wat er in die buurt was gebeurd en dat mondde uit in een wandelvoorstelling. Het geeft betekenis als je weet dat er mensen in jouw straat zijn weggevoerd of ondergedoken hebben gezeten.”

Stranders: “Dat willen we op veel meer plekken laten gebeuren. Een paar weken voor vier mei houden jongeren zich leuk bezig met theater, maar ze verhouden zich ook tot de geschiedenis en de oudste generatie. Wanneer gebeurt dat nou?”

“Ik denk dat de huidige manier van herdenken eindig is”, zegt Stranders. “Over vijftien jaar is het afgelopen.” Tarenskeen: Maar dit zou de nieuwe vorm kunnen worden. De verantwoordelijkheid verschuift van de politiek en commissies naar de kunstenaars en dus naar de burger zelf.”

 

Theater Na de Dam begint op 4 mei om 21:00 uur in bijna alle theaters van de stad. Kijk voor het programma op www.theaternadedam.nl

 

Recensie: ‘Caligula’ van Thibaud Delpeut, De Coproducers en De Utrechtse Spelen

Parool,recensies — simber op 18 april 2014 om 10:03 uur
tags: , , , ,

Vier camera’s zet de keizer om zijn tegenstander heen. Er is geen ontsnappen aan de koele, kleine lenzen. Het gesprek kan beginnen. Of is het een ondervraging? Alle hoeken van het peinzende gezicht van acteur Martijn Nieuwerf verschijnen als mozaïek op het projectiescherm.

Regisseur Thibaud Delpeut maakte naam met zijn voorstellingen op festivals en bij Toneelgroep Amsterdam. Sinds begin dit seizoen is hij artistiek leider van De Utrechtse Spelen.

In Caligula van Albert Camus onderzoekt Delpeut het leven zonder absolute waarden en waarheden. De keizer is dodelijk bedroefd omdat zijn geliefde zuster Drusilla is gestorven en begint een bloedig schrikbewind over Rome. Zijn naasten denken dat hij krankzinnig is geworden, maar Camus maakt hem een filosofisch onderzoeker. Mensen “sterven en zijn niet gelukkig”, maar Caligula is de enige met de macht om volledige vrijheid na te streven.

Caligula is een prachtige rol van acteur Vincent van der Valk die, tenger en nadenkend, aandoenlijk en intens de keizer laat zien als een adolescent die ijzeren consequentie verkiest boven medemenselijkheid. Tegenover hem staat Nieuwerf als Cherea die Caligula’s redenering begrijpt, maar kiest voor zekerheid en menselijkheid.

Tegen het eind zien we samen met Caligula op het scherm een beeldenstorm van de cultuurgeschiedenis voorbij trekken, van Lascaux tot Sneeuwwitje. We staan stil bij Malevitsj’ zwarte vierkant en John Cage’s stilte: medereizigers op dezelfde filosofische weg.

Wat moet de kunst hierna en wat moet de mens hierna? Dat lijken Delpeut’s centrale vragen. Zijn voorstellingen zijn altijd strak en onderkoeld, maar achter dat vormelijke oppervlak weet hij –in dit geval samen met Van der Valk– diepe empathie voor zijn personages op te roepen. In die empathie zit vermoedelijk zijn antwoord.

Caligula van Thibaud Delpeut, De Coproducers en De Utrechtse Spelen. Gezien 10/4/14 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Frascati) 24/4 t/m 1/5. Meer info op www.thibauddelpeut.nl

Recensie: ‘JDX – a public enemy’ van STAN

“Wat het publiek nodig heeft is oude, gevestigde ideeën.” Je zou bijna denken dat STAN haar meest reactionaire personage serieus neemt: om haar 25-jarig bestaan te vieren herneemt de Vlaamse toneelgroep een 21 jaar oude voorstelling.

JDX – a public enemy is Vijand van het volk van Ibsen dat de vier toneelspelers Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo, Damiaan De Schrijver en Frank Vercruyssen, aangevuld met Annette Kouwenhoven als half meespelende souffleur virtuoos, razensnel en kraakhelder spelen.

Vijand van het volk gaat over een dokter die ontdekt dat de geneeskrachtige baden van de stad vervuild zijn. Aanvankelijk prijst de stad hem voor het afwenden van groot onheil, maar de burgemeester, tevens de broer van de dokter wijst op de enorme kosten die reparatie met zich mee zou brengen en de mogelijke reputatieschade voor de stad. Langzaam keert de publieke opinie zich tegen de klokkenluider en wordt hij een vijand van het volk.

STAN speelt de vele rollen met vier acteurs, zonder attributen, met alleen een poel licht op de plaats van handeling. Razendknap is hoe de spelers met minieme details ieder personage een eigen accent geven, zonder de losse, aan Discordia en ’t Barre Land verwante stijl te doorbreken. Daarbij zijn deze spelers zó goed op elkaar ingespeeld dat de hele voorstelling wordt opgetild in een prachtige lichtheid.

Geestig is het ook heel vaak, met De Schrijver’s burgemeester als geniale clown. Tegenover hem staat de uiterst serieuze Vercruyssen als de vasthoudende dokter. Ik weet niet waar JDX – a public enemy twintig jaar geleden over ging, maar nu herken je moeiteloos de paralellen met Assange of Snowden. Dat is de kracht van repertoire: de oude, gevestigde ideeën blijven altijd actueel.

JDX – a public enemy van STAN. Gezien 9/4/14 in De Brakke Grond. Aldaar t/m 12/4. Meer info op www.brakkegrond.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity