Fotografenspecial: Sanne Peper

interviews,Theatermaker — simber op 11 januari 2012 om 20:52 uur
tags: ,

Ik maakte drie interviews voor de theaterfotografiespecial van TM. Met foto’s natuurlijk veel mooier. Die kunt u nog tot 28 januari bekijken in galerie KochxBos.

Onscherpe acteurs, monochrome vlakken, onherkenbare gezichten en geen totaaloverzichten. Een scènefoto van Sanne Peper pik je er direct uit. De stilistisch nogal eigenzinnige theaterfotograaf begon ruim vijfentwintig jaar geleden in het Shaffytheater en bepaalde mede het beeld van Alex d’Electrique en Dood Paard. “Je moet een grote neus vergroten, dan wordt het karakter.”

“Ik vond het moeilijk om te kiezen. Een foto is niet alleen het beeld, maar ook de context waarin je hem ziet. Ik wilde vier foto’s – één zou heilig worden, acht wordt een zooitje – maar die moeten wel bij elkaar passen. De richting moet kloppen, de kleur, de sfeer. Het is heel moeilijk om dat van verschillende voorstellingen van verschillende groepen bij elkaar te krijgen.”

“Een vriendin van mij werkte achter de bar in het Shaffytheater. Via haar kwam ik in de theaterwereld terecht. Eerst maakte ik portretten van makers en later ook scènefoto’s. Ik was zó slecht. Ik weet nog dat ik een keer een hele voorstelling geobsedeerd was door de voet van een van de acteurs. Ondanks dat kwam ik terecht bij de Toneelschuur en daar heeft Ina Veen mij jaren lang alles laten doen. Daar heb ik het geleerd.”

“Ik maak eigenlijk altijd hele drukke foto’s. Ik hou ervan om het kader lekker te vullen. Hoewel ik zelf erg van leegte houd. Die vier bij elkaar [op de volgende pagina] zijn eigenlijk vrij rustige, lege foto’s. Die foto van Glengarry Glenn Ross is goed omdat er echt geen kop meer op staat. Ik hou daarvan, maar het is geen publiciteitsfoto. Ik zoek meestal beelden net buiten de actie. Als twee mensen elkaar vinden fotografeer ik dat beeld niet, maar net ervoor en net erna wel. Decorontwerpers haten mij. Omdat ik nooit fotografeer wat ze gemaakt hebben. Het rare met mijn vak is dat het moet ‘communiceren’. Ik werk graag met mensen die dan toch die lastige foto’s kiezen zoals Eric de Vroedt of Dood Paard. Ik laat altijd ook de foto’s zien die ik zelf goed vind, maar als er ergens een communicatiemedewerker bij zit dan lukt het niet om ze te overtuigen. Zo simpel is het.”

“In het hoogseizoen doe ik één of twee keer per week een klus. Bij een korte voorstelling maak ik al gauw zo’n 1300 foto’s, het worden er méér naar mate de voorstelling langer duurt. Als ik thuis kom maak ik meteen een eerste selectie: ik  zap er doorheen en elke foto waar mijn blik langer op blijft hangen neem ik.”

“Dat levert een selectie op van ongeveer honderd. Daarvan kies ik er dertig om te laten zien aan de groep. Meer als ik de groep vertrouw en goed ken. Die zijn dan allemaal al bewerkt: voornamelijk contrast en kleurcorrectie, maar ik breng ook wel eens extra licht in. In overleg met de groep kies je er dan meestal tien. Er worden er uiteindelijk maar vier of vijf naar de kranten gestuurd. Ik vind overigens dat de keuze in de kranten erg makkelijk is geworden. Vroeger selecteerde NRC nog wel eens de raarste foto uit de serie, nu kiest iedereen veel veiliger.”

“In 2005 ben ik helemaal overgegaan op digitaal. Maar een digitale camera is zó anders dan m’n oude Nikon dat ik een nieuw handschrift moest ontwikkelen. Ik moest de baas worden over die camera. En ik vind kleur eigenlijk heel ingewikkeld. Ik houd niet van kleur. De foto’s die ik nu heb uitgekozen zijn eigenlijk zwart-witfoto’s die toevallig kleur hebben. En dan ook maar één kleur. Die rooie van Glengarry is eigenlijk ook monochroom. Mijn foto’s zijn door digitaal niet beter geworden, eerder slechter. Maar het scheelt veel werk. Vroeger kostte het me acht á negen uur om een voorstelling te verwerken, nu nog maar vijf.”

“Ik heb een tamelijk moeizame verhouding met theater. Het is mijn taal niet. Ik hou wel van mensen die iets maken, dus ik zoom erg in op de acteurs. Wat er tussen spelers gebeurt, of wat er gebeurt buiten het kader, vind ik eigenlijk altijd interessanter.”

“Er is eigenlijk geen link met mijn autonome werk. In mijn eigen foto’s komen bijvoorbeeld nooit mensen voor. Ik kies onderwerpen die ik niet helemaal begrijp omdat ze te groot zijn, zoals de gevolgen van de atoombom of wat het sublieme landschap te maken heeft met de dood en religie. Ik hou van dingen die ik niet helemaal snap. Mijn autonome werk gaat over wat je niet ziet. Net als bij mijn scènefotografie eigenlijk.”

“Als ik een voorstelling goed vind is het meestal omdat het lijkt op hedendaagse kunst. Omdat je er je klassiekers en je filosofen ontzettend goed voor moet kennen. Ik ben erg voor kunst die van je eist dat je dan maar eens een boek leest. Kunst is iets waarvoor je moeite moet doen, omdat je er dan pas iets voor terug krijgt.”

“Het is eigenlijk mijn taak is om een foto te maken die de krant komt, zodat mensen denken: naar die voorstelling moet ik gaan kijken. Maar dát doe ik niet zo goed. Daarom werk ik denk ik ook het prettigst met mensen die niet per se toegankelijk toneel maken. Het zijn groepen voor een select publiek. Dat is niet omdat hun werk  moeilijk is, maar omdat de makers dat willen. En zo iemand ben ik ook. We zijn gewoon allemaal elitair, and proud of it.”

CV:
Geboren 30/12/1963
Opleiding: Academie Beeldende Kunsten, Arnhem en AKI Enschede
Fotografeert theater sinds: 1984
Groepen: Dood Paard, Mightysociety, TA2, Oostpool, De Toneelmakerij, De Toneelschuur, MONK, Utrechtse Spelen, De Gemeenschap, Aluin, Het Syndicaat, e.a.

Fotografenspecial: Joris van Bennekom

interviews,Theatermaker — simber op 11 januari 2012 om 20:48 uur
tags: ,

Ik maakte drie interviews voor de theaterfotografiespecial van TM. Met foto’s natuurlijk veel mooier. Die kunt u nog tot 28 januari bekijken in galerie KochxBos.

Joris van Bennekom kreeg van zijn vader Kors zowel de liefde voor het theater als het ambacht van de fotografie mee. Inmiddels zit hij al ruim vijfentwintig jaar in het vak. Afgelopen maand won hij de TIN Theaterfotografie Prijs voor een spectaculaire, bijna niet als theater te herkennen foto van de musical Soldaat van Oranje. “Ga weg bij die televisie en kom naar het theater.”

“Die winnende foto van dat bootje op het strand was niet uitgedacht. Soldaat van Oranje was technisch zo ingewikkeld dat de voorstelling die ik fotografeerde de eerste echte doorloop was. Het was een beetje als sportjournalistiek: je voelt het doelpunt aankomen. Ik was wel al heel lang betrokken bij die voorstelling, bijna twee jaar voor de première ben ik begonnen met het vastleggen van de making of… Vanaf het begin af aan heb ik daar alle vrijheid gekregen. Er was vertrouwen, dus vrijheid.”

“Ik raak het liefst zo vroeg mogelijk betrokken bij een voorstelling. Het wordt zeldzamer en pr-medewerkers weten vaak niet waar dat voor nodig is, maar ik vind het heel belangrijk. Ik kom dan op de eerste lezing – dan is het script af, vertelt de regisseur wat hij met de voorstelling wil, laten de vormgevers zien welke kant het op gaat en ik kan zien welke acteurs wat gaan spelen. Vervolgens kom ik terug bij de repetitiedoorloop, de laatste doorloop voordat ze gaan monteren in het theater. Dan ben ik druk aantekeningen aan het maken, schetsen met grote uitroeptekens en pijlen en dan weet ik wat ik ongeveer wil hebben. Dat zijn uiteindelijk bijna nooit de foto’s ik maak, maar op die manier krijg ik wel de voorstelling in de vingers.”

“De foto-call is meestal de laatste doorloop zonder publiek. Er wordt een platform gebouwd voor het podium, of de orkestbak wordt opgetild, zodat ik vrij kan bewegen op dezelfde hoogte als de acteurs en ook op het toneel kan stappen. Ik loop tijdens het fotograferen wel op het podium, maar nooit in de cirkel van de acteurs, dan maak je het stuk. Ze spelen het toch min of meer voor mij. Voor de spelers is het vaak een verademing om het voor andere mensen te spelen dan het regie-team, maar daarom vind ik die vroege betrokkenheid zo belangrijk: de acteurs moeten weten dat ik het straks ga fotograferen, dat ik erbij hoor.”

“Achteraf praat ik natuurlijk ook over wat ik vind, maar ik ben niet objectief. Ik wordt toch altijd weer verliefd op de spelers en het stuk. De Aanslag heb ik echt met tranen in m’n ogen staan fotograferen. Ik vind het zo mooi hoe Peter Bolhuis die kwaadheid laat zien van die man die niet meer weet wat hij moet zonder het verzet. Hij en Victor Löw stuwen elkaar daar tot grote hoogte op. Het is ook een kwestie van vertrouwen over en weer. Bijvoorbeeld die foto van Joep Onderdelinden: hij vind zichzelf niet knap op deze foto, maar hij ziet heel goed dat het een foto is waar je twee keer naar moet kijken.”

“Nee, ik bewerk mijn foto’s niet, of ‘fotofucken’ zoals we dat wel noemen. Ik doe alleen wat ik vroeger in de donkere kamer ook al deed: contrast en licht, soms de uitsnede. Maar microfoontjes poets ik wel weg. Ik zit er dicht op en dan springen die heel erg in het oog met dat plakband en zo, terwijl het publiek ze nauwelijks ziet. En bij portretten wil ik wel wallen of puistjes weghalen, dat moeten toch lieve foto’s worden.”

“Hans Kemna zei op de uitreiking van de Theaterfotoprijs dat hij wel twee keer naar de voorstelling was komen kijken, mede door de foto’s. Dat is natuurlijk het streven, een foto moet wervend zijn. Ik wil tegen mensen zeggen: ga weg bij die televisie en kom naar het theater.”

“Ik ga zelf veel naar theater. Ik vond Jack Wouterse als King Lear heel erg mooi, daar ben ik wel drie keer naartoe geweest. Maar je hebt ook voorstellingen waar je je weken later nog kwaad over kunt maken. Geweldig toch? Dat komt bij een televisieprogramma toch nooit voor? Dat ben je dezelfde avond alweer vergeten.”

Bij ons thuis ging het aan de eettafel nooit over fotograferen, maar altijd over theater. Die camera was er altijd gewoon. Ik ben begonnen als assistent van mijn vader. Bij Cats in Carré was heel veel materiaal in kleur nodig. Kors stond toen vooraan en ik met een telelens in de zaal. Ik heb lang met hem samengewerkt aan de Uitkrant. Dan moest je zes weken voor de première al een wervende foto van een voorstelling maken. Daar heb ik het vak geleerd. We hebben nooit vader-zoon conflicten gehad. Het was meer een soort vriendschappelijke wedstrijd wie het beste was, waarmee we elkaar stimuleerden.

“Later is Kors nog een tijd míjn assistent geweest, bijvoorbeeld bij de voorstellingen van Joop van den Ende. Dan zat hij meteen telelens in de zaal. Hij vond dat heerlijk, ik mocht al het gedoe met de opdrachtgever doen, en hij alleen maar foto’s maken. Onlangs heeft mijn vader zijn heup gebroken. Hij zit nog in het gips, maar hij kan niet wachten tot hij weer met lijn 10 naar het Leidseplein kan, naar het theater. Het wordt nu vaak vergeten door het dedain waarmee over de kunst wordt gesproken, maar voor veel mensen is theater echt een eerste levensbehoefte.”

C.V.
Geboren: 14/12/1964
Werkt sinds: 1985
autodidact
camera: Nikon D300
Werkt voor: Het Filiaal, Bos Theaterproducties, Albert Verlinde, Bunker, Thriller Theater e.a.

Fotografenspecial: Sofie Knijff

interviews,Theatermaker — simber op 11 januari 2012 om 20:44 uur
tags: ,

Ik maakte drie interviews voor de theaterfotografiespecial van TM. Met foto’s natuurlijk veel mooier. Die kunt u nog tot 28 januari bekijken in galerie KochxBos.

Sofie Knijf is de theaterfotografe die zelf ook echt uit de theaterwereld komt. Ze zat op de toneelschool in Maastricht en speelde bij De Trust en Het Nationale Toneel voordat ze een carrièreswitch maakte en naar de fotoacademie ging. Nu maakt ze naam als huisfotograaf van De Warme Winkel en Sarah Moeremans. “Ik voel me verbonden met de acteurs op de vloer.”

“Ik heb acht jaar alleen maar gespeeld. Ik zat in Maastricht in het jaar met onder anderen Aus Greidanus Jr. en Boris van der Ham. De makers met wie ik nu het meest werk als fotograaf heb ik leren kennen als actrice: ik heb meegespeeld in een van de eerste voorstellingen van De Warme Winkel, Slippertje op het Nippertje op de Parade, en ik deed mee aan de afstudeervoorstelling van Sarah Moeremans. Mijn omgeving was niet zo verbaasd toen ik toch naar de fotoacademie ging. Ik heb ook een observerende kant en wilde zelf beelden gaan maken, zelf creëren.”

“Toen ik eenmaal het besluit had genomen om over te gaan voelde dat meteen kloppend. In de fotografie voel ik meer autonomie. Je hebt het helemaal zelf in de hand, dat past beter bij mij. Ik kwam na de toneelschool terecht bij grote gezelschappen, waar je weinig inspraak hebt in wat voor stuk je staat. Wie weet, als ik in zo’n soort familie als De Warme Winkel terecht was gekomen, dan was ik misschien wel langer doorgegaan met spelen. Maar voor mijn gevoel ben ik niet gestopt en met iets anders opnieuw begonnen – ik ben verder gegroeid.”

“Ik werk vast voor De Warme Winkel en Sarah Moeremans, en die wilde ik ook in mijn keuze eruit lichten. Ik ben op zoek naar dynamiek. Je kunt wel mooie plaatjes schieten, maar ik zie liever een foto die net nog iets van mysterie weet op te wekken. Ik werk ook vooral met groepen die heel visueel en fysiek theater maken.”

“Toen ik De Warme Winkel leerde kennen waren zij net van school af en ik ook. Ik heb het gevoel dat we het samen zijn gaan ontdekken. We zijn samen doorgegroeid en ik denk dat we ook een bepaalde beeldtaal ontwikkeld hebben. Als je alles van De Warme Winkel gezien hebt, zie je steeds dingen terug komen – bepaalde esthetiek, maar ook hergebruikte requisieten. In het begin was ik overweldigd door de demonstraties van chaos die hun voorstellingen ook altijd zijn. Daar kan ik nu makkelijker doorheen kijken.”

“Het fotograferen zelf is een hele intuïtieve, bijna fysieke ervaring. Voor mij is het bijna weer zoals toneel spelen was. Ik voel me verbonden met dat spannende moment: nu gaan we het toneel op. Dat is een heel kwetsbaar moment. Bij mij zit een concentratie in het fotograferen die heel erg met acteren te maken heeft.”

“Meestal fotografeer ik de laatste doorloop zonder publiek. Bij De Warme Winkel worden ze nerveus als ze mij zien: blijkbaar is het voor hen dan pas duidelijk dat het écht bijna première is. ‘Ojee, Sofie is er al.’ Ik voel ook bij Sarah meteen als ik binnenkom hoe ze ervoor staan, snijdende spanning of soms een hele goeie sfeer. Ik voel mezelf niet een scènefotograaf. ik voel me heel erg verbonden met het toneel dat ik fotografeer. Ik ga ook kijken als ik niet hoef te werken. Nou ja, nu even wat minder, ik ben heel erg druk met mijn eigen projecten.”

“Per voorstelling maak ik ongeveer vierhonderd foto’s. Ik probeer te vatten wat voor mij de essentie van de voorstelling is, en dan hoop ik dat mijn idee daarvan overeenkomt met dat van de makers. ’s Avonds na de voorstelling laadt ik alles in mijn computer en pik ik er meteen vijf of zes uit. Dan ben ik gerustgesteld en kan ik gaan slapen. De volgende dag ga ik werken: ik maak een selectie van dertig tot vijftig foto’s, waarin ik probeer een vertaling van de voorstelling te maken; van elk hoogtepunt heb ik sowieso een foto. Het is moeilijk voor mij om te bepalen wat de essentie van de voorstelling is. Ik weet ook niet of dat mijn taak is.”

“Ik stuur mijn selectie naar de groep en zij kiezen welke er naar de krant gestuurd worden. Ik geef altijd m’n eigen voorkeur ook door. Maar de krant is niet het enige doel. Met De Warme Winkel en Sarah Moeremans bouw ik ook een archief op en bepaalde foto’s kunnen om die reden interessant zijn, misschien komen die dan weer ergens anders terecht.”

“Scènefotografie heb ik altijd digitaal gedaan, maar in mijn autonome werk werk ik ook analoog. Ik bewerk niet veel na, vooral de kleur. Ik ben erg gevoelig voor kleur. Dat vind ik mooi aan de voorstellingen van Sarah Moeremans, die heeft een heel eigen palet. In mijn foto’s wil ik dat goed naar voren laten komen. In theaterlicht kunnen foto’s vaak heel geel worden, dat probeer ik eraf te halen, zodat je de echte kleur kunt zien.”

“Mijn autonome werk nu bestaat vooral uit portretfotografie. Dat is echt mijn ding. Het is ook doordrongen van theater: in hoe ik series opbouw, zit een verhaal – niet heel letterlijk, maar het is een vorm van enscenering. Ik onderzoek van fictie binnen documentaire fotografie. De uitdaging is om die grens op te zoeken. En dat doen Wunderbaum en De Warme Winkel eigenlijk ook.”

C.V.
geboren: 20/10/1972
Werkt sinds : 2006
Opleiding: Fotoacademie Amsterdam
Camera: Nikon 3D
Werkt voor: De Warme Winkel, Sarah Moeremans, Wunderbaum, Oostpool e.a.

Voorstuk: #BAM

interviews,Parool — simber op 4 december 2011 om 14:20 uur
tags: , , , ,

Hun naam komt van New Kids, en hun achtergrond ligt in de kunsten. De drie jonge initiatiefnemers van #BAM bedachten een theatrale variëté-avond die in minder dan een week in elkaar wordt gezet met als doel de tongen los te maken. “Wat is er met het theater gebeurt dat het niet meer actueel kan zijn?”

Schrijver Tjeerd Posthuma, theatermaker Albert van Andel en literatuurwetenschapper Hannah Ester verzamelen zich op donderdagochtend in het café van De Balie. Ze verzonnen #BAM als een manier om in zo kort mogelijke tijd een actueel theaterprogramma te maken. Vanavond pas is het eerste brainstormdiner voor de twee voorstellingen van aanstaande dinsdag. “We willen het maakproces zo kort mogelijk maken”, vertelt Posthuma. “Dan kunnen mensen makkelijker meedoen en blijft het heet van de naald.”

Over het doel van de avond zijn de drie niet bescheiden: “Bij De Wereld Draait Door of Pauw & Witteman wordt het gesprek van de dag gevoerd, maar morgen is iedereen vergeten waar het over ging”, zegt Van Andel, “en in het theater worden bijna altijd de eeuwige thema’s behandeld. We missen een plek waar je kunt reflecteren op wat er nu speelt. Vandaar de ondertitel ‘Wat de fok is happening?’ Die vraag kunnen we nu eigenlijk niet beantwoorden, omdat we geen plek hebben om er discussie over te voeren.”

Tijdens de brainstorm bespreken de drie, samen met vijftien schrijvers en regisseurs (onder wie Simon Weeda en Hanna Bervoets), de belangrijkste gebeurtenissen van de afgelopen maand. “Dat kan van alles zijn”, zegt Ester. “Er is gedoe bij Ajax, stadswachten dragen nieuwe uniforms en misschien is er ook wel een nieuwe trend in de clubscene. We proberen daar één thema uit te destilleren. Vervolgens verzinnen we scènes en in de dag erna vullen de schrijvers die in met dialogen.” Dan rest er nog één dag voor repetities me de pool van acteurs samengesteld, onder wie Wouter van Oord en Laura Mentink, en één dag om inkopen te doen voor het decor.

“Het grappige is dat dit een manier van werken is die je heel erg krijgt aangeleerd op de theateropleidingen”, zegt Van Andel. “Op de toneelschool in Maastricht deden we soms presentaties ‘instant regie’, waarbij je in twintig minuten de tekst van één A4 moest regisseren. Uit die energie proberen we nu weer te putten. Je hebt dan het publiek inhoudelijk al mee, want die begrijpen dat je in die tijd geen meesterwerk kunt maken. ”

“We willen een pact sluiten met het publiek: het is niet af, het decor is niet glad geschuurd, het gaat om de inhoud.” Posthuma vult aan: “Maar we willen wel ‘echt’ theater maken: het wordt geen geinige improvisatie-avond. Het is satirisch, maar we verwijzen ook naar de theatercanon. We hebben geen presentator, de scènes moeten in elkaar overvloeien.” “En we hebben een band!”, roept Van Andel enthousiast, “En aan het eind doen we een aftiteling, waarin we vertellen welke acteurs binnenkort waar in het theater te zien zijn.”

“We willen namelijk ook theater laten zien als een plek waar je het ergens over kunt hebben.” zegt Ester, “En we nodigen specifiek mensen uit om te komen, van wie we denken dat ze over een paar jaar stijliconen of opinion leaders zijn.” “Het helpt dat die mensen zich al verzamelen op feestjes”, zegt Posthuma, “We willen een voorstelling maken die je even anders laat denken en je iets geeft om na afloop over te praten, maar als je met een date bent moet je wel binnen een half uur kunnen gaan zoenen.”

Van Andel, serieuzer: “We moeten het onszelf kwalijk nemen dat een rechtenstudent kan afstuderen zonder de Oresteia gezien te hebben en dat de actieve leden van politieke jongerenorganisaties nog nooit van Eric de Vroedt gehoord hebben, terwijl die toch theater maakt dat hen enorm zou aanspreken. #BAM moet een soort laagdrempelige ingang voor het theater zijn.”

Deze editie van #BAM, die dinsdagavond twee keer achter elkaar wordt gespeeld, is een pilot. “We hopen dit volgend seizoen maandelijks te organiseren”, zegt Ester. Eerder kan niet, ook al willen de makers dat graag: “We zijn afhankelijk van fondsen die eisen dat een project niet binnen vier maanden na de aanvraag start”, zegt Ester. “Dat is niet meer van deze tijd, je moet met zoiets als #BAM sneller kunnen beginnen”. Posthuma: “Ik was bezig met het vinden van sponsors en dat is een compleet andere wereld; als het maar niet binnen twee weken begint vinden ze het al lang best.”

#BAM, 6 december om 19:00 en 21:30 uur
Meer info op www.hekjebam.nl

Interview Alize Zandwijk

interviews — simber op 15 oktober 2011 om 12:35 uur
tags: , , , ,

De beste theatervoorstelling van vorig jaar komt terug naar Amsterdam. Branden van het Ro Theater was een even schitterend als hartverscheurend verhaal over de gevolgen van oorlog, waarin een moeder op zoek is naar haar kind en twee kinderen naar hun vader en hun broer, gespeeld door een multiculturele cast. Regisseur Alize Zandwijk: “Het is verbazingwekkend dat dat niet vaker gebeurt.”

In Schouwburg Kunstmin in Dordrecht verzamelt de hele crew van het Ro Theater zich op een vroege dinsdagmorgen. Het decor van Branden staat al, over een half uurtje komen de acteurs om in twee dagen de reprise op de rails te zetten. “Ja, de voorstelling zit nog helemaal in m’n hoofd. Niet toen ik hem maakte natuurlijk, maar nu ik hem zo vaak gezien heb wel. En voor de acteurs is het zo dat als ze met elkaar weer op dezelfde plek in hetzelfde decor staan het geheugen automatisch weer terugkomt. Mijn voorstellingen worden bij hernemingen vaak beter. Als de acteurs het zich helemaal eigen gemaakt hebben krijgt het een bepaalde verdieping.”

“Mijn taak is nu vooral het bewaken van het ritme. De voorstelling duurt tweeëneenhalf uur. Voor de toeschouwers lijkt het voorbij te vlíegen, maar voor de acteurs is het een hele lange boog. En eigenlijk zijn het twee vertellingen: twee paralelle zoektochten van mensen op zoek naar hun familie.”

Het stuk, van de Canadees-Libanese schrijver Wajdi Mouawad, begint met twee hedendaagse jonge mensen die zojuist hun moeder, Nawal, hebben verloren. Via haar testament horen ze dat ze nog een broer hebben, en dat hun vader nog ergens rondloopt, in het niet nader genoemde, door burgeroorlog verscheurde land waar zij oorspronkelijk vandaan komen. Zo begint voor de kinderen een zoektocht in de omgekeerde richting die hun moeder heeft afgelegd. Maar tegelijk zien we daardoorheen geweven de voorgeschiedenis van Nawal en haar andere, eerdere kind.

Wat de voorstelling mede zo bijzonder maakt is de opvallend multiculturele cast, met onder anderen Nasrdin Dchar (die onlangs in zijn Gouden Kalf-speech zijn trots op zijn Marokkaanse roots belijdde), Yahya Gaier en de Vlaamse Fania Sorel als Nawal. Andere spelers zijn Bright Richards en Oleg Fateev, die in repectievelijk Liberia en Tsjetsjenië aan den lijve een burgeroorlog meemaakten.

Ondanks het serieuze onderwerp is de vorm van de voorstelling bijzonder licht. “Het is een heel uitgestrekt verhaal en ik wilde dat heel naïef en speels vertellen. We kwamen toen uit bij een schimmenspel. Daarmee kun je met heel eenvoudige middelen, met een papieren berg en twee poppetjes, een reis van maanden laten zien.”

“Oorspronkelijk was het het plan om deze voorstelling in Hamburg te maken”, vertelt Zandwijk. Dat ging om allerlei redenen niet door en achteraf was ik daar blij mee: in Duitsland is toneel heel erg voor witte mensen. In Rotterdam heeft zestig procent van de bevolking een andere culturele achtergrond. Ik vind dat ik verplicht ben om daar iets mee te doen. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat het niet vaker gebeurt op toneel.”

“Ik heb ook een voorstelling Moeders gemaakt, met zeventien moeders uit alle culturen van Rotterdam op toneel. Kwaliteit van theater heeft denk ik ook te maken met lokale verbondenheid. Ik wil ook voorstellingen maken om die andere verhalen te laten horen. En in dit dtuk komen veel van die verhalen samen; en het is zó goed dat mensen het als een slag in hun gezicht ervaren.”

Met dezelfde spelersgroep gaat Zandwijk later dit seizoen opnieuw een stuk van Mouawad opvoeren. “Branden is het tweede deel van een vierluik, Bloed van de Beloften. Nu gaan we het eerste stuk daarvan spelen. Het heet Kust en het gaat over een man die nergens begraven mag worden – niet in het westen waar hij naartoe is getrokken en niet in het oosten waar hij vandaan komt. Iemand die dus echt tussen twee culturen terecht is gekomen.”

Zandwijk is een van de weinige regisseurs die, naast klassiekers, nog consequent internationale nieuwe toneelstukken opvoert. Naast Mouawad regisseert ze veel nieuwe teksten van de Duitse schrijfster Dea Loher. “Ook het opvoeren van nieuw werk zie ik echt als een plicht voor een stadstheater als het Ro. En ik houd zelf heel erg van toneelteksten. Maar het is heel erg moeilijk om daarvoor voldoende publiek naar de grote zaal te trekken. En ik ben bang dat theatergroepen door de huidige situatie nóg meer gaan teruggrijpen op bekend repertoire en bewerkingen van boeken en films.”

Branden speelt op 17 en 18/10 in de Stadsschouwburg Amsterdam en van 9 t/m 12/11 in de Toneelschuur in Haarlem. Meer info op www.rotheater.nl

Interview Frie Leysen

interviews,Theatermaker — simber op 28 september 2011 om 09:15 uur
tags: ,

Het is moeilijk om Frie Leysen te pakken te krijgen. Ze reist tussen de hele wereld af op zoek naar ‘het nieuwe en onbekende’ in het theater, in Europa, maar ook in Azië, Afrika en Zuid Amerika. In 1994 richtte ze het Kunstenfestivaldesarts op in Brussel, en sinds ze daar in 2006 vertrok organiseerde ze steeds één editie van een bijzonder festival: Meeting points in de Arabische wereld in 2007, Theater der Welt in het Ruhrgebied in 2010. Deze zomer werd bekend dat Leysen in 2012 het Berlijnse festival Spielzeit Europa zal leiden, wederom eenmalig. “De kunstsector in Europa is te braaf geworden.”

We ontmoeten elkaar in café A la mort subite in Brussel. Het schitterende etablissement, met zuilen, houten lambrisering en kleine tafeltjes, ziet eruit als een decor van Anna Viebrock en inderdaad heeft regisseur Herbert Wernicke het interieur een keer laten nabouwen voor zijn opera Orphée aux Enfers in De Munt.

“Ja, ik wordt een specialist in one shots”, zegt ze lachend over haar derde eenmalige festival-klus. “Het heeft wel een nadeel, want ik kan niets dóórontwikkelen, maar het spannende is dat je al je energie moet erop moet richten om op één moment iets te laten gebeuren. Dat is toch de essentie van wat een festival is. Ik weet gelukkig nog steeds niet hoe dat moet. Ik heb enige continuïteit in een aantal makers die ik meeneem.”

“Ik hoop dat op de festivals die ik organiseer de toeschouwers op een avond een reis kunnen maken in plaats en in tijd, zonder dat ze hun woonplaats hoeven te verlaten. Een reis met verrassingen en problemen, die je gezichtspunten verandert en je wereldbeeld uitdaagt. Mijn job is om dat te organiseren. Voor die ene avond reis ik twee maanden. Ik zie heel veel en ik zit ook heus wel eens vloekend op een saai vliegveld, maar dat is mijn werk.” Grinnikend: “En dan kan het op die ene avond toch nog tegenvallen.”

Continue reading “Interview Frie Leysen” »

Interview: Annemie Vanackere

interviews,Theatermaker — simber op 28 september 2011 om 09:12 uur
tags: , ,

Ze is een van de gezichtsbepalende programmeurs van Nederland. Maar na zestien jaar neemt Annemie Vanackere afscheid van ‘haar’ Rotterdamse Schouwburg en tegelijk van Nederland. Terugblikken gaat haar echter nog niet gemakkelijk af. Voordat ze naar Berlijn verhuist om het Hebbel Am Ufer (HAU) te gaan leiden is er namelijk eerst nog haar laatste editie van De Internationale Keuze, het eigenzinnige internationale theaterfestival dat ze samen met schouwburgdirecteur Jan Zoet uit de grond heeft gestampt. “Mensen denken nu dat ik net op tijd weg ben.”

De verwachtingen gaan vaak sneller dan de werkelijkheid, is Vanackeres ervaring. “Op 31 mei was de persconferentie in Berlijn over mijn nieuwe functie”, vertelt ze eind juni in een vergaderzaaltje op de bovenste verdieping van de Rotterdamse Schouwburg. “Twee dagen erna was de opening van het Holland Festival waar ik al mijn collega’s tegenkwam – mijn coming out. En inmiddels denkt iedereen dat ik al weg ben. Maar ik ben nog heel erg híer en heel betrokken. En ik heb nog een heel festival waar ik heel erg enthousiast over ben.”

“De sfeer van de afgelopen weken, na het Raadsadvies, is echt onder mijn vel gaan zitten”, zegt Vanackere. Ze reageerde zelf door een groot aantal internationaal vooraanstaande kunstenaars te vragen om hun naam te zetten onder een protestbrief. “Iedereen reageerde heel vanzelfsprekend en heel snel. De teneur in de landen waar wij veel contact mee hebben is er een van: als het in Nederland al gebeurt… Nederland is in sommige opzichten toch een gidsland. Ik ging er zelf nooit zo snel op in als ik petities kreeg uit andere landen, maar denk ik nu toch anders over. De belangstelling uit het buitenland heeft me echt verrast. Met sommige mensen heb ik lang aan de telefoon gezeten. Iedereen wil meer weten over wat er aan de hand is. Men bekommert zich zeer.”

Via de dans leerde ze het internationale theatercircuit kennen. In 1991 was ze dagelijks leider bij Klapstuk in Leuven, een festival vergelijkbaar met Springdance in Nederland. “Als toeschouwer ben ik daarin beland, en eigenlijk is dat nog altijd wat ik ben. Uiteindelijk wil ik mooie ervaringen doorgeven.” In 1993 werd ze artistiek directeur van het Nieuwpoorttheater in Gent waarna ze eind 1995 programmeur werd van de Rotterdamse Schouwburg. Daar zette ze in 2001 samen met directeur Jan Zoet voor het eerst een internationaal theaterfestival op, in het kader van het Culturele Hoofdstadprogramma.

Continue reading “Interview: Annemie Vanackere” »

Interview Jacob Derwig

interviews,Theatermaker — simber op 28 september 2011 om 09:00 uur
tags: ,

Jacob Derwig heeft vakantie. Twee grote rollen speelde hij dit seizoen, waarvan één door de jury werd genomineerd voor een Louis d’Or. Daarnaast stond hij voor het eerst in jaren weer op het toneel met zijn oude collega’s van ’t Barre Land. En, net nadat de marathonvoorstellingen van De Russen! achter de rug waren, heeft hij nog even een nieuw seizoen van In Therapie opgenomen.

We spreken elkaar in het café van Felix Meritis, waar hij informeel in een hoodie en spijkerbroek komt aangelopen. Dat valt op, ik ken hem tegenwoordig bijna alleen nog maar in pak. Hij praat langzaam en weloverwogen. Niet als iemand die zijn woorden weegt, maar meer als iemand die al sprekend zijn gedachten ordent.

Is je leven heel erg ingedeeld in seizoenen?

“Ja, totaal. Ik weet heel precies wanneer het begint en ophoudt. Ik heb dit seizoen 86 keer gespeeld. Twee grote rollen, veel in het buitenland geweest en opnieuw met ’t Barre Land meegespeeld. Dat was echt een hoogtepunt. We speelden Langs de grote weg van Tsjechov. De laatste keer dat we het speelden was negen jaar geleden – en toen was het al een ouwe voorstelling. Het grappige is dat als je dat voor het eerst speelt je je ineens weer herinnert dat je het de laatste keer ook ongeveer op die manier deed. Daar heb je een bepaald geheugen voor. De eerste keer deden we het een beetje op herinnering, maar als het de tweede weer meer gaat vliegen dan is het helemaal een cadeautje. Echt een oude liefde die je weer uit de kast mag halen.

Wat mis je het meest aan ’t Barre Land?

Het belangrijkste dat ik mis is om voor méér verantwoordelijk te zijn dan voor die ene rol. Het maken is toch het geheel bekijken, steeds doorzoeken. Daarin ben ik opgeleid, dat is hoe ik bij bij ’t Barre Land heb gewerkt, en zelfs bij De Trust kon ik daaraan proeven. Nu ben ik ook echt naar Toneelgroep Amsterdam gekomen om me te verder ontwikkelen als toneelspeler. En dat wil niet zeggen dat ik bij Ivo van Hove alleen maar uitvoerende ben. Er is natuurlijk een gesprek over hoe we een personage of een scène vormgeven. Maar als je het wilt hebben over de muziek of over een speelstijl van de hele voorstelling dan is dat al lastig. Daarover is hij de baas. En dan heb ik het nog niet eens over het grote gesprek: over gastregisseurs, stukkeuze, enzovoort.

Continue reading “Interview Jacob Derwig” »

Interview De Warme Winkel

interviews,Parool — simber op 23 september 2011 om 13:16 uur
tags: , , , , ,

Misschien zijn het wel de grootste nerds van theaterland. Met een combinatie van studeren en repeteren maakte theatergroep De Warme Winkel vijf semi-biografische voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars. Onder de naam Weense Herfst zijn die de komende weken weer allemaal weer te zien, waarvan sommige voor het eerst in Amsterdam. “Gedichten van Rilke zijn mooi, Rilke in de koeienstront is nog mooier.”

“We waren al een aantal jaar bezig toen we in 2006 op Oerol de voorstelling Totaal Thomas maakten”, vertellen acteurs Vincent Rietveld en Jeroen De Man op een Amsterdams terras. We waren daarvoor helemaal in het werk van toneelschrijver Thomas Bernhard gedoken en het bleek dat we dat heel erg leuk vonden. De voorstelling bestaat uit teksten van Bernhard, en uit acts gebaseerd op zijn werk. Daarna wilden we dat nog een keer proberen.” Rietveld: “We vonden het wel een goeie beperking: een voorstelling maken over één kunstenaar.”

Na avonden waarop de spelers spreekbeurten voor elkaar hielden en onderwerpen uitdiepten kwamen ze uit bij de romantische dichter Rilke over wie ze de voorstelling Rainer Maria maakten, waarin de lyrische esthetiek prachtig schuurt met de boerse locatie: een koeienstal, waar het publiek op balen stro zit en de spelers zich uitgebreid door de modder wentelen. De Man: “Je moet zo’n onderwerp niet te eerbiedig behandelen. Het gaat ook om ónze verhouding tot zo iemand, en om wat je het publiek over hem of haar wilt laten ontdekken.”

En eerbiedig zijn de voorstellingen van De Warme Winkel (naast Rietveld en De Man ook bestaande uit Mara van Vlijmen en Ward Weemhoff) dan ook allerminst, eerder stapelingen van groteske scènes, soms een hysterisch college, dan weer verstilde mime of een uitzinnige choreografie. Geen stijl wordt geschuwd om door te dringen tot de kern en steeds wordt de groep aangevuld met gasten zoals actrice Maria Kraakman, muzikant Richard Janssen en (eind-)regisseurs als Marien Jongewaard en Paul Koek. Na Bernhard en Rilke volgden nog voorstellingen over Alma Mahler (Alma), Stefan Zweig (Villa Europa) en Oskar Kokoschka (Kokoschka Live!).

“De stijl past zich natuurlijk wel aan aan het onderwerp”, zegt De Man “Stefan Zweig was net zo’n nerd als wij, dus daar past veel meer in dat wij uitgebreid onze kennis etaleren, terwijl we in de voorstelling over Kokoschka veel meer de sfeer van zijn woeste kunstenaarswereld probeerden te vatten.” Rietveld: “Maar na de oorlog is Kokoschka nog vijfendertig jaar saaie pentekeningen blijven maken; daar hebben we het dan weer niet over.”

Maar wat sprak ze nou uiteindelijk zo aan in die Oostenrijkers? Rietveld: “Oostenrijk is een metafoor voor Nederland: een klein land dat z’n hoogtijdagen achter zich heeft. Misschien geldt dat wel voor heel Europa. We kwamen uiteindelijk steeds uit bij het fin de siècle en de Eerste Wereldoorlog, omdat het heel duidelijk het begin is van de moderne tijd.”

“Het gaat ook om de experimenteerdrift in de kunst. Men geloofde toen heel sterk in het belang daarvan. Maar vaak is Rilke of Zweig ook zó esthetisch. We willen daar iets aards of iets pervers tegenover zetten.” De Man: “Rilke is prachtig, maar Rilke in de koeienstront is nog veel mooier.”

Is er nog veel veranderd aan de voorstellingen? De Man: “We moeten sommige voorstellingen die op locatie zijn gemaakt aanpassen voor de theaterzaal, maar ook inhoudelijk ontwikkelen ze zich.” Rietveld: “Sommige zinnen van Thomas Bernhard of Rilke begrijp ik nu zoveel beter gewoon omdat ik ouder ben en zelf kinderen heb. De humor blijft, maar de ondertoon is serieuzer.” De Man: “Het is ook leuk om ze achter elkaar te spelen; je kunt het ook een beetje bekijken als soap met personages die in verschillende stukken terugkomen.”

Rondom de voorstellingen wordt een extra programma verzorgd. “We vinden nagesprekken vervelend als ze over de voorstelling gaan”, zegt De Man, “Dus we hebben iets bedacht: we interviewen zelf direct na de voorstelling mensen die veel meer over het onderwerp weten dan wijzelf. Bijvoorbeeld Cherry Duyns, die naar Zuid Amerika is gereisd in het spoor van Stefan Zweig of Rilke-vertaler Ard Postuma.”

Klaar met de Oosterijkers zijn de leden van De Warme Winkel nog niet, maar inmiddels hebben ze een nieuwe obsessie: “We zitten nu redelijk diep in de Russen”, zegt De Man. “Vorig jaar maakten we een voorstelling over de dichter Boris Ryzhy en nu zijn we driftig Karel van het Reve aan het lezen. Oostenrijk gaat misschien meer over jezelf leren kennen door een spiegel te zoeken; Rusland gaat over jezelf leren kennen door je buurman op te zoeken.”

Verschillende voorstellingen van de Weense Herfst zijn nog t/m 8/10 te zien in Amsterdam.
Meer info op www.dewarmewinkel.nl

Interview Cees de Graaff

interviews — simber op 1 september 2011 om 23:33 uur
tags: ,

Wat achterstallige stukken. Een interview voor de programmakrant van De Brakke Grond.

Cees de Graaff is van beroep directeur. Hij werkte onder meer bij Dansgroep Krisztina de Châtel, Kunst en Cultuur Noord Holland en Arti & Amicitiae. Vanuit behoefte aan een breder perspectief  kwam hij terecht bij de Jeugdcircussen van Ethiopië en sindsdien is internationalisering  zijn stokpaardje. Inmiddels is hij directeur van de SICA. ‘Ik ben ervan overtuigd dat cultuur meer is dan een hangplek voor de rijken.’

De Graaff is een bevlogen man, en daarbij een die zich de beleidstaal volkomen eigen heeft gemaakt. In zijn kantoor, ver achterin Felix Meritis, heeft hij het over ‘techniek’, ‘gereedschap’ of ‘instrumenten’, metaforen die moeten suggereren dat het internationaal cultuurbeleid veel concreter is als gemiddeld gedacht wordt. ‘De kennis van de SICA is niet alleen maar inhoudelijk’, zegt hij, ‘We investeren liever in relaties dan in bakstenen.’

Hij werkt nu een jaar bij de SICA. ‘Mijn eerste taak is hier samenhang brengen in onze doelstelling en taken. De SICA was toch een beetje een stapeling van projecten. We hebben een aantal basistaken, zoals het ondersteunen van de Nederlandse ambassades op cultureel gebied of de vraagbaakfunctie voor Nederlandse culturele instellingen die iets in het buitenland willen, maar daarnaast kiezen we zelf een aantal zwaartepunten. Zoals onze projecten in culturele hotspots als Rusland, Brazilië, Turkije en China.’

‘We zoeken steeds naar de combinatie van wat cultureel interessant en strategisch interessant is. Met die vier landen hebben we in de eerste plaats strategische motieven: Nederland wil betere betrekkingen met die landen en wij kijken welke culturele mogelijkheden er zijn om een  beter begrip bevorderen: waar gebeuren artistiek interessante dingen waar we bij moeten zijn?’

Continue reading “Interview Cees de Graaff” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity