Simber in het echt

overig — simber op 13 oktober 2009 om 13:38 uur

Naast mijn schrijfwerk verschijn ik met enige regelmaat in levenden lijve bij discussies, interviews en in programma’s op radio en tegenwoordig zelfs televisie. Daarom hieronder een overzichtje/archiefje van die activiteiten, dat ik zal proberen actueel te houden.

2014

2013

2012

  • 26 september: leiding nagesprek bij de voorstelling Cadavre Exquis van Kassys, Nature Theatre of Oklahoma, Tim Crouch en Nicole Beutler in Frascati.
  • Met ingang van dit seizoen ben ik bij De Avonden tipgever: iedere twee weken bespreek ik in de uitzending een voorstelling.
  • 30 augustus: te gast (opnieuw) in het Radio6 programma De Avonden om samen met Annette Embrechts en Kester Freriks te praten over het Nederlands Theaterfestival en het komende seizoen
  • 5 juni en 17 juli presenteerde ik Clash der Recensenten
  • juni: Marcel Schmeits schreef het boek Drama & Toneel; een beknopte geschiedenis. Ik was zijn redacteur.
  • 26 mei: samen met Robbert van Heuven te gast bij een nagesprek bij Wat nodig is van Laura van Dolron
  • 22 mei: te gast bij een speciale aflevering van Clash der Recensenten over het advies van de Raad voor Cultuur
  • 20 april: dagmoderator van het Oistat congres ‘Theatre of the senses’ op de Toneelacademie in Maastricht
  • 21 maart: panellid bij de discussiebijeenkomst Heeft cultuur de media nog nodig? van Apache en Rekto:Verso in Antwerpen
  • 15-19 maart: co-presentator bij de talkshow van TM tijdens Brandhaarden in de Stadsschouwburg
  • 17 januari: leiding nagesprek bij de voorstelling Good cop, bad cop van Kassys in Frascati, met als speciale gast Midas Dekkers
  • 12 januari: panellid bij ComMotie in de Stadsschouwburg Amsterdam

2011

  • 23 november: te gast in het Radio6 programma De Avonden om samen met Annette Embrechts en Kester Freriks te praten over het theaterseizoen
  • 8 november: uitreiking van de TIN theaterprijzen; ik zat dit jaar in de jury van de Wijnberg Scenografieprijs
  • 6 november: ik ben uitgenodigd voor het internationale seminar Theatre in Crisis in Oslo om te spreken over de kunstbezuinigingen in Nederland
  • 29 oktober: leiding nagesprek bij de voorstelling 300 el x 50 el x 30 el van FC Bergman in de Stadsschouwburg
  • 3 oktober: presentatie van het eindstatement van Koers Kunst in Pakhuis de Zwijger
  • 20 september(?): kort interview in een item van het programma De Gids op Radio 1 over Facebooktheater
  • 8 september: panellid bij de discussie Den Haag Toneelstad in de Koninklijke Schouwburg, tijdens het festival Theu Boermans@Work
  • winter: cursus Kijken en Schrijven voor de Stadsschouwburg Amsterdam

2010

  • juni: deelnemer aan het televisieprogramma De Recensenten van Het Gesprek.
  • februari/maart: lid van de aanmeldingscommissie van DasArts
  • 27 januari: gespreksleider bij het nagesprek over Archiv van de Tijdelijke Samenscholing

2009

  • 16 oktober: deelnemer aan het televisieprogramma De Recensenten van Het Gesprek. Ik zal het hebben over Martha Loves George van Boogaerdt/Van der Schoot en de tentoonstelling Theater na Tomaat.
  • oktober t/m december geef ik een cursus Toneel kijken en erover schrijven voor de Stadsschouwburg Amsterdam.
  • sinds juni: regelmatige gast in het radioprogramma Clash der Recensenten van Amsterdam FM en TM, iedere dinsdagmiddag tussen 15 en 16 uur vanuit de Openbare Bibliotheek in Amsterdam.
  • maart/juni: deelnemer aan twee ronde-tafelbijeenkomsten over theatermarketing, verslag daarvan is gepubliceerd in TM van juni en van oktober 2009

2008

  • 11 december: geïnterviewd door de Belgische radio over de verkiezing van het Beste Toneelstuk Aller Tijden.
  • 30 november: sprekend columnist tijdens festival Goesting.
  • 2005-2008: jurylid van de VSCD Toneelprijzen
  • 12 september: live geïnterviewd tijdens TF-1
  • 20 juni: panellid tijdens het debat Heinz 2 tijdens het ITS
  • 30 januari: gespreksleider bij een nagesprek bij Deconstructie van Dood Paard en ’t Barre Land

2007

  • 28 november: gespreksleider bij een nagesprek bij IJs van Joachim Robbrecht
  • Geïnterviewd ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van Moose voor het oktobernummer van TM
  • 26 september: gespreksleider bij een nagesprek bij Diespace van Pips:lab
  • 3 september: ‘co-referent’ tijdens een debat over de toneelcrisis tijdens TF-3
  • 22 juni: deskundige tijdens het debat Heinz tijdens het ITS

Theater op televisie

overig — simber op 17 september 2009 om 17:19 uur
tags: , , , ,

Geschreven voor 609, het nieuwe kwartaal tijdschrift van het Mediafonds (voorheen Stimuleringsfonds Culturele Omroepproducties)

Na een hiaat van een paar decennia worden er in augustus weer registraties van toneelvoorstellingen uitgezonden op de Nederlandse televisie. Het project, van (televisie-) producent en regisseur Marc Nelissen, wordt met spanning tegemoet gezien, maar roept ook vragen op. Want wat is de beste manier om theater op televisie te vertonen? Moet je theater registreren als een voetbalwedstrijd? Of moet je adapteren en een nieuw autonoom kunstwerk maken? Zijn er tussenvormen denkbaar? Simon van den Berg vroeg makers die de kloof tussen theater en televisie overbruggen naar hun opvattingen over hoe beide elkaar kunnen aanvullen.

In de toneelwereld wordt er nogal eens nostalgisch aan gerefereerd: de toneelregistraties uit de jaren vijftig en zestig. Iedere donderdagavond werd een stuk uit het toneelrepertoire uitgezonden door een van de publieke omroepen. In de decennia erna gingen omroepen zelf drama produceren specifiek voor het medium, en theater kreeg minder en minder ruimte op televisie.

Een nieuw project wil de trend keren. De stichting Theater en Televisie van (televisie-)producent en regisseur Marc Nelissen registreerde afgelopen theaterseizoen zes voorstellingen, die eind augustus rondom de Uitmarkt integraal worden uitgezonden (zie kader). Het project is een samenwerking van de stichting met de NPS, AVRO en VPRO en wordt ondersteund door het Cobofonds en acteursbelangenorganisatie Norma.

Maar bij de presentatie van de eerste beelden liet Theu Boermans in een toespraak weten dat het verhaal wat hem betref nog niet klaar was met deze registraties. Hij denkt dat het mogelijk moet zijn om één voorstelling van het begin af aan te maken voor zowel het podium als het televisiescherm. Bij het project van Marc Nelissen gaat het om zuivere registraties –Nelissen zelf gebruikt graag de vergelijking met uitzendingen van voetbalwedstrijden-, Boermans zou eigenlijk adaptaties willen maken met aanpassingen in de voorstellingen om ze beter geschikt te maken voor televisie.

Een paar weken later legt Boermans in een gesprek zijn idee uit. “Ik vind de registratie van mijn voorstelling De Koopman van Venetië goed geslaagd. Maar als ik van te voren had geweten dat dit zou worden opgenomen en uitgezonden had ik parallel een tweede versie kunnen maken. Voor het maakproces is het verschil niet zo groot. Je concept en je personageontwikkeling blijven hetzelfde, je gebruikt alleen een andere taal. Maar toneel is één totaalbeeld, door mise-en-scène maak je als het ware close-ups en medium shots. Ik zoek in een tekst altijd naar de scharnierpunten in het verhaal en in de verhoudingen tussen de personages. In een theatervoorstelling worden die gemaakt door de acteurs en de vormgeving, in film vervang je dat door montage.”

“De vrijheid die je wint als je vooraf weet dat je het gaat bewerken voor televisie is dat je kunt gaan nadenken over de plek waar het zich afspeelt”, vervolgt Boermans. “Het hoeft niet in het toneeldecor, het kan op locatie of in een studio. Je kunt gaan nadenken of publiek erbij een meerwaarde heeft of juist niet. Ik had De Koopman van Venetië graag willen opnemen in een studio, zodat het zich helemaal in de zilveren, abstracte wereld van het toneeldecor had kunnen afspelen, zonder publiek. Dat had een bepaalde verdichting en spanning gegeven die bij deze voorstelling past. We hadden wat kunnen schrappen in de tekst – een oogopslag die je in het theater niet ziet zegt even veel als drie zinnen tekst. Bovendien hadden we kunnen oefenen op camera, waarbij de acteurs kleiner spelen. Ik had die twee versies tegelijkertijd kunnen repeteren, dat was niet zoveel moeite geweest.”

Marc Nelissen, die zelf de registratie van De Koopman van Venetië regisseerde, is op z’n zachtst gezegd niet enthousiast over de plannen van Boermans: “Ik vind het een onzalig plan. Theatermakers moeten een zo goed mogelijke voorstelling maken, en ik moet die zo goed mogelijk vastleggen. Natuurlijk doen we daarbij lichte aanpassingen -soms moet de camera voor een paar close-ups op het toneel, dat doen we dan ’s middags, of we veranderen hele kleine dingen aan een voorstelling die anders slecht te zien zijn-, maar als je dat te ver doorvoert kom je tussen twee werelden terecht. Je kunt ook niet “een beetje” adapteren, dat is heilloos. Je komt dan in een schemergebied vol compromissen. Je kunt het natuurlijk wel helemaal los van elkaar trekken en er een nieuw, apart script van maken. Dan wordt het een ander verhaal.”

Nelissen is vooral tegen het weglaten van het publiek in de televisieversie: “Met het publiek erbij wordt het een beleving, het is één take, één spanningsboog en dat geeft een geheel eigen dynamiek. Een voetbalwedstrijd zonder publiek op televisie is is niks. Op televisie zie je andere dingen dan in het stadion, maar dat er publiek bij is is essentieel. Dat is te vergelijken met het verschil tussen een een gloedvolle avond Concertgebouworkest in de zaal met de spanning en de ontlading die daarbij hoort, of het vangen van de perfecte klank in een klinische studio. Het zijn verschillende dingen, en je moet een keuze maken.”

Peter de Baan is milder: “Het lijkt me moeilijk om gelijktijdig na te denken over twee versies.” De Baan is van oorsprong toneelregisseur, maar maakte in het kader van het Theater op Televisieproject de registratie van Ivo van Hove’s De Getemde Feeks. Hij ziet vooral de praktische voordelen: “Het is natuurlijk geweldig als je in één seizoen een voorstelling kan maken en daarna een filmversie. Er is winst te halen op op produktioneel niveau als je dat allemaal van tevoren kan vastleggen. Maar dat heeft pas zin als je dezelfde acteurs gebruikt, die hebben al gelééfd in het stuk. Bovendien kunnen vrijwel alle acteurs tegenwoordig zowel film als toneel. Maar toch geldt voor mij dat ik liever de voorstelling zou maken vanuit de vrijheid dat het alleen voor toneel is. Dat is ook een verschil in persoonlijkheid tussen Theu en mij.”

Actrice en schrijfster Joan Nederlof, tevens artistiek leider van theatergroep Mugmetdegoudentand heeft een ander perspectief: “Ik ben niet zo onder de indruk van wat ik tot nu toe van deze registraties heb gezien. Er is heel rigide gekozen dat het geen adaptaties mochten zijn, en ik snap niet zo goed waarom. Dit zal voornamelijk als effect hebben dat mensen die niet naar het toneel gaan bevestigd worden in hun idee dat het maar een vreemd medium is dat niet voor hen is. Bij de filmversie van onze voorstelling Smoeder kozen we voor een adaptatie op een simpele manier: ee speelden het in een café, met publiek eromheen. Daarmee werd het veel toegankelijker en dichterbij dan een registratie in het theater had kunnen zijn. Maar dat had niet binnen dit project gepast omdat het te veel adaptatie zou zijn.”

Boermans is zich er zeer wel van bewust dat zijn aanpak niet bij iedere voorstelling past: “Het beeld is soms te groot, of de vorm en het acteren zijn te abstract, en vooral wanneer de acteurs door de vierde wand breken accepteert het publiek dat niet altijd, omdat film toch meer in de naturalistische traditie staat. De registratie van De Koopman van Venetië werkt mede omdat het een retorisch stuk is, situationeel gespeeld met herkenbare personages. Maar abstractie is in principe geen belemmering. Als toeschouwer ga je mee met de personages, niet met de vorm. Je kunt prima een volkomen abstract decor maken, als de personages en hun tekst maar aangepast zijn aan de film.”

Een voorbeeld van die methode is de film 1000 Rosen, die Boermans in 1994 maakte met zijn gezelschap De Trust, naar het gelijknamige toneelstuk van Gustav Ernst. “Die tekst bestond uit eindeloze monologen. De personages in het stuk zijn overbewust en spreken alles uit. In de film hebben we dat allemaal omgeschreven naar de situatie en op basis daarvan nieuwe dialogen geschreven. We probeerden een equivalent te vinden voor de toneeltaal door het in een merkwaardig Nederduits dialect te spelen. Daardoor moesten we het ondertitelen en zo werd het tekstuele van Gustav Ernst via een omweg weer poëzie. Dat is een voorbeeld van een oplossing voor een algemeen probleem: toneeltekst is heel erg kunstmatig op film: toneelpersonages spreken hun gedachtes uit, het lijkt meer op een voice-over. Die abstractielaag in taal hoort bij toneel.”

De Baan heeft een vergelijkbare ervaring: “Ik werk nu aan een televisiescenario van Volmaakt Geluk, een toneeltekst van Charles den Tex en mij die ik vorig jaar regisseerde. Het leent zich goed voor een filmversie, het is een verbaal gevecht, met spitse dialogen en een makkelijk soort moderniteit. Maar ik moet er veel meer beelden bij maken. In het algemeen kun je zeggen dat onder invloed van film toneelschrijvers de specifieke kracht van theater opzoeken: personages die elkaar psychologisch uitbenen door middel van praten. De beelden die in zo’n tekst zitten moet je op de een of andere manier omzetten.”

Bij het adapteren van Volmaakt Geluk krijgt De Baan ook te maken met een tweede, minder inhoudelijk aspect van de verhouding tussen theater en televisie: de grote afstand tussen beide werelden. “Toneel is veel makkelijker te organiseren,” merkt hij op, “Film blijft tot in een laat stadium onzeker. Er is nogal wat wilskracht voor nodig om iets voor elkaar te krijgen. Je moet van elastiek zijn en van eikenhout. Er zijn ook weinig contacten over en weer. Natuurlijk, op het niveau van de acteurs lopen de werelden van toneel en film volledig door elkaar. Maar op gebied van regisseurs helemaal niet. Er is ook veel wantrouwen over en weer, maar vooral van film naar toneel.”

Boermans heeft dat wantrouwen aan den lijve ondervonden: “Toen we 1000 Rosen maakten en daarna de televisieserie De Partizanen kregen we klachten van de Vereniging van Speelfilmproducenten. Wij konden goedkoper werken, omdat de acteurs in vaste dienst waren van het gezelschap. Dat vonden zij oneigenlijke concurrentie. Dat soort denken blijft bestaan totdat de opleidingen meer gaan samenwerken. Ik zou dan ook willen nadenken of het mogelijk is dat de Toneelschool en de Filmacademie bepaalde lessen gezamenlijk gaan geven. De kern van beide vakgebieden, het dramatische conflict, is toch hetzelfde.”

Alle regisseurs die ik sprak pleiten voor meer flexibiliteit en durf bij de omroepen en de fondsen: “Bij de Publieke Omroep gaat het nu wel goed met de kijkcijfers, maar niet met de kwaliteit,” vat Nederlof de meningen samen, “Als je op zoek gaat naar nieuwe vormen moet je risico nemen, en daarvoor is geen ruimte. De politiek moet de omroepen ook dwingen om meer èchte cultuur te brengen.” Voor de nabije toekomst ziet Nelissen vooral mogelijkheden voor het uitbreiden van het huidige registratieproject: “Het vastleggen voor het nageslacht vind ik belangrijk, dus een making of, of interviews met de betrokkenen zijn heel waardevol.”

De Baan wil juist een stap verder gaan: “In een vervolgproject zou je moeten proberen er film van te maken. Of in ieder geval: twee autonome produkten met dezelfde auteur. Een stuk of drie projecten met regisseurs die de ervaring hebben.” Boermans pleit voor verdergaande samenwerking tussen theatermakers en televisieproducenten: “Bij dramaturgieafdelingen van toneelgezelschappen zit heel veel know-how. Dramaturgen lezen heel veel van wat er voor toneel wordt geschreven, terwijl ze bij de televisie altijd enorm hard op zoek zijn naar nieuwe scripts. Het zou goed zijn als dramaturgie-afdelingen zelf aan planontwikkeling konden doen. Je zou willen dat er een loket is voor dit soort plannen, als contactpunt tussen theater en televisie. Er moet een biotoop zijn waar plannen ‘omroeprijp’ gemaakt kunnen worden.

Sidebar: De registraties:

Het temmen van de feeks van Toneelgroep Amsterdam
theaterregie: Ivo van Hove, televisieregie: Peter de Baan

Geslacht van Het Toneel Speelt
theaterregie: Ger Thijs, televisieregie: Peter de Baan

De Koopman van Venetië van de Theatercompagnie
theaterregie: Theu Boermans, televisieregie: Marc Nelissen

Op hoop van zegen van Het Toneel Speelt
theaterregie: Jaap Spijkers, televisieregie: Eddy Habbema

Blackface van Orkater
theaterregie: Vincent van Warmerdam en Michel Sluysmans, televisieregie: Marc Nelissen

Tocht van het Ro Theater
theaterregie: Alize Zandwijk, televisieregie: nnb

De registraties worden vanaf 28 augustus wekelijks uitgezonden op vrijdag en zaterdag.

Voorspelling VSCD Toneelprijzen

meningen,overig,Parool — simber op 11 september 2009 om 09:58 uur
tags:

Morgenavond worden de jaarlijkse toneelprijzen Louis d’Or en Theo d’Or uitgereikt tijdens een gala in de Stadsschouwburg. Natuurlijk gaan de prijzen over de beste acteerprestaties, maar op de achtergrond spelen altijd andere zaken een rol. Toneelrecensent Simon van den Berg –die zelf drie jaar jurylid was- waagt een voorspelling.

Nee, corrupt is de jury niet; de negen juryleden –schouwburgdirecteuren, programmeurs en critici- kwijten zich integer en vol enthousiasme van hun taak, maar uiteindelijk heeft iedereen lijstjes en stokpaardjes. En daarnaast heeft de prijs zo z’n eigen wetmatigheden.

Zo gebeurt het regelmatig dat acteurs de prijs relatief laat in hun carrière krijgen. Als ze jong zijn vindt de jury ze nog te wild of niet rijp, maar na een paar jaar worden hun rollen toch weer niet zo goed gevonden als hun eerdere werk. Een jury gaat dan als het ware zitten wachten op een beloonbare rol. Hans Kesting, vorig jaar winnaar van de Louis d’Or en Will van Kralingen (Theo d’Or 2007) weten daar alles van. Datzelfde mechanisme werkt dit jaar in het voordeel van Pierre Bokma. In een schitterende, tragische hoofdrol in De Koopman van Venetië liet hij zien hoe goed hij ook alweer is en de Louis d’Or (zijn tweede) is zo goed als gegarandeerd.

Bij de vrouwen werkt het op dezelfde manier. Ariane Schluter en Sacha Bulthuis wonnen de Theo d’Or beiden twee keer, en vooral Schluter heeft de reputatie van eeuwige winnares. Het lijkt daarom logisch dat Lineke Rijxman, een veelgeprezen actrice met tot nu toe slechts een Colombina in de kast, de grote kanshebber is.

Bij de bijrollen is het spannender. Dood Paard, toch lange tijd een marge-groep voor liefhebbers, blijkt ineens salonfähig met twee nominaties voor spelers in Ritter Dene Voss. Ik denk dat de jury nominatie al beloning genoeg vindt en bij de Colombina zal de strijd dan ook gaan tussen oudgediende Sylvia Poorta (die in 1996 al de Theo d’Or won) en relatieve nieuwkomer Wine Dierickx. De Colombina wordt wel vaker gebruikt als veredelde aanmoedigingsprijs (Fania Sorel in 2007, Carice van Houten in 2003) dus ik zet mijn geld op Dierickx.

Bij de Arlecchino tenslotte wordt het echt spannend. Ik gok op Martijn Nieuwerf van ’t Barre Land, ook al zo’n beeldbepalende groep die al lang door de jury wordt genegeerd. En de altijd onvoorspelbare Toneel Publieksprijs, waarvoor Op hoop van zegen tip – of misschien toch Kamp Holland van Orkater.

En dan is er nog de Prosceniumprijs voor mensen of groepen die “een wezenlijke bijdrage” hebben geleverd aan het Nederlands toneel. Dat is natuurlijk een vage omschrijving en het hangt er maar net vanaf hoe de jury die dit jaar interpreteert. De prijs zou kunnen gaan naar een groep met lange, constante staat van dienst (Mugmetdegoudentand bijvoorbeeld), een theatermaker op de toppen van zijn kunnen (Johan Simons wellicht) of een vakman die zijn of haar werk achter de schermen doet (zoals lichtontwerper Uri Rapaport). Daar valt verder niet over te speculeren, de prijs kent geen nominaties.

Die onduidelijkheid rond de Prosceniumprijs doet voelen dat het theater een prijs te kort komt: een prestigieuze (jury-)prijs voor de beste voorstelling van het seizoen. Over dit gemis wordt al jaren vergaderd, maar dit jaar gooien twee theaterjournalisten (Constant Meijers van theatertijdschrift TM en Wilfred Takken van NRC Handelsblad) een welkome steen in de vijver. Zij gaan morgen de eerste Gouden Bouwmeester uitreiken. En dat doen ze niet op het gala, maar op een alternatief feest in het Rozentheater, waar nog veel meer ‘vergeten toneelprijzen’ zoals de Vergulde  Kniertje (beste actrice in de kleine zaal) en de Gipsen Gymschoen (voor de beste theaterprogrammeur, met een knipoog naar het schoeisel van Stadsschouwburgdirecteur Melle Daamen) worden uitgereikt.

De organisatoren van de Gouden Bouwmeester hebben geen nominaties bekend gemaakt, maar ik denk dat Tien Geboden van NT Gent een goede kans maakt.We zullen zien of regisseur Johan Simons de gang van de Stadsschouwburg naar het Rozentheater zal gaan maken.

Sidebar: De Genomineerden:

Theo d’Or (beste vrouwelijke hoofdrol):

  • Lineke Rijxman voor Hannah en Martin van Mugmetdegoudentand
  • Sacha Bulthuis voor Ben ik al geboren van De Appel
  • Ariane Schluter voor Medea van Het Nationale Toneel

Louis d’Or (beste mannelijke hoofdrol):

  • Arjan Ederveen voor Tocht van het Ro Theater
  • Pierre Bokma voor De Koopman van Venetië van De Theatercompagnie
  • Bert Luppes voor De Geit of: Wie is Sylvia van het Onafhankelijk Toneel

Colombina (beste vrouwelijke bijrol):

  • Sylvia Poorta voor Het laatste vuur van het Ro Theater
  • Manja Topper voor Ritter Dene Voss van Dood Paard
  • Wine Dierickx voor Tien Geboden van NT Gent en Wunderbaum

Arlecchino (beste mannelijke bijrol):

  • Jeroen Spitzenberger voor Romeo en Julia van Het Nationale Toneel
  • Oscar van Rompay voor Tien Geboden van NT Gent en Wunderbaum
  • Benny Claessens voor Ritter Dene Voss van Dood Paard
  • Martijn Nieuwerf voor De laatste dagen der mensheid van ‘t Barre Land

Gala van het Nederlands Theater: zondag 13 september 20 uur in de Stadsschouwburg, op uitnodiging
Bal! De avond van de vergeten toneelprijzen: zondag 13 september vanaf 20 uur in het Rozentheater, toegang 10 euro. Meer info op www.rozentheater.nl

Stille crisis in de kleine zaal

(Voor TM van mei 2009. Wederom met schitterende graphics van Hans Bos, foto volgt)

In de kleine theaterzalen van Nederland voltrekt zich een langzame, stille crisis. Lange tijd was er een min of meer stabiele situatie waarin bezoekersaantallen, subsidies en uitkoopsommen elkaar in evenwicht hielden. Nu van de groepen gevraagd wordt om meer eigen inkomsten te genereren en bezoekers wispelturiger worden, gaat het systeem schuiven. In de grote zalen wordt dat opgevangen door meer gegarandeerde publiekssuccessen te programmeren – vrije producties, cabaret en musical. Maar hoe zit dat in de kleine zaal?

Harm Lambers, directeur van Theater Kikker in Utrecht, was de eerste die de problematiek aan de orde stelde. In een brief aan een aantal mededirecteuren schetst hij de contouren van een bestelcrisis. De kern: “er bestaat veel te weinig samenhang tussen kosten van voorstellingen en publieksinkomsten.” Aanleiding is de stijging van de gevraagde uitkoopsommen door de bezoekende groepen. Omdat de subsidies gelijk blijven kan een theaterdirecteur twee kanten op: de kosten omlaag of de inkomsten omhoog.

Continue reading “Stille crisis in de kleine zaal” »

Culturele Hoofdstad: Ruhr 2010

buitenland,overig — simber op 24 april 2009 om 01:10 uur
tags: , ,

Artikel voor Sica Magazine (het laatste nummer), online versie op sica.nl

Culturele Hoofdsteden van Europa komen en gaan, maar volgend jaar komt er  een wel heel dicht bij huis. Onder de naam Ruhr 2010 organiseren de steden in het Ruhrgebied (o.a. Essen, Bochum en Dortmund) in het Ruhrgebied volgend jaar een groot regionaal project. Maar hoe kan dat eigenlijk? Het Ruhrgebied is toch geen stad, hoe kan het dan hoofdstad zijn? En wat doet Nederland met zo’n hoofdstad naast de deur? En is er misschien iets te leren voor de Nederlandse kandidaatsteden die in 2018 graag de begeerde titel willen dragen?

De organisatie, een projectbureau met Essen als thuisbasis, laat niet na te benadrukken de het hele Ruhrgebied Culturele Hoofdstad is. In een programma dat draait om vier thema’s –creatieve stad, stad van mogelijkheden, kunstenstad en en stad van culturen– staan steeds de 53 steden van het Ruhrgebied centraal, met hun 100 concertgebouwen, 200 musea, 19 universiteiten 250 festivals en 120 theaters op zo’n 5,3 miljoen inwoners.

Continue reading “Culturele Hoofdstad: Ruhr 2010” »

Theu Boermans: regisseur maar geen gezelschapsleider

overig,Parool — simber op 15 januari 2009 om 02:04 uur
tags: ,

Analyse bij het nieuwsbericht dat het bezwaar van De Theatercompagnie bij het NFPK+ is afgewezen. Lijkt erg op wat ik eerder schreef toen het oorspronkelijke advies uitkwam. Ach ja, geheugen en kranten, het is geen natuurlijke combinatie ;-)

Het lijkt tegenstrijdig dat een zo veelgeprezen theatermaker als Theu Boermans ineens zonder subsidie komt te zitten. Maar Boermans’ ambities zijn altijd groter geweest dan alleen maar mooie voorstellingen maken: hij wil toneelleider zijn, directeur van een groot gezelschap, gevormd naar zijn eigen uitgangspunten. Boermans is echter een uitstekende regisseur, maar hij faalde als gezelschapsleider.

De problemen begonnen eigenlijk al toen De Trust in 2001 fuseerde met Art & Pro tot De Theatercompagnie. Het was een liefdeloze verbintenis, vooral ingegeven door Boermans’ zucht naar groei. Al snel volgde een periode van financiële problemen, ontslagen, mislukte voorstellingen en een reorganisatie waarbij Boermans min of meer onder curatele werd gesteld. Eind 2007 meende hij zijn straf te hebben uitgezeten en kwam met een nieuw, uiterst ambitieus plan om van De Theatercompagnie naast Toneelgroep Amsterdam het tweede stadsgezelschap te maken.

Maar daarmee onderschatte hij zowel de flexibiliteit van de beleidsmakers –die slechts voorzien hadden in één stadsgezelschap-, als het vertrouwen van de adviescommissies in zijn leiderschap. Je zou het kunnen zien als een vorm van ‘imperial overstretch’: de plannen van het gezelschap voor talentontwikkeling, multiculturele samenwerking en internationalisering gingen ten koste van de kern van het gezelschap.

Het eigen Compagnietheater op de Kloveniersburgwal wilde maar geen sfeervol toneelhuis worden en het ensemble ontbeerde sterren, waardoor voor bijna iedere productie de hoofdrolspeler van buiten moest worden aangetrokken (zoals onlangs Pierre Bokma voor De Koopman van Venetië). Boermans is een buitengewoon begenadigd acteursregisseur en acteurs als Jacob Derwig, Halina Reijn en Carice van Houten zien hem als hun toneelvader. Maar in plaats van zich te concentreren op het kneden van een nieuwe generatie spelers wilde Boermans per se ook regisseurstalent aan zich binden.

De laatste afwijzing dreigt slechts het begin te worden van een slepende procedure – het gezelschap heeft al vroeg aangekondigd de negatieve subsidiebesluiten tot aan de hoogste rechter aan te zullen vechten. Toch zou je wensen dat dit ongelukkige hoofdstuk nu wordt afgesloten en Boermans zich weer kan gaan richten op zijn grote talent: toneel maken.

Tijdlijn nieuw subsidiestelsel

overig,Theatermaker — simber op 5 januari 2009 om 12:06 uur
tags: ,

27 mei 2003
Medy van der Laan treedt aan als staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (belast met cultuur en media) in het kabinet Balkenende II.

4 september 2003
Staatssecretaris Van der Laan spreekt de State of the Union uit ter gelegenheid van de opening van Het Theaterfestival. Zij noemt het vierjaarlijkse proces rond de Cultuurnota ‘een procedure waarin de zon nooit onder gaat’ en belooft een eenvoudiger subsidiesysteem.

September 2005
Staatssecretaris Van der Laan presenteert de nota Verschil maken; Herijking Cultuurnotasystematiek. Hierin zet zij de belangrijkste eigenschappen van het nieuwe stelsel uiteen: driedeling in gesubsidieerde instellingen bestaande uit langjarigen, vierjarigen (samen de zogenoemde Basisinfrastructuur) en de rest naar de fondsen. Overheid betrokken waar nodig, op afstand waar mogelijk; scheiding van cultuurbeleid en subsidiebesluiten.

Continue reading “Tijdlijn nieuw subsidiestelsel” »

Profielen: M-lab, Frascati, Discordia, Suburbia

overig,Theatermaker — simber op 5 januari 2009 om 11:41 uur
tags: , , ,

In het decembernummer van TM een overzicht van alle nieuwe/vernieuwde instellingen in het nieuwe subsidieplan. Hieronder die van mij over M-lab, Frascati, Discordia en Suburbia.

M-lab

De Basisinfrastructuur kent niet veel geheel nieuwe instellingen, het productiehuis voor muziektheater M-lab is een van twee nieuwkomers. En dat is opvallend, want het initiatief voor deze broedplaats komt van musicalkoning Joop van den Ende. Hij miste in Nederland een plek waar kleinere, experimentele musicals ontwikkeld kunnen worden en besloot in 2006 met zijn Vandenende Foundation startkapitaal te verzorgen voor een nieuw initiatief. M-lab streek neer aan de Ponthaven in Amsterdam Noord en schrijver en regisseur Koen van Dijk (o.a. Cyrano en Joe) werd artistiek leider. En nu is er dus een bescheiden structurele subsidie voor de produktiehuisactiviteiten. De Vandenende Foundation blijft daarnaast tot 2010 garant staan voor de expoitatie.

Maar subsidie voor musicals, is dat nou wel nodig? “In Nederland is musical synoniem met groot decor, veel kostuums en het gaat nérgens over”, stelt Van Dijk: “Dat zijn wij juist níet aan het subsidiëren. Als mensen bij ons komen zeggen ze achteraf: dit is geen musical, dit vond ik leuk! Wij gebruiken dan ook liever de term muziektheater. Wij zijn op zoek naar het publiek dat normaal naar toneel of opera gaat en we laten ze iets zien dat wél spannend en stimulerend is en je aan het denken zet.” Continue reading “Profielen: M-lab, Frascati, Discordia, Suburbia” »

Voorstuk: NT Gent in de Stadsschouwburg Amsterdam

Vanaf vanavond bezet de NT Gent drie dagen de Stadsschouwburg. Het Vlaamse theatergezelschap van sterregisseur Johan Simons toont in het programma Amsterdam Vlaams haar veelzijdigheid, maar Simons zelf schittert door afwezigheid.

“We hebben een uitstekende band met Johan Simons” vertelt programmeur Annet Lekkerkerker,  “Hij komt later in het seizoen met de voorstellingen Instinct en Tien Geboden naar de schouwburg. We hebben nu juist de kans om de enorme diversiteit van het gezelschap laten zien. Bovendien: eind volgend jaar vertrekt Simons naar München en wij laten nu al zien wie er daarna belangrijk zullen worden voor de groep. Acteur Wim Opbrouck zal NT Gent gaan leiden, en Els Dottermans, Steven Van Watermeulen en Aus Greidanus jr. blijven beeldbepalende personen.”

Het gezelschap speelt drie voorstellingen, en daarnaast is er op woensdagavond een talkshow, met interviews met Pierre Bokma en Frans Weisz, monologen en muziek. Aus Greidanus presenteert met de voorstelling De koning sterft zijn regiedebuut in de grote zaal, met Van Watermeulen in de hoofdrol, en treedt daarmee in de voetsporen van zijn vader, Aus Greidanus sr., die eerst acteur was bij en nu artistiek leider van De Appel in Den Haag. De zoon maakte een lichte versie van het absurdistische stuk van Ionesco.

Opbrouck is te zien in twee voorstellingen. Eerst in een kindervoorstelling van Sanne van Rijn, Ik wil dat jij een beer wordt, naar het prentenboek van Janosch. Het is een opvallende keuze voor Van Rijn, die normaal gesproken zeer abstracte mime maakt. Maar met behulp van levensgrote origami dieren weet ze haar eigen stijl moeiteloos toegankelijk te maken voor kinderen. “Ik vind het heel bijzonder dat een acteur als Aus Greidanus of een maker als Sanne van Rijn binnen het gezelschap zoveel ruimte krijgen om hun eigen ideeën uit te voeren”, zegt Lekkerkerker, “Een voorstelling voor kinderen vanaf zes jaar in de grote zaal is een grote gok, maar het is een prachtige, poëtische voorstelling geworden.”

Hoogtepunt wordt zonder twijfel het concert Ik val… Val in mijn armen, waarin Opbrouck en Els Dottermans countryliedjes zingen. Het initiatief kwam van Opbrouck, die naast het verontrustende theater van Simons ook wel eens een hartverwarmend liedjesprogramma wilde maken. Het resultaat, bleek tijdens een sneak preview in september, is een hartverscheurend mooie show waarin de twee acteurs met drie muzikanten rond een caravan liedjes zingen van Johnny Cash, Chip Taylor en Tammy Wynette. De meeste songs zijn vertaald in het Vlaams: Stand by your man werd Blijf bij uw vent en soms maken ze speelse uitstapjes naar Huub van der Lubbe, The Lemonheads of Brahms. Opbrouck bleek al eerder een ziel van rock ’n roll te hebben, zodat vooral Dottermans’ ferme strot verrast.

Lekkerkerker laat zich niet verleiden tot het noemen van haar favoriete NT Gent voorstelling: “Het programma is té divers om er eentje uit te kiezen. Maar ik durf wel te garanderen dat iedereen die komt kijken naar Ik val… een stukje gelukkiger buiten komt dan ze naar binnen gingen.”

Amsterdam Vlaams, NT Gent in de Stadsschouwburg Amsterdam. 2/12 t/m 4/12. Meer info op www.ssba.nl

Over ‘V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld’ van Joachim Robbrecht en De Warme Winkel

overig,Parool — simber op 21 november 2008 om 15:35 uur
tags: , ,

Een kort stuk over V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld van Joachim Robbrecht en De Warme Winkel voor Volume, het tijdschrift van het Gasthuis, het nummer van september 2008. Werd aangevuld met foto’s en enkele tekstfragmenten.

De Nederlander, Joachim Robbrecht heeft een eindeloze fascinatie voor dit specimen. De van oorsprong Vlaamse schrijver en regisseur doet nu al enkele jaren onderzoek naar de Nederlandse identiteit. Eerder maakte hij voorstellingen over het weer, Van Gogh, en Anne Frank. Deze zomer maakte hij met De Warme Winkel een voorstelling over de V.O.C.-mentaliteit, door onze minister-president aangeprezen als tegengif voor de Jan Saliegeest.

Robbrecht doet in zijn stukken niet aan plots en personages zijn er nauwelijks, of worden gebaseerd op wat de spelers aan eigen bagage meebrengen. Ook V.O.C. ‘leent’ als het ware de theatrale vorm om iets te zeggen dat meer essayistisch is. Het diept de clichés van Balkenende en anderen over Nederland uit, maar ondergraaft ze juist daarmee.

De zoektocht naar identiteit bij Robbrecht begint altijd bij de taal. Hij start met clichés, gemeenplaatsen, stoplappen en gaat ermee aan de gang. Hij speelt ermee, kneed ze, vergroot ze uit, trekt ze tot in het belachelijke door, transformeert ze naar andere terreinen. Eerst lijkt het niets meer dan spel, een witz, cabaret bijna. Maar uiteindelijk ontbreekt de clou, laat hij je achter met onaangename onzekerheden.

De personages denken niet, ze formuleren slechts. Of ze nu een kille zakenman zijn, een Poolse importbruid of een onzekere dichter, ze redeneren zich suf, maar denken doen ze niet. En achter dat fomuleren schuilt steeds een zekere hardheid, een focus op eigenbelang en wantrouwen.

Robbrecht’s beelden sluiten aan bij de woorden. De vier spelers zijn gekleed in pofbroeken, maar de regentenkragen zijn niet uit De Gouden Eeuw, maar blijken imkermaskers te zijn. Hun gestileerde bewegingen doen denken aan schilderijen van Hollandse meesters of aan de gestiek van Jelgerhuis, maar hebben bij nader inzien alleen een pompeus effect.

Zo toont Robbrecht de valkuilen van het eendimensionale identiteitsdenken in het publieke debat. Nadenken over ‘Nederlander zijn’ is niet per se een aangename bezigheid, alles waarop ‘we’ trots zouden kunnen zijn hangt samen met minder edele eigenschappen.

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity