Selectie Theaterfestival

Theatergroep De Warme Winkel en theatermakers uit Vlaanderen, dat zijn de smaakmakers van het toneel in Nederland. Dat beeld wordt bevestigd als je naar de selectie van het Nederlands Theaterfestival kijkt. De jury, onder leiding van de ooit acterende schrijver Arthur Japin, maakte afgelopen zaterdag de tien voorstellingen bekend die zij de beste van het afgelopen seizoen acht en die in september tijdens het festival nog een keer te zien zijn in de theaters rond het Leidseplein.

De Warme Winkel is met twee voorstellingen uitgekozen: Alma (een beeldende performance over Alma Mahler) en Viva la naturisteraçion, een voorstelling over naturisme, waarin de vijf spelers voornamelijk naakt op het podium staan, een coproductie met De Utrechtse Spelen. Vooral de selectie van Alma is opvallend: de voorstelling werd drie jaar geleden gemaakt op Oerol, en was afgelopen herfst slechts twee in Nederland keer te zien. Je zou de uitverkiezing kunnen zien als beloning voor het groeiende aantal reprises in Nederland, waarbij succesvolle voorstellingen, later worden hernomen zodat meer publiek de kans krijgt ze te zien.

Daarnaast telt de selectie drie voorstellingen uit Vlaanderen: Bedrog van Stan, Disisit van Benjamin Verdonck en Bloed & Rozen van Het Toneelhuis en regisseur Guy Cassiers, een nieuw toneelstuk van Tom Lanoye over Jeanne d’Arc en Gilles de Rais. Cassiers beleeft na zijn befaamde Proust-cyclus een nieuwe artistieke piek: zijn marathonvoorstelling naar het boek De man zonder eigenschappen van Musil staat binnenkort op het Holland Festival en had in deze Theaterfestivalselectie zeker niet misstaan.

Naast Bedrog van Pinter is er nog meer modern repertoire te zien in september: het Ro Theater werd uitgekozen met Millers De dood van een handelsreiziger en de jonge regisseur Paul Knieriem werd geselecteerd met Bernhards Am Ziel, een productie van de Toneelschuur met Marlies Heuer in de hoofdrol.

Amsterdams succes is er voor de vrije producent Hummelinck Stuurman, die geselecteerd werd met Oom Wanja waarin onder anderen Pierre Bokma en Hein van der Heijden meespelen, in regie van Gerardjan Rijnders en Husbands van Toneelgroep Amsterdam. Die laatste keuze is opvallend, want pers en publiek leken dit seizoen andere voorstellingen van TA, zoals In ongenade of Na de zondeval hoger te waarderen dan Ivo van Hoves bewerking van de film van John Cassavates.

De laatste uitgekozen voorstelling is Bimbo van mimegroep Boogaerdt/Van der Schoot, een fascinerend akelige verbeelding van de ‘pornificatie’ van de samenleving. Theater als het krassen van nagels op het schoolbord en dus bij uitstek geschikt voor het Theaterfestival dat naast mooie voorstellingen tonen toch ook discussie wil oproepen.

De selectie overziend rijst het beeld van een evenwichtige, degelijke keuze. De jury koos geen kleine, obscure voorstellingen, en vergat geen grote hits – of het moest De prooi zijn van Het Nationale Toneel, de voorstelling over de val van ABM Amro die dit seizoen het meeste media-aandacht wist te genereren. Bezoekers die in september voorstellingen gaan ‘inhalen’ zullen weinig te klagen hebben over het niveau en de diversiteit van het Nederlandse theater.

Daar staat tegenover dat je zonder moeite een aantal voorstellingen kan noemen die ook in de keuze zouden passen, zoals Mahabharata van Marjolein van Heemstra of Krenz van Willem de Wolf. Het reflecteert een theaterseizoen waarin de kwaliteit zeer hoog was, maar échte uitschieters (te) schaars.

Daar moet bij gezegd worden dat die uitschieters, zeker in de grote zaal, opvallend vaak Vlaamse voorstellingen zijn. Naast de eerder genoemde Musil-cyclus van Cassiers hoorden wat mij betreft ook het onvoorstelbaar weirde Robo-a-Gogo van Wayn Traub en het megalomane 300 el x 50 el x 30 el van FC Bergman tot de hoogtepunten van het seizoen. Helaas zijn die voorstellingen maar één of twee keer in Nederland te zien. Onder druk van bezuinigingen en publiekseisen schuiven Nederlandse gezelschappen langzaam naar het midden, terwijl in België de zucht naar avontuur nog groter is.

Dezelfde jury die deze selectie maakte, beslist ook over de acteursprijzen Theo en Louis d’Or. De nominaties daarvoor worden binnenkort bekend gemaakt.

Het Nederlands Theaterfestival vindt plaats van 30 augustus t/m 9 september. Meer info op ww.tf.nl

Where do we go from here; een beknopte wegenatlas voor het theater

beschouwingen — simber op 3 mei 2012 om 21:25 uur
tags: , ,

(Voor het tijdschrift Boekman, najaar 2011)

De economische crisis heeft de Londonse horeca hard geraakt. De sjieke, onbetaalbare toprestaurants blijven goede zaken doen, maar de eenvoudige middenklasserestaurants hebben het zwaar. Vele moeten hun deuren sluiten. Maar tegelijkertijd is er wat de Guardian een ‘food revolution’ noemt losgebroken. Food trucks rijden met hun mobiele keuken en restaurant naar de meest onverwachte plekken, mensen serveren eenvoudige maaltijden voor betalende gasten in hun huiskamer en gespecialiseerde koks duiken een keer per maand op in bevriende restaurants.

Nee, dit wordt geen verhaal over eten en ook geen verhaal over dat iedere crisis een kans biedt. Maar de parallel is duidelijk. Ook in de kunsten in Nederland is het crisis. En ook in de kunsten zullen als reactie de komende jaren nieuwe vormen als paddestoelen uit de grond rijzen. Hoe zien die nieuwe vormen eruit op het gebied van theater? En zullen die met name de kleinere theatergezelschappen kunnen helpen bij het verwerven van nieuwe inkomsten en zo hun voortbestaan?

Laten we om te beginnen eens kijken naar de huidige ontwikkelingen en die extrapoleren. Theatermakers zijn al tijden bezig met het verkennen van het terrein buiten de gebaande paden van de halfjaarlijkse nieuwe voorstelling. Voor een deel ligt dat op het gebied van het alweer een paar jaar hoogtij vierende ‘ervaringstheater’, waarbij het publiek niet langer veilig in het theaterpluche zit, maar meegenomen wordt op een intiemere, meer zintuigelijke reis. Voor een ander deel zijn het diverse vormen van vaak eenmalige theatrale happenings.

Maar ook in onderwerpkeuze zie je nieuwe ontwikkelingen. Het theater behandelt vaak de grote, meer abstracte thema’s als oorlog, verraad en waardigheid. Wat gebeurt er als theatermakers zich gaan bezighouden met veel concretere kwesties? Vanuit dit soort observaties kunnen we misschien een volgende stap maken. Is er een omslag denkbaar in het Nederlandse theater naar een aanpak waarin de voorstelling niet langer centraal staat, maar waarin een avond theater een verzamelterm is voor een nog veel bontere verzameling gebeurtenissen dan nu het geval is?

Om te beginnen het ervaringstheater. Dit beschrijft een genre waarin bezoekers vaak niet op een stoel in een theater zitten, maar bijvoorbeeld op een bed liggen in een eenvoudige hotelkamer, of achter een computer zitten chatten met hun blote voeten in het zeewater (beide voorbeelden uit voorstellingen van Dries Verhoeven), worden meegevoerd in in rondrijdende constructies (Boukje Schweigman) of met spelende kinderen mee wandelen (Alexandra Broeder). De trend lijkt inmiddels over zijn hoogtepunt heen – ervaringstheater is vaak extreem kleinschalig en dus duur om te maken – maar de invloed reikt ver.

Continue reading “Where do we go from here; een beknopte wegenatlas voor het theater” »

Silent planning; A letter from The Netherlands

beschouwingen,cultuurbeleid,english — simber op 13 maart 2012 om 22:33 uur
tags: , ,

(I wrote a follow-up to my first ‘Theaterbrief’ from The Netherlands for the wonderful people from TeaterTanken in Oslo, who last november invited me (along with Eric de Vroedt and Manja Topper) to explain what’s going on in The Netherlands for a surprisingly large and dedicated audience. They wanted to be kept up to date of the developments, resulting in this rather gloomy overview. Earlier today Nachtkritik published the German translation.)

It’s been a strange few months. In June the entire arts world stood united against the government’s austerity program and the arts cuts, but soon after the protest dissipated and the last few months everybody has been remarkably silent, if not to say apathetic. What you see is Dutch consensus-culture hard at work.

Artists like Johan Simons and Jonas Staal have warned about this for some time: the Dutch lack a mechanism to demonstrate their conflicts while leaving them intact. The strong urge to find middle ground, to dissolve our disputes, to working out solutions leaves us vulnerable to compromising our (moral) principles. Even the arts, which in other countries often are the natural arena for social conflict, are not immune to this predicament. “Noone speaks”, said Jan Joris Lamers –venerated innovator of the Dutch avant-garde theatre– in  an interview, “It seems like you would invalidate yourself by speaking.”

And so, after the anger was vented, all the artists and arts institutions quietly went to work on their grants applications. The big institutions needed to hand in their applications on February 1st, the applications of the small groups are due on March 1st. Some plans are still shrouded in secrecy, but most of the new projects and intentions are now becoming public.

Continue reading “Silent planning; A letter from The Netherlands” »

De Warme Winkel en de Oostenrijkers

beschouwingen,Theatermaker — simber op 2 november 2011 om 15:07 uur
tags:

“als iemand mij vraagt
waar het beste theater ter wereld is
dan antwoord ik altijd oostenrijk
ik zeg oostenrijk
waarop mensen altijd vragen waar in oostenrijk
en ik antwoord niet in oostenrijk
oostenrijk
oostenrijk  zelf is het
rijdt u naar oostenrijk zeg ik tegen al die mensen
en u komt in het allerbeste theater ter wereld”
Peymann in: Claus Peymann kauft sich eine Hose und geht mit mir essen van Thomas Bernhard (vertaald door Discordia)

Öst’reich raus! heette de serie voorstellingen waarmee theatergroep De Warme Winkel de afgelopen jaren haar naam vestigde. Vijf voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars, die zweefden tussen biografie, hommage en persiflage. Dit najaar zijn ze onder de titel Weense Herfst alle vijf weer te zien, zodat je niet alleen een scherp beeld krijgt van een groep die een eigen stijl ontwikkelt, maar die samen ook een opmerkelijk consistent idee over kunst uitdragen.

De Warme Winkel bestond al voordat de groep in 2006 Totaal Thomas maakte, hun eerste Oostenrijkse voorstelling. In 2003 maakten Vincent Rietveld en Joep van der Geest de voorstelling Afgehaakt/Afgehakt (gebaseerd op gesprekken met dakloze drugsverslaafden), aangevuld met Mara van Vlijmen speelden ze het muzikale en cabareteske AJAH (Als je alles hebt) en Slippertje op het nippertje op de zomerfestivals. Pas met het toetreden van Jeroen De Man tot de groep vindt De Warme Winkel de juiste samenhang.

Continue reading “De Warme Winkel en de Oostenrijkers” »

Het seizoen van de 200 miljoen; seizoensoverzicht 2010/2011

beschouwingen,Theatermaker — simber op 28 september 2011 om 09:21 uur
tags:

Het getal begon aan het eind van de zomer van vorig jaar al te gonzen: 200 miljoen. Dat zou het mooie ronde cijfer van de kunstbezuinigingen worden. En nadat op 30 september de kersverse premier Rutte zijn regeer- en gedoogakkoord presenteerde werd het ook het cijfer dat het hele seizoen 2010/2011 zou domineren.

Maar de cultuurkorting, hoe enorm ook en hoe keurig ook verpakt in een algemene bezuinigingsmantra, waren slechts de buitenkant. Achter de cijfers gaat een dieperliggend probleem schuil: een algehele legitimatiecrisis van de kunstsubsidies. Zelden zal er in een seizoen meer zijn geschreven over nut en wenselijkheid van overheidssteun voor cultuur, met als vaste ingrediënten de emotioneel moralistische verdediging van de kunstsector, de glibberige ratio van haar tegenstanders en het haatdragende en geborneerde reaguursels op internet.

Maar hoe zit dat met de kunstenaars zelf? Wat hadden die aan de discussie bij te dragen behalve verhitte postjes op Facebook of meer of minder doordachte opiniepagina-artikelen? Zou het kunnen dat theatermakers in hun eigen werk reflecteerden op de maatschappelijke deining en misschien zelfs de functie van kunst overdachten?
Het antwoord is vanzelfsprekend ja.

Het was opvallend hoe enorm veel kunstenaars er op het toneel te zien waren en dan bedoel ik niet de acteurs, maar als personage. Ik zag (semi-)biografische voorstellingen over de dichter Boris Rhyzy (het fantastische Poëten en Bandieten van De Warme Winkel), over filmmaakster Leni Riefenstahl (Amazones van Gerardjan Rijnders bij het Ro Theater), over de beeldend kunstenaars Basquiat en Warhol (Basquiat en Warhol van De Nieuw Amsterdam), over dichter Jan Arends (Pocoloco van de Tijdelijke Samenscholing) en over muzikant Fela Kuti (de musical Fela! in het Holland Festival).

Continue reading “Het seizoen van de 200 miljoen; seizoensoverzicht 2010/2011” »

Dutch arts cuts explained

beschouwingen,cultuurbeleid,english — simber op 24 juni 2011 om 01:42 uur
tags: ,

(I wrote this article this morning for the German website Nachtkritik (read it in German). I wasn’t going to publish this English version as it hasn’t been corrected by a native speaker, but I received some requests to read it asap, so here it is. I hope to replace it with an edited version over the weekend.)

Next Monday, the Dutch parliament will decide on severe cuts in the arts budget. The minority government, consisting of the liberal VVD and christian conservative CDA and supported by the populist, right wing PVV (headed by Geert Wilders), wants to decrease the arts budget from roughly 950 to 750 million euro. These cuts aren’t distributed evenly across the board. Especially the performing arts will be hit hard, with an estimated 46 procent budget cut.

Before getting into the details, causes and effects of this shrinkage, it is necessary to explain a little about the byzantine way Dutch arts funding is structured. The state currently takes responsability for a so called ‘basic infrastructure’: museums, large theatre, dance and opera companies, orchestras, some festivals and seperate institutions called ‘production houses’ where  young theatre makers can develop their work and which also function as focal points for the small and midsize theatre scene.

Those small and midsize theatre and dance companies themselves, as well as music ensembles are funded by the Performing Arts Fund, the government fund for the professional performing arts. Finally, the municipalities have their own agenda, supporting theatre venues, adding local money to nationally funded companies, or supporting their own local institution. Local communities contribute roughly 1.6 billion euro to the total public spending on the arts.

Anglo-Saxon model

From the day the right wing liberal party VVD won the national elections one year ago it was clear that the arts were in trouble. The VVD, headed by current prime minister Mark Rutte, announced early on in the campaign that severe cuts in the government budget were needed to recover from the banking crisis, and the arts would not be exempted. The populist PVV, whose support Rutte needed to form an administration, went even further and tapped into a long running vein of anti-elitist sentiment that has always run close to the mercantile Dutch heart. Geert Wilders labeled arts subsidies, along with foreign aid and the European Union, as “leftist hobbies”

It is vitally important to understand that in The Netherlands the debate about the arts between conservative and progressive sides never followed the traditional European line of classical vs. modern. Politician’s interest in the arts is traditionally dim, and in the last decade parties on the left found the arts useful if they could be applied to their agenda (art enlightens, brings people together, bridges gaps, etcetera) and the right wing considered art as a form of luxury, and artists should be able to survive in the market or find a more economically feasable profession.

When the latter formed the new government, autumn last year, they immediately announced public spending cuts of around twelve percent. The VVD has shifted from classic liberalism towards a staunch neoliberalism, with its focus on small government an lower taxes. The arts however were clipped further, with cuts to the amount of twenty percent. The arts are too dependent on government subsidies, the reasoning went, more could and should be gained from the audience, business sponsorships and wealthy patrons. “The arts have their backs to the audience and their open wallet towards the state”, Rutte was heard saying.

The implicit ideal was the Anglo-Saxon model: in Britain and the US the state plays a very minor role in arts funding, leaving it to the market and and charity. However Rutte’s administration was inconsistent. It announced for instance that the performing arts would no longer fall under the low VAT-tariff, which kept covering movie, circus and sports events. So on the one hand the arts should gain more from the market, on the other hand it was made harder for them to do so. This lack of alternative chances and the ongoing belittleing of the arts cause many artists to think that this isn’t just a change of policy, it’s retaliation.

Consequences

Over the last few months the consequences of the cuts have gradually become clear. State secretary (or sub-minister) Halbe Zijlstra, responsible for culture, has decided to salvage cultural heritage, meaning the heaviest load of the cuts will come down on the performing arts. There he largely spares the big institutions, like De Nederlandse Opera, Het Nationale Ballet, Holland Festival and Nederlands Dans Theater. Large theatre companies, like Toneelgroep Amsterdam, wil face cuts, but their existance is secured.

This focus on “top institutions” means that the terrain below it, the fertile fields of small and midsize companies, will be decimated. All production houses lose their funding and the budget of the Performing Arts Fund will decrease from 64 to 27 milion. Only when the fund makes its grant decisions next year will the full scale of this annihilation be graspable. But it is already clear that the internationally renowned domain of small scale avant-garde companies, like Veenfabriek, Omsk, Bambie, Wunderbaum, Orkater and Dood Paard, artists like Dries Verhoeven, Boukje Schweigman, Anouk van Dijk, Emio Greco and Krisztina de Châtel, and festivals like Oerol and Festival a/d Werf will take a very tough blow.

Furthermore Zijlstra decided to cut funding for Theater Instituut Nederland and the training institutes like DasArts and the Rijksacademie, claiming that he wanted government funding to contribute to art productions rather than institutions for support, promotion and postacademic education. Many tasks that used to be acknowledged as essential for a functioning arts field are now considered a responsability of the market or the arts themselves.

And the worst is yet to come: the municipalities have to cut their budgets too. The exact amounts will not be learned until later this year, but cuts in the arts expenses of around twentyfive percent are generally expected. This will hurt community services like music schools and libraries on top of arts institutions.

Monday, as parliament gathers, there will be massive demonstrations in The Hague. There will be sit-ins in museums, concerts, marches through the country, and white crosses on black – the unofficial logo for the protest – are already seen all over theatre facades and Facebook profiles. Public opinion however has not been very supportive. The framing of the arts as estranged form the audience and addicted to subsidies has been very succesful and government plans in other sectors – like health, education and pensions – are pretty serious as well.

Even if the protests have any impact on the political outcome it seems that the artistic landscape of the Netherlands wil be fundamentally changed. Large institutions will dominate, the midfield will be devastatet and young artists who just graduated will find very little opportunities. After the decisions have been made, and the protest have died out, the art world needs to pick up the pieces and face an enormous challenge: win back the support of the public and find a new relationship with the powers that be. That is a necessary, maybe even exciting task, but it is enormously sad if so much might be lost in the process.

Holland Festival: Christoph Schlingensief

Christoph Schlingensief, de bad boy van het Duitstalige theater, is dood. Vorig jaar augustus overleed hij, 49 jaar oud, aan longkanker. Zijn grillige werk staat nu centraal in het Holland Festival: zijn twee laatste voorstellingen, Mea Culpa en Via Intolleranza II, zijn te zien, en daarnaast worden een aantal van zijn recalcitrante films uit de jaren negentig vertoond in het Ketelhuis.

Nederland leerde Schlingensief pas laat kennen, toen hij al ongeneeslijk ziek was. Zijn eerste voorstelling over de strijd tegen kanker, Eine Kirche der Angst vor dem Fremde in mir, was in 2009 op het Holland Festival te zien; een even levenslustige als huiveringwekkende combinatie van Fluxus, gospel, Joseph Beuys, doe-het-zelf-religie en dierlijke doodsangst, met als hoogtepunt een toespraak door de zwakke Schlingensief zelf, een oproep tot liefde en luisteren.

Maar dit was al ver na zijn geruchtmakende stunts in Duitsland. In 1998 richtte hij als kunstwerk een politieke partij op voor werklozen en andere ‘van de maatschappij uitgeslotenen’, waarin iedereen op de kieslijst mocht komen om zo op zichzelf te kunnen stemmen. In hetzelfde jaar riep hij alle vier miljoen Duitse werklozen op om tegelijk te gaan zwemmen in een meertje bij Helmut Kohl’s buitenhuis, zodat het meer zou overstromen en het huis onder water zou komen.

Continue reading “Holland Festival: Christoph Schlingensief” »

Beschouwing: Dea Loher

beschouwingen,Theatermaker — simber op 16 maart 2011 om 00:34 uur
tags: , , ,

Eind maart zijn er tegelijk vier stukken van de Duitse toneelschrijfster Dea Loher te zien. Het Ro Theater organiseert een Loher-festival rond de nieuwe  voorstelling Dieven en twee hernemingen van oude voorstellingen van Alize Zandwijk, Onschuld en Het Laatste Vuur. En tegelijk speelt Toneelgroep Maastricht in eigen huis een ouder stuk, Klara’s Affaires. Waar gaan haar stukken over, en waarom roepen ze ineens zoveel animo op?

In Duitsland hoort Loher inmiddels tot de gevestigde toneelschrijvers, zeker sinds ze rond 2003 een artistiek verbond sloot met regisseur Andreas Kriegenburg. In 2008 werd Het Laatste Vuur door Theater Heute uitgeroepen tot beste stuk van het jaar en won ze er de prestigieuze Mülheimer Dramatikerpreis mee. In 2010 werd Diebe (door Kriegenburg geregisseerd bij het Deutsches Theater in Berlijn) uitgenodigd voor het Theatertreffen.

Loher (1964) groeide op in het uiterste zuiden van Duitsland als dochter van een boswachter. In haar ouderlijk huis stond geen boekenkast maar een wapenrek en regelmatig lag een kadaver leeg te bloeden in de badkuip. Ze studeerde Duits en Filosofie in München, en kwam pas serieus in aanraking met theater toen ze in 1990 ‘scenisch schrijven’ ging studeren in Berlijn, een opleiding die geleid werd door Heiner Müller.

Loher is een schrijfster die zich goed bewust is van de ontwikkelingen in het theater. Ze schrijft geen voorstellingen, maar teksten als grondstof. In Onschuld zijn twee personages ‘zwarte immigranten’, maar meteen zegt ze erbij: ‘Als Elisio en Fasoul door zwarte acteurs gespeeld worden, dan alsjeblieft, omdat het voortreffelijke acteurs zijn, en niet om een authenticiteit af te dwingen, die misplaatst zou zijn.’ De artistieke dialoog met Kriegenburg is volgens Loher ook zo succesvol omdat zij keer op keer poogt iets te schrijven dat onmogelijk op het toneel te zetten is , wat hem op zijn beurt toch lukt, wat haar uitdaagt om verder te gaan.

Continue reading “Beschouwing: Dea Loher” »

René Pollesch: afgelast, maar misschien sowieso te goed voor Nederland

beschouwingen,buitenland — simber op 20 oktober 2010 om 18:33 uur
tags: , , ,

Geschreven voor digitale festivaldagkrant DeDodo, tijdens De Internationale Keuze in september. Zie daar ook voor het commentaar van Annemie Vanackere

De komende dagen zou op De Internationale Keuze de voorstelling Der perfekte Tag – Ruhrtrilogie Teil 3 van de Duitse regisseur René Pollesch spelen. Maar helaas, de belangrijkste speler, Fabian Hinrichs, heeft zijn been gebroken en de voorstelling moest worden afgelast. Wat lopen we nu mis?

De afgelopen jaren zag ik in Berlijn een aantal voorstellingen van René Pollesch. Kan ik ook maar enigszins navertellen waar die zo over gingen? Ehhm, nee. Maar was het geestig, intelligent en soms briljant theater? Zeker!

Allereerst de titels. Voorstellingen die ik zag heetten Darwin-Win & Martin Loser-Drag-King & Hygiene auf Tauris, Liebe ist kälter als das Kapital of Ich schau dir in die Augen, geselschaftlicher Verblendungszusammenhang. De voorstellingen zijn al net zo eclectisch, speels en overdadig. Pollesch gebruikt sociologische theorieën, gortdroge economische analyses en ander bijzonder on-theatraal basismateriaal voor zijn teksten en laat de acteurs die dan weer in een over-the-top theatrale setting uitbraken. De ene keer in ruisende Biedermeierjurken met een bordkartonnen deuren-decor, dan weer met het publiek op het toneel de enorme publieksruimte van de Volksbühne in kijkend.

In zekere zin is het anti-theater wat Pollesch maakt. Er is geen illusie, geen representatie. In het gebruik van basismateriaal wat niet tot het standaardrepertoire voor het theater behoort, is hij een typische representant van de studie ‘toegepaste theaterwetenschap’ in Giessen, waar hij in 1989 afstudeerde. Ook documentairetheatergroep Rimini Protokoll en performancekunstenaars She-She-Pop komen daarvandaan. Soms gebruikt Pollesch wel toneelstukken –het liefst 19e eeuwse boulevardkomedies- maar dan alleen als raamwerk van opkomsten en afgangen om zijn eigen abstracte tekstconstructies, die voor niet-Duitstaligen vaak moeilijk te volgen zijn, aan op te hangen.

In Pollesch wereld bestaat geen mainstream, alles is obscuur. Of het nu zijn filmcitaten zijn, de sociale theorieën die zijn personages prediken of de toneelstukken die hij verhaspelt. Maar de vormen zijn meestal wel herkenbaar. Hij maakt veel gebruik van televisieformats als spelshows, soaps.

Maar waar gaat het Pollesch nu eigenlijk om? “Ik wil geen verhalen vertellen. We thematiseren dat verhalen vertellen eigenlijk niets zegt”, zei hij een paar jaar geleden in een interview. Hij ziet zijn werk als een strijd tegen de “regulering van de werkelijkheid, de bevestiging van de sekseverdeling en de normalisering van vooroordelen. Wij proberen met ons theater de positie van de blanke, heteroseksuele, mannelijke verteller ter discussie te stellen, die positie die altijd als ‘neutraal’ wordt gezien.” Verhalen die te ver van die norm af staan worden ‘onleesbaar’.

Dat is een ferme filosofische stellingname en eentje die politiek is op een niveau dat in het Nederlandse theater –met z’n ‘filmscripts die het moderne leven uitbeelden op een soapy manier’ aldus Joan Nederlof- nauwelijks lijkt te bestaan.

In zijn laatste voorstellingen lijkt Pollesch iets meer in te spelen op de actualiteit. Ich schau dir in die Augen, geselschaftlicher Verblendungszusammenhang, een solo van Fabian Hinrichs, is een complexe beschrijving van het idee van een ‘representatiecrisis’. In het theater hadden we die al; je kunt op het toneel eigenlijk niet meer serieus doen alsof je iemand anders bent – het publiek kent de alle toneelspeeltrucs al. Maar nu is die er ook in de economie; we dachten dat ons geld, onze pensioenafdrachten of onze hypotheken iets representeerden, maar de crisis heeft ons geleerd dat dat een illusie was. Heeft de economie dat misschien geleerd van het theater, oppert Pollesch.

Het probleem is dat Pollesch’ voorstellingen gebruik maken van een vocabulaire en een manier van denken die in Nederland niet gangbaar is. In onze media wordt niet verwezen naar academische theorie om vraagstukken in de maatschappij te beschrijven of te duiden. En ook het burgerlijke theater waar hij zich zo fel tegen afzet bestaat hier nauwelijks. Dat maakt zijn voorstellingen hier misschien wel ‘onleesbaar’.

Het is jammer dat we dat niet kunnen controleren, maar er is een troost: de Nederlandse theatergroep De Warme Winkel wil samen met Pollesch een voorstelling gaan maken. Ik kijk daar enorm naar uit. Want daarmee lijkt in ieder geval het taalprobleem uit de weg geruimd, en dan kunnen we kijken welke pijnpunten Pollesch in de Nederlandse situatie weet te raken.

Seizoensoverzicht 2009/2010

Artistiek zelfonderzoek is uit, maatschappelijke betrokkenheid is in. Toneel ging het afgelopen seizoen over nu en verklankte de stemmen van internationale auteurs van vandaag. Dertigers staan niet langer als jong en aanstormend aan de kant, maar eisen hun plek op en met succes. Jammer dat de relevantie van kunst juist nu zo zwaar wordt betwist door burger en politiek.

Het is niet specifiek voor afgelopen seizoen, maar wel een onmiskenbare ontwikkeling van de afgelopen jaren: expliciet geëngageerd theater is ín. Alweer vijf jaar geleden riep theatermaker Eric de Vroedt op tot ‘nieuw geëngageerd toneel’ en werd Ivo van Hove door Johan Simons berispt omdat je volgens hem in een tijd van geweld en terrorisme geen huwelijkskomedie van Ayckbourn kon spelen.

Dat hebben ze geweten. Anno 2010 trok de hele wereld op het schouwtoneel voorbij. Van burgeroorlog (Branden) tot duurzaamheid (Schwalbe speelt op eigen kracht) en van misdaadverslaggever Peter R. de Vries (Rashomon Effect) tot meisjesmoordverdachte Joran van der Sloot (Met Joran aan zee). Het theater was als een iets artistieker en soms meer intellectuele versie van de babbelprogramma’s op televisie waar het dagelijks nieuws voorbijtrekt en van commentaar wordt voorzien. Familiedrama’s in de huiskamer kom je op het toneel eigenlijk bijna niet meer tegen.

Continue reading “Seizoensoverzicht 2009/2010” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity