Production Houses in The Netherlands

english,overig — simber op 15 september 2012 om 22:23 uur
tags:

[Oude meuk van voor de zomer. Dit schreef ik voor het Jahrbuch des Bundesverband Freier Theater 2011/12 als uitleg van het (bedreigde) productiehuissysteem in Nederland.]

For a long time the system of production houses in The Netherlands has been the envy of the Freie Szene in Germany. The exact working of these houses however has been largely unknown.

The history of the production houses lies in the rise of black box theatres in the 1980’s. Based in the culture of community centres, squatters and punk rock venues they started to show, support and produce small scale theatre performances. In the nineties, when most of the important smaller groups received subsidies in their own right, the focus of the production houses shifted toward younger theatre artists: scouting directors and choreographers, supporting their work for a few years, helping them in setting up their own company and finding an audience.

It wasn’t a clearly defined field: some organisations called themselves ‘studio’ or ‘workshop’, some kept working with established artists. Some were inextricably connected with the venue they arose from (like Frascati in Amsterdam, de Toneelschuur in Haarlem or Grand Theatre in Groningen), some were connected with festivals (like Huis and Festival a/d Werf in Utrecht) others had only minimal performing spaces.

During the last years of the 00’s ‘talent development’ suddenly became the buzzword of Dutch cultural policy. The role of the production houses became clearly marked and the field was heavily institutionalized. 21 Production Houses became part of the so called ’cultural basic infrastructure’. They receive funding of roughly between 500.000 and a million euro each. Ten are aimed at theatre, four at dance, three at modern music and others at mime, youth theatre, music theatre and multicultural theatre.

The mission of the new style production houses was layed out most clearly in an interview with Mark Timmer, artistic director of Frascati: “When a theatre maker leaves school he or she has a diploma, but isn’t a director yet. You have to learn how to manage and inspire a group of people in practice. When you’re starting as an independant director you need some kind of structure: working space, actors, technicians, stage designer, publicity and so on. We give talented artists time and chance to develop their own artistic signature. And we do that in a somewhat sheltered environment with support and guidance within reach. Young directors need to be allowed to fail.”

This system seems to work very well. Almost every esthablished director or collective below a certain age has spent at least some time working within the structure of a production house. Talented directors like Susanne Kennedy, Jetse Batelaan or Dries Verhoeven have moved on to one of the bigger companies in The Netherland, or have founded their own. Especially interesting has been the project TA2, in which the country’s biggest company Toneelgroep Amsterdam worked together with Frascati and the Toneelschuur to have young directors work with their ensemble of actors.

On the other hand it was clear form the start that 21 production houses is a ludicrously large number. There are hardly enough young directors to fit all the (5 to 10) spots at each house, and, more importantly, the absorbtion capacity of the Dutch theatre field for new directors and groups is far from infinite.

But in its austerity fever the Dutch right wing government took it to the other extreme, cutting the national funding for all production houses, claiming ‘talent development’ is a task of the big companies themselves. This is a dangerous argument though: when young directors are limited to working within the ‘machine’ of a big company, they won’t develop their own voice, but turn into carbon copies of their predecessor, eventually not leading the company but being subservient to the institution.

Maybe the production houses partially brought their fate to themselves: they hardly ever take credit for their work, serving the artist and letting him or her shine. When they later become succesful you’ll often hear the cliché: great artists surface by themselves.

Now the future doesn’t seem so bleak as we feared earlier. Most cities value the work of the production houses within their walls greatly and do what’s possible to keep it afloat. Some houses merge with other institutions, some tighten their bonds with the local companies. Some will inevitably perish, but maybe that isn’t all bad.

The best news however is the fall of the right wing government, late April 2012. The populist PVV party is now out of power and one of the first things the government did was to reverse some of the cuts in the arts budget.

Pophelden in het theater

Voor (ex-)rocksterren lonkt het theater. Dit weekend gaat de voorstelling Lebensraum in première, een samenwerking tussen regisseur Jakop Ahlbom en rockgroep Alamo Race Track. Ook andere popmuzikanten, zoals Richard Janssen of Roald van Oosten, slechten de muur tussen de twee genres. Maar de zoektocht naar het bandjesgevoel blijft. “Theater voelde als een nieuw territorium voor mijn fantasie.”

Het zijn drie muzikanten van verschillende generaties. Richard Janssen was de frontman van Fatal Flowers, een van de beste Nederlandse bands van de jaren tachtig; Roald van Oosten werd bekend met Caesar in de jaren negentig; en Leonard Lucieer staat nu stevig in de belangstelling met zijn band Alamo Race Track. Allemaal werden ze gevraagd om mee te werken aan een theatervoorstelling en bij allemaal bleef het niet bij één keer.

“Ik werd in 2002 door Stef Kamil Carlens van Zita Swoon gevraagd of ik hem kon vervangen op tournee”, vertelt Janssen, “Hij werkte mee aan de voorstelling Carmen van Toneelgroep Amsterdam, waar ze een hele band hadden meespelen op het toneel. Via een paar acteurs – theater is net als popmuziek een klein wereldje – kwam ik in contact met regisseur Marijke Schermer. Voor haar voorstelling Orestes maakte ik een geluidsdecor dat de acteurs zelf konden bespelen. Dat vonden ze zo leuk dat ze zeiden: maak de rest van het decor ook maar. En dat ben ik blijven doen voor al haar voorstellingen.”

Bij Van Oosten liep het contact via toneelspeler Ingejan Ligthart Schenk. “Hij nodigde Caesar uit om te komen spelen op het festival Fin de Saison van zijn gezelschap ’t Barre Land en Discordia op het Westergasfabriekterren. Een paar jaar later kwamen we elkaar weer tegen en dat was eigenlijk een heel goed moment voor mij. Caesar was net uit elkaar en ik was op zoek naar een volgende stap. Ingejan en ik hebben toen in 2008 samen een voorstelling gemaakt, Wooff Wooff, een combinatie van theater, muziek, beeldende kunst en literatuur. Het voelde als een nieuw territorium voor mijn fantasie.”

De samenwerking tussen Jakop Ahlbom en Alamo Race Track kwam iets doelgerichter tot stand: “Jakob wilde een voorstelling maken met live muziek”, vertelt Lucieer, “en dan niet met een paar losse muzikanten, maar met een echte band. Toen is hij gewoon in Concerto of Get gaan zoeken naar Nederlandse bands en bij ons uitgekomen. Tegelijkertijd zaten ook wij in een rare tussenperiode: twee bandleden waren vertokken en dat was voor ons een aanleiding om iets heel anders te gaan doen. En zo ontstond twee jaar geleden de voorstelling Innenschau.”

Lucieer is inmiddels volop aan het repeteren voor de volgende samenwerking met Ahlbom: Lebensraum, gebaseerd op het werk van Buster Keaton. “Met Jakop praten we in het begin vooral veel over muziek of goeie films om zo te komen tot een sfeer van de voorstelling. Bij Keaton denkt iedereen aan de pianobegeleiding bij stomme films, in onze voorstelling probeert de muziek iets meer het drama te volgen. Jakop neemt alle repetities op op video en ’s avonds kijken we samen naar wat werkt en wat niet. De muziek of liedjes die dan geleidelijk ontstaan, moeten in deze laatste weken gemonteerd worden in de voorstelling. Dit keer is het iets lastiger omdat niet de hele band op het toneel staat, maar alleen Ralph Mulder en ik. Dus nu zijn we aan het puzzelen hoe we alles dat we bedacht hebben live gaan doen. We hebben soms handen tekort.”

Waar Lebensraum een gelijkwaardige samenwerking is tussen autonome theatermakers en musici werkt Janssen tegenwoordig als vaste geluidsontwerper van regisseur Susanne Kennedy op een andere manier: “Ik verbaas me er altijd over als ontwerpers los van elkaar werken en niet bij de repetities zijn. Het belangrijkste voor het geluidsontwerp is toch de dramaturgie: een theatervoorstelling moet een totaalkunstwerk zijn, met één gedachte. Ik noem mezelf heel bewust geluidsontwerper. Als ik aan een voorstelling werk, heb ik geen eigen muzieksmaak of stijl. Ik ben er vanaf de eerste repetitiedag bij, waardoor er wederzijdse invloed is tussen geluidsontwerp, beeld en regie. In popmuziek vond ik het ook altijd interessant dat er veel kunstvormen bij elkaar komen, naast muziek ook poëzie, performance, fotografie en video. Zowel theater als muziek zijn het best als het allemaal in elkaar grijpt.”

Van Oosten is van alledrie het meest aan het experimenteren met nieuwe mengvormen. “Ik heb in het theater op heel verschillende manieren gewerkt: soms maakte ik een soundtrack, zoals voor een film, soms is het een creatieve samenwerking, soms sta ik op toneel met liedjes op basis van andermans teksten. Ik heb al muziek gemaakt van Martin Crimp, Edgar Allen Poe en Emily Dickinson. Tegelijk heb ik heel veel voorstellingen gezien en zo manieren geleerd om méér te vertellen dan alleen m’n eigen emotie. Caesar was toch een echte jaren negentig-band, die emotionele liedjes met veel energie eruit gooide.”

“Maar mijn droom is een creatieve club hebben die op vaste avonden op aparte lokaties mensen meeneemt naar een andere wereld. Dat is voor mij persoonlijk de belangrijkste kracht van theater, terwijl je tegelijk wordt verrast en ontroerd en wordt uitgedaagd in je denken. Ik denk dat ik dat nu gevonden heb met het project Soonday&Moonday, waarmee we eind deze maand op Tweetakt staan.” Dus toch weer een soort bandje, zij het een bandje dat niet alleen muziek maakt.

Ook Janssen ziet in de collectieve aanpak het bandjesgevoel terugkeren: “Misschien zijn we met Susanne en haar vaste ontwerpers en actrice Çigdem Teke ook wel een soort band, met Susanne als de lead. Ik vertaal wat Susanne voor vormideeën heeft in geluid.”

Maar hoewel de manier van werken dus erg overeenkomt, blijven de twee werelden sterk gescheiden. “Ik vond dat erg opvallend”, zegt Lucieer, die met vader Rudolf, zus Jara en broer David uit een echte theaterfamilie komt. “Het is ons vaste publiek grotendeels ontgaan dat we een theatervoorstelling hebben gemaakt. Het is ook een groot verschil in planning: theater wordt soms wel twee jaar vooruit gepland, soms wel. Als band kan dat niet; onze laatste plaat is net uit in Duitsland, en we hebben er een aantal keer opgetreden. Afhankelijk van het succes daar beslissen we op heel korte termijn dat we teruggaan. Maar als een theatervoorstelling succesvol is moet je hopen dat je volgend jaar terug mag komen.”

Maar ook op een dieper niveau zijn de verschillen groot. Lucieer: “Muziek wordt begrepen en ervaren op een elementair niveau. Theater gaat meer over ideeën en achterliggende thema’s” Van Oosten: “Wat ik zag bij ’t Barre Land sprak me enorm aan: muziek kon onderdeel zijn van een enorm verhaal, met een visuele en intellectuele dimensie. Generaliserend gezegd hebben popmensen meer een do it yourself-mentaliteit, ze doen alles van schrijven tot plaat opnemen tot promotie. Ik heb wel geleerd van de professionaliteit en de organisatiegraad van theater. Veel jonge groepen moet meerjarenplannen schrijven en dat helpt enorm om navelstaarderij te voorkomen. De Warme Winkel of Marjolijn van Heemstra hebben enorm goed voor ogen waar ze naartoe willen, dat vind ik inspirerend.”

Is er dan ook verschil in het soort mensen? “Popmuziek is meer familie en theater meer een pleeggezin”, zegt Janssen. “Sommige bands, zoals De Dijk, staan rustig dertig jaar samen op het podium. In het theater werk je veel meer op projectbasis: dan ben je twee maanden elkaars beste vriend en daarna is het weg. Er zijn ook veel meer vrouwen in het theater, dat maakt het iets minder ouw-jongens-krentebrood.”

En nemen de popmuzikanten nog een beetje theater mee in hun eigen werk? Lucieer: “Je merkt wel dat theatereffecten goed werken.” Lachend: “Jakops jeuken om onze optredens onder hand te nemen. Maar zelf vind ik vind het ook mooi als er gewoon een band staat zonder opsmuk. Het moet wel bij je passen.”

Lebensraum van Jakop Ahlbom en Alamo Race Track gaat op 23/3 in première in de Toneelschuur in Haarlem. Meer info op www.jakopahlbom.nl

Soonday&Moonday van Ghosttrucker en Fauna van Sanne van Rijn – beide met Roald van Oosten – zijn te zien op festival Tweetakt in Utrecht. Meer info op www.tweetakt.net

Brandhaarden: Münchner Kammerspiele in Amsterdam

Donderdag aanstaande begint een van de grootste projecten in de Stadsschouwburg van de afgelopen jaren: het volledige Duitse gezelschap Münchner Kammerspiele strijkt bijna een week lang neer in Amsterdam. Het gezelschap, sinds 2010 onder leiding van de Nederlandse regisseur Johan Simons, speelde al eerder hier (o.a. Hotel Savoy en Drei Farben), maar nu wordt de manier van werken van het Duitse stadstheatersysteem in Amsterdam uitgeprobeerd. En dan komt meteen de vraag op: moeten we zoiets hier ook willen?

De voordelen zijn duidelijk. Het betekent twee nieuwe voorstellingen per dag en een uitgebreid randprogramma met liedjes, lezingen, talkshows en een Biergarten. In het weekend is er programma van half tien ’s ochtends tot één uur ’s nachts. Je zou kunnen zeggen: alle dagen festival.

De grote voorstellingen die de Kammerspiele hier brengt hebben allemaal een Nederlands of Vlaams tintje: Johan Simons nam een aantal acteurs mee van zijn laatste gezelschap NT Gent, en nodigt Nederlandse regisseurs uit om nieuw werk te komen maken.

Van Simons zelf zijn twee voorstellingen te zien. Winterreise is een nieuwe, persoonlijke tekst van Elfriede Jelinek over ouders en kinderen, waaraan Simons zelf zijn eigen levensgeschiedenis verbindt: we zien beelden van de Watersnoodramp uit 1953 en Katja Herbers speelt een aandoenlijk klompendansend jochie met een hazenlip als ode aan Simons’ vader.

Begin volgende week speelt Gesäubert/Gier/4.48 Psychose, een recente voorstelling waarin Simons iets doet dat veel regisseurs willen, maar slechts weinigen voor elkaar hebben gekregen: het spelen van een serie teksten van de Engelse toneelschrijfster Sarah Kane op één avond. De manier waarop Simons lichtheid in het gewelddadige, rauwe en nihilistische werk van Kane heeft gekregen oogste veel lof en de voorstelling werd uitgekozen voor het aankomende Theatertreffen in Berlijn als een van de tien beste van het afgelopen jaar.

Een publiekstrekker is de toneelbewerking van Visconti’s film Ludwig II, door Ivo van Hove van Toneelgroep Amsterdam, met Jeroen Willems in de titelrol. Het was een pikant project, want Ludwig is een icoon in Beieren. De gevreesde (of eigenlijk stiekem gewenste) rel bleef echter uit en de voorstelling bleek een mooi drama over kunst en macht, met Willems als prachtig ongrijpbare sprookjesprins.

Minder bekend, maar zeker de moeite waard is het vrolijk maffe, maar intens melancholieke Ruf der Wildnis van de Letse regisseur Alvis Hermanis, een theatervoorstelling voor vijf acteurs en vijf honden. Hermanis en zijn acteurs baseerden zich op de roman Call of the wild van Jack London, over een sledehond die in de wilde natuur van Alaska de wolf in zichzelf terugvindt en verbonden dat met verhalen van hondenbezitters die langzaam veranderen in hun eigen huisdier. In de mime-achtige voorstelling spelen de Vlaamse acteurs Benny Claessens en Kristof van Boven fysieke prachtrollen.

In het randprogramma vallen twee voorstellingen over de Tweede Wereldoorlog op. In Leben und Schicksal leest actrice Hildegard Schmahl in het Goethe Instituut een hoofdstuk uit Vasili Grossmans ontzagwekkende, en tot kort geleden onontdekte oorlogsroman Leven en Lot, met muziek van Reinbert de Leeuw en Vera Beths. Daarnaast zijn twee ‘afleveringen’ te zien van het feuilleton Hotel Europa, gebaseerd op Geert Mak’s In Europa. Geen lezingen in de traditionele zin, maar avonden met boeken, muziek, improvisaties en wijn.

Tenslotte is er nog een kindervoorstelling van het gezelschap te zien (De kleine Janneman) en vertellen twee van de met Simons naar München meegereisde acteurs, Benny Claessens en Çigdem Teke over hun ervaringen in optredens onder de naam Kollektiv, Kollektiv.

Kortom, er wordt een ongekende theatrale rijkdom en pracht tentoon gespreid. En vrijwel het voltallige ensemble van de Kammerspiele is aanwezig. Maar moet Amsterdam een vergelijkbaar instituut willen?

De vraag is niet wat het kost, maar wat je ervoor zou moeten inleveren. Je kunt Toneelgroep Amsterdam en de Stadsschouwburg samenvoegen en de subsidie verdubbelen, dan zit je ongeveer aan het budget van de Münchner Kammerspiele, maar voor dat geld raak je in Amsterdam een enorme hoeveelheid theater kwijt: Orkater, Het Toneel Speelt, Frascati, Dood Paard, Mugmetdegoudentand, Bellevue, MC en Discordia bijvoorbeeld, om nog maar te zwijgen van al het jeugdtheater en de wijkvoorzieningen.

In de meeste Duitse steden wordt met afgunst gekeken naar het enorm uitgebreide podiumkunstaanbod in Amsterdam, en (in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt) ook naar de publieke belangstelling. Wie wel eens in München naar het theater gaat, kan zien waarom: het publiek bestaat louter uit gegoede burgerij en een paar studenten. In Nederland is het zowel het aanbod als het publiek oneindig veel diverser.

Kortom, het zal bijzonder aangenaam zijn om een week lang te smullen van het allerbeste dat een Duits stadsgezelschap ons te bieden heeft. Maar laat het ons niet al te zeer jaloers maken.

Brandhaarden, de Münchner Kammerspiele in de Stadsschouwburg: 15 t/m 20 maart. Meer info op www.ssba.nl

Theaterkrant.nl

overig,Theatermaker — simber op 2 maart 2012 om 16:29 uur

Sinds 1 februari in de lucht: Theaterkrant.nl.

Theaterkrant is een nieuwe website van TM met dagelijks recensies over theater, dans opera en jeugdtheater, waaraan ik meewerk als coördinator en webmaster. Daarnaast schrijf ik af en toe ook recensies en nieuws. Ik weet nog niet of ik die ook hier ga doorplaatsen, ik wil natuurlijk het liefst dat u ze daar bekijkt.

Jaaroverzicht Theater 2011

overig — simber op 31 januari 2012 om 08:08 uur
tags: ,

Een aantal jaar schreef ik het lemma ’theater’ voor het Spectrum Jaarboek

Het theater werd in 2011 grotendeels overschaduwd door de aangekondigde bezuinigingen op cultuur. Hoewel er mooie voorstellingen werden gemaakt, waren veel theatermakers vooral bezig met actie voeren en plannen maken. Uiteindelijk ging de strijd niet eens zozeer tegen de bezuinigingen an sich, maar tegen de minachtende en destructieve toon die in de politiek gebezigd werd over de kunsten, die –vreest men– schadelijker is dan de 200 miljoen euro die het kabinet wil besparen.

In mei adviseerde de Raad voor Cultuur over de bezuinigingsopdracht van de staatssecretaris. Het advies kwam neer op een evenredige verdeling van de bezuinigingen over alle sectoren (dus ook musea en erfgoed, ook al waren die in het regeerakkoord uitgezonderd) en drong sterk aan op een gefaseerde invoering van de bezuinigingen over een periode van drie jaar. Het was enerzijds een redelijk en goed onderbouwd verhaal, maar anderzijds per se niet waar staatssecretaris Zijlstra van cultuur om had gevraagd.

Begin juni bracht de staatssecretaris zijn eigen plannen naar buiten, waarin hij het raadsadvies voor een belangrijk deel naast zich neerlegde en besloot om grote instellingen overeind te houden en te schrappen in de humuslaag van kleine en middelgrote theatergezelschappen, muziekensembles en festivals. De grootste gezelschappen, zoals De Nederlandse Opera, het Nationale Ballet of Het Nationale Toneel komen grotendeels ongeschonden uit de strijd, de klap komt vooral terecht bij de vele kleine gezelschappen. De productiehuizen, zoals Frascati in Amsterdam of de Toneelschuur in Haarlem – typisch Nederlandse instellingen waar jonge regisseurs en spelers worden begeleid bij hun eerste voorstellingen, worden als het aan het rijk ligt helemaal opgeheven.

Nu de Raad voor Cultuur zo gepasseerd werd kon voorzitter Els Swaab niets anders doen dan opstappen. “De nieuwe politiek heeft geen respect voor de dialoog. De botte meerderheid beslist”, zei ze daarover in een interview met de Volkskrant. In november werd ze opgevolgd door Oud-omroepbaas Joop Daalmeijer.

Na het uitkomen van de plannen van Zijlstra in juni kwam de kunstwereld in actie. Het voornaamste protest was de door jonge theatermakers georganiseerde Mars der Beschaving, die werd ingeleid op Oerol en waarbij enkele dagen later duizenden kunstenaars ’s nachts van Rotterdam naar Den Haag liepen. Hoewel de acties veel publiciteit genereerden, haalden de kunstenaars geen poltiek resultaat. Integendeel: in het najaar werd bekend dat ook een groot deel van de gemeenten en provincies, op zoek naar sluitende begrotingen, het mes zetten in de ondersteuning van cultuur.

Tegelijk met de acties werd er ook vooruit gekeken. Verschillende initiatieven waren op zoek naar oplossingen voor de legitimatiecrisis in de kunsten, zoals bijvoorbeeld Koers Kunst, een nationale brainstorm voor innovatief cultuurbeleid, waarin experts binnen en buiten de kunstsector hun beste ideeën lanceerden. Opvallend vaak kwam daarin de aanbeveling naar voren om buiten de muren van de kunst te kijken naar nieuwe kansen om het publiek te betrekken

Dit sloot naadloos aan bij een beweging die in het theater al te zien was. In Rotterdam werkte de schouwburg samen met het universitair Erasmusziekenhuis in een theatraal seminar Rotterdam Health and Happiness; in verschillende Brabantse steden vond het project Sketch plaats, van het Zuidelijk Toneel en Stichting Nieuwe Helden, waarin theatermakers, ontwerpers en architecten in een papieren bouwwerk op een centraal plein het publiek verleidden na te denken over hun wensen voor de stad; en vond op 4 mei in Amsterdam voor de tweede keer Theater na de Dam plaats, een programma met voorstellingen over de Tweede Wereldoorlog, direct na Dodenherdenking in de theaters rond de Dam.

Hierbij sluit de opvallende trend van het zelfhulptoneel aan: voorstellingen als Ontboezemingen (over borstkanker), De Hormonologen (over de overgang) en Darm Dialogen (over darmziektes). Voorstellingen voor een heel specifieke doelgroep, waarin het taboe op een ziekte wordt doorbroken, patiënten en hun familie een hart onder de riem gestoken krijgen en drama en grimmige humor elkaar afwisselen, in een interessante combinatie van De Vagina Monologen en Cliniclowns. Met name de Darm Dialogen waren een pionier op de kruising van kunst en zorg: het stuk werd geschreven in opdracht van de Maag Lever Darm Stichting en maakte een tournee langs ziekenhuizen.

De legitimatiecrisis bij de kunstsubsidies leek ook direct z’n weerslag te hebben in de zalen: het gaat slecht met de bezoekersaantallen. Voor een deel is dit direct te wijten aan de verhoging van de BTW op theaterkaartjes die op 1 juli in ging, maar ook consumenten geven minder uit aan cultuur en uitgaan vanwege de crisis. Maar ook de negatieve beeldvorming rondom de kunsten zal een rol spelen.

Die financiële problemen kwamen pijnlijk aan het licht toen in oktober musicalproducent Mark Vijn failliet ging, iets meer dan een week na de première van zijn voorstelling De Producers. Die voorstelling, een scherpe Amerikaanse satire op het musicalbedrijf met harde grappen over Hitler en de holocaust, kreeg zeer positieve recensies, maar het publiek bleef weg. Een dergelijke risicovolle productie had het wellicht nog net gered in hoogconjunctuur, maar 2011 was er niet het jaar voor.

Dan had V&V Entertainment (dat na de overstap van topman Roel Vente naar Joop van den Ende’s Stage Entertainment in augustus 2011 verder ging als Albert Verlinde Entertainment) meer succes. Het bedrijf maakte nieuwe musicals over Boney M (Daddy Cool) en Ramses Shaffy. Ramses, met Hans Hoes en Willem Spaaij tegenover elkaar als de oude alcoholische chansonnier en jonge flamboyante verleider, werd goed ontvangen.

De overige musicalproducenten brachten weinig nieuw werk, maar vertrouwden op bewezen successen en sprookjes, zoals Wicked, Zorro en Miss Saigon (alle van Stage Entertainment) en Jungle Book (FanWork). Ook het succes van de shows van André van Duin in 2011 moet in dit licht worden gezien.

Na een jaar vol met politiek geëngageerd cabaret in 2010 leek het publiek in 2011 vooral vermaak te willen. Erik van Muiswinkel maakte het mild spottende programma 4-8-’61 over de geboortedatum die de cabaretier deelt met Barrack Obama en Hans Sibbel won de Poelifinario voor het beste cabaretprogramma voor zijn show Branding (pimped). De kleinkunstenaars lijken hun hang naar actualiteit allemaal bewaard te hebben tot het einde van het jaar: het aantal oudejaarsconferences loopt de spuigaten uit, met shows van oudgedienden als Youp van ’t Hek en Freek de Jonge tot historicus Maarten van Rossem, theatermaakster Laura van Dolron en televisiepersoonlijkheid Beau van Erven Dorens.

In het gesubsidieerde toneel was het belangrijkste nieuwsfeit het aantreden van Theu Boermans als de nieuwe artistiek leider van het Nationale Toneel in Den Haag. In september liet hij de nieuwe era van start gaan met een kennismakingsfestival met reprises van eigen producties, waaronder de legendarische voorstelling De Presidentes met dezelfde drie actrices als in 1993: Marisa van Eyle, Myranda Jongeling en Anneke Blok. In november maakte hij de hooggespannen verwachtingen waar met zijn eerste grote voorstelling, het feestelijke en fantasierijke Midzomernachtsdroom. Na een relatief zwakke periode onder Johan Doesburg lijkt het Nationale Toneel klaar te staan om de artistieke concurrentie met Ivo van Hoves Toneelgroep Amsterdam aan te knopen.

Bij Toneelgroep Amsterdam vielen vooral de gastregisseurs op. De hooggeprezen Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier maakte een stijlvolle en onderkoelde Spoken van Ibsen, en de Vlaamse, maar reeds lang in Duitsland werkende regisseur Luk Perceval zette een sombere bewerking van de Zuidafrikaanse roman In Ongenade van J.M. Coetzee op het toneel, met een lucide Gijs Scholten van Aschat in dwalend in een decor van zwarte etalagepoppen. Artistiek leider Ivo van Hove regisseerde in het Holland Festival de grootschalige marathonvoorstelling De Russen!, waarin schrijver Tom Lanoye Tsjechovs stukken Ivanov en Platonov door elkaar weefde, maar haalde daarmee bij lange na niet zijn oude niveau en hij verslikte zich danig in De Vrek van Molière (waarmee hoofdrolspeler Hans Kesting zijn 25-jarig toneeljubileum vierde) die grappig noch tragisch werd.

Buiten de Randstad lijken de grotere gezelschappen, zoals het Zuidelijk Toneel, De Utrechtse Spelen en het Noord Nederlands Toneel, hun artistieke kwaliteit meer en meer in de waagschaal te leggen, in een poging te voldoen aan de vele opdrachten vanuit de hun subsidiërende overheden die grotere toegankelijkheid, meer inbedding in de regio, talentontwikkeling en samenwerking wensen. Het theater in de provincie dreigt daadwerkelijk provinciaal te worden. De enige groep die zich daaraan vooralsnog onttrekt is Oostpool uit Arnhem, maar hun mooiste voorstelling, Till the fat lady sings, een tekst naar J.D. Salinger, speelde niet in de schouwburgen, maar in de kleine zalen.

En zo werd in de tweede helft van 2011 pijnlijk duidelijk dat het beste toneel dat in Nederland in de grote zalen te zien is (en dan nog maar mondjesmaat) afkomstig is uit België. De jonge Vlaamse honden van FC Bergman verbijsterden het Amsterdamse publiek met hun megalomane decor voor 300 el x 50 el x 30 el, waarin een levensecht bos, meerdere duiven, een filmcrew, een dood schaap en eindeloos veel figuranten meebouwden aan scènes over het verhaal van Noach en de Zondvloed. Regisseur Guy Cassiers werkt met zijn Antwerpse groep Het Toneelhuis gestaag verder aan zijn even weergaloze als apocalyptische serie voorstellingen naar het boek De Man zonder Eigenschappen van Musil.

In die kleine zalen viel de trend van egodocumentair theater op. Het wemelde dit jaar van de solovoorstellingen waarin makers van in de twintig of dertig zelf op het toneel stonden en op ongedwongen wijze het publiek zijn of haar verhaal vertelden. Nasrdin Dchar vertelde in Oumi hoe een toneelrol hem ongewild in een identiteitscrisis stortte; Marjolijn van Heemstra vertelde in Family ’81 hoe ze in India, Zuid Afrika en Frankrijk op bezoek ging bij drie mensen met dezelfde geboortedatum als zijzelf; Sadettin Kirmiziyüz vertelde in De vader, de zoon en het heilige feest hoe hij met zijn vader op Hadj ging naar Mekka; Sanne Vogel vertelde in Document over het borstkankergen dat in haar familie woedt. Kortom, het was een heuse trend.

Je zou het ‘Facebook-theater’ kunnen noemen, omdat de makers dezelfde bestudeerde openhartigheid hanteren als gebruikers van het sociale netwerk. Ze geven veel van zichzelf bloot, soms inclusief vakantie- of jeugdfoto’s, en hun ouders en opvoeding komen expliciet aan de orde. Vorig jaar speelde Ilay den Boer al een voorstelling samen met zijn vader, dit jaar werden de ouders van Joris Smit, Jetse Batelaan en van de hele Duitse groep She She Pop het toneel op gesleept.

De mooiste toneelrollen van het seizoen, die jaarlijks worden beloond op het prijzengala in september bleken al vorig jaar te zijn gespeeld: Jacob Derwig won voor zijn even hilarische als hartverscheurende rol in Kinderen van de Zon van Toneelgroep Amsterdam de Louis d’Or, Elsie de Brauw kreeg de Theo d’Or voor haar rol van moeder van een dood kind in Gif van NT Gent. De voorstelling Doek!, een komedie over twee acteurs van Maria Goos won de Toneel Publieksprijs.

Aan het eind van het jaar werken alle theatergroepen aan hun subsidieaanvragen. Halverwege 2012 zal duidelijk worden welke minderheid van groepen nog op ondersteuning kan rekenen. Achter de schermen wordt driftig gelobbyd, worden kongsi’s gesloten en fusies aangegaan. Het jaar 2011 ging duidelijk niet over de kunst, maar over overleven. De resultaten van de subsidiekortingen, de zoektocht naar nieuwe richtingen en nieuwe samenwerkingsverbanden zullen pas vanaf 2013 duidelijk worden, maar vast staat dat het theaterlandschap vanaf volgend jaar fundamenteel zal veranderen.

Simber geeft cursus

overig — simber op 16 januari 2012 om 23:58 uur
tags:

Vanaf 1 februari t/m 11 april geef ik voor de derde maal de cursus Kijken en Schrijven voor de Stadsschouwburg Amsterdam. Gedurende twee maanden bezoeken we voorstellingen, schrijven we stukken, lezen we elkaar en bespreken elkaars werk en de voorstelling.

Het gaat niet per se om recensies te leren schrijven voor in de krant, maar vooral om vrijmoedig te leren kijken, spreken en schrijven over wat u van theatervoorstellingen vindt. We hebben vijf bijeenkomsten en we bezoeken vier voorstellingen:

  • In ongenade van Toneelgroep Amsterdam
  • Missie van de KVS uit Brussel,
  • Abfall der Niederlande door Andcompany & Co (in Frascati)
  • Dood van een handelsreiziger door het Ro Theater

Er is nog plek!
Meer informatie (ook over aanmelden) vindt u op www.stadsschouwburg.nl

DeDodo over De Internationale Keuze

overig — simber op 17 september 2011 om 13:22 uur
tags: , ,

Voor Festivaldagkrant DeDodo schrijf ik een aantal stukken over festival De Internationale Keuze in Rotterdam.

Tzt verschijnen die stukken ook hier.

Voorstuk ‘Wie is er bang voor Virginia Woolf?’

overig,Parool — simber op 16 september 2011 om 10:00 uur
tags: , , ,

Wie is er bang voor Virginia Woolf? van Edward Albee is bijna vijftig jaar oud, maar nog steeds een van de populairste toneelstukken van Nederland. Ook dit jaar zijn er weer meerdere versies te zien, met daarbij opvallend genoeg twee uitvoeringen van theaterbureau Hummelinck Stuurman. Vanavond is de ‘remière’ (de openingsvoorstelling van een reprise) van de versie met Porgy Franssen en Olga Zuiderhoek, die in 2007 de Toneel Publieksprijs won. In februari gaat een nieuwe voorstelling in première met Linda van Dyck en Victor Löw. Waar komt die grote aantrekkingskracht van het stuk toch vandaan?

Voor producent Arjen Stuurman is het kraakhelder: “Het is het mooiste stuk dat ik ken.” Stuurman heeft, met zijn bureau Hummelinck Stuurman, een lange band met het stuk. “Ik ben te jong om de legendarische vertolking van Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg te zien, mijn eerste was met Pleuni Touw en Hugo Metsers. In 1995 haalden wij de prachtige Vlaamse voorstelling van regisseur Dirk Tanghe naar Nederland. De eerste die we zelf maakten was met Edwin de Vries en Will van Kralingen en daarna hebben we bedacht dat het goed zou zijn om er een traditie van te maken: iedere vijf jaar een nieuwe Woolf.”

Volgens Stuurman ligt de duurzame aantrekkingskracht van het stuk in de herkenbaarheid. “Het is universeel over het hebben van een relatie. En daarin komen alle emoties voorbij, humor, cynisme en angst. En voor acteurs is dat natuurlijk een fijne kluif om hun tanden in te zetten. En het is nog steeds actueel. Er zitten ook in mijn vriendenkring die elkaar blijven martelen om maar bij elkaar te blijven.

Opvallend genoeg denkt Gerardjan Rijnders, die de versie met Franssen en Zuiderhoek regisseerde er heel anders over. “Ik heb Woolf wel eens de Hamlet van de twintigste eeuw genoemd. Het zijn eigenlijk geen echte stukken. Ze hebben allebei een rare plot, het zijn in de eerste plaats taalbouwsels. Het lijkt herkenbaar, zo’n echtpaar dat elkaar de hersens in slaat, maar als je naar de tekst gaat kijken zie je meteen dat niemand in het echt zó ruzie maakt als George en Martha. Eigenlijk vertellen ze alleen maar verhalen aan elkaar, je glijdt van de ene anekdote in de andere en je hebt geen idee wat wáár is en wat niet.”

Toch is juist dat drankovergoten huwelijksgevecht een toneel-archetype geworden. Zet een chesterfield bank op het toneel, een man en een vrouw kijvend tegenover elkaar met ieder een glas in hun hand en voila: Woolf-citaat. Jonger paar dat toekijkt optioneel. Zulke scènes zagen we de afgelopen jaren talloze keren voorbijkomen, bijvoorbeeld in toneelstukken van Eric de Vroedt (Mightysociety4) en Rob de Graaf (Schuur en Interest) of bijna woordloos in de voorstelling Martha loves George van mimegroep Boogaerdt/VanderSchoot. Op de afgelopen editie van De Parade waren er zelfs twee hommages aan Albee te zien: Einde Oefening en Who’s afraid of George and Mildred? Tijdens de Uitmarkt organiseerden Hummelinck Stuurman en De La Mar zelfs een Virginia Woolf-marathon, met ieder uur drie nieuwe paren.

En zo lijkt de erfenis van Wie is er bang voor Virginia Woolf? in twee delen uiteen te vallen: enerzijds is het een cliché, dat doorklinkt in iedere scène met een beschonken, knokkend echtpaar en anderzijds het complexe, veel subtielere toneelstuk zelf (“een virtuoos taalstuk”, zoals Rijnders het noemt) dat alleen al aantrekkelijk blijft omdat het zo’n uitdaging is voor toneelspelers.

En een stuk dat door z’n taal en z’n details ferm in z’n tijd staat. Rijnders: “Op abstract niveau is het tijdloos, maar verder moet je het gewoon in de jaren zestig laten. Net zoals ik vind dat je Hamlet ook niet moet opvoeren met pistooltjes in plaats van zwaarden.”

Wie is er bang voor Virginia Woolf? met Porgy Franssen en Olga Zuiderhoek is t/m  14 oktober te zien in De La Mar
Wie is er bang voor Virginia Woolf?
met Victor Löw en Linda van Dyck gaat op 18 februari 2012 in première.
Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

Koers Kunst – nieuwe ideeën in de kunst

overig — simber op 1 september 2011 om 23:49 uur
tags:

Wat achterstallige stukken. Dit was voor het tijdschrift 609 van het Mediafonds.

Onder het motto dat elke crisis kansen biedt gaan een cultuurexpert en een journalist de komende maanden op zoek naar nieuwe ideeën voor het cultuurbeleid in Nederland onder de titel Koers Kunst. Simon van den Berg (de journalist) over de noodzaak van vernieuwende denkbeelden.

De cultuursector in Nederland lijkt roerloos in beweging. In afwachting van de forse bezuinigingen die de overheid heeft aangekondigd wordt zowel in de kunsten als de media even uitgebreid als onzichtbaar overlegd en onderhandeld over de toekomst. In Hilversum praten publieke omroepen in onwaarschijnlijke combinaties over fusies, in de kunsten hebben de belangrijkste vertegenwoordigingsorganen zich verenigd in de Tafel van Zes en de Raad voor Cultuur nodigde drie buitenstaanders uit om hun visie te geven op het culturele landschap. En dit is nog maar het topje van de ijsberg.

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het hier gaat om edele vorm van belangenbehartiging. Iedereen maakt zich zorgen over het gebrek aan legitimatie voor het subsidiëren van kunst en media, maar onder druk van de daadkrachtige snoei-agenda van staatssecretaris Halbe Zijlstra wordt de verdediging van waarden als snel de verdediging van instanties en belangen.

Het lijkt de sector, kortom, te ontberen aan werkelijk nieuwe ideeën. En eigenlijk is dat vreemd, omdat de afgelopen decennia een zee van nieuwe kansen is ontstaan op het gebied van democratisering, technologie en digitale cultuur. De rol van de kunst in de maatschappij verandert, en daarmee de functies en verwachtingen die we van kunst hebben.

De vraag is dus hoe we kunstenaars in staat stellen de taken die we als samenleving aan de kunst stellen zo goed mogelijk uit te voeren. Voor een deel zijn dat verdelingsvraagstukken, maar er komen andere, fundamentelere vragen aan de orde.

Is er bijvoorbeeld een conflict tussen peer-review en de mate waarin instellingen door hun publiek gedragen worden? Welke rol spelen plekken als musea en theaters nog in een tijdperk van digitale distributie? Waarom is de afgelopen veertig jaar het kunstbezoek in Nederland niet meegestegen met het opleidingsniveau? Staat intellectueel eigendomsrecht in de weg van een daadwerkelijk vernieuwende sample-cultuur? Waarom is het veld van fondsen en sectorinstituten nog steeds verdeeld in disciplines terwijl veel kunstenaars niet meer in dat soort hokjes te plaatsen zijn?

Met ‘Koers Kunst – de beste ideeën voor een cultureler Nederland’ gaan we, samen met experts en betrokken buitenstaanders, op zoek naar twintig concrete ideeën, die een denkrichting vertegenwoordigen, een knelpunt aanpakken of een kans grijpen. Niet defensief, over geld of belangen, maar een open zoektocht, die discussie losmaakt, zodat een nationale brainstorm ontstaat.

Op de website Koerskunst.nl presenteren we de komende maanden de resultaten van onze queeste. Misschien zullen sommige ideeën megalomaan, moeilijk uitvoerbaar of controversieel zijn, maar in ieder geval zijn ze prikkelend, creatief en zo concreet en toepasbaar mogelijk. Een panel van drie experts beoordeeld ieder idee en ook de meningen van bezoekers zijn welkom. Zo wordt de website uiteindelijke een groeiend manifest voor een andere manier van denken over de kunsten. Wellicht zal het cultuurbeleid volgen.

www.koerskunst.nl

Analyse Cultuurbezuinigingen

cultuurbeleid,nieuws,overig — simber op 10 juni 2011 om 20:17 uur
tags: ,

Weg met het Dansgroep Amsterdam, MC, het Theater Instituut Nederland en alle productiehuizen, maar nauwelijks subsidiekorting voor het Rijksmuseum, De Nederlandse Opera en Het Nationale Ballet. Zo ziet de culturele visie van staatssecretaris Halbe Zijlstra eruit. De staatssecretaris, die vandaag een brief naar de Tweede Kamer stuurde met daarin zijn plannen voor het cultuurbeleid vanaf 2013, spaart grote ‘topinstellingen’ en snoeit hard aan de onderkant.

De uitgebreide brief leest als een handleiding voor een terugtrekkende overheid. Het kabinet wil veel minder instellingen gaan ondersteunen en zegt bij een groot aantal taken en functies dat ze de verantwoordelijkheid zijn van de sector zelf of van de markt. Het kabinet wil af van alles wat geen eigen inkomsten oplevert en zet het mes in sectorinstituten, productiehuizen en, op kleinere schaal, ook in vak- of literaire tijdschriften. Creatieve industrie (de marktgerichte sectoren design, architectuur en nieuwe media) wordt een nieuw ‘topgebied’, met een eigen sectorinstituut en een investeringsfonds, en in het internationaal cultuurbeleid staat voortaan het economisch belang centraal.

De staatssecretaris wijkt in zijn brief op diverse punten sterk af van het advies dat de Raad voor Cultuur eind april uitbracht. De Raad adviseerde om de bezuinigingen gelijkmatiger over alle sectoren en instellingen te verdelen (de zogenaamde kaasschaaf-methode) en drong er bovendien op aan om de bezuinigingen geleidelijk in te voeren, met 2015 als einddatum. Ook pleitte de Raad voor het handhaven van de Cultuurkaart voor jongeren en het lage BTW-tarief voor podiumkunsten.

Met het selectief ‘winkelen’ in het raadsadvies en het doelbewust negeren van aanbevelingen plaatst Zijlstra zijn officiële adviesorgaan in een buitengewoon lastige positie. Zijlstra’s voorganger, minister Ronald Plasterk, was drie jaar geleden ook niet blij met het toenmalige advies, maar gaf de Raad nog een herkansing door middel van een nieuwe adviesaanvraag. Zijlstra heeft hiervoor te veel haast. Hij moet en zal het tijdspad aanhouden dat hem op 1 januari 2013 een nieuw ingericht cultuurlandschap brengt. Insiders houden er echter rekening mee dat de geschoffeerde Raad voor Cultuur nu als geheel opstapt.

Zijlstra’s keuze voor groot en gevestigd gaat ingrijpende gevolgen hebben voor het culturele landschap van Nederland en met name Amsterdam. Nederland was nooit het land van enorm grote instellingen, maar juist van het bloeiende middenveld: het enorme aantal diverse kleine en middelgrote instellingen. Na de huidige bezuinigingsoperatie zal de cultuur in Nederland meer lijken op de ons omringende landen als Frankrijk en Duitsland, waar grote instituten de toon bepalen en kleine instellingen vechten in de schaduw.

En hoe erg het snoeien van Zijlstra nu al lijkt, de échte kaalslag moet nog komen. Het Fonds Podiumkunsten moet niet alleen een flink deel van zijn budget inleveren (van 64 naar 45 miljoen euro per jaar), maar krijgt door de staatssecretaris ook nog eens een groot aantal extra instellingen toegeschoven, zoals een groot aantal festivals, een aantal dansgezelschappen en het Friestalige theatergezelschap Tryater. Daarbij mag het Fonds, dat overigens moet fuseren met het Fonds Cultuurparticipatie, niet langer subsidie voor vier jaar verstrekken, waar nu een groot aantal instellingen gebruik van maakt, zoals Orkater, Het Toneel Speelt, Dood Paard. Hier zullen het komende jaar nog enorme klappen gaan vallen.

Het publiek zal het allemaal pas over anderhalf jaar gaan merken, maar dan zal de verschraling van het culturele aanbod aanzienlijk zijn. Zeker in Amsterdam zal het aantal voorstellingen, concerten en evenementen waarschijnlijk drastisch afnemen, juist omdat hier zeer veel van de kleinere groepen gevestigd zijn. Zijlstra meent terecht dat met grotere efficiency en alternatieve vormen van financiering een aantal middelgrote instellingen overeind zou kunnen blijven, maar juist voor de kleinste cultuurinstellingen is dat het moeilijkst

Maar het allermeest zitten jonge, beginnende kunstenaars in een penibele situatie. Zowel werkbeurzen en stipendia als de WWIK worden afgeschaft, zodat beeldend kunstenaars die in 2013 van school komen geen enkele handreiking meer krijgen bij het opbouwen van hun ondernemerspraktijk. Voor jonge theatermakers en musici zijn er dan geen productiehuizen meer waar ze hun eerste projecten kunnen maken. Ze moeten allemaal terecht bij de grote gezelschappen, of als zelfstandige organisatie bij het overbelaste fonds aankloppen.

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity