Interview Susanne Kennedy

interviews,Theatermaker — simber op 21 april 2010 om 13:11 uur
tags: ,

Bijna overnight werd regisseuse Susanne Kennedy een kleine hype in theaterland. Haar laatste voorstelling The New Electric Ballroom bij Het Nationale Toneel werd bijzonder lovend ontvangen, Hans Kemna richtte een fanclub op, Martin Schouten tipt haar als opvolger van Ivo van Hove en Johan Simons nodigde haar uit als gastregisseur in München.

Ze is aan het werk met Elfriede Jelinek – “Stroeve, maar meeslepende taal”. En voordat ze naar Duitsland vertrekt regisseert ze dit najaar nog een repertoirevoorstelling bij Het Nationale Toneel. “Emilia Galotti van Lessing; klassiek burgerlijk drama. In Duitsland is dat een van de tijdloze mega-klassiekers. Daar wordt het vaak gespeeld zodat de schoolklassen binnenkomen.” Verder kan ze er nog niet veel over kwijt.

Ook over de hype is ze nuchter: “Ik merk er zelf niet veel van. Het laatste jaar is het wel heel hard gegaan.” Of ze er niet ook een beetje recalcitrant van wordt. Nadenkend: “Ik zou het me nu kunnen veroorloven om iets heel anders te maken. Als het zou mislukken zou ik niet meteen ‘weg’ zijn. Maar zo gaat het niet; elke voorstelling die je maakt is de belangrijkste ooit. Naar The New Electric Ballroom kwamen ineens belangrijke mensen kijken. Johan Simons kwam, de dramaturgen uit München. Maar die dingen moet je loslaten. Je werkt met wat je kan. Repetities gaan toch altijd over wat ik zie, wat een acteur doet en wat voor mensbeeld ik probeer te ontwikkelen.”

Twee weken is ze nu bezig met de repetities van Over dieren van Jelinek. Het ‘stuk’ kent zoals altijd bij de Nobelprijswinnares geen plot, geen personages, geen clausen; het is een ondoordringbare berg tekst, volgelopen op het papier. Geen regisseur ontkomt eraan vooraf  keuzes te maken, te beginnen met wie wat zegt. Kennedy maakte personages, schoof teksten in elkaar, laat flarden tekst een aantal keren terugkomen.

Continue reading “Interview Susanne Kennedy” »

Interview Johan Simons

Het werk van theaterregisseur Johan Simons is inmiddels vaker te zien in Duitsland dan in Nederland. Vanaf september wordt hij intendant van de Münchner Kammerspiele, waar hij vorig seizoen al Drei Farben maakte naar de films van Kieslovski met onder anderen Jeroen Willems. Komend weekend is die voorstelling in de Stadsschouwburg te zien. “Het contact tussen spelers en publiek is in Nederland vele malen directer en eerlijker.”

Het publiek verstijft collectief. Zo’n zevenhonderd mensen in de jugendstilzaal van de Münchner Kammerspiele zien de kabel breken. Met donderend geweld stort de donkerblauwe Volvo stationwagen zich met de neus naar beneden dwars door de toneelvloer heen. Drei Farben is begonnen.

Pathos is regisseur Johan Simons niet vreemd. Hij vestigde zijn naam samen met Paul Koek in de jaren tachtig met het locatietheater van Hollandia. Daarna verhuisde hij naar de grote zalen, eerst in Eindhoven en vervolgens naar Gent. Sinds enige jaren werkt hij als gastregisseur in München, vanaf september is hij er artistiek leider, of zoals de functie in het Duits heet: Intendant.

Na een serie voorstellingen naar aanleiding van het werk van de Franse schrijver Michèl Houellebecq is Drei Farben nu zijn derde voorstelling gebaseerd op de Poolse cineast Krysztof Kieslowski. “Ik raakte geïnteresseerd in Kieslovski omdat ik in Berlijn was en veel gesprekken voerde met mijn goede vriend en decorontwerper Bert Neumann”, vertelt Simons een paar dagen later aan de telefoon. “Hij is Oostberlijner en samen hadden we het over het politieke systeem vóór de val van de muur en de situatie nu. Kieslovski maakte zijn belangrijkste werk rond Die Wende: Tien Geboden gaat over de tijd waar het vermolmde systeem dreigt om te vallen. De Trois Couleurs serie gaat over het nieuwe Europa na de val van de muur.”

Continue reading “Interview Johan Simons” »

Interview Dries Verhoeven

interviews — simber op 1 februari 2010 om 13:27 uur
tags: , ,

Voor het engelstalige, internationale magazine Dutch Mountains van de SICA dat afgelopen week verscheen.

Een nieuwe generatie theatermakers uit Nederland verovert stilletjes aan Europa. Ze zijn vroeg in de dertig, ontwikkelden hun handtekening in het circuit van zomerfestivals en oriënteren zich internationaal, liever dan zich te richten op het veroveren van posities in het artistieke establishment.

Terwijl Ivo van Hove en Johan Simons zich opwerkten naar de eredivisie van Europese sterregisseurs ontwikkelden theatermakers als Jetse Batelaan, Lotte van den Berg, Boukje Schweigman en Dries Verhoeven een heel nieuw theatergenre, voortbordurend op het werk van Mickery en de Dogtroep uit de jaren ’70 en ‘80: ervaringstheater of beeldend locatietheater. Ze zochten naar manieren om hun publiek directer aan te spreken en kwamen uit bij een vorm die bijna geen theater meer is. De toeschouwer wordt hoofdpersoon, het kijken wordt onderwerp. Van hen lijkt Verhoeven de meest eigenzinnige. Zijn voorstellingen –als je ze nog zo kunt noemen- bewegen zich richting installatie en performance, maar weten vooral een buitengewone intimiteit te creëren. Zijn werk is inmiddels op festivals door heel Europa te zien en onlangs won hij op de Salzburger Festspiele de Young Directors Award.

Continue reading “Interview Dries Verhoeven” »

Interview: De Warme Winkel over ‘Gijsbrecht’

Ze zijn een jonge theatergroep, vooral bekend in het circuit van kleine zalen en zomerfestivals, maar op hun schouders ligt de taak om de eeuwenoude Gijsbrecht-traditie nieuw leven in te blazen. De Warme Winkel gaat de uitdaging aan, maar op haar eigen wijze; oneerbiedig en vol zelfvertrouwen, maar met eindeloze research gaan de drie spelers het stuk te lijf. “Eigenlijk zijn we drie enorme nerds.”

“We zijn maar een kleine groep tegenover die grote traditie”, zegt acteur Vincent Rietveld, een repetitielokaal in een gebouw op het WG terrein in Oud West. Die bescheidenheid is niet vals. Vanaf de première op 3 januari 1638 werd het toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel 330 jaar lang gespeeld op een van de de eerste dagen van ieder jaar, tot er in 1968 een einde aan kwam die ijzeren regelmaat. In de vroege jaren tachtig werd nog een poging gedaan tot een revival, maar het was Kees Fens die een paar jaar voor zijn dood burgemeester Job Cohen suggereerde om een serieuze poging te doen de traditie nieuw leven in te blazen.

Cohen stelde het voor aan de gemeenteraad. De raad vroeg het aan het Amsterdams Fonds voor de Kunst, het Fonds gaf een opdracht aan Theater Frascati en Frascati nodigde De Warme Winkel uit. En zo krijgen de drie spelers op 1 januari bij de nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam in het Concertgebouw drie kwartier om hún interpretatie van de Gijsbrecht te geven. Rietveld: “Het is natuurlijk een onmogelijke opdracht om de hele Gijsbrecht van Aemstel te spelen in drie kwartier. We willen liever een ode brengen, aan het stuk en aan de traditie, en we willen onze verhouding ertoe expliciet maken.”

De Warme Winkel, naast Rietveld bestaande uit Mara van Vlijmen en Jeroen De Man maakte de afgelopen jaren naam met een serie voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars: Totaal Thomas over Thomas Bernhard, Rainer Maria over Rilke , Villa Europa over Stefan Zweig en Alma over Alma Mahler. Dat expliciet maken van hun eigen relatie met het onderwerp is de rode draad in hun werk: in Villa Europa schetsten ze het leven van Zweig in het Wenen voor de Eerste Wereldoorlog struikelend over een enorme stapel boeken als in een op hol geslagen aflevering van Twee voor Twaalf en in Alma werden in steeds uitzinniger kostuums alle aanwezigen in de salons Alma Mahler doorgelicht, waarbij De Man sardonisch liet weten wie joods waren en wie later Nazi werd. Heftig theatraal zijn hun voorstellingen, een bonte verzameling stijlen, en meer dan een tikje recalcitrant.

Continue reading “Interview: De Warme Winkel over ‘Gijsbrecht’” »

Interview Thomas Ostermeier

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 14 december 2009 om 12:02 uur
tags: , , , , , ,

Dit weekend in Amsterdam te zien: Hamlet als doorgedraaide, decadente dikzak. De Schaubühne, het befaamde theatergezelschap uit Berlijn, is te gast in de Amsterdamse Stadsschouwburg met Hamlet van regisseur en artistiek leider Thomas Ostermeier. Voor de Stadsschouwburg gaat hiermee de internationale programmering, een nieuw speerpunt, nu echt van start. Bovendien komt Ostermeier volgend jaar bij Toneelgroep Amsterdam een gastregie doen. “Ik zie Hamlet als een verwend kind; een product van deze wereld”

Als de voorsteven van een schip verrijst het gebouw van de Schaubühne aan de Kufürstendamm in Berlijn. Het gebouw met de halfronde, modernistische gevel uit 1928 was oorspronkelijk een bioscoop, maar sinds 1981 zetelt hier het belangrijkste theatergezelschap van West-Berlijn. In de gedeelde stad lag het theater net buiten het centrum rond station Zoo en warenhuis KaDeWe, in het herenigde Berlijn is de omgeving een rustige buitenwijk geworden, bijna een uur reizen van de hippe bezirke Mitte en Prenzlauer Berg.

Toch is het druk, eind november bij een reprise van Hamlet. Opvallend veel jonge mensen komen kijken. Ostermeier valt in deze enscenering meteen maar met de deur in huis: “Sein oder nicht sein, daß ist die Frage.” Het decor is een enorme bak aarde, met daarboven een bewegens plateau waarop de familietragedie aan het Deense hof wordt uitgevochten. Als mafiosi in goedkope pakken sluipen ze om elkaar heen. Prins Hamlet zegt zijn monologen tegen een videocamera; de beelden worden geprojecteerd op een kettinggordijn. Vooral hoofdrolspeler Lars Eidinger valt op. Hij durft heel ver te gaan in het neerzetten van Hamlet’s pesterige gekte, een soort kruising tussen Kurt Cobain en Theo van Gogh. Liefhebbers van het werk van Ivo van Hove of Johan Simons zullen beslist niet teleurgesteld zijn.

Na afloop van de voorstelling neemt Thomas Ostermeier ruim de tijd voor een paar Nederlandse journalisten. Het is een lange man, begin veertig, informeel gekleed in een streepjestrui en een jasje met heel veel pennen in het borstzakje. In zijn kantoor, hoog achterin het gebouw, vertelt hij levendig over zijn visie op het ultieme toneelstuk. Zijn kenmerkend hinnikende lach klinkt regelmatig. “Als regisseur is Hamlet altijd iets dat speelt op de achtergrond. Het is dat grote ding dat je moet aangaan. Ik heb het stuk heel vaak gezien en ik vond die vaak teleurstellend dat Hamlet wordt gepresenteerd als een pure ziel met decadente mensen om zich heen. Ik wilde Hamlet juist net zo vadsig en decadent maken als zijn omgeving. Ik zie hem als iemand met veel fouten, een vet, verwend kind; een product van deze wereld.”

Continue reading “Interview Thomas Ostermeier” »

Interview Don Duyns

interviews,Parool — simber op 6 december 2009 om 02:03 uur
tags: , , ,

De jaarlijkse familievoorstellingen van het Ro Theater zijn inmiddels een traditie van decennia. Don Duyns (Haarlem, 1967) schreef twee jaar geleden Lang & Gelukkig, een Nederlandse versie van een ‘Panto’, het traditionele Engelse Kerstvermaak. Dit jaar schreef hij Snorro, met onder andren Loes Luca en Dick van den Toorn, dat deze week in Amsterdam te zien is. “Ik ben het ambacht van toneel schrijven steeds meer gaan waarderen.”

In een café in Amsterdam West kijkt Duyns tevreden terug op de première. “De reacties zijn heel positief, maar de voorstelling moet nog wel soepeler gaan lopen. Met een voorstelling als deze wil je eigenlijk twee weken extra om te try-outen. Er gebeurt zoveel tegelijk: muziek, verkleden, schermen, acrobatiek. Maar het is geweldig om een acteur als Bart Slegers, die ik nog als Hamlet heb gezien, met zoveel gravitas komedie te zien spelen.”

Regisseur Pieter Kramer –vooral bekend van de film Ja zuster, nee zuster– kwam tijdens een vakantie in Mexico met het idee om een familievoorstelling te maken over Zorro en het Wilde Westen. Bovendien zag hij daar een groep restaurantmuzikanten aan het werk. Zo’n Mariachiband moest er ook in. Met die ingrediënten, plus zijn eigen voorliefde voor Lucky Luke ging Duyns aan het werk.

“Je begint met het zoeken naar leuke combinaties per scène”, legt Duyns uit, “En er zijn een aantal dubbelrollen en aan het eind moet het allemaal mooi uitkomen, maar toch net anders dan het publiek verwacht. Het is echt een ambacht om zo’n stuk in elkaar te zetten; het is als het weven van een tapijt. Ik ben die Engelse traditie steeds meer gaan waarderen. Je neemt het materiaal heel serieus, je doet alsof het Shakespeare is; nou ja misschien meer Ayckbourne.”

“Het Ro heeft een lange traditie van familievoorstellingen, dat schept verwachtingen. Mensen willen graag publieksparticipatie, liedjes en een mooi decor. Je kan dat heel erg avant garde gaan doorbreken, maar dat wil ik niet. Ik wil een zo goed mogelijke familiekomedie schrijven en daarbinnen manieren zoeken om er toch nog mijn eigen verhaal kwijt te kunnen, en te spelen met de verwachtingen. Pieter en ik willen allebei geen burgerlijke moraal aan het eind. In Lang & Gelukkig zat een homostel, in Snorro een spannende lat-relatie. Nou ja, een kleine moraal zit er wel in: met masker durf je misschien meer, maar je moet het ook zonder kunnen.”

“Mijn stukken waren altijd meer de dramaturgie van de gebroken spiegel, waarbij het publiek zelf z’n verhaal moet maken. In Snorro worden ze echt meegevoerd.” Vol lof is Duyns over regisseur Pieter Kramer “Ik denk dat Pieter dit het beste kan in Nederland. Hij neemt het heel serieus, heeft een eigenzinnig gevoel voor humor en let op alle details. Ik zou het graag ieder jaar doen, maar het hangt van Pieter af.”

Duyns werkte opnieuw samen met Kramer bij de verfilming van Lang & Gelukkig waar voor Duyns het scenario schreef. “Het is een erg theatrale film. We hebben de dubbelrollen uit de voorstelling erin gehouden. Arjen Ederveen speelt wel zes rollen. Het is een raamvertelling in een bejaardentehuis. Elementen uit het tehuis zie je steeds terug in de sprookjes.”

Na de drukke periode rond Snorro kan Duyns weer werken aan zijn eigen stukken. Daarnaast is hij sinds een jaar hoofddocent bij de opleiding toneelschrijven van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht: “Dat is echt een opleiding die ik zelf graag gedaan zou hebben, waarin heel diepgaand met teksten wordt omgegaan. We proberen het talent dat mensen zelf al in huis hebben verder te ontwikkelen. Dat is enorm uitdagend.”

Snorro van het Ro Theater speelt 4 en 6 december in De Meervaart en 21 t/m 24 januari in de Stadsschouwburg. Meer info op www.rotheater.nl

Interview Lineke Rijxman

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 1 december 2009 om 11:23 uur
tags: ,

Actrice Lineke Rijxman vertrok in 2003 bij Toneelgroep Amsterdam, maar heeft nu al geruime tijd een nieuw huis gevonden bij Mugmetdegoudentand. Voor haar rol van Hannah Arendt in de voorstelling Hannah en Martin won ze in september de Theo d’Or, de prijs voor de beste actrice. Deze week staat ze met die voorstelling in Amsterdam. “Ik kan iets pas mooi vinden als er een kras op zit.”

Soms vergist ze zich nog. Heeft ze het over ‘ze’ als de plannen van Mugmetdegoudentand bespreekt. “Ik moet oefenen met ‘we’ zeggen”, glimlacht ze. Ze is nu lid van het artistieke team van het theatergezelschap, naast artistiek leiders Joan Nederlof en Marcel Musters. “Het verschil is geloof ik dat ik bepaalde praktische en zakelijke dingen niet hoef te doen. Maar ik bespreek samen met Joan en Marcel wat we gaan spelen en welke onderwerpen we ter sprake willen brengen.”

Nadenkend is ze. Regelmatig vallen er lange pauzes in het gesprek. “Ik ben mijn houding ten opzichte van interviews aan het veranderen. Ik vind de openbaarheid ervan soms moeilijk, maar ik wil gewoon dat de zalen vol zitten.”

Rijxman (Bussum, 1957) groeit op in een Joods gezin in het Gooi. “Het was de tijd van het grote zwijgen over de oorlog. Ik was al heel jong geïnteresseerd in gewetenskwesties, en de vraag waar het kwaad vandaan kwam. En ik had al snel door dat bij mensen onder de oppervlakte allerlei onbewuste motieven speelden. Ik zag mensen ontspannen keuvelen met een kopje thee in de hand, maar onder tafel zag ik dat hun benen een heel ander verhaal vertelden.”

Continue reading “Interview Lineke Rijxman” »

De Aangever: interview met Willem de Wolf

interviews,Theatermaker — simber op 14 november 2009 om 19:24 uur
tags:

Tijdens het jaarlijkse toneelprijzengala afgelopen september was hij de meest bedankte man van de avond, geprezen door zowel Louis d’Or-winnaar Bert Luppes als Theo d’Or-winnares Lineke Rijxman. Eerder op de avond won zijn oude maat Ton Kas de Mimeprijs. Zo’n rol –aanwezig, maar net buiten het voetlicht- lijkt kenmerkend voor theatermaker Willem de Wolf. “Ik heb sterk de behoefte aan iemand die de knopen doorhakt

Het afgelopen seizoen speelde Willem de Wolf in drie van meest geprezen voorstellingen die te zien waren. Als aanstichter van We hebben een/het boek (niet) gelezen, een voorstelling in ontwikkeling van de informele acteursgroep van De Wolf met Peter van den Eede, Damiaan Deschrijver, Matthias de Koning, Gillis Biesheuvel en Sara de Roo. Als acteur bij het Onafhankelijk Toneel waar hij meespeelde in De Geit of Wie is Sylvia?, met Luppes als medespeler. Tenslotte samen met Lineke Rijxman als spelende maker van Hannah en Martin van Mugmetdegoudentand. En dan is hij ook nog de schrijver van Bazel, dat in de uitvoering van Dood Paard in kunstgaleries door het land speelde.

Je lijkt ineens overal aanwezig, na een periode relatieve stilte. Wat is er gebeurd na het intrekken van de subsidie voor Kas & De Wolf in 2005?

“Dat negatieve advies van de Raad voor Cultuur heeft er stevig ingehakt. Niet alleen krijg je geen geld meer, maar in een klap wordt ook de continue ontwikkeling van je thematiek je ontnomen. Hoe leuk prijzen en commissies en jury’s ook zijn, er is maar één beoordeling die er echt toe doet en dat is je vierjarige subsidieaanvraag. Kas & De Wolf heeft uiteindelijk één periode in het Kunstenplan gezeten. In die vier jaar waren we drie keer genomineerd voor de mimeprijs, en na afloop werden we er meteen uitgegooid.”

Continue reading “De Aangever: interview met Willem de Wolf” »

De Nieuwe Toneelbibliotheek

Ze zijn groen, klein, en wie ze in handen heeft, krijgt een welhaast onweerstaanbare drang om ze te bezitten. Maar de nieuwe serie tekstboekjes van De Nieuwe Toneelbibliotheek zijn niet alleen hebbedingetjes, de drie initiatiefnemers hopen op iets groters: een herwaardering van het Nederlandstalige toneelrepertoire. Boekje voor boekje.

Dramatis Personae: De redactie van De Nieuwe Toneelbibliotheek:

  • Alexandra Koch: Regisseur; oprichter van Hotel Dramatik
  • Ditte Pelgrom: Schrijfster en Dramaturge, verbonden aan het Platform Theaterauteurs
  • Sandra Tromp Meesters: Schrijfster en Dramaturge, verbonden aan het Platform Theaterauteurs

I. Eindeloze voorgeschiedenis

Hoe langer je met de drie redacteuren praat, hoe verder terug in de tijd je raakt. De boekjes die er nu liggen komen voort uit de uitgaves van het Platform Theaterauteurs en uit de digitale bibliotheek van de website Hotel Dramatik. Die twee organisaties werden weer opgezet als ondersteuning van de hausse aan toneelschrijvers in het begin van de nieuwe eeuw, die weer deels voortkwam uit de oprichting van opleidingen voor toneelschrijvers. En via Gerardjan Rijnders en Rob de Graaf kom je uit bij Aktie Tomaat die de positie van de toneeltekst in Nederland sterk veranderde: de literaire toneelschrijver verdween en de schrijvende regisseur kwam op.

Maar laten we het begin zetten in 2002. Toen werd het Platform Theaterauteurs opgericht op initiatief van actrice en schrijfster Marian Boyer. Mede-oprichter Tromp Meesters vertelt: “We wilden een initiatief zijn voor loslopende schrijvers, degenen die niet aan een gezelschap gebonden zijn. Die hebben niet een regisseur als vaste gesprekspartner, maar ze willen wel een artistiek gesprek over hun werk. We wilden mensen uit hun zolderkamers halen, kruisbestuiving mogelijk maken, samen teksten lezen.” “Een gesprek tussen schrijvers onderling is sowieso van belang”, vult Pelgrom aan: “Een regisseur moet op een gegeven moment een voorstelling presenteren, wij wilden langer aan een tekst schaven vanuit een literair belang.”

Continue reading “De Nieuwe Toneelbibliotheek” »

Reportage/interview Dood Paard

Voor toneelgezelschap Dood Paard is een nieuwe fase aangebroken. Mede-oprichter Oscar van Woensel kickte af van zijn verslaving en verliet eerder dit jaar de groep. Tegelijkertijd lijkt de waardering voor Dood Paard als toonaangevend gezelschap in het avant-garde circuit breder te worden en wint de groep inmiddels acteerprijzen. Deze week gaat hun nieuwe voorstelling Reigen ad lib in première, naar het stuk van Arthur Schnitzler over tien seksuele ontmoetingen. “Het is ook wel geruststellend dat er nog steeds mensen zijn die schrikken van ons toneel.”

Rond een enorme tafel in een ruime kamer in een grachtenpand zitten vijf acteurs geconcentreerd te werken. Ze lopen de vertaling door van Reigen, dat over een paar weken in première gaat. Twee acteurs lezen hardop een pagina dialoog, daarna roept iedereen op- en aanmerkingen. Manja Topper, Gillis Biesheuvel en Kuno Bakker –die vandaag de laptop heeft en alle wijzigingen direct verwerkt- vormen nu samen Dood Paard. De twee anderen zijn Vincent Rietveld van theatergroep De Warme Winkel en Thirsa van Til, net afgestudeerd van de toneelschool. Maar bij het maken van de voorstelling is er geen hiërarchie.

Drie weken zitten ze al zo met z’n vijven rond de tafel. Eerst zin voor zin vertalend, discussiërend over de betekenis van moeilijke passages, later meer en meer inzoomend op de details; ritme, taalgebruik van de personages, dubbele betekenissen. “Is ‘griezelig’ een meisjeswoord?” “‘Voor iemand gáán’ vind ik té hedendaags, en het is lelijk.” “Dit riekt naar taalkunst.” “Wat staat er in het Duits?” Onder de stapels teksten, boeken, eerdere versies van het script, losse papieren vol aantekeningen en een paar laptops ligt oorspronkelijke tekst van Arthur Schnitzler, die soms het verlossende woord biedt, en soms alleen maar nieuwe vragen oproept. Gedisciplineerd wordt zo de hele tekst doorgeploegd, maar de sfeer is ontspannen.

Continue reading “Reportage/interview Dood Paard” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity