Voor Bussemaker is alle kunst design

meningen,Parool — simber op 26 juli 2014 om 10:00 uur
tags: ,

Na een paar toespraken en interviews begon het op te vallen: minister Jet Bussemaker van cultuur heeft het wel heel erg vaak over ontwerpers. Jan Taminiau, Daan Roosengaarde, Rem Koolhaas zijn de kunstenaars die ze het meest noemt. Deze week stuurde ze haar beleidsbrief Cultuur verbindt: een ruime blik op cultuurbeleid naar de Tweede Kamer en blijkt dat in haar idee kunst net zoiets is als design: een instrument om problemen op te lossen.

Bussemaker trekt 1,7 miljoen uit voor projecten die cultuur verbinden met welzijn, zorg, sport en onderwijs. Bovendien gaat ze onderzoeken “hoe gemeenten cultuur in kunnen zetten bij de uitvoering van de nieuwe zorgtaken” (die ze krijgen toegewezen bij de decentralisatie van de AWBZ). In de brief geeft ze talloze voorbeelden van projecten die de gunstige invloed van de kunst aanwenden voor maatschappelijke doelen. Als klap op de vuurpijl wil ze meer onderzoek zodat de cultuursector wetenschappelijk kan onderbouwen wat werkt en wat niet.

Waar te beginnen om deze kluwen aan misplaatste ideeën te ontwarren?

Om te beginnen toont Bussemaker de typische PvdA-reflex om door middel van beleid kunst in te zetten voor andere doelen. Het is niet voldoende als er met kunstsubsidies kunst wordt gemaakt – nee, kunst moet helpen de leefomgeving te verbeteren, het welzijn te vergroten, jongeren of ouderen te ontwikkelen, etcetera. Daarbij doet ze net alsof een universele menselijke eigenschap als creativiteit het monopolie is van de cultuursector.

Het punt is: kunst is economisch en maatschappelijk van groot belang, maar dat is allemaal gelukkige bijvangst en niet het hoofddoel. De kunst vindt plaats ergens tussen het kunstwerk en de toeschouwer. Voor de een is het gezellig entertainment, voor de ander een diepe, levensveranderende ervaring, voor een derde een bevestiging van zijn of haar status. En het kan heel goed dat deze drie op dezelfde rij in het theater zitten of in dezelfde museumzaal rondlopen. In het individu krijgt kunst betekenis, en dat willen sturen in grote maatschappelijke bewegingen verkleint de reikwijdte van het kunstwerk. Dat is zonde.

Ten tweede zie je in de voorbeelden die Bussemaker geeft al talloze kunstenaars aan het werk die uit artistieke, commerciële of persoonlijke overwegingen samenwerking zoeken met andere maatschappelijke organisaties, van theatermaker Adelheid Roosen tot gamebedrijf IJsfontijn. Extra middelen vanuit de kunst zijn dus niet nodig. Sterker nog: juist vanuit de budgetten voor zorg en welzijn zou geld moeten worden vrijgemaakt. Dan kunnen ziekenhuizen of woningcorporaties diensten van kunstenaars inkopen als ze die nodig hebben. Dat houdt de onderlinge verhoudingen in ieder geval gelijkwaardig.

De cultuurgelden die nu worden toegekend aan dit soort initiatieven zullen ongetwijfeld terecht komen bij de netwerkorganisaties, artistieke aanjagers, ideeënmakelaars en cultuurbemiddelaars die nu als paddestoelen uit de grond schieten om de partners uit kunst, welzijn, zorg, sport, wetenschap, onderwijs en bedrijfsleven moeizaam bij elkaar te brengen.

De rijksoverheid heeft zich met de cultuurbezuinigingen hardhandig teruggetrokken uit het cultuurveld. Dat kun je goed of slecht vinden, maar minder geld moet ook minder sturing betekenen. Weg met de bedilzucht, laat kunstenaars zelf beslissen of ze willen bijdragen aan de zorg.

Een jaar of tien heeft de kunstsector gezucht onder het juk van het economische denken. Cultuurinstellingen probeerden –met het werk van de Amerikaanse econoom Richard Florida in de hand– te bewijzen dat kunstsubsidies hartstikke rendabel zijn. Nu moeten ze gaan aantonen dat kunst mensen gezonder, slimmer en gelukkiger maakt en wordt Alain de Botton de nieuwe goeroe: Art as therapy. Voor een light filosoof is dat prima, maar van een minister van cultuur verwacht ik dat ze beseft dat kunst meer is dan design. Dus graag binnenkort een net zo lange brief over de intrinsieke waarde van cultuur.

Recensie: ‘De laatste zomer’ van Het Amsterdamse Bostheater

“Een meisje dat al verloofd is, mag zo niet denken”, zegt het meisje smachtend tegen de jongen met wie ze nadrukkelijk niet verloofd is. “Integendeel, een meisje dat al verloofd is moet juist zo denken. Voor het te laat is,” antwoordt hij. Moderne opvattingen over de liefde, in een wereld waar geld, belang en status vaak net wat belangrijker is.

De Venetiaanse toneelschrijver Carlo Goldoni werd in de 18e eeuw beroemd met zijn middenklasse zedenkomedies; verfijnde stukken waarin de bourgeois hang naar bezit en status ferm op de hak werd genomen. In Nederland is zijn bekendste waarschijnlijk Trilogie van het Zomerverblijf – een paar jaar geleden door Toneelgroep Amsterdam nog gespeeld onder de titel Zomertrilogie, met Karina Smulders in een memorabele hoofdrol.

In het Amsterdamse Bos is deze zomer een stevige bewerking te zien, De laatste zomer. Vertaler Erik Bindervoet en regisseur Frances Sanders laten het verhaal de goedgebekte huwbare dochter Giacinta (Anne Lamsvelt) en haar jaloers aangelegde verloofde Leonardo (Jonas Leemans) grotendeels intact, maar stroomlijnt de vele plotlijntjes en personages die met de twee families en aanhangend volk op de jaarlijkse vakantie gaan naar Montenero.

Het eerste deel is een vrolijk gaan-ze-of-gaan-ze-niet, met een mooi gesjouw van ontelbare koffers. De setting is tijdloos, maar de spitse actuele grapjes en het geestige gebruik van vrij ambtelijke taal met veel dubbeloppe herhalingen van Bindervoet houden de band met hier en nu in stand.

Na een kletterende valpartij van stoelen uit het drie verdiepingendecor –waarin de blik kan verdwalen langs gokmachines, Egyptische obelisken, een paardenwaterval en onbestemde geometrische vormen– zijn we in Montenero en worden de geld- en liefdesproblemen allengs nijpender, tot de reddende en romantische finale.

De vele personages worden gespeeld door zeven acteurs, waarbij vooral Jorrit Ruijs opvalt, die bediende, love interest, oude geile weduwe en gokkoning in cowboypak speelt en die geheel eigen komische afwijkingen meegeeft. Ook Yara Alink en Sander Plukaard hebben die toneelspelersbluf die nodig is voor deze vederlichte vorm van komediespelen uitstekend onder de knie.

Het is jammer dat de verbale kant –het pingpongen van eloquente grapjes, dat de komedie naar een hoger plan kan tillen– nog niet op hetzelfde niveau is. Dat wordt gedurende de speelperiode vast beter, maar de muziek helpt niet. De liedjes die Alberto Klein Goldewijk speelt –popliedjes en Italiaanse klassiekers als Volare– zijn te sloom en halen het tempo uit de voorstelling. Alleen aan het eind als Lamsvelt even mag uitpakken met een dramatisch lied is dat gewicht op z’n plaats.

De laatste zomer gaat ook over de regisseur. Na dertig jaar bij het Amsterdamse Bostheater en 25 regies neemt Frances Sanders afscheid. Ze werd aan het eind door haar opvolger Ingejan Ligthart Schenk en door vele medewerkers, sponsors en partners letterlijk bedolven onder de bloemen. Sanders blijft betrokken bij het Bos als begeleider voor jong talent. Voor haar geldt dus net als voor de personages: “De volgende zomer zijn we weer terug in Montenero!”

De laatste zomer van Het Amsterdamse Bostheater. Gezien 17/7/14. Nog te zien in het Bos t/m 6/9. Meer info op www.bostheater.nl

Recensie: Over het IJ festival

Parool,recensies — simber op 14 juli 2014 om 10:00 uur
tags: , , , , ,

De leukste plek om te hangen op het festivalterrein van Over het IJ is bij de schommels. Caecilia Thunnissen en Jan Boiten koppelden 16 schommels aan wat electronica en een luidspreker en wie schommelt maakt een geluid: de toon van een stem of een korte melodie op een instrument. Als je met meerdere mensen wiegt ontstaat een compositie. Slim, mooi, leuk om te doen en om naar te kijken en luisteren.

Het is een vrolijke belevenis op een verder nogal mat festival. Artistiek leider Lode van Piggelen nam vorig jaar afscheid en de nieuwe directeur, Maaike van Langen, werd zwanger en mist nu haar eerste editie. Over het IJ beleeft daardoor een tussenjaar, waardoor de slijtageplekken aan de formule ineens in het oog springen.

Het festival ontbeert dit jaar een blikvangende, grootschalige productie, zoals eerder van De Warme Winkel of FC Bergman. Veel voorstellingen in de grote oude scheepshallen en op andere locaties in Noord stonden al eerder in de stad, zoals de goed ontvangen hangplekkunstkomedie Aso van Bonte Hond of het ontregelende theaterspel Rule van Emke Idema, of op Oerol, zoals onder meer het erg leuke Schotlandvan De Nieuwkomers van Orkater of Een geschenk uit de hemel van Berg & Bos.

Het probleem wordt vooral zichtbaar bij een voorstelling als Tuindorp Variaties, die het festival zelf produceerde in samenwerking met het Grachtenfestival. Twee uur loop je door het schattige Tuindorp Oostzaan met een iPad die aan de hand van je locatie steeds nieuwe laat horen. Onderweg zijn een paar kleine voorstellingen – steeds samenwerkingen tussen jonge muzikanten en theatermakers.

Die zijn hoogstens aardig, maar het probleem is dat geen van de makers zich er rekenschap van geeft dat deze wijk geen decor is, maar een plek waar mensen wonen, werken en leven. Als een autist loop je met je koptelefoon door de schitterend oranje versierde buurt, je afvragend hoe maf je er voor de bewoners uit moet zien.

Wel helemaal op z’n plek is De onzichtbare man van Michiel Voet. Voet is beeldend kunstenaar en theatervormgever die al jaren atelier houdt in de NDSM-hallen. Daar leerde hij Karim Ramtani kennen, een illegale Algerijn, met wie hij thee drinkt en wiens verhalen hij aanhoort. Ramtani wordt Voets muze: Voet maakt foto’s waarin hij, steeds onherkenbaar, geportretteerd wordt; onder een matrashoes, opgevouwen in een veldbed, in een kastje gepropt.

Het project De onzichtbare man is tegelijk een boek, een tentoonstelling van de foto’s en een voorstelling (onder de vlag van Orkater), waarin Voet eerst zelf de omstandigheden uitlegt, waarna Ramtani het zelf overneemt (maar is het hem echt?) en alle lagen van het verhaal zorgvuldig afpelt en dubieus maakt. Een spannende en verwarrende voorstelling over de onbetrouwbaarheid van verhalen, over acteren en maskers en over de onzichtbare wereld van de illegaliteit.

Ook erg leuk is One hot minute van de theaterband Touki Delphine, een voorstelling die drijft op één gimmick: een lopende band die continu van rechts naar links beweegt en steeds ongeveer een minuut lang planten, meubels, muziekinstrumenten, naakte en musicerende mannen en een tierende ghetto blaster voorbij laat komen. Het lijkt te gaan over vooruitgang en technologie en dat de mens daar niet bijster veel mee op lijkt te schieten, maar het is open en vrolijk en vrij (alhoewel veel te lang) en je mag grotendeels zelf weten wat je er in ziet.

Over het IJ was een pionierend festival dat in ruim twintig jaar haar locatie heeft zien veranderen van industriële ruïne tot levendig, hip en horecarijk stukje stad. Maar nog steeds wordt je als toeschouwer aangesproken als wegbereider. Tijd voor een nieuwe koers.

Over het IJ Festival. Gezien 3 en 4/7. Nog t/m 13/7 op het NDSM terrein in Noord. Meer info op www.overhetij.nl

 

Recensie: ‘Naar Moskou…!’ van ’t Woud Ensemble

Onder de monumentale eiken op de binnenplaats van museum de Hermitage is een romantisch hoekje gemaakt. Tapijtjes, rieten stoelen, een gitaar en een koffergrammofoon. Aan een van de takken hangt een schommel. Een mooie plek om iedere ambitie te laten varen.

’t Woud Ensemble is een klein theatergroepje dat iedere zomer met één voorstelling –meestal gebaseerd op Russische klassiekers- langs bijzondere locaties trekt. Dit jaar spelen ze een sterk afgeslankte versie van Tsjechov’s Drie zusters, waarbij slechts één zus overbleef, de oude vrijster Olga (de ravissante Margien van Doesen), samen met haar broer (Olaf Malmberg) de enige ontwikkelde persoon in een tamelijk achterlijke provinciestad.

De bewerking (van Mart-Jan Zegers) legt de nadruk op de iets oudere personages en dat leidt tot een bedaarde voorstelling over gefnuikte ambities en berusting in middelmatigheid. De personages filosoferen over of ze wel echt bestaan, worden hopeloos verliefd, ruzieën, laten zich beknotten.

Er is wel wat aan te merken op de voorstelling –hij is zeker tegen het eind te traag en in het acteren te weinig dynamisch– maar de melancholieke, landerige sfeer wordt aardig neergezet, met minimale middelen ziet het er goed uit, en er wordt mooi gezongen.

Bovendien lijkt het ook een heel persoonlijke voorstelling; die vier acteurs zijn de fase jong & aanstormend ruimschoots voorbij en hebben ongetwijfeld hun eigen dromen en ambities moeten bijstellen. Daar zit de ontroering in een verder vooral charmante voorstelling.

Naar Moskou…! van ’t Woud Ensemble. Gezien 27/6/14 in De Hermitage. Nog te zien in Amsterdam (Het rijk van de keizer) 20/7, tournee. Meer info op www.woudensemble.nl

Nieuwe toneelstukken gelezen op het ITS

De oudere vrouw heeft een tas vol merkwaardige prullen, de jongere een telefoonboek vol exen. Bij de drie nieuwe toneelteksten die gisteren werden voorgelezen op het Internationaal Theaterschoolfestival (ITS) vallen vooral de vrouwenrollen op. De stukken, van afgestudeerde toneelschrijvers van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, werden voor de gelegenheid gespeeld door bekende acteurs als Sylvia Poorta, Kees Hulst en Gijs Naber.

Poorta speelt de oudere vrouw, een personage van Eva Jansen Manenschijn uit haar stuk On all fours. In een beeldende monoloog vertelt ze over het haar leven, de incestueuze verhouding met haar broer en over een doodgeboren kalfje dat ze als kind ter wereld zag komen. De broer is dood en langzaam kom je erachter dat ze in het mortuarium is om hem te identificeren. Regisseur Eric de Vroedt maakte er een mini-voorstelling van, met muziek en een ‘lijk’ onder een laken achter op het toneel.

Bovendien interpreteerde hij de schuingedrukte tekst in het stuk als afkomstig van de overleden broer, gespeeld door Kees Hulst. “Dat is een mooie keuze”, zegt Jansen Manenschijn, “Voor kan het ook wel haar eigen stem zijn, een soort dwangmatige gedachte. De Vroedt is enthousiast over het stuk: “Toen ik het voor het eerst las wist ik niet zo goed wat ik ermee aanmoest, maar zodra Sylvia het ging spelen ging het leven. Het is een tekst met een geheim.”

Eerder op de dag pakte regisseur Casper Vandeputte het een stuk soberder aan. Ook Alle plaatsen waar ik naartoe wil bestaan niet van Helena Hoogenkamp is een monoloog voor een vrouw, maar Hoogenkamps personage is een zoekende, melancholische twintiger, die systematisch haar leven analyseert, compleet met methodologie, conclusies en suggesties voor nader onderzoek.

Alle plaatsen… is een stuk waarmee een actrice goed kan uitpakken en Naomi Velissariou maakt van het overdreven lange middenstuk, een serie mislukkende telefoongesprekken met steeds verder verwijderde vrienden en exen een prachtige, wanhopige, hilarische en genante scène. Nog eerder werd de tekst In de schaduw van de grote vogels van Levi Olthof gelezen.

De serie lezingen werd voor het ITS georganiseerd door De Tekstsmederij, een jong bureau dat de belangen van jonge toneelschrijvers behartigt. Oprichters Timen Jan Veenstra en Malou de Roy van Zuydewijn (zelf ook toneelschrijvers) benadrukken dat het voor het eerst is dat op het ITS –waar voorstellingen te zien zijn van afstuderende acteurs, regisseurs, dansers en choreografen– volledige teksten van afstuderende schrijvers worden uitgevoerd. “Er zijn altijd wel lezingen van fragmenten, maar die zijn laat op de avond en dan raakt het makkelijk verloren in de veelheid van het festival”, zegt Veenstra.

Tijd dus voor een andere aanpak: lezingen door topacteurs, begeleid door regisseurs van de grote toneelgezelschappen. “De gezelschappen waren meteen enthousiast”, vertelt De Roy van Zuydewijn, “En dat is belangrijk want we willen graag dat die groepen de verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling van getalenteerde toneelschrijvers. En jongere regisseurs blijken enorm geïnteresseerd te zijn in samenwerking met schrijvers.”

Een van de gezelschappen die deze missie zeer serieus neemt is het Ro Theater. Sinds een paar jaar speelt het Rotterdamse gezelschap alleen nog maar nieuwe toneelteksten (Nederlands en internationaal) en in het eigen theater houden een paar jonge schrijvers kantoor. “Er zijn geen verplichtingen, maar het is handig en leuk”, vertelt Saskia Heerkens van het Ro, “Vorige week had Simon Weeda een nieuwe versie van een stuk af en waren er twee acteurs bij de hand die dat even konden voorlezen.”

De drie gelezen teksten van gisteren zijn meteen ook genomineerd voor de ITS Ro Theater Award die vanavond wordt uitgereikt. Aan die prijs is vierduizend euro verbonden, die de schrijver kan gebruiken voor de ontwikkeling van een nieuwe tekst die door de acteurs van het Ro aan het publiek wordt gepresenteerd.

Voor de schrijvers zelf waren de lezingen bijzonder, maar ook verwarrend. Nog niet eerder hoorden ze hun teksten volledig gespeeld, zeker niet door zulke acteurs. “Je kent iedere komma van de tekst,” zegt Jansen Manenschijn, “dus het is moeilijk om niet afgeleid te raken door je eigen bijgedachten die zich opdringen en er onbevangen naar te luisteren.

Na hun afstuderen kunnen deze nieuwe schrijvers zich aanmelden bij De Tekstsmederij, die zich voornamelijk richt op het koppelen van toneelschrijvers aan nieuwe regisseurs. Bij Theater Bellevue kunnen gezamenlijke initiatieven van zo’n koppel leiden tot een nieuwe lunchpauzevoorstelling. Veenstra: “Als schrijvers en regisseurs vanaf het eerste begin van een project samenwerken leren ze dezelfde taal spreken.”

Meer info op www.itsfestivalamsterdam.com en www.tekstsmederij.nl

Recensie: Thyestes van Simon Stone/Belvoir Sydney (HF)

Parool,recensies — simber op 1 juli 2014 om 10:00 uur
tags: , , , , ,

En dan pakt hij ineens een pistool uit z’n zak. Het is het eerste moment van brille in de voorstelling Thyestes van de Autralische regisseur Simon Stone. Daarvoor zaten drie doodnormale jongens te keuvelen over seks, twitter en tripjes naar Guatemala, glaasje wijn in de hand, vrolijk ontspannen. Misschien had je toch moeten opletten toen de lichtkrant vantevoren meldde dat scène 1 ging over de moord van twee broers op hun halfbroer.

Stone maakte een drastisch moderne bewerking van het stuk Thyestes van Seneca over het bloederige verhaal van de koning die zijn broer diens kinderen afslachtte en als maaltijd opdiende. Het is een horror grungerock voorstelling: het volstrekt alledaagse staat hard in contrast met de heftigste gruwelijkheden.

Steeds geeft de lichtkrant de mythologische informatie en steeds lijkt de ontspannen gespeelde handeling daarmee in tegenspraak, maar steeds klopt het.

Het decor is een witte doos, met aan twee kanten publiek. Tussen de scènes zakt het doek en worden op magische, volstrekt onzichtbare wijze steeds nieuwe decorstukken –pingpongtafel, rolstoel, concertvleugel, dinertafel– geproduceerd.

De voorstelling drijft op dit soort vermakelijke bluf. Iedere scène wordt het geweld, de perversie en de (homo)erotiek weer een tandje hoger geschakeld. Erg goed is de truc die wordt halverwege wordt ingezet: de laatste zes scènes worden overgeslagen en vanaf scène twaalf wordt wellustig teruggeteld naar het huiveringwekkende hoogtepunt.

Toby Schmitz is geweldig als Atreus, beginnend als de exentrieke, intense vriend, maar gaandeweg zijn gekte (en liefde voor voorbinddildo’s) onthullend. Thyestes weet op een uiterst knappe manier het banale aan het groteske te koppelen en dat maakt zeer nieuwsgierig naar Stone’s gastregie bij Toneelgroep Amsterdam dit najaar.

Holland Festival: Thyestes van Simon Stone/Belvoir Sydney. Gezien 23/6/14 in Bellevue. Aldaar t/m 27/6. Meer info op www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Gavrilo Princip’ van De Warme Winkel (HF)

De lijst met bedankjes is lang en hij moet helemaal worden voorgelezen. Theatermakers van Diederik van Vleuten tot Hans-Werner Kroesinger en van Stephen Sondheim tot Herman van Veen gaven De Warme Winkel inspiratie met hun werken over Gavrilo Princip, de moordenaar van de Oostenrijkse kroonprins en daarmee de aanstichter van de Eerste Wereldoorlog. De boodschap is duidelijk: in dit herdenkingsjaar worden we overspoeld met kunstwerken die herinneren en waarschuwen. Maar wat heeft dat eigenlijk voor zin?

De sullig voorgelezen bedankjes en het daarna tergend terugtellen van 2014 naar 1914 opent de voorstelling Gavrilo Princip die De Warme Winkel (DWW) maakte in het kader van het Holland Festival. Dat gaf de groep –de spannendste en consistent meest interessante van Nederland– de kans om groots uit te pakken met veel techniek, video en een prachtige soundtrack (van Remco de Jong en Florentijn Boddendijk).

Het grootste deel van de voorstelling bestaat uit een film, die live geschoten wordt met steadicam in een uitgebreide serie decors waarvan je achter het filmdoek alleen de achterkanten ziet. We zien flarden van het levensverhaal van de arme boerenzoon Princip, die opgroeit in Bosnië en gegrepen wordt door het anarchisme en Servisch nationalisme. Maar ook de andere kant wordt getoond: het rijke, walsende leven van de Oostenrijkse adel. Het enige dat de twee werelden verbindt is de liefde voor het biljartspel.

De beelden die DWW maakt zijn nauwelijks verhalend, maar beeldend en hallucinerend. Alle acteurs spelen, met een paar expressionistische streken zwartwitte schminck, de titelfiguur, zodat steeds duidelijk wordt dat dé Princip niet bestaat; er zijn alleen projecties. Met maquettes en biljartballen zo groot als skippyballen speelt de groep voortdurend met schaal.

Het is erg jammer dat de filmbeelden nogal rommelig zijn; niet alleen zijn ze vaak te donker en onscherp, het reduceert wat de spelers doen ook tot luidruchtig gebonk achter de schermen. Maar waarschijnlijk zijn dat technische problemen die nog worden opgelost en hoezeer je je eraan ergert is afhankelijk van hoe prikkelend je de ideeën van vindt die DWW hier opwerpt.

Wie goed oplet ziet dat alle in de inleiding genoemde voorstellingen later worden herhaald. Met het gehannes met maquettes en camera’s roept DWW onbedwingbaar associaties op met de theaterklassieker De Grote Oorlog van Hotel Modern en de losse speelstijl en de goed gekozen Hamlet-citaten leggen de verbinding met De laatste dagen der mensheid van ’t Barre Land. Het plaatst de voorstelling in een uitgesproken postmodern kader, maar het is ook functioneel: door voorstellingen en beelden in herinnering te roepen over de verschrikkingen van de loopgravenoorlog, kan DWW zich concentreren op waar het haar om gaat.

Want tegenover een eclectisch wereldbeeld plaatst de groep een tamelijk conservatief mensbeeld: kleine stervelingen die de gevolgen van hun daden niet kunnen overzien, met tegenstrijdige verlangens en basale driften verhuld door romantische idealen.

Het is niet nodig om Princip te herdenken, lijkt DWW hier te zeggen, hij is nog altijd onder ons. Je kunt hem zien in Volkert van der G. of in de polderjihadi’s die naar Syrië vertrekken. De voorstelling eindigt met een geplaybackt interview met een van die types. Mooie idealen over mensen helpen, maar op de achtergrond is een van z’n makkers geschminckt als The Joker. “Some men just want to watch the world burn.”

Holland Festival: Gavrilo Princip van De Warme Winkel. Gezien op locatie Van Gendthallen 20/6/14. Aldaar t/m 27/6. Tournee. Meer info op www.dewarmewinkel.nl

Recensie: ‘Die Schutzbefohlenen’ van Thalia Theater (HF)

Aan het begin van de voorstelling staat de teller op 25163, aan het eind op 25228. De grote lichtgevende cijfers domineren het decor van Die Schutzbefohlenen, de nieuwste tekst van nobelprijswinnares Elfriede Jelinek in regie van Nicolas Stemann. Ze staan symbool voor het aantal doden dat valt onder de vluchtelingen die vanuit Afrika Fort Europa in willen.

Geïnspireerd op Aeschylos’ Smekelingen schreef ze een tekst over asielzoekers, racisme, privilege, mensenrechten en humanisme. Ze baseerde zich deels op protestacties van asielzoekers in Wenen, Stemann voerde de tekst eerst op in de vluchtkerk van Hamburg.

Het is theater van hermetische lappen tekst, vaak unisono gezegd door meerdere acteurs, en krachtige beelden. Het is Stemanns kracht dat hij van Jelineks tekstlabyrinten vol woordspelingen en filosofische verwijzingen levendige happenings kan maken, en ook hier komen rock ballads, travestie en grappen over blackface voorbij.

De levendigheid wordt nog versterkt door een grote groep Nederlandse asielzoekers die meespeelt, en de contrasten worden flink aangezet. Als een van de Duitsers een prachtig Schubert-achtig lied zingt en hij wordt onderbroken door een vluchteling die een dak boven zijn hoofd nodig heeft, roept hij uit: “Ik kan jullie niet helpen, ik moet jullie toch spélen?”

Het is goed dat aan dit probleem niet voorbij wordt gegaan, maar in de Westergasfabriek zullen weinig aanwezigen tégen een humaner asielbeleid zijn. Na afloop collecteren de spelers voor de vluchtelingen, die vrijdag de oude gevangenis in de Havenstraat moeten verlaten.

De verhouding tussen kunst en deze problematiek is precair. Tien jaar geleden maakte regisseur Peter Sellars op het Holland Festival al Children of Herakles, ook met asielzoekers op het podium. Het ziet er niet naar uit dat toekomstige kunstenaars een gebrek zullen hebben aan vluchtelingen voor hun werk.

Holland Festival: Die Schutzbefohlenen van Thalia Theater. Gezien 10/6/14 in de Westergasfabriek. Aldaar t/m 12/6. Meer info op www.hollandfestival.nl

Interview Ramsey Nasr

interviews,Parool — simber op 18 juni 2014 om 10:00 uur
tags: , , ,

Aanstaande zondag gaat The Fountainhead in première, de nieuwe, grootschalige voorstelling van Toneelgroep Amsterdam, een bewerking van de controversiële roman van Ayn Rand. Ramsey Nasr speelt de centrale rol, de hyperindividualistische en compromisloze architect Howard Roark. “Als acteur is het leuk om dingen te verkondigen waar je privé volstrekt niet achter staat.”

“Ik hoop niet dat ik het woord frustratie te vaak gebruik”, zegt hij half serieus aan het begin van het gesprek als hij nog bezig is om koffie te zetten. De dag ervoor –anderhalve week voor de première– was de eerste doorloop van de voorstelling en de tijdsdruk plus het feit dat de voorstelling duidelijk nog niet af is maken Nasr, nou ja, gefrustreerd. “Het is gekkenwerk, zeker met zoveel techniek.”

Nasr begon zijn carrière als acteur bij regisseur Ivo van Hove die toen nog artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel. In 2000 besloot hij een andere kant op te gaan: hij werd dichter. Het toneel bleef echter trekken en vorig jaar pakte hij zijn acteursloopbaan weer op, opnieuw bij Ivo van Hove, inmiddels directeur van Toneelgroep Amsterdam.

“Ik vind Ivo een zeldzaam goede regisseur. Het is fantastisch om met iemand te werken die zo bevlogen is en een klare visie heeft op wat er in een theater moet gebeuren. En ik vertrouw hem. Ik vind Ivo totaal veranderd ten opzichte van Het Zuidelijk Toneel destijds. Hij is een enorm losse, vrolijke man, staat ook veel meer open voor suggesties en input. Dat vind ik heel fijn.”

Van Hove had al heel lang de wens om The Fountainhead voor toneel te bewerken, maar het duurde jaren voordat hij de rechten kreeg. “Om eerlijk te zijn kende ik het boek en Ayn Rand helemaal niet. Ik kom nu mensen tegen die het óf totaal niet kennen, óf wel – en dan zijn ze er ook echt idolaat van. Rand heeft een fantastische schrijfstijl. Maar ik vind het vooral knap dat als je niet op de hoogte bent van haar ideologie je dan nog altijd een prachtig boek hebt.”

Want The Fountainhead is niet zomaar een Amerikaanse klassieker. De na de Russische revolutie naar de VS gevluchte Rand bezong in haar eerste literaire succes een vorm van romantisch hyperindividualisme dat geen plaats laat voor naastenliefde of solidariteit. Later werkte ze haar libertijnse filosofie verder uit en werd ze met haar verdediging van laissez faire kapitalisme de held van rechtse politici en economen van Alan Greenspan tot Geert Wilders.

“Ik ben het op veel vlakken oneens met Rand. Ik vind het cruciaal dat háár waarheid niet onze waarheid hoeft te worden. Elk van de personages zegt dingen waar ik het volstrekt mee eens ben, om daarna in een bijzin weer iets verschrikkelijks te zeggen. Ivo van Hove wil één ding: een discussiestuk maken. The Fountainhead dwingt je als lezer en hopelijk als toeschouwer om je ertoe te verhouden. Het is een handleiding om te leven en er zijn maar weinig boeken die die kracht hebben. Er zijn nu trouwens VVD-vrienden van me die niet zo snel naar toneel komen maar nu zeggen: ik ben benieuwd!”

“Overigens is het als acteur juist leuk om dingen te verkondigen waar je privé echt niet achter staat. Dat is het interessante aan dit vak: om mensen waarmee ik het niet eens ben te begrijpen en een stem te geven. Van jongs af aan ben ik altijd op zoek geweest naar tegenargumenten. Howard Roark is voor mij een held, maar ik vind de meest interessante plekken in het stuk die waar hij dingen verkondigt waar ik het absoluut mee oneens ben. Want dat confronteert me met m’n eigen geweten.”

Maar ondanks de prikkelende inhoud is Nasr nog driftig op zoek naar de finesses van zijn rol. “Voor Rand is Roark de ideale mens. Dat is misschien onmogelijk om te spelen, maar ik wil het personage toch recht doen. Ik benaderde hem lange tijd als autist; ietwat kil en gesloten, iemand die leeft volgens de ratio. Maar ik kom daar op de terug, nu ik nadenk over andere kunstenaars zoals Rem Koolhaas en ook Ivo van Hove. Dat zijn geen autisten, maar mensen die leven voor hun werk.”

“Ik vermoed dat Ivo goed gedijt op de tijdsdruk die we nu voelen. Daarom vertrouw ik Halina Reijn en Hans Kesting die eerdere projecten hebben meegemaakt en die zeggen dat het in de laatste week allemaal af komt. Ik hoop het en vertrouw erop.”

The Fountainhead gaat in première op 15 juni in de Stadsschouwburg. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: Expeditie Javastraat van de Toneelmakerij

Een korte draai met je pink en daarna je twee open handen van je af bewegen. Dat is de Javastraat in gebarentaal. Een kok van het door doven bestierde eetlokaal LT in de Javastraat laat zijn toehoorders de gebaren net zo vaak nadoen tot we het foutloos kunnen. Daarna zijn we klaar voor de rest van de expeditie.

Het is een populaire nieuwe vorm van community theatre: kunstenaars dompelen zich een paar maanden onder in een buurtgemeenschap en presenteren hun bevindingen vervolgens aan het publiek. Adelheid Roosen maakte furore met haar Wijksafari’s. Helemaal nieuw is het ook niet. Theatermaker Liesbeth Colthof maakte vijftien jaar geleden al de voorstelling Thuis in een paar sloopflats in de Bijlmer.

Met haar jeugdtheatergezelschap De Toneelmakerij streek Colthof dit voorjaar neer in de Indische Buurt, waar ze contact zocht met de winkeliers en ondernemers in de Javastraat. Schrijvers Wieke ten Cate, Martien Langman en Don Duyns tekenden levensverhalen op en maakten de voorstelling Expeditie Javastraat, een kruising tussen een excursie en een speurtocht.

De Javastraat is hot. Na een artikel in Vrij Nederland over de sores in de multiculturele winkelstraat in Oost, is de straat ,ook voor kunstenaars, dit voorjaar het symbool van de grotestadsproblematiek van verschillende bevolkingsgroepen in hun eigen leefwerelden. Op de dag van de première van Expeditie Javastraat is op verschillende adressen ook het project Museumstraat aan de gang.

Voorzien van een koptelefoon, rugzakje en felgekleurd hesje lopen we als publiek in twee groepen van een man of vijftien door de straat. De een gaat naar binnen bij de Elthetokerk, de ander bij een Turks koffiehuis. Bij de ene winkel horen we een verhaal via de iPod, bij de andere vertelt de eigenaar zijn of haar eigen geschiedenis, en tussendoor krijgen we een fotografieopdracht: wat is het mooiste vuilnis of de felste kleur die je kunt vinden?

We eindigen in de meubel- en lampenwinkel van Erik Vos, waar de uiterst charmante verkoper onverwachts bezoek krijgt van een strenge toezichthouder die alles, van de lampen aan de muur tot het gebit van de eigenaar, aan controle onderwerpt. Een vermakelijke toneelscène, misschien iets te lang, want je zou wel weer de straat op willen voor nog meer ontdekkingen. Dit fragment wordt steeds op een andere plek gespeeld, bijvoorbeeld in een naaiatelier of bij een schoenmaker.

Het is altijd de vraag bij dit soort gemeenschapsprojecten of je als argeloze toeschouwer nu echt dichterbij de buurtbewoners komt. Voel ik me nou meer verbonden met de vrouw van de baklava-bakker die op mijn koptelefoon vertelt over de verschillende heerlijkheden die ze aan het publiek laat proeven, of wordt ze juist een soort decorstuk in haar eigen winkel? En beklijft de relatie tussen straatondernemers en kunstenaars als die laatsten weer vertrokken zijn naar een volgend project?

Het ideale publiek voor Expeditie Javastraat lijkt me dan ook de jeugd uit de eigen buurt. Die kan in deze voorstelling echt de straat en haar bewoners ontdekken en op een nieuwe manier het bekende leren zien.

Expeditie Javastraat van de Toneelmakerij. Gezien 24/5/14 op locatie in de Javastraat. Aldaar t/m 14/6. Meer info op www.toneelmakerij.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity