Reportage community theatre: ‘De Wasserette’
Geschreven voor Tijdschrift Theater!
Half negen op een regenachtige avond in Amsterdam Noord. Buurtcentrum ’t Crat puilt uit. Mensen willen wel koffie, maar ze zijn een beetje beschroomd om naar de bar te gaan. Daarvoor zouden ze namelijk de grote lege ruimte moeten oversteken die vanavond is aangewezen als toneel.
Hier begint even later de nieuwste aflevering van De Wasserette, een theatrale buurtsoap die kort geleden haar tweede seizoen in ging. In een half uurtje worden de belevenissen van de familie Reus, eigenaar van wasserette De Witte Reus uit de doeken gedaan. Acteur en schrijver Rogier Schippers speelt Koos, een melancholieke middenstander, die met zijn vrouw Yvon (Huug van Tienhoven in drag) de wasserette draaiende wil houden. Zijn hond Tarzan, gespeeld door de jonge acteur Martijn Crins, geeft bijtend commentaar op de situatie.
Ze drinken advocaat met slagroom, vouwen lakens, tappen schuine moppen, vertellen over hun verlangens en vechten elkaar de tent uit. Deze aflevering van De Wasserette laveert tussen weemoedig en plat, is grappig en kort: een half uurtje. Jef Hofmeister begeleidt op accordeon het eindlied Aan de zonzij van het IJ.
‘Toegepast Theater’ noemt Schippers het na afloop. Hij raakte met zijn muziektheatergroep Het Volksoperahuis bij het project betrokken toen Chris Keulemans hem broeg eens na te denken over een theatraal community project. Keulemans is artistiek directeur van de Tolhuistuin, een paviljoen met tuin dat onderdeel was van het enorme Shell-terrein in Amsterdam Noord, recht tegenover het Centraal Station. Nu Shell het terrein verlaat komen er woningen, bedrijven en culturele instellingen (bijvoorbeeld het Filmmuseum). Keulemans fungeert als kwartiermaker voor culturele instellingen, maar vooral ook voor publiek. En zo werd de Tolhuistuin deze zomer ineens een hotspot voor hippe Amsterdamse feestjes.
Maar Keulemans, die inmiddels zelf in de buurt woont, wilde ook iets doen voor de oorspronkelijke bewoners. Een community art project op basis van verhalen van buurtbewoners. Die verhalen kennen een paar terugkerende thema’s, vertelt Schippers een paar dagen later aan de telefoon: “De woningbouwverenigingen doen grootschalige renovaties en veel oorspronkelijke bewoners moeten hun huis verlaten, zonder garantie dat ze terug kunnen komen in hun buurt. En er is in Noord een grote instroom van mensen uit andere culturen en uit andere plekken in Nederland. Kortom, er zijn veel verhalen over vertrekken en aankomen.”
Koosje Laan verzamelt de verhalen. Ze spreekt mensen aan op straat of in cafés. “Het duurt even om hun vertrouwen te winnen, maar uiteindelijk willen de meeste mensen graag hun verhaal kwijt.” Soms heeft ze meerdere gesprekken met één persoon. Ze neemt veel op: “Ik wil graag zo precies mogelijk opschrijven wat mensen zeggen, hoe ze formuleren, welke woorden ze gebruiken. Vaak duiken zinnetjes van bewoners letterlijk op in de voorstelling.” Schippers: “Ik wil het verzamelen niet zelf doen. Ik wil de vrijheid hebben om van het basismateriaal theater te maken zonder dat mensen achteraf tegen me gaan zeggen: wat heb je met m’n verhaal gedaan?
Laan levert de verhalen steeds op donderdag aan. Op zondag schrijft Schippers op basis daarvan een script. ‘s Maandags om twaalf uur wordt dat in café Het Ponthuis gelezen door de acteurs en vanaf twee uur repeteren ze in ’t Crat. Schippers: “Ja, het is een snel proces. Dat is deels uit nood geboren: er is geen tijd en geld om langer te repeteren. Maar het zorgt ervoor dat je heel dicht op de actualiteit kunt zitten.”
De wasserette met haar bewoners zorgt voor een helder stramien van de afleveringen en de vaste groep acteurs is duidelijk goed op elkaar ingespeeld. “Het is leuk dat het ook min of meer bekende gezichten zijn. Van Tienhoven speelt in een bekende reclame, Crins heeft Camaretten gewonnen en met Rixt Leddy (die in GTST speelt) hebben we een échte soapie erbij. Af en toe heeft een acteur andere bezigheden en dan schrijf ik hem of haar voor één aflevering eruit. En soms hebben we gastacteurs, zoals volgende week Gonny Gaakeer.”
In het tweede seizoen willen de makers de gemeenschap verder betrekken. “We willen werken met lokale figuranten”, zegt Schippers. “Er zijn nu twee mensen op het toneel. Deze aflevering hadden ze nog niet zoveel te doen, het was meer om te wennen. Het is de bedoeling dat ze een steeds groter aandeel in de voorstelling krijgen. En we zijn nog op zoek naar amateurspelers die mee kunnen doen.”
Voor Schippers is er een duidelijk onderscheid tussen dit ‘toegepaste theater’ en zijn eigen werk: “In mijn autonome werk vertel ik mijn verhaal. Bij De Wasserette gaat het erom dat ik hún verhalen zo vormgeef dat ik het leuk vindt om te spelen, maar dat het wel impact heeft op hún leven. Maar alleen dit zou ik niet volhouden. Het is vooral veel energie géven. En ik maak nu eenmaal graag dingen die in mijn hoofd spelen.”
Maar de overeenkomsten zijn ook groot: “Met het Volksoperahuis maken we maatschappelijk geëngageerd theater. We analyseren de samenleving, maar dat doen we toegankelijk en met veel humor. We geloven dat je maar beter wel kunt lachen om de diep treurige of ernstige zaken in de wereld. En dat willen we hier ook doen: mensen laten lachen om wat er gebeurd, en ze misschien met een beetje nieuwe energie de wereld in sturen.”
“We zijn toch altijd op zoek naar klein drama in de samenleving. Met kunst kun je op die manier een beschouwing geven op diepzinnige zaken. En hier passen we dat toe op de doelgroep. Ik geloof echt dat je kunst op die manier kunt toepassen om een boodschap over te brengen, om contact te maken, en een klankbord te bieden.”
“Noord is een stugge buurt. Het duurt lang voordat je mensen hun vertrouwen hebt gewekt. Nu, heel langzaam, gaat het open. Nu in het tweede seizoen begint het impact te krijgen buiten de muren van het buurthuis. Dat is de kwaliteit van de Tolhuistuin: ze hebben een lange adem. En dat is hier essentieel.”