Een aantal jaar schreef ik het lemma ’theater’ voor het Spectrum Jaarboek
Het theater werd in 2011 grotendeels overschaduwd door de aangekondigde bezuinigingen op cultuur. Hoewel er mooie voorstellingen werden gemaakt, waren veel theatermakers vooral bezig met actie voeren en plannen maken. Uiteindelijk ging de strijd niet eens zozeer tegen de bezuinigingen an sich, maar tegen de minachtende en destructieve toon die in de politiek gebezigd werd over de kunsten, die –vreest men– schadelijker is dan de 200 miljoen euro die het kabinet wil besparen.
In mei adviseerde de Raad voor Cultuur over de bezuinigingsopdracht van de staatssecretaris. Het advies kwam neer op een evenredige verdeling van de bezuinigingen over alle sectoren (dus ook musea en erfgoed, ook al waren die in het regeerakkoord uitgezonderd) en drong sterk aan op een gefaseerde invoering van de bezuinigingen over een periode van drie jaar. Het was enerzijds een redelijk en goed onderbouwd verhaal, maar anderzijds per se niet waar staatssecretaris Zijlstra van cultuur om had gevraagd.
Begin juni bracht de staatssecretaris zijn eigen plannen naar buiten, waarin hij het raadsadvies voor een belangrijk deel naast zich neerlegde en besloot om grote instellingen overeind te houden en te schrappen in de humuslaag van kleine en middelgrote theatergezelschappen, muziekensembles en festivals. De grootste gezelschappen, zoals De Nederlandse Opera, het Nationale Ballet of Het Nationale Toneel komen grotendeels ongeschonden uit de strijd, de klap komt vooral terecht bij de vele kleine gezelschappen. De productiehuizen, zoals Frascati in Amsterdam of de Toneelschuur in Haarlem – typisch Nederlandse instellingen waar jonge regisseurs en spelers worden begeleid bij hun eerste voorstellingen, worden als het aan het rijk ligt helemaal opgeheven.
Nu de Raad voor Cultuur zo gepasseerd werd kon voorzitter Els Swaab niets anders doen dan opstappen. “De nieuwe politiek heeft geen respect voor de dialoog. De botte meerderheid beslist”, zei ze daarover in een interview met de Volkskrant. In november werd ze opgevolgd door Oud-omroepbaas Joop Daalmeijer.
Na het uitkomen van de plannen van Zijlstra in juni kwam de kunstwereld in actie. Het voornaamste protest was de door jonge theatermakers georganiseerde Mars der Beschaving, die werd ingeleid op Oerol en waarbij enkele dagen later duizenden kunstenaars ’s nachts van Rotterdam naar Den Haag liepen. Hoewel de acties veel publiciteit genereerden, haalden de kunstenaars geen poltiek resultaat. Integendeel: in het najaar werd bekend dat ook een groot deel van de gemeenten en provincies, op zoek naar sluitende begrotingen, het mes zetten in de ondersteuning van cultuur.
Tegelijk met de acties werd er ook vooruit gekeken. Verschillende initiatieven waren op zoek naar oplossingen voor de legitimatiecrisis in de kunsten, zoals bijvoorbeeld Koers Kunst, een nationale brainstorm voor innovatief cultuurbeleid, waarin experts binnen en buiten de kunstsector hun beste ideeën lanceerden. Opvallend vaak kwam daarin de aanbeveling naar voren om buiten de muren van de kunst te kijken naar nieuwe kansen om het publiek te betrekken
Dit sloot naadloos aan bij een beweging die in het theater al te zien was. In Rotterdam werkte de schouwburg samen met het universitair Erasmusziekenhuis in een theatraal seminar Rotterdam Health and Happiness; in verschillende Brabantse steden vond het project Sketch plaats, van het Zuidelijk Toneel en Stichting Nieuwe Helden, waarin theatermakers, ontwerpers en architecten in een papieren bouwwerk op een centraal plein het publiek verleidden na te denken over hun wensen voor de stad; en vond op 4 mei in Amsterdam voor de tweede keer Theater na de Dam plaats, een programma met voorstellingen over de Tweede Wereldoorlog, direct na Dodenherdenking in de theaters rond de Dam.
Hierbij sluit de opvallende trend van het zelfhulptoneel aan: voorstellingen als Ontboezemingen (over borstkanker), De Hormonologen (over de overgang) en Darm Dialogen (over darmziektes). Voorstellingen voor een heel specifieke doelgroep, waarin het taboe op een ziekte wordt doorbroken, patiënten en hun familie een hart onder de riem gestoken krijgen en drama en grimmige humor elkaar afwisselen, in een interessante combinatie van De Vagina Monologen en Cliniclowns. Met name de Darm Dialogen waren een pionier op de kruising van kunst en zorg: het stuk werd geschreven in opdracht van de Maag Lever Darm Stichting en maakte een tournee langs ziekenhuizen.
De legitimatiecrisis bij de kunstsubsidies leek ook direct z’n weerslag te hebben in de zalen: het gaat slecht met de bezoekersaantallen. Voor een deel is dit direct te wijten aan de verhoging van de BTW op theaterkaartjes die op 1 juli in ging, maar ook consumenten geven minder uit aan cultuur en uitgaan vanwege de crisis. Maar ook de negatieve beeldvorming rondom de kunsten zal een rol spelen.
Die financiële problemen kwamen pijnlijk aan het licht toen in oktober musicalproducent Mark Vijn failliet ging, iets meer dan een week na de première van zijn voorstelling De Producers. Die voorstelling, een scherpe Amerikaanse satire op het musicalbedrijf met harde grappen over Hitler en de holocaust, kreeg zeer positieve recensies, maar het publiek bleef weg. Een dergelijke risicovolle productie had het wellicht nog net gered in hoogconjunctuur, maar 2011 was er niet het jaar voor.
Dan had V&V Entertainment (dat na de overstap van topman Roel Vente naar Joop van den Ende’s Stage Entertainment in augustus 2011 verder ging als Albert Verlinde Entertainment) meer succes. Het bedrijf maakte nieuwe musicals over Boney M (Daddy Cool) en Ramses Shaffy. Ramses, met Hans Hoes en Willem Spaaij tegenover elkaar als de oude alcoholische chansonnier en jonge flamboyante verleider, werd goed ontvangen.
De overige musicalproducenten brachten weinig nieuw werk, maar vertrouwden op bewezen successen en sprookjes, zoals Wicked, Zorro en Miss Saigon (alle van Stage Entertainment) en Jungle Book (FanWork). Ook het succes van de shows van André van Duin in 2011 moet in dit licht worden gezien.
Na een jaar vol met politiek geëngageerd cabaret in 2010 leek het publiek in 2011 vooral vermaak te willen. Erik van Muiswinkel maakte het mild spottende programma 4-8-’61 over de geboortedatum die de cabaretier deelt met Barrack Obama en Hans Sibbel won de Poelifinario voor het beste cabaretprogramma voor zijn show Branding (pimped). De kleinkunstenaars lijken hun hang naar actualiteit allemaal bewaard te hebben tot het einde van het jaar: het aantal oudejaarsconferences loopt de spuigaten uit, met shows van oudgedienden als Youp van ’t Hek en Freek de Jonge tot historicus Maarten van Rossem, theatermaakster Laura van Dolron en televisiepersoonlijkheid Beau van Erven Dorens.
In het gesubsidieerde toneel was het belangrijkste nieuwsfeit het aantreden van Theu Boermans als de nieuwe artistiek leider van het Nationale Toneel in Den Haag. In september liet hij de nieuwe era van start gaan met een kennismakingsfestival met reprises van eigen producties, waaronder de legendarische voorstelling De Presidentes met dezelfde drie actrices als in 1993: Marisa van Eyle, Myranda Jongeling en Anneke Blok. In november maakte hij de hooggespannen verwachtingen waar met zijn eerste grote voorstelling, het feestelijke en fantasierijke Midzomernachtsdroom. Na een relatief zwakke periode onder Johan Doesburg lijkt het Nationale Toneel klaar te staan om de artistieke concurrentie met Ivo van Hoves Toneelgroep Amsterdam aan te knopen.
Bij Toneelgroep Amsterdam vielen vooral de gastregisseurs op. De hooggeprezen Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier maakte een stijlvolle en onderkoelde Spoken van Ibsen, en de Vlaamse, maar reeds lang in Duitsland werkende regisseur Luk Perceval zette een sombere bewerking van de Zuidafrikaanse roman In Ongenade van J.M. Coetzee op het toneel, met een lucide Gijs Scholten van Aschat in dwalend in een decor van zwarte etalagepoppen. Artistiek leider Ivo van Hove regisseerde in het Holland Festival de grootschalige marathonvoorstelling De Russen!, waarin schrijver Tom Lanoye Tsjechovs stukken Ivanov en Platonov door elkaar weefde, maar haalde daarmee bij lange na niet zijn oude niveau en hij verslikte zich danig in De Vrek van Molière (waarmee hoofdrolspeler Hans Kesting zijn 25-jarig toneeljubileum vierde) die grappig noch tragisch werd.
Buiten de Randstad lijken de grotere gezelschappen, zoals het Zuidelijk Toneel, De Utrechtse Spelen en het Noord Nederlands Toneel, hun artistieke kwaliteit meer en meer in de waagschaal te leggen, in een poging te voldoen aan de vele opdrachten vanuit de hun subsidiërende overheden die grotere toegankelijkheid, meer inbedding in de regio, talentontwikkeling en samenwerking wensen. Het theater in de provincie dreigt daadwerkelijk provinciaal te worden. De enige groep die zich daaraan vooralsnog onttrekt is Oostpool uit Arnhem, maar hun mooiste voorstelling, Till the fat lady sings, een tekst naar J.D. Salinger, speelde niet in de schouwburgen, maar in de kleine zalen.
En zo werd in de tweede helft van 2011 pijnlijk duidelijk dat het beste toneel dat in Nederland in de grote zalen te zien is (en dan nog maar mondjesmaat) afkomstig is uit België. De jonge Vlaamse honden van FC Bergman verbijsterden het Amsterdamse publiek met hun megalomane decor voor 300 el x 50 el x 30 el, waarin een levensecht bos, meerdere duiven, een filmcrew, een dood schaap en eindeloos veel figuranten meebouwden aan scènes over het verhaal van Noach en de Zondvloed. Regisseur Guy Cassiers werkt met zijn Antwerpse groep Het Toneelhuis gestaag verder aan zijn even weergaloze als apocalyptische serie voorstellingen naar het boek De Man zonder Eigenschappen van Musil.
In die kleine zalen viel de trend van egodocumentair theater op. Het wemelde dit jaar van de solovoorstellingen waarin makers van in de twintig of dertig zelf op het toneel stonden en op ongedwongen wijze het publiek zijn of haar verhaal vertelden. Nasrdin Dchar vertelde in Oumi hoe een toneelrol hem ongewild in een identiteitscrisis stortte; Marjolijn van Heemstra vertelde in Family ’81 hoe ze in India, Zuid Afrika en Frankrijk op bezoek ging bij drie mensen met dezelfde geboortedatum als zijzelf; Sadettin Kirmiziyüz vertelde in De vader, de zoon en het heilige feest hoe hij met zijn vader op Hadj ging naar Mekka; Sanne Vogel vertelde in Document over het borstkankergen dat in haar familie woedt. Kortom, het was een heuse trend.
Je zou het ‘Facebook-theater’ kunnen noemen, omdat de makers dezelfde bestudeerde openhartigheid hanteren als gebruikers van het sociale netwerk. Ze geven veel van zichzelf bloot, soms inclusief vakantie- of jeugdfoto’s, en hun ouders en opvoeding komen expliciet aan de orde. Vorig jaar speelde Ilay den Boer al een voorstelling samen met zijn vader, dit jaar werden de ouders van Joris Smit, Jetse Batelaan en van de hele Duitse groep She She Pop het toneel op gesleept.
De mooiste toneelrollen van het seizoen, die jaarlijks worden beloond op het prijzengala in september bleken al vorig jaar te zijn gespeeld: Jacob Derwig won voor zijn even hilarische als hartverscheurende rol in Kinderen van de Zon van Toneelgroep Amsterdam de Louis d’Or, Elsie de Brauw kreeg de Theo d’Or voor haar rol van moeder van een dood kind in Gif van NT Gent. De voorstelling Doek!, een komedie over twee acteurs van Maria Goos won de Toneel Publieksprijs.
Aan het eind van het jaar werken alle theatergroepen aan hun subsidieaanvragen. Halverwege 2012 zal duidelijk worden welke minderheid van groepen nog op ondersteuning kan rekenen. Achter de schermen wordt driftig gelobbyd, worden kongsi’s gesloten en fusies aangegaan. Het jaar 2011 ging duidelijk niet over de kunst, maar over overleven. De resultaten van de subsidiekortingen, de zoektocht naar nieuwe richtingen en nieuwe samenwerkingsverbanden zullen pas vanaf 2013 duidelijk worden, maar vast staat dat het theaterlandschap vanaf volgend jaar fundamenteel zal veranderen.