Gelezen: Grenzen aan de Kunst
Gelezen: Grenzen aan de Kunst; de vrijheid van expressie in relatie tot andere grondrechten van Winnie Sorgdrager. Uitgave ter gelegenheid van het afscheid van Winnie Sorgdrager als voorzitter van de Raad voor Cultuur
Door Simon van den Berg
Als gedenksteen voor haar afscheid als voorzitter van de Raad voor Cultuur schreef Winnie Sorgdrager een essay waarin ze de twee richtingen in haar carrière combineert: justitie en de kunsten. Het is een zeer mooi, maar nogal somber uitgevoerd boekje – met zilveren letters op een matzwarte achtergrond. Ook de inhoud stemt niet bepaald tot vrolijkheid.
Sorgdrager zet een aantal Europese rechtszaken op een rij waarin kunstenaars of musea werden aangeklaagd, omdat ze de vrijheid van expressie te ver zouden hebben doorgevoerd. Bijvoorbeeld de Turkse dichter Hüseyin Karatay die in zijn thuisland werd veroordeeld vanwege het publiceren van Koerdische vrijheidsliederen of de Nederlandse schilderes Kiki Lamers, wier foto’s van haar naakte kroost in Frankrijk werden aangezien voor kinderporno.
Het is algemeen aanvaard -en in sommige landen in de wet opgenomen- dat de kunst de vrijheid van meningsuiting verder mag oprekken dan de rest van de samenleving en Karatay werd dan ook de het Europese Hof vrijgesproken. Maar ook voor kunstenaars zijn er grenzen: Lamers werd veroordeeld tot acht maanden voorwaardelijk. Een van de argumenten voor deze uitzonderlijke status van de kunst is dat kunst slechts een klein publiek heeft en daardoor een verminderde impact.
Bij het onderzoeken van dit soort argumenten van de verschillende rechters valt een aantal dingen op. Zo zijn Nederlandse rechters niet zo snel geneigd om in de rechtszaal te bepalen wat kunst is en wat niet. In het buitenland -Sorgdrager geeft voorbeelden uit Oostenrijk en Frankrijk- worden soms juist getuige-deskundigen ingeschakeld om hun mening te geven over het artistieke gehalte van een gewraakt werk.
Omdat Nederlandse rechters zich niet in artistieke discussies willen mengen moeten ze soms vreemde kronkels maken om de uitzonderingspositie van de kunst toch te handhaven. Een voorbeeld is de rechtszaak rond de inbeslagneming van een foto van een naakte man met een erectie en een baby die tentoongesteld werd in het kader van het Holland Festival, maar door de politie beschouwd werd als kinderporno. De Hoge Raad deed geen uitspraak over het kunstgehalte van de foto, blijkbaar omdat dat uit de context van de tentoonstelling al bleek. De Raad vond wel dat omdat de man de vader van de baby was en de moeder de fotograaf dat de foto niet schadelijk was voor het kind. Dat is vreemd, omdat seksueel geladen foto’s kinderen gemaakt door hun ouders in andere gevallen wel strafbaar zijn. De rechter gebruikte dit argument echter om het kunstwerk terug te geven.
Bovengenoemde foto is niet opgenomen in het boekje, dat is geïllustreerd met afbeeldingen van omstreden kunstwerken zoals de plasseks-poster van Andres Serrano, Kabouter Buttplug van Paul McCarthy en een still uit de film Submission. Het interessante aan veel van de illustraties is dat het voorbeelden zijn van controverse rond kunst die juist niet voor de rechter is uitgevochten. De afgelasting van Aïsja, het door de producent ingestelde vertoningsverbod van Submission en de rellen rond de Deense cartoons suggereren dat in de strijd tussen extremistische groeperingen en kunstenaars de rechter überhaupt geen rol speelt.
Pas helemaal aan het eind komt Sorgdrager tot de conclusie dat de staat misschien vaker de kunst moet beschermen tegen het volk, in plaats van het volk tegen de kunst. Het is een nogal magere afsluiting, vooral omdat ze duidelijk maakt dat ze sceptisch is over de mogelijkheid dat burgemeesters een grote politiemacht zullen inzetten om een controversiële voorstelling of vertoning mogelijk te maken. De cynische werkelijkheid is dat extremistische groeperingen meer belang en invloed aan de kunst toekennen dan de rechtsstaat.