Voorstuk ‘Heden Stad’ van Hotel Modern

interviews,Parool — simber op 18 oktober 2009 om 10:13 uur
tags: ,

“Wat is er toch met die kloterookmachine?!” Een groepje theatermakers probeert controle te houden over een begrafenisstoet, een carnavalsoptocht en een communistische demonstratie, maar in de enorme hoeveelheid afspraken over licht, geluid en beweging laat het rookapparaat het afweten.

Gelukkig zijn de optochten alledrie maar een voet hoog. Het zijn ingenieuze contructies van poppen op wieltjes, door middel van touwtjes en stokken voortbewogen door de spelers van Hotel Modern. De groep herneemt na tien jaar de voorstelling Heden Stad, waar ze een dag en een nacht uit het leven van een grote stad tonen. In een studio aan de historische Delfshaven in Rotterdam staan manshoge kartonnen dozen als een skyline van flatgebouwen, witbroden worden bussen, de mensen worden gespeeld door parfumflesjes, bananen en bierblikjes.

“Het is onze oervoorstelling”, vertelt Pauline Kalker na afloop van de repetitie, “De eerste keer dat we met maquettes op het toneel werkten. Met de voorstellingen erna hebben we veel nieuw publiek gewonnen die we deze voorstelling ook graag willen laten zien.” Dat publiek kwam af op bijzondere voorstellingen als De Grote Oorlog en Kamp waarin de groep maquettes combineerde met vingercamera’s en zo live animatiefilms maakte over de Eerste Wereldoorlog en de holocaust. Ze werden er wereldberoemd mee, en de voorstellingen spelen nog steeds, deze winter bijvoorbeeld in Moskou, Vancouver en Tokio.

“Het was heel verfrissend om deze voorstelling weer op te nemen”, zegt Arlène Hoornweg, “Het heeft een optimistische blik op de wereld, een zekere levenslust.” “Het is ons gelukt om een mooie wereld te scheppen met deze voorstelling”, vult Kalker aan, “het is goed om daarnaar terug te kijken na de heftige beelden uit de latere voorstellingen.” “De techniek werd ook veel belangrijker”, zegt Hoornweg. “Onze laatste voorstelling, Garnalen Verhalen, is state-of-the-art video-montage. Dit is ouderwetse poppenkast, je trekt aan een touwtje en een poppetje komt tot leven.”

Het opnemen van zo’n oude voorstelling heeft nogal wat voeten in aarde. De constructies en de digitale bestanden van de soundscape waren er nog -“we bewaren sowieso zoveel mogelijk”-, maar de videoregistratie laat niet alles zien. “Het blijft puzzelen”, zegt Herman Helle, “vooral wat betreft het licht. Sommige dingen moesten we opnieuw maken, maar het blijkt veel moeilijker dan tien jaar geleden om van die hele grote kartonnen dozen te vinden. Spullen worden blijkbaar anders verpakt.”

Helle maakte ooit maquettes voor architect Rem Koolhaas. Sporen van diens ideeën over stedelijkheid zijn terug te vinden in de voorstelling. Helle: “Lange tijd was de stad was een probleemgeval. Steden zouden dorpser moeten worden om mensen rust en ruimte te geven. Koolhaas zei juist dat steden werkten omdát ze chaotisch, druk en verstopt zijn. Hij pleitte voor méér dynamiek, meer hoogbouw. Zo’n veelkleurige stad wilde in deze voorstelling laten zien.”

“Omdat we nu weer tien jaar verder zijn ontwikkelt de betekenis van de voorstelling zich ook”, stelt Kalker: “Na 9/11 en door een term als ‘probleemwijken’ wordt die veelkleurigheid van de stad helaas negatief opgevat. Een van de torens in het decor is een minaret: toen een grappig exotisch element, nu bijna een politiek statement.”

“Maar het is in de eerste plaats een kijkspel”, zegt Hoornweg: “De  betovering van dag en nacht en het spel met lichtjes. En je mag zien hoe het gemaakt is; met herkenbare middelen laten we de hele wereld zien.” “Het gaat om de stad als personage”, vult Kalker aan, “Een levend wezen met gemoedstoestanden. Je moet het gevoel krijgen dat je op een wolkenkrabber staat en de hele stad ziet bewegen. En dat je een verrekijker hebt en je helemaal op één raam kunt inzoomen.”

Wat zijn eigenlijk de favoriete steden van de spelers zelf? Hoornweg noemt New York, Kalker Genua en Rome en alledrie noemen ze Hong Kong, waar ze deze zomer De Grote Oorlog speelden. Helle: “Het liefst zou ik willen dat Parijs, Rotterdam, Amsterdam, Rome en Hong Kong wijken waren van dezelfde stad. Maar uiteindelijk gaat het om de stad waar je je bed hebt staan.”

Heden Stad is van 20 t/m 24/10 te zien in Frascati. Meer informatie en kaarten op www.theaterfrascati.nl

Interview Janni Goslinga

interviews,Parool — simber op 18 september 2009 om 10:02 uur
tags: , , , ,

Een stuk over mannen die waardeloos vastgoed verkopen aan mannen die het niet kunnen betalen. Glengarry Glen Ross van David Mamet lijkt een actueel commentaar op de kredietcrisis. Toch is het stuk al bijna dertig jaar oud. Als enige vrouw tussen zes mannen speelt Janni Goslinga in de voorstelling van Toneelgroep Amsterdam die morgen in première gaat. “Je wilt er graag genuanceerd over denken, maar alle clichés over mannen en vrouwen en geld blijken waar te zijn.”

“Het is zeker ook een weelderige positie, zo in je eentje met die zes jongens”, lacht Goslinga een paar dagen voor de première in de bibliotheek van de Toneelschuur. “Repeteren met een groep mannen onder elkaar is ongecompliceerd: niet lullen maar doen. Maar het is ook lastig, want ik vertegenwoordig ‘de vrouw’ op het toneel, en dat kun je eigenlijk niet spelen.”

In Glengarry Glen Ross proberen vier makelaars bij een louche kantoor continu waardeloze vastgoedbeleggingen te verkopen aan goedgelovige klanten. Mamet schreef geen vrouwenrollen in het stuk, maar regisseur Eric de Vroedt gaf Goslinga twee kleine rollen en laat haar voortdurend aanwezig zijn op het podium, zodat ze een contrast wordt voor het gierende testosteron. “In het eerste deel ben ik een serveerster in een ultrahippe Aziatische loungebar, de droom van al die mannen, die hen troost en veiligheid geeft en over wie ze vieze grappen maken.”

“Later wordt ik een politievrouw”, zegt Goslinga: “Niet in uniform, meer een rechercheur van de afdeling financieel toezicht. Dan ben ik de nachtmerrie voor alle mannen, een vrouw met een hoge positie en een frigide bril.” Regisseur De Vroedt, vooral bekend van Mightysociety, zijn serie politiek geëngageerde voorstellingen, wil ook in deze voorstelling de Nederlandse actualiteit binnenhalen. “Die agente vindt ik een typisch Eric de Vroedt-personage”, verklaart Goslinga: “Een vrouw met een lichte burn-out die door zich aan de procedure te houden een vorm van beschaving probeert te handhaven, terwijl om haar heen de mensen elkaar afmaken. Het is de Hollandse poldermentaliteit: ze maakt het nog erger omdat ze niet ingrijpt.”

In de voorbereiding op de voorstelling spraken de acteurs met een verkoper van woekerpolissen die wroeging kreeg en onderzoeksjournalist werd. “Dat was wel confronterend”, vertelt Goslinga, “omdat in zijn werk bleek dat zoveel van die clichés over mannen en vrouwen zo vreselijk blijken te kloppen. De mannen in zo’n callcenter verkopen niet aan vrouwen, want die laten zich blijkbaar niet inpakken aan de telefoon. “Don’t pitch the bitch”, zeggen ze tegen elkaar. Ze spreken de mannelijke klanten aan op hun ego en dat werkt. Zelfs een van de acteurs in de voorstelling is zo een paar mille kwijt geraakt. Hij is “erin getrapt”. Zo noemen die verkopers het zélf.”

Is de crisis eigenlijk al voelbaar in de gesubsidieerde kunsten? “Nóg niet”, zegt Goslinga pessimistisch. “Ik heb natuurlijk een comfortabele positie, maar ik zie in mijn omgeving de subsidiepotten en de sponsoring wel minder worden. Als er te weinig geld is is kunst ineens luxe. Maar enger vind  ik het gevoel dat de bodem wegvalt: als we lucht verkopen aan wanbetalers, dan is alles alleen maar opgeklopte emotie. Dat werkt ook door in onze voorstelling: het zit vol met vaudeville en acts en verwijzingen. Het gaat óver spelen. De stijl van Eric past heel goed bij de manier waarop die mannen hun klanten bedotten. Het is allebei koorddansen zonder vangnet.”

Glengarry Glen Ross wordt gemaakt in het kader van TA2, een traject voor jonge regisseurs van Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur in Haarlem. Goslinga is er enthousiast over: “Het was vroeger heel moeilijk voor jonge regisseurs om bij Toneelgroep Amsterdam te werken. Er was altijd veel druk van het apparaat dat een groot gezelschap toch is: decor en techniek en de acteurs. Regisseurs klampten zich dan vast aan hun strenge concept en ik heb mezelf ook wel eens horen zeggen “maar zo doen wij dat niet.” Door het gebrek aan ruimte werden acteurs en regisseurs een karikatuur van zichzelf.”

Binnen TA2 kunnen regisseurs een paar jaar binnen Toneelgroep Amsterdam werken. Voorstellingen worden niet meteen voor de leeuwen gegooid in de Amsterdamse Stadsschouwburg, maar spelen in de Toneelschuur, met daarna een korte tournee. “Dat geeft veel meer ruimte. Misschien is het ook een nieuwe generatie regisseurs, die echt iets uit te zoeken hebben met acteurs. Het is fijn om met iemand van je eigen generatie te werken; je hebt het over andere films, over andere muziek. Je kan citeren uit Youtube filmpjes of verwijzen The Office. Met leeftijdgenoten heb je een ander referentiekader. Maar sowieso moet je als acteur met jonge regisseurs werken. Als je dat niet doet kun je net zo goed in je graf gaan liggen.”

Glengarry Glen Ross gaat morgen in première in de Toneelschuur in Haarlem. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Interview Ilay den Boer

interviews,Parool — simber op 3 september 2009 om 09:14 uur
tags: , ,

Met zijn eerste eigen voorstelling Eet Smakelijk werd hij meteen geselecteerd voor het Vlaamse Theaterfestival. De jonge theatermaker Ilay den Boer (Jeruzalem, 1986) is er nog een beetje beduusd van. En dan is Eet Smakelijk ook nog eens een een hyperpersoonlijk project, politiek geladen en met een bijzondere setting: een voorstelling aan een eettafel. Eet Smakelijk is vanaf morgen als speciale Vlaamse keuze ook op het Nederlands Theaterfestival te zien. “Ik gebruik mijn familie als middel om het over de situatie in Israël te hebben.”

Met twintig mensen zit je aan tafel. Den Boer stelt zich persoonlijk aan iedereen voor. Hij neemt ons mee naar de feestmaaltijd na zijn eigen Bar Mitswa in Jeruzalem. Toeschouwers krijgen de rollen van ooms, grootmoeders en andere familie. Den Boer vertelt over zijn moeder, haar beslissing om na de geboorte van haar zoon naar Nederland te vertrekken en zijn eigen beslissing om zijn Bar Mitswa –de rituele overgang van jongen naar man- in Jeruzalem te vieren, zijn moeizame verhouding met zijn geboorteland en het politieke mijnenveld waar je in belandt als je het over de problemen in het Midden Oosten wilt hebben.

“Het is fijn om te merken dat alle aandacht die bij zo’n festival hoort gaat over de thematiek en niet over mijn prestaties”, zegt Den Boer op een bankje in zonnig Brussel, waar Eet Smakelijk deze week te zien is. “Ik probeer in de voorstelling een bepaalde onmacht uit te drukken van een jong mens die een identiteit moet ontwikkelen. Oordelen is makkelijk. Ik wil laten zien hoe complex het is.”

En met succes. De voorstelling, begonnen als werkplaatsproduktie bij het Huis van Bourgondië in Maastricht, werd opgepikt, eerst als randprogramma bij Mightysociety6, toen door verschillende festivals, daarna de selectie voor het Vlaamse Theaterfestival en inmiddels liggen er uitnodigingen om de voorstelling te spelen in Duitsland. “Dat is natuurlijk enorm eervol. Toen ik werd geselecteerd was ik erg in de war. Ik dacht eerst dat ik tussen Johan Simons en Ivo van Hove zou staan, want dat associeerde ik met Het Theaterfestival. Toen ik de rest van de selectie zag begreep ik het beter. De Vlaamse jury heeft een specifiek inhoudelijk verhaal willen vertellen. De Nederlandse jury keek meer naar vakmatigheid.”

Zijn moeder was betrokken bij het project, hoewel zij ook het onderwerp is. “Het is minder pijnlijk dan het misschien lijkt. Ik gebruik mijn familie als vorm, als middel om het over iets anders te hebben. Ze worden personages die niet zo veel meer te maken hebben met de echte mensen. Niet alles wat ik vertel is waar. Maar ik wil een denkproces op gang krijgen. Hoe het is om een persoon te zijn binnen die ingewikkelde politieke situatie.”

“Iedere avond is anders: mijn  verhaal is hetzelfde, maar op een gegeven moment ga ik in gesprek met het publiek. Dat is een cruciaal moment, want het publiek zorgt voor de sfeer van de avond. Het kan extreme wendingen krijgen –een vader kreeg een keer tijdens de voorstelling ontzettende ruzie met zijn dochter over de thematiek- maar meestal gaat het heel makkelijk; door het samen eten, doordat ik mensen vraag om een aantal handelingen te doen, wijn in te schenken of een brief voor te lezen, ontstaat een open sfeer.”

Alsof het al niet bijzonder genoeg is om met je eerste voorstelling zoveel lof te oogsten, is Den Boer eigenlijk autodidact: “Ik heb twee jaar de opleiding Theaterdocent gedaan, maar dat was het niet voor mij. Ik heb lang in Frascati en De Brakke Grond gewerkt, en achter de bar in de Blincker. Daar zag ik wel vier of vijf voorstellingen per week. Discordia en ’t Barre Land leerden me veel over toneelspelen ookal begreep ik de eerste keren heel weinig van. Mightysociety2 van Eric de Vroedt was een eyeopener op het gebied van engagement: dat je wat je in de krant leest zo direct op het toneel kunt zetten.”

“Tegelijkertijd werkte ik met Lucas de Man en zijn stichting Nieuwe Helden. Wij willen allebei fictie in de realiteit injecteren en op die manier ontregelen en mensen aan het denken zetten. Zo kwam ik op dit plan, om iets te maken met mijn achtergrond, mijn familie en identiteit. In het begin was het heel ongericht. Toen kwam ik op het idee om er een reeks van te maken: zes voorstellingen over mijn familie met als titel Het Beloofde Feest: Eet Smakelijk over mijn moeder, op Festival Over het IJ maakte ik afgelopen zomer Janken en Schieten over mijn oma, mijn opa, vader, broertje en ik zelf komen de komende twee seizoenen aan de beurt.”

“Maar ik heb ook een lijstje met droomstukken die ik graag zou regisseren; Ghetto van Joshua Sobol of Ajax van Sophokles. Op een gegeven moment zal ik wel stoppen met ego-documenten.”

Te zien 4 t/m 6/9 in de Brakke Grond. Meer info op www.tf.nl en www.huisvanbourgondie.nl

Interview Susanne Kennedy

interviews,Parool — simber op 29 mei 2009 om 15:12 uur
tags: , , ,

De Engels/Duits/Nederlandse regisseuse Susanne Kennedy speelt vooral nieuwe toneelstukken van jonge Duitse of Engelse schrijvers. En af en toe een klassieker op eigenzinnige wijze, zoals afgelopen winter Hedda Gabler. In haar nieuwe voorstelling Parasieten, die 3 t/m 6 juni in Frascati staat, werpen de personages elkaar de meest verschrikkelijke verwensingen toe, maar ze blijven er stoïcijns en lijdzaam onder. “Ik heb afstand nodig om dichterbij te komen.”

Parasieten is een stuk van Marius von Mayenburg over een jonge man die na een auto-ongeluk in een rolstoel zit, zijn geliefde, haar zwangere zus en haar aanhankelijke en geweldadige vriend. In Kennedy’s regie wordt het een tergende maar intrigerende voorstelling van verlamde personages die elkaar leegzuigen, in een megadecor: een soort aftandse sauna met beige tegels en twee vitrines met levende vliegen erin.

In een Amsterdams café vertelt Kennedy wat haar aantrok in het stuk: “Ik liep al een tijd met deze tekst rond. Toen ik het voor het eerst las voelde het voor mij als iets fysieks, een stomp in m’n maag. Er zit geweld en een enorme hardheid in de taal. Ik wilde dat de voorstelling een vergelijkbare impact op het publiek zou hebben. Er zit een mooi citaat in van Ringo, de man in de rolstoel: “Iedere dag werpt de hemel een nieuw mens naar beneden op de aarde, verbrijzelt hem op de grond, als waarschuwing voor ons anderen, dat het einde nabij is.” Voor mij als regisseur is het de uitdaging om de toeschouwer dat verbrijzelen te laten voelen.”

Kennedy heeft in haar werk een voorkeur voor een zekere abstractie: “Als je zo’n heftige tekst gaat spelen met grote emoties en uitbarstingen dan wordt het bijna een opluchting, een uitlaatklep. Juist als je als toeschouwer niet krijgt voorgekauwd wat je moet voelen, moet je het zelf bedenken en dan komt het dichterbij. Het abstracte is een omweg om bij het fysieke uit te komen. Maar je moet die zwartgalligheid van de tekst ook niet te serieus nemen. Er zit een lichtpuntje in; kleine, subtiele knipogen.”

Sinds een paar jaar is Kennedy verbonden aan Het Nationale Toneel, dat zoals veel andere grote gezelschappen jongere makers opneemt om voorstellingen te maken waarmee ze klaargestoomd worden voor de grote zaal. Tussen de middelbare heren die daar de leiding hebben (Johan Doesburg, Frans Marijnen en Evert de Jager) is ze een vreemde eend in de bijt. “Het Nationale Toneel geeft mij op dit moment vrijheid, mogelijkheden en ondersteuning. Het is heel open, alles is bespreekbaar.”

“Het Nationale Toneel is ook een van de weinige groepen waar ik zo grootschalig kan werken. Eigenlijk is Parasieten al een grote zaal-voorstelling, maar dan in de kleine zaal. We hebben zelfs een extra bouwdag nodig om het enorme decor in Frascati 1 te proppen”, lacht ze. “Wat ook leuk is in Den Haag is dat het publiek een spannende mix is van oudere repertoireliefhebbers en jongere kunstzinnige types.”

Haar voorstelling Hedda Gabler, met Hedda als Amy Whinehouse-type die zichzelf al aan het begin van de voorstelling overhoop schiet, oogste nogal wat kritiek van datzelfde publiek: “Ik merkte dat er een groot verschil is tussen mensen die het stuk kennen en een interpretatie hebben van het personage en jongere bezoekers die blanco kijken,” verklaart Kennedy, “Het leek bij Hedda wel alsof mensen die weinig van theater weten er minder moeite mee hadden dan de kenners. Jonge mensen kijken veel minder vanuit de plot, ze zien het meer als installatie. Bij Parasieten is het publiek gemiddeld veel jonger. Sommigen zitten er naar te kijken als kippen naar het onweer. Binnen tien minuten weten ze al: hier ga ik niks van begrijpen. Er zijn ook best wat weglopers.”

Kennedy kwam acht jaar geleden naar Nederland om Theaterwetenschap te studeren. Pas na lang aarzelen durfde ze auditie te doen op de regie-opleiding. “Ik ging toen ik net in Nederland was veel naar De Brakke Grond, ik voelde me meer verwant met Vlaams theater dan met het Nederlandse. Ook nu nog heb ik het gevoel dat ik iets heel anders doe dan Nederlandse generatiegenoten. Ik ben een van de weinigen die werkt met bestaande teksten, de meesten doen helemaal hun eigen ding. En als ze repertoire doen, blijft het vaak hangen in psychologisch realisme. Ik zoek juist de abstractie. Die vind ik ook meer bij Duitse schrijvers. Bij hen wordt de taal zelf vormgegeven. Maar toen ik vorig jaar voor het eerst in Duitsland werkte, merkte ik dat ik zelf toch een Nederlandse regisseur geworden was. Ik vraag directheid en transparantie van van mijn acteurs, en ze moeten actief meedenken. Hier voel ik me Duits maar daar voelde ik me heel erg Nederlands.”

meer info op www.nationaletoneel.nl

Interview/voorstuk Merel de Groot

interviews,Parool — simber op 7 januari 2009 om 14:24 uur
tags: , , ,

“Mijn voorstellingen gáán niet ergens over” waarschuwt Merel de Groot alvast streng. De 27-jarige regisseur won in juni de Ton Lutz Prijs voor de meest veelbelovende afstuderende regiestudent. Dit weekend gaat haar afstudeervoorstelling Tot de Wereld in reprise in Bellevue, een verbazingwekkende performance die dans, theater, beeldende kunst, kinderspelletjes en mime combineert.

Ondanks de ongrijpbaarheid van de voorstelling kan De Groot helder vertellen over haar werk: “Het gaat mij om voorwaarden scheppen en speelruimte creëren voor de acteurs en daarmee voor het publiek. Toeschouwers zijn een vat vol beelden, ik wil ruimte creëren voor hen om hun eigen beelden in te projecteren. Sommige scènes zijn letterlijk tot op de millimeter geregisseerd, in andere delen zijn de spelers juist heel vrij. Het is zoeken naar de balans tussen die twee uitersten.”

In de voorstelling spelen de acteurs in een schijnbaar rommelig decor van plastic stoelen, enorme sokken en houtskooltekeningen van kunstenares Ank Daamen (die ook meespeelt) kinderspelletjes zoals Voetje van de vloer en Annemaria Koekoek, waarbij de spelers van de ene kant van de speelvloer naar de andere moeten zien te komen, zonder dat degene die ‘m is het ziet. Daar tussendoor zijn beeldende, fysieke tableaus, soms herken je schilderijen, meestal verbaas je je over de klaarheid ervan.

“De voorstelling gaat heel erg over de plastische realiteit”, verklaart De Groot, “Er wordt veel in gerend en de acteurs moeten dan hijgen en zweten. Maar tegelijk is er ook een verbeelde, verlangde werkelijkheid, de verwijzingen naar beeldende kunst. Voor mij zit de schoonheid in de beweging van het een naar het andere. We hebben veel naar beeldende kunst gekeken tijdens het maken. Met de spelers hebben we het werk van Joseph Beuys ontleedt, en Ank Daamen heeft ‘college’ gegeven over kwetsbaarheid. Het talent van spelers is dat ze deze beelden in zich opnemen en dat ze dan ineens voor je ogen de hele kunstgeschiedenis zichtbaar maken.”

“We hebben in de laatste week voor de première in juni een doorloop gedaan op de Dam, om de spelers weer een gevoel van vrijheid te geven. Daar, op de Dam, gaan we ook weer beginnen met het opnemen van de voorstelling. Het wordt niet echt een reprise. Ik wil liever verder denken dan herinneren. Je moet sowieso niet achteruit kijken bij theater maken.”

“De voorstelling is gemaakt voor Bellevue. Hechting met de ruimte en de organisatie is onderdeel van het werk. Ik wil dat de hele organisatie mee-ademt met de voorstelling – van de technici tot de kaartjesscheurders. Het moet zich niet in de wereld wringen, het moet de ruimte innemen die er is.”

De titel Tot de Wereld past goed bij een afstudeervoorstelling, waarbij een maker zich voor het eerst echt naar buiten richt. “Ik maakte eerst een voorstelling over de autonomie van de dingen. En ik bouwde een vlot op het dak van de Theaterschool als performance. En halverwege het maken vroeg ik me af: waar is de wereld? Ik was vooral bezig met de binnenwereld en begreep dat het nu tijd was om een statement te maken tót de wereld.”

Voor haar volgende voorstelling gaat De Groot weer verder. Na het extreem beeldende Tot de Wereld gaat ze in mei in het Groningse Grand Theatre een voorstelling maken die Woordenwoordenwoorden gaat heten. “Ik ga ervan uit dat mensen pas gaan praten als het ze tot híer zit. Het woord komt uit je lichaam gerold als het verlengde ervan. Je kan het er niet óver hebben, omdat spreken zelf zo’n daad is. Daarna ga ik een archeologische opgraving doen met zestig kinderen en duizend dingen.”

De Groot ziet zichzelf de komende jaren nog geen eigen groep beginnen. “Ik zie mijn zoektocht door het veld als het zetten van punten waar tussen ik heen en weer beweeg. Ik wil werken bij het Noord Nederlands Toneel, misschien Frascati of het Huis van Bourgondië. Pas aan het eind kan je de lijnen tussen al die punten verbinden en zie je wat mijn stijl is.

Interview Eric de Vroedt: “Ik ben op zoek naar het kwaad, en steeds kom ik bij mezelf terecht”

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 5 januari 2009 om 12:36 uur
tags: ,

Aanstaande zaterdag gaat Mightysociety6 in première, het zesde deel van Eric de Vroedt’s monsterproject van tien theatervoorstellingen over de staat van de wereld. Na stukken over spin-doctors, moslimterrorisme, globalisering en de jeugd van tegenwoordig, richtte De Vroedt zich voor het zesde deel op de oorlog in Afghanistan en de Nederlandse bijdrage daar. “Ik hoop dat ik voorbij de EénVandaag-blik op de oorlog raak, die alles terugbrengt tot overzichtelijke jaren ’50 proporties.”

Eric de Vroedt ziet er vermoeid uit, na een doorwaakte nacht waarin hij aantekeningen voor de technici moest uitwerken, naar aanleiding van de eerste doorloop gisteren. Het slaapgebrek blijkt geen invloed te hebben op zijn enthousiasme. In rap tempo pratend vertelt hij over het onstaan van zijn laatste voorstelling.

Mightysociety6 vloeit voort uit waar ik mee bezig was in deel twee en drie: de angst voor de islam, moslimterrorisme en de war on terror. Ik las een boek van Gilles Kepel, een Franse socioloog die vanuit zijn vakgebied kijkt naar conflicten binnen de Islamitische wereld. Hij haalt de dogma’s weg over Amerika en Israël en het Midden Oosten en trekt lijnen van Washington naar Saudi Arabië, naar Afghanistan en Israël en naar Westerse achterbuurten, steeds met oog voor het standpunt dat bepaalde groepen hebben en welke sociale positie ze daarmee krijgen of houden. Door hem kreeg ik veel meer oog voor de nuances en complexiteit van het Midden Oosten-conflict.

Continue reading “Interview Eric de Vroedt: “Ik ben op zoek naar het kwaad, en steeds kom ik bij mezelf terecht”” »

Interview Hedy d’Ancona

interviews,Theatermaker — simber op 5 januari 2009 om 11:51 uur
tags: , ,

Door: Simon van den Berg en Lorianne van Gelder

In september 2006 verscheen Uit!, het rapport van de commissie d’Ancona. De naamgeefster van de commissie is net 71, maar zit nog in meer dan tien besturen in de kunstensector. Van De Beierd in Breda, een nieuw museum voor graphic design tot theatergroep Huis aan de Amstel. Als oud-minister van WVC volgt ze haar opvolger op de voet “Kennelijk wil de huidige minister het imago hebben dat hij zijn mannetje staat tegenover dat softe gedoe van cultuur.”

Paniek in huize d’Ancona. Er is een dubbele afspraak gemaakt. Het jubileumconcert van het Concertgebouworkest is vandaag en niet over een maand. Maar haar aanwezigheid bij de opening van een kunstenaarsroute door Amsterdam Zuid staat al in de boeken. “Een paar maanden geleden is mijn tas gestolen, met mijn mobiele telefoon en mijn agenda, op die Italiaanse manier, met een scooter. Zo’n jongen sloeg de ruit van m’n auto in, de tas lag op de passagiersstoel. Nu prop ik hem dus diep achter me. Zo wordt je steeds meer streetwise, en tutteriger ook.”

Continue reading “Interview Hedy d’Ancona” »

Interview Mark Timmer

interviews,Theatermaker — simber op 17 november 2008 om 19:24 uur
tags: , , ,

Sinds begin dit jaar is Mark Timmer artistiek directeur van de fusie-organisatie Gasthuis-Frascati. Werkplaats Gasthuis in Amsterdam West, waar Timmer al sinds 2001 directeur was, en podium en productiehuis Frascati in de Nes groeiden al enige jaren naar elkaar toe. Eind september presenteerde de nieuwe organisatie zich. Een gesprek over lange lijnen, cruciale gesprekken en infiltreren in de stad.

Het eerste gesprek met Mark Timmer is een paar weken vóór Prinsjesdag. Er is nog veel onzekerheid over de financiering, er dreigen structurele problemen voor de productiehuizen in de Basisinfrastructuur en Timmer is een beetje terughoudend om er al te veel over te zeggen. Liever heeft hij het over de plannen voor Frascati en zijn fantastische nieuwe team. Maar voor die tijd moet hij toch het een en ander kwijt: ‘Vanuit de productiehuizen gezien is het afgelopen jaar een tamelijk destructieve exercitie geweest. We hebben lang het idee gehad dat we niet serieus zijn genomen. De gesprekken met subsidiënten zijn zeer vriendelijk, maar eigenlijk is het heel pijnlijk. Ze lijken niet langer je partners, er is geen historisch besef. Je ziet het bij alle overheden. Je zit steeds vaker te praten met de plaatsvervanger van de interim van een adjunct die met zwangerschapsverlof is. De belangrijke beleidsbepalers van diensten en de bepalende ambtenaren met passie en hartstocht, die zeggen ‘dat ga ik voor jou voor mekaar krijgen’ zijn verdwenen. Wellicht is het kunstenveld ook te groot en te onoverzichtelijk geworden, maar ik mis gesprekspartners om lange lijnen mee uit te zetten.’
Continue reading “Interview Mark Timmer” »

Interview Jeffrey Meulman

interviews,Parool — simber op 5 september 2008 om 10:35 uur
tags: ,

Vandaag begint TF, het jaarlijkse festival met hoogtepunten van het afgelopen theaterseizoen. Op deze derde editie kan het festival nog niet al haar plannen realiseren, maar directeur Jeffrey Meulman kijkt vooral vooruit: “TF moet uiteindelijk het Cannes van het theater worden.”

Jeffrey Meulman moet nog lachen als hij eraan terugdenkt: “Toen in mei de selectie bekend werd liepen de meningen uiteen van ‘de jury heeft zich gerehabiliteerd’ tot ‘de jury heeft zich gediskwalificeerd’. Dat is geweldig natuurlijk, we hebben belang bij de discussie.”

Nu had de jury, onder leiding van Raoul Heertje, ook geen voor de hand liggen de keuze gemaakt. De selectie bestaat vooral uit locatievoorstellingen van relatief onbekende theatermakers, zoals Win-een-auto.com van het Vlaamse gezelschap Bad van Marie of Haar leven, haar doden van De Veenfabriek, dat gespeeld wordt in een filiaal van de V&D rond sluitingstijd. Slechts één voorstelling van een groot Nederlands gezelschap werd goed genoeg bevonden: Romeinse Tragedies van Toneelgroep Amsterdam. “En eigenlijk is dat ook een locatievoorstelling, maar dan in de schouwburg”, meent Meulman.

“Ik heb me eerlijk gezegd niet aan mijn opdracht gehouden: officieel moet de jury hoe dan ook vijf voorstellingen in de grote zaal en vijf in de kleine zaal selecteren”, zegt Meulman, “Maar die criteria zijn drie jaar geleden opgesteld en toen hebben we geen rekening gehouden met de opkomst van het locatietheater. De jury was dit jaar erg eensgezind en zei: dit zijn de elf voorstellingen waar we vierkant achter staan.”

“Wat daarna in de commentaren is gebeurd is dat obscuur wordt verward met marginaal en ontoegankelijk. Ja, de voorstellingen zijn onbekend, maar ze zijn misschien wel publieksvriendelijker dan ooit. Ik vind het een avontuurlijke, leuke selectie.”

Nog meer avontuur kan het publiek beleven in het Fringe Festival dat in de marge van het ‘officiële’ festival plaatsvindt. “We houden voor de Fringe een open inschrijving; iedereen die een voorstelling heeft mag meedoen. De Fringe is vooral nodig om een soort gekte te brengen in de stad, energie en ondernemerschap. Jonge theatermakers moeten de bravoure hebben om iets te doen zonder subsidie en zonder de angst om afgerekend te worden door de recensenten.”

“Het leuke aan de zo’n aanpak is dat je heel snel kan zien wat er leeft onder een nieuwe generatie. Ze zijn onbevangen en overmoedig en maken weer performance-achtige voorstellingen. Deze generatie is heel erg bezig met jaren ’70 dingen.” Net als voor het hele festival ziet Meulman een grote toekomst voor de Fringe: “Het is een groot internationaal circuit, 80 festivals met eenzelfde soort spirit. We gaan dit jaar voor het eerst een Fringe Award uitreiken voor de beste voorstelling. En we willen de beste Fringe-voorstellingen uitwisselen met  Praag, Dublin en New York.”

Meulman erkent dat het festival nog niet al zijn pretenties kan waarmaken, maar kijkt consequent naar de lange termijn: “We zoeken nog de juiste vorm en we gaan de komende jaren nog heel veel veranderen aan het festival, misschien zelfs de naam. Wij zijn een openbaar experiment. Pas als in 2010 de Nieuwe de la Mar Theaters af zijn en de nieuwe zaal van de Stadsschouwburg er is heeft de festival de capaciteit die ik wil. Er zijn dan 3000 stoelen rondom het Leidseplein en je kunt dan vier grote zaal-voorstellingen per avond laten zien. Dan kun je genomineerden voor de Toneel Publieksprijs laten zien in de Nieuwe de le Mar theaters en de juryselectie in de Stadsschouwburg.”

“Ik wil dat het publiek van heinde en verre naar Amsterdam komt voor het theater. Maar dan moet je ook zorgen dat de toneelsterren veel bekender worden. Dat zijn uitdagingen waar ik over na wil denken. Hoe maak je het ècht groot?”

Interview hoogleraren theaterwetenschap: Maaike Bleeker en Kati Röttger

interviews,Theatermaker — simber op 15 november 2007 om 11:46 uur
tags: , , , ,

Sinds afgelopen seizoen heeft Nederland twee vrouwelijke hoogleraren Theaterwetenschap. In Utrecht staat sinds september 2006 de Amsterdamse Maaike Bleeker (1969) aan het hoofd terwijl sinds 1 maart de Duitse Kati Röttger (1958) in Amsterdam de scepter zwaait. Lorianne van Gelder en Simon van den Berg gingen op gesprek in Röttgers’ werkkamer aan de Nieuwe Doelenstraat in Amsterdam, over de “crisis” in het Nederlandse theater, “old girls” netwerken en de verhouding tussen wetenschap en praktijk. “Er wordt hier weinig over de grens gekeken”

Wat zijn voorstellingen die jullie onlangs hebben gezien waar jullie heel enthousiast over waren?

Bleeker
While we were holding it together van Ivana Müller. Het lijkt naïef en eenvoudig, een gimmick bijna, maar je blijft erover nadenken. Behalve als voorstelling is het ook iets dat als gedachtecontructie kan blijven doorspelen. Het heet dans, maar er wordt niet in bewogen. Je kunt je afvragen wat voor soort voorstelling het is. Ze gebruikt dans als een manier van denken, als een fysiek beginpunt. Dat vind ik fascinerend. Voor mij hoeft een voorstelling niet uitgebeelde filosofie te zijn, maar dit daagt mij uit om de filosofie toe te voegen en daartoe wordt ik graag uitgedaagd.

Continue reading “Interview hoogleraren theaterwetenschap: Maaike Bleeker en Kati Röttger” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity