Een aantal jaar schreef ik het lemma ’theater’ voor het Spectrum Jaarboek
Het theater in 2010 hield zich bezig met de politiek en de politiek met het theater. Expliciet maatschappelijk engagement is al enige jaren in de mode, maar in 2010 leek het de norm. Een geliefd onderwerp was de kredietcrisis die het publiek kon bekijken vanuit het perspectief van de daders, zoals de zwendelende verkopers van waardeloos vastgoed in Glengarry Glen Ross, door regisseur Eric de Vroedt bij Toneelgroep Amsterdam neergezet als snelle, eigentijdse komedie, of in Eerst de bonus, dan de moraal van theatergroep Klein Land, een beeldende locatievoorstelling op het Over het IJ Festival in Amsterdam Noord, waarin verstilde mannen in pakken door hun overbodig gemaakte kantoor dolen.
Ook de slachtoffers kwamen aan bod. In Interest van toneelschrijver Rob de Graaf door theatergroep Keesen & Co zien we de middenklassetragiek van een vaderloos gezin, waarin de nieuwe vriend van de moeder het familievermogen verkwist aan een hachelijk dotcom-avontuur. Van de brug af gezien van Arthur Miller uit 1956, waarin geïmmigreerde havenarbeiders vermorzeld worden door de druk van buiten, werd door regisseur Erik Whien bij Toneelgroep Oostpool licht geabstraheerd en daardoor moeiteloos in het heden geplaatst.
Een opvallende aanvulling op het crisistoneel was de voorstelling Underground van NT Gent: regisseur Johan Simons regisseerde de met name in Duitsland zeer hoog geachte toneeltekst Die Kontrakte des Kaufmanns van Elfriede Jelinek, een woedende klaagzang zonder individuele personages. Jelinek laat ‘de kleine beleggers’, ‘de bankiers’ en zelfs het geld zelf het publiek toespreken. De recensies over Underground waren vrij negatief, maar de heftigheid van Jelineks teksten heeft een niet te onderschatten impakt op het debat.
Ook de jongere regiseusse Susanne Kennedy ensceneerde bij Het Nationale Toneel een tekst van Jelinek: Over Dieren, waarin ze het hedendaagse vrouwbeeld bestookt. Jelinek gebruikt teksten van afluistertapes van een Oostenrijks escortbedrijf, waarbij de onderhandelingen over seksuele diensten worden gevoerd als waren het catalogusproducten. Kennedy was een van de meest opvallende makers van het seizoen. Als jonge regisseur maakte ze bij Het Nationale Toneel drie opvallende voorstellingen (naast Over dieren ook The new electric ballroom en Emilia Galotti) en won ze in september de Erik Vos Prijs voor aanstormend regietalent.
Johan Simons begon dit jaar aan zijn intendantschap bij de Münchner Kammerspiele in Duitsland. Hij is de eerste Nederlander die een dergelijke functie uitoefent en een aantal Nederlandse en Vlaamse acteurs gingen met hem mee naar München, zoals Benny Claessens en Katja Herbers. Ook Pierre Bokma en Elsie de Brauw spelen gastrollen. Kennedy is een van de regisseurs die hij uitnodigde voor een gastregie bij het gezelschap, evenals het jonge talent Julie Van den Berghe, die dit jaar de Ton Lutz Prijs won voor de beste afstuderende regisseur. Simons’ eerste voorstelling als intendant, de Joseph Roth-bewerking Hotel Savoy, werd met enthousiasme onthaald in de Duitse pers.
De keuze van het Nederlands Theaterfestival, de jaarlijkse selectie van hoogtepunten uit het theaterseizoen, reflecteerde de hausse aan maatschappelijk betrokken theater: naast Over dieren, Underground en Van de brug af selecteerde de jury onder leiding van Adelheid Roosen Hannah en Martin van Mugmetdegoudentand (uit 2009; het Theaterfestival gaat over een seizoen), 11 Minuten van het Noord Nederlands Toneel (gebaseerd op het boek van Paulo Coelho en interviews met prostituees) en Woeste hoogten, rusteloze zielen, een ontroerende jongerenvoorstelling van het Nederlandse Artemis en het Vlaamse Antigone, met een gloedvolle hoofdrol van Alejandra Theus als Cathy.
Opvallende keuzes waren A l’attente du Livre d’Or, een losjes swingende voorstelling over Afrika en Europa, ontstaan uit een samenwerking tussen Vlaamse en Congolese acteurs en Dit is mijn vader van Ilay den Boer. Den Boer is een jonge theatermaker die onder de titel Het beloofde feest in een serie van zes voorstellingen zijn eigen joodse identiteit onderzoekt, aan de hand van zijn eigen familieleden. In Dit is mijn vader staat hij met zijn eigen vader Gert den Boer op het toneel en gaat hij met hem de confrontatie aan over de angst voor het antisemitisme in Nederland.
Maar volgens velen de mooiste voorstelling van 2010 was Branden van het Ro Theater. De Libanees-Canadese schrijver Wajdi Mouawad schreef een stuk over een westerse broer en zus die op zoek naar de geheimen van hun overleden moeder in een door burgeroorlog verscheurd land terechtkomen. Alize Zandwijk voerde een even heftige als poëtische regie, met kinderlijke schaduwspelen en realistische automatische geweren. De voorstelling ontleende haar specifieke authenticiteit met name aan de bijzonder multiculturele spelersgroep, met onder anderen de Liberiaanse Bright Richards, de Russische Oleg Fateev en de Iraanse Mahnaz Morrowatian, aangevoerd door de zeer geprezen Vlaamse actrice Fania Sorel als de moeder, die voor haar rol werd genomineerd voor een Theo d’Or, de prijs voor de beste vrouwelijke hoofdrol van het seizoen.
De Theo d’Or werd echter gewonnen door Maria Kraakman, voor de titelrol in Orlando van Toneelgroep Oostpool, het boek van Virginia Woolf over Orlando die zo’n driehonderd jaar leeft en van een man in een vrouw verandert. De jury prees haar ‘indringende en zeer fysieke aanwezigheid, en haar weergaloze timing, die de gecompliceerde tekst invoelbaar en transparant maakt.’ De Louis d’Or werd gewonnen door Kees Hulst voor zijn rol in de bewerking van Arnon Grunbergs Tirza bij Het Nationale Toneel in de regie van Johan Doesburg.
In maart zag een nieuwe toneelprijs het licht. Ter gelegenheid van haar vijftigjarig toneeljubileum kreeg Kitty Courbois een naar haar genoemde prijs uitgereikt: de Courboisparel. Het is een zogenaamde doorgeefprijs: de houdster kiest zelf welke actrice de volgende draagster is. Er bestond nog een dergelijke prijs: de Theo Mann-Bouwmeesterring, en die werd dit jaar doorgegeven. Anne-Wil Blankers gaf de ring in november na zestien jaar door aan Ariane Schluter.
Zoals uit de acteerprijzen blijkt zijn boekbewerkingen nog altijd populair op het toneel. Vooral theaterversies van Nederlandse literaire klassiekers trekken bovengemiddeld veel publiek. In 2010 waren naast Tirza ook Karakter (met Waldemar Torenstra en Joost Prinsen), Heren van de thee en De Avonden (met Thomas Cammaert als Frits van Egters) te zien, maar ook lichtere kost als Zadelpijn en ander Damesleed heeft succes. Begin 2011 volgt de toneelbewerking van De Aanslag. Ook filmbewerkingen zijn nog in trek, zoals Oog in oog met Victor Löw en Linda van Dyck, naar de film Dead man walking, dat de Toneel Publieksprijs won.
De grootste theaterhit was echter klassiek toneelrepertoire, zij het in een bijzondere setting: in Richard III van Orkater werd Shakespeare’s klassieker aangevuld met de liedjes van Tom Waits. De op papier gewaagde combinatie pakte verrassend goed uit en met een lepe Gijs Scholten van Aschat in de titelrol en live muziek van theaterband The Sadists leverde het een rauwe crowdpleaser op. Door de exclusieve programmering – de voorstelling speelde een maand lang uitsluitend in de Stadsschouwburg Amsterdam – kon ook worden geëxperimenteerd met dynamische toegangsprijzen, die in de loop van de verkoopperiode stegen.
Richard III was de laatste voorstelling voordat Scholten van Aschat toetrad tot het ensemble van Toneelgroep Amsterdam. Na de successen van een aantal jaar geleden (Opening night, Romeinse tragedies, Angels in America) leek het gezelschap in een zoekende periode beland. Ook in 2010 bracht het gezelschap goed gemaakte maar weinig opzienbarende voorstellingen als Zomertrilogie (met een uitmuntende komedierol van Karina Smulders), de filmbewerking La Grande Bouffe (met een ‘beeldconcept’ van kunstcritica en curator Anna Tilroe) en Phaedra van de Poolse gastregisseur Grzegorz Jarzyna en met Chris Nietvelt in de titelrol. Toneelgroep Amsterdam werd niet geselecteerd voor het Theaterfestival en ook bij de nominaties voor de acteursprijzen werd het gezelschap gepasseerd. Pas aan het eind van het jaar toonde Ivo van Hove weer eens zijn oude vorm met de voorstelling Kinderen van de zon, naar Maksim Gorki, waarin het verhaal over beuzelende intellectuelen omringd door armoede en cholera akelige actuele parallelen meekreeg.
Bij de musicals ging het er heel wat lichtvoetiger toe. In het najaar gingen verschillende nieuwe Nederlandse producties in première die grossieren in nostalgisch vertier. De zeer hoog geprezen Joop van den Ende-productie Petticoat haalt de jaren vijftig terug, met een origineel script van André Breedland over een meisje dat het wil maken in de grote stad en charmante pastiches op showbizliedjes van Henny Vrienten en met hoofrolspeelster Chantal Janzen als stralend middelpunt. Van een iets steviger kaliber was de musicalversie van Soldaat van Oranje, die voor onbepaalde tijd te zien is op de voormalige luchtmachtbasis Valkenburg bij Leiden. De voorstelling, geschreven door Edwin de Vries, met muziek van Tom Harriman en geregisseerd door Theu Boermans, trok vooral de aandacht door de spectaculaire en vernieuwende decors en techniek, met een bewegende publiekstribune, schuifwanden die vloeiende scèneovergangen mogelijk maken, projecties en een echt vliegtuig.
In het cabaret vielen twee programma’s op met een persoonlijke insteek en een blik over de generaties heen. Claudia de Breij plaatste haar programma Hete Vrede vijftig jaar in de toekomst en probeerde in een gesprek tussen haar imaginaire kleinkind en haar bejaarde zelf te reflecteren op het huidige tijdsgewricht. Ze won er de Poelifinario mee, de prijs voor het beste cabaretprogramma van het seizoen. In de herfst volgde het programma Daar werd wat groots verricht van Diederik van Vleuten, die na het uiteenvallen van het duo Muiswinkel & Van Vleuten solo verdergaat. Daar werd wat groots verricht is een combinatie van geschiedenisles en persoonlijke familieverhaal over Van Vleuten’s oom, die lang in Nederlands Indië woonde en werkte. De Neerlands Hoop, de prijs voor het meest veel belovende cabaret talent, werd in september gewonnen door de door taal geobsedeerde absurdiste Paulien Cornelisse.
Musical, toneel en cabaret kregen er in november een bijzondere nieuwe schouwburg bij: het nieuwe De La Mar Theater in Amsterdam. Het nieuwe gebouw, op de plek van het Nieuwe De La Mar Theater en de bioscoop Bellevue Cinerama aan de Marnixstraat heeft twee zalen (900 en 600 stoelen), een grand café en diverse foyers. Joop van den Ende en zijn vrouw Janine betaalden de benodigde 60 miljoen uit eigen middelen en dragen ook minstens tien jaar bij aan de exploitatie van het nieuwe theater. Janine verzorgde ook de opmerkelijke fototentoonstelling in het gebouw, waarvoor ze fotografen als Erwin Olaf, Viviane Sassen en Koos Breukel een speciale opdracht gaf. Met hun vrijgevigheid plaatsten de Van den Ende’s zich midden in de discussie over kunstmecenaat, die in het najaar zijn hoogtepunt bereikte.
Over een groot deel van het jaar hing voor de gesubsidieerde kunsten al de slagschaduw van de verkiezingswinst van VVD en PVV, twee partijen die al in een vroeg stadium aankondigden te willen bezuinigen op kunstsubsidies. De kunsten leken zelfs even een verkiezingsitem te worden, nadat zowel RTL Nieuws als Nova in het voorjaar uitgebreid berichtten over de gemeentelijke uitgaven aan kunst en cultuur en over een opiniepeiling waaruit bleek dat cultuur een van de meest genoemde potentiële bezuinigingsposten was.
De bezuiniging van 200 miljoen euro die de verse regering begin oktober aankondigde kwam daarom niet als een heel grote verrassing. Wel verrassend was de per 1 januari 2011 geplande verhoging van de BTW op kaartjes voor theatervoorstellingen, concerten en aankopen van beeldende kunst. Met nog een aantal andere maatregelen dreigt binnen de gesubsidieerde podiumkunsten een korting van ongeveer een kwart van het totale rijksbudget. De kunstwereld kwam al snel met acties, bestaande uit optredens, discussies, flash-mobs en demonstraties, uitmondend in de manifestatie Schreeuw om Cultuur op 27 november en de door Freek en Hella de Jonge georganiseerde televisieuitzending Leve de Beschaving twee dagen later.
Ook ongesubsidieerde producenten, podia en concertorganisatoren sloten zich aan als gedupeerden van de BTW-verhoging en veel festivals, o.a. Lowlands, deden goede zaken door de voorverkoop te vervroegen om zo het hogere BTW-tarief te vermijden. Ondanks deze grote aanhang en diverse prominenten als Joop van den Ende, Frits Bolkestein en Bernard Haitink die zich uitspraken tegen de bezuinigingen, kon de cultuursector aan het eind van het jaar pas na schermutselingen in de Eerste Kamer een minieme concessie van het kabinet loskrijgen: de BTW-verhoging werd een half jaar uitgesteld.